Eerste wijzigingsregeling Beleidsregel ontheffing luchtvaartgebruik terreinen Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 juni 2012 de Beleidsregel ontheffing luchtvaartgebruik terreinen Noord-Brabant hebben vastgesteld;

Overwegende dat na de inwerkingtreding van die beleidsregel er een aantal wijzigingen in wettelijke en beleidsmatige kaders zijn opgetreden;

Overwegende dat uit de in de afgelopen jaren met ontheffingen opgedane ervaringen gebleken is dat enkele beleidsopvattingen wijziging of verduidelijking behoeven;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe de Beleidsregel ontheffing luchtvaartgebruik terreinen Noord-Brabant wensen te wijzigen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

De Beleidsregel ontheffing luchtvaartgebruik terreinen Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    Onderdeel a komt te luiden als volgt:

    • a.

      NNB-gebied: gebied van het Natuurnetwerk Brabant als bedoeld in artikel 1.62 van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2012;

  • 2.

    In onderdeel c wordt ‘artikel 5.2.1, eerste lid’ gewijzigd in: artikel 5.2.2, eerste lid.

  • 3.

    In onderdeel d wordt ‘artikel 1, onder n, van de Natuurbeschermingswet 1998’ gewijzigd in: artikel 1.1, onder 1, van de Wet natuurbescherming.

 

B.

Artikel 2, onder c, komt te luiden

  • a.

    een specifieke ontheffing: ontheffing bij evenementen of projecten voor meerdere starts of landingen op één bekend terrein voor één dag met een maximum van 100 vliegbewegingen.

 

C.

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    In onderdeel a wordt “EHS-“ gewijzigd in: NNB-.

  • 2.

    De onderdelen b tot en met d worden geletterd tot c tot en met e.

  • 3.

    Er wordt een onderdeel toegevoegd luidende:

    • b.

      indien ontheffing wordt gevraagd om met een gemotoriseerd luchtvaartuig op te stijgen of te landen binnen een afstand van 1000 meter van de grens van een Natura 2000- of stiltegebied, tenzij kan worden aangetoond dat het geluidniveau op de grens van het stiltegebied en/of Natura2000-gebied, de waarde van 50 dB(A) LAeq, 24 uur, niet overschrijdt;

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Eerste wijzigingsregeling Beleidsregel ontheffing luchtvaartgebruik terreinen Noord-Brabant.

’s-Hertogenbosch, 18 december 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting op de Eerste wijzigingsregeling Beleidsregel ontheffing luchtvaartgebruik terreinen Noord-Brabant.  

Algemeen

Aanleiding voor aanpassingen

Na de inwerkingtreding van de beleidsregel voor TUG-ontheffingen in de provincie Noord-Brabant (op 23 juni 2012), is een aantal wijzigingen in wettelijke en beleidsmatige kaders opgetreden. Ook is uit de in de afgelopen jaren met ontheffingen opgedane ervaringen gebleken dat enkele beleidsopvattingen wijziging of verduidelijