Provinciaal blad van Zuid-Holland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2019, 138 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2019, 138 | Verordeningen |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 30 oktober 2018, PZH-2018-664797069, tot vaststelling van de Subsidieregeling campussen Zuid-Holland (Subsidieregeling campussen Zuid-Holland)
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;
Gelet op artikel 3, tweede lid en zesde lid, onderdeel b, onder 2°, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;
Overwegende dat het wenselijk is Zuid-Hollandse campussen als brandpunten voor innovatie en ondernemerschap binnen het regionale innovatie ecosysteem te versterken;
Overwegende dat de te subsidiëren activiteiten in overeenstemming zijn met hoofdstuk I, artikel 26 of artikel 27 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
In deze regeling wordt verstaan onder:
innovatiecluster: structuren of georganiseerde groeperingen van onafhankelijke partijen (zoals innovatieve starters, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, maar ook organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, niet-commerciële organisaties en andere verwante economische spelers) die tot doel hebben innovatieve activiteiten te stimuleren door het delen van faciliteiten en de uitwisseling van kennis en deskundigheid te bevorderen, en door daadwerkelijk bij te dragen aan technologieoverdracht, netwerking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de ondernemingen en andere organisaties binnen het cluster;
onderzoeksinfrastructuur: faciliteiten, middelen en verwante diensten die door de wetenschappelijke gemeenschap worden gebruikt om op hun respectieve vakgebied onderzoek te verrichten, waarbij het gaat om wetenschappelijke uitrusting of sets wetenschappelijke instrumenten; kennisgebaseerde hulpbronnen zoals verzamelingen, archieven of gestructureerde wetenschappelijke informatie; ict-gebaseerde enabling infrastructuur zoals gridnetwerken, computers, software en communicatie, of iedere andere entiteit met een uniek karakter die onontbeerlijk is om onderzoek te kunnen verrichten.
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.1 geweigerd indien:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
In afwijking van het eerste lid worden, indien er sprake is van cumulering als bedoeld in artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, het percentage en het maximum, genoemd in het eerste lid, zodanig naar beneden bijgesteld dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die krachtens artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor deze regeling gelden, niet worden overschreden.
In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
wanneer met onderzoeksinfrastructuur zowel economische als niet-economische activiteiten worden verricht, wordt voor de financiering, kosten en inkomsten van elk soort activiteit een gescheiden boekhouding gevoerd, op basis van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen van kostprijsadministratie;
toegang tot de infrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10% van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld;
Subsidie die krachtens deze paragraaf wordt verleend bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 3.1 geweigerd indien:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
In afwijking van het eerste lid worden, indien er sprake is van cumulering als bedoeld in artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, het percentage en het maximum, genoemd in het eerste lid, zodanig naar beneden bijgesteld dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die krachtens artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor deze regeling gelden, niet worden overschreden.
In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
in afwijking van artikel 21 van de Asv, houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden baten en lasten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht, die gestaafd wordt met bewijsstukken die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn en legt de subsidieontvanger deze op verzoek over aan Gedeputeerde Staten;
de toegang tot de betrokken panden, faciliteiten en activiteiten staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend, hoewel ondernemingen die ten minste 10% van de investeringskosten hebben gefinancierd, preferente toegang kunnen krijgen op gunstigere voorwaarden, waarbij om overcom¬pensatie te vermijden, deze toegang evenredig is aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en deze voorwaarden publiek beschikbaar worden gesteld;
Subsidie die krachtens deze paragraaf wordt verleend bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.1 geweigerd indien:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
In afwijking van het eerste lid worden, indien er sprake is van cumulering als bedoeld in artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, het percentage en het maximum, genoemd in het eerste lid, zodanig naar beneden bijgesteld dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die krachtens artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor deze regeling gelden, niet worden overschreden.
In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
wanneer met onderzoeksinfrastructuur zowel economische als niet-economische activiteiten worden verricht, wordt voor de financiering, kosten en inkomsten van elk soort activiteit een gescheiden boekhouding gevoerd, op basis van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen van kostprijsadministratie;
toegang tot de infrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld;
Artikel 4.10 Prestatieverantwoording
De aanvraag tot subsidievaststelling gaat, naast het activiteitenverslag, vergezeld van een financieel verslag en:
Subsidie die krachtens deze paragraaf wordt verleend bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 5.1 geweigerd indien:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
In afwijking van het eerste lid worden, indien er sprake is van cumulering als bedoeld in artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, het percentage en het maximum, genoemd in het eerste lid, zodanig naar beneden bijgesteld dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die krachtens artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor deze regeling gelden, niet worden overschreden.
In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
in afwijking van artikel 21 van de Asv, houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden baten en lasten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht, die gestaafd wordt met bewijsstukken die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn en legt de subsidieontvanger deze op verzoek over aan Gedeputeerde Staten;
de toegang tot de betrokken panden, faciliteiten en activiteiten staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcom¬pensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld;
Artikel 5.10 Prestatieverantwoording
De aanvraag tot subsidievaststelling gaat, naast het activiteitenverslag, vergezeld van een financieel verslag en:
Subsidie die krachtens deze paragraaf wordt verleend bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 6.2 Werkingsduur en overgangsrecht
Deze regeling vervalt op 1 januari 2025, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling campussen Zuid-Holland.
Bij de Begrotingsbehandeling 2018 hebben Provinciale Staten een extra investeringsimpuls van 3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de versnelling van de ontwikkeling van campussen. Doel van de in te zetten middelen is het versterken van campussen aan de hand van concrete investeringen en maatregelen die bijdragen aan de doorgroei van de campussen. Met de Subsidieregeling campussen Zuid-Holland wil de provincie Zuid-Holland bijdragen aan de versterking en doorontwikkeling van een aantal Zuid-Hollandse campussen, door goede initiatieven op basis van een duidelijk kader door ons snel van de benodigde steun te voorzien.
Subsidiabele activiteiten in de subsidieregeling zijn (1) het realiseren van onderzoeksinfrastructuur, (2) de bouw en het upgraden van campusfaciliteiten en (3) de exploitatie van de campus.
Om de beschikbare middelen zo efficiënt en effectief mogelijk in te zetten wordt de Subsidieregeling campussen Zuid-Holland slechts beschikbaar gesteld voor de versterking van de campussen van ‘nationaal belang’, aangezien deze de belangrijkste bron van werkgelegenheid, innovatie en ondernemerschap zijn. In Zuid-Holland betreft dit de campussen Leiden Bio Science Park en TU Delft Campus. De paragrafen 2 en 3 van deze subsidieregeling hebben betrekking op de campussen Leiden Bio Science Park en TU Delft Campus.
Naast de focus op het Leiden Bio Science Park en de TU Delft Campus bevat de regeling aparte paragrafen die betrekking hebben op Space Campus Noordwijk. Space Campus Noordwijk is het perspectief voor de doorontwikkeling van het Space Business Park en ESTEC tot een internationaal georiënteerde locatie voor open innovatie, als onderdeel van de Europese en Nederlandse ruimtevaartsector. In dit perspectief vinden op deze locatie onderzoek, test en ontwikkeling, onderwijs en economische activiteiten plaats op het gebied van de ruimtevaart. Deze paragrafen zijn in de regeling opgenomen omdat de regeling een geschikt instrument biedt om (een deel van) de gereserveerde middelen voor de Regiodeal ESTEC te besteden. De paragrafen die betrekking hebben op Space Campus Noordwijk hebben een eigen deelplafond. De paragrafen 4 en 5 van deze subsidieregeling hebben betrekking op de doorontwikkeling van Space Business Park tot Space Campus Noordwijk.
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gehanteerd. Er is met het oog op de eenduidigheid van de regelgeving gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande wet- en regelgeving, voornamelijk de Algemene groepsvrijstellingsverordening. De genoemde begripsbepalingen spreken over het algemeen voor zich. Met betrekking tot de volgende begrippen volgt hieronder nog een nadere toelichting:
In dit artikel is een limitatieve opsomming gegeven van activiteiten ten behoeve waarvan gedeputeerde staten subsidie kunnen verstrekken.
Dit artikel betreft de kring van aanvraaggerechtigden. De aard van de rechtspersoon is niet verplicht voorgeschreven. Natuurlijke personen komen niet voor subsidie in aanmerking.
De beslistermijn om te beslissen op een subsidieaanvraag bedraagt conform het Uniform Subsidiekader (USK) dertien weken.
Het minimum subsidiebedrag van € 50.000,00 in onderdeel a, is opgenomen ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen. Het maximumbedrag van € 500.000 is opgenomen om aanvragen te weigeren waarmee meer wordt aangevraagd dan mogelijk is binnen deze paragraaf. Deze bepaling kan in samenhang worden gezien met artikel 2.7 van deze regeling. Met de in onderdeel b genoemde weigeringsgrond wordt voorkomen dat de provincie een project dubbel subsidieert of anderszins financiert. Met de in onderdeel c genoemde weigeringsgrond kan worden voorkomen dat een rechtspersoon in financiële moeilijkheden subsidie ontvangt. Op grond van de Algemene groepsvrijstellingverordening is dit niet toegestaan.
Daarnaast kan ook afwijzend op een aanvraag worden beslist op grond van artikel 4:35 van de Awb. Artikel 4:35 van de Awb bevat een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende gronden waarop een subsidieaanvraag kan worden geweigerd. Het gaat daarbij zowel om gronden met een preventief karakter (bijvoorbeeld dat er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden) als om gronden die verband houden met gebeurtenissen die zich reeds hebben voorgedaan (zoals de verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens in het kader van de aanvraag).
In dit artikel is bepaald aan welke eisen moet worden voldaan om voor subsidie ingevolge deze regeling in aanmerking te komen. Het belangrijkste vereiste is dat de onderzoeksinfrastructuur wordt gerealiseerd op het grondgebied van Leiden Bio Science Park of TU Delft Campus omdat deze paragraaf gericht is op het versterken van deze twee campussen. Het grondgebied van Leiden Bio Science Park betreft het gebied zoals opgenomen in het bestemmingsplan ‘Leiden Bio Science Park en station’ en het bestemmingsplan ‘Nieuw Rhijngeest-Zuid’. Het grondgebied van TU Delft Campus betreft het gebied zoals opgenomen in het bestemmingsplan ‘TU Midden en Noord’ (met uitzondering van bedrijventerrein Delfttechpark), het bestemmingsplan ‘Technopolis’ en het bestemmingsplan ‘Technopolis Clusters en Kamers’.
Het tweede vereiste vloeit voort uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening. De open toegang tot de faciliteiten is als vereiste opgenomen om open innovatie op de campus te stimuleren.
De subsidiabele kosten volgen uit artikel 26, vijfde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Het tweede lid is gebaseerd op overweging 23 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening en het derde lid op artikel 7, eerste lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
De hoogte van de maximale steunintensiteit van 50% volgt uit artikel 26, zesde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen, wordt de subsidie geweigerd indien toepassing van het eerste lid van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 50.000,00. Dit kan in samenhang worden gezien met artikel 2.4, onderdeel a, van deze regeling.
De aanvragen worden verdeeld op volgorde van ontvangst. Bepalend in deze verdelingsmethode is de datum waarop de volledige subsidieaanvraag is ontvangen en dus niet de datum waarop de aanvrager de aanvraag heeft verstuurd. Wanneer toewijzing van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond zou worden overschreden, geldt dat de onderlinge rangorde van die aanvragen wordt bepaald op basis van loting.
De bewaking van de voortgang van het project is belangrijk in die zin dat als er geen activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van de activiteit, de subsidieverlening op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd kan worden. Met de in onderdeel a en b van dit artikel opgenomen verplichtingen, is beoogd te waarborgen dat de subsidiabele activiteit de minimaal gewenste voortgang heeft.
De overige verplichtingen volgen uit het tweede, derde en vierde lid van artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Er wordt voor deze paragraaf afgeweken van de verantwoordingssystematiek van het Uniform Subsidie Kader(USK). Dit betekent dat bij het verzoek om vaststelling van alle subsidies, ongeacht de hoogte van het verleende bedrag, een financieel verslag overlegd moet worden. Dit vloeit voort uit de toepassing van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
De hoogte en wijze van bevoorschotting wordt niet geregeld in de Asv. Bij de invulling van deze bepaling is aansluiting gezocht bij de bestaande algemene subsidiepraktijk binnen de provincie.
Dit artikel betreft de kring van aanvraaggerechtigden. De doelgroep volgt uit artikel 27, tweede lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
De subsidiabele kosten volgen uit artikel 27, achtste lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Het derde lid is gebaseerd op artikel 7, eerste lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
De hoogte van de maximale steunintensiteit van 50% volgt uit artikel 27, zesde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen, wordt de subsidie geweigerd indien toepassing van het eerste lid van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 50.000,00. Dit kan in samenhang worden gezien met artikel 3.4, onderdeel a, van deze regeling.
De bewaking van de voortgang van het project is belangrijk in die zin dat als er geen activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van de activiteit, de subsidieverlening op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd kan worden. Met de in onderdeel a en b van dit artikel opgenomen verplichtingen, is beoogd te waarborgen dat de subsidiabele activiteit de minimaal gewenste voortgang heeft.
De overige verplichtingen volgen uit het derde en vierde lid van artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
In dit artikel is een limitatieve opsomming gegeven van activiteiten ten behoeve waarvan gedeputeerde staten subsidie kunnen verstrekken.
Op 6 september 2018 is de Regiodeal ESTEC ondertekend. Onderdeel van deze regiodeal is de doorontwikkeling van Space Business Park naar Space Campus Noordwijk. Space Business Park is het bedrijventerrein van 15 hectare gelegen in de gemeente Noordwijk voor ruimtevaart- en high tech-bedrijven. Space Campus Noordwijk is het perspectief voor de doorontwikkeling van het Space Business Park en ESTEC tot een internationaal georiënteerde locatie voor open innovatie, als onderdeel van de Europese en Nederlandse ruimtevaartsector. In dit perspectief vinden op deze locatie onderzoek, test- en ontwikkeling, onderwijs en economische activiteiten plaats op het gebied van de ruimtevaart.
Het minimum subsidiebedrag van € 125.000,00 in onderdeel a, is opgenomen ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen. Het maximumbedrag van € 1.500.000 is opgenomen om aanvragen te weigeren waarmee meer wordt aangevraagd dan mogelijk is binnen deze paragraaf. Deze bepaling kan in samenhang worden gezien met artikel 4.7 van deze regeling. De hoogte van het minimum en maximum subsidiebedrag is in deze paragraaf wijkt af van de bedragen zoals opgenomen in Artikel 2.4 van deze regeling. Reden van dit verschil zijn de beschikbare middelen voor de ontwikkeling van Space Campus Noordwijk en de aard en omvang van de verwachte projectvoorstellen.
In dit artikel is bepaald aan welke eisen moet worden voldaan om voor subsidie ingevolge deze regeling in aanmerking te komen. Het belangrijkste vereiste is dat de onderzoeksinfrastructuur wordt gerealiseerd op het grondgebied van Space Business Park Noordwijk omdat deze paragraaf gericht is op het versterken van deze campus. Het grondgebied van Space Business Park Noordwijk betreft het gebied zoals opgenomen in het bestemmingsplan ‘Estec en de Noordwijkse bedrijvenparken’.
Het tweede vereiste vloeit voort uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening. De open toegang tot de faciliteiten is als vereiste opgenomen om open innovatie op de campus te stimuleren.
De hoogte van de maximale steunintensiteit van 50% volgt uit artikel 26, zesde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen, wordt de subsidie geweigerd indien toepassing van het eerste lid van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 125.000,00. Dit kan in samenhang worden gezien met artikel 4.4, onderdeel a, van deze regeling.
Het minimum subsidiebedrag van € 125.000,00 in onderdeel a, is opgenomen ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen. Het maximumbedrag van € 600.000 is opgenomen om aanvragen te weigeren waarmee meer wordt aangevraagd dan mogelijk is binnen deze paragraaf. Deze bepaling kan in samenhang worden gezien met artikel 5.7 van deze regeling. De hoogte van het minimum en maximum subsidiebedrag is in deze paragraaf wijkt af van de bedragen zoals opgenomen in Artikel 3.4 van deze regeling. Reden van dit verschil zijn de beschikbare middelen voor de ontwikkeling van Space Campus Noordwijk en de aard en omvang van de verwachte projectvoorstellen.
De hoogte van de maximale steunintensiteit van 50% volgt uit artikel 27, zesde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen, wordt de subsidie geweigerd indien toepassing van het eerste lid van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 125.000,00. Dit kan in samenhang worden gezien met artikel 5.4, onderdeel a, van deze regeling.
Dit artikel geeft aan wanneer de regeling in werking treedt. Gedeputeerde Staten maken binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze regeling de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de Algemene groepsvrijstellingverordening, bekend. Deze gegevens blijven voor ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.
Dit artikel dat regelt wanneer de regeling vervalt wordt opgenomen om te voorkomen dat een regeling oneindig in werking blijft. Bij het vervallen van de regeling behoudt deze wel zijn werking voor aanvragen die zijn ingediend voor deze datum. De regeling behoudt hiermee ook zijn werking ten aanzien van aanvragen waarop al een besluit is genomen. Bijvoorbeeld een verlenings- of vaststellingsbesluit, maar ook een besluit om subsidie te weigeren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2019-138.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.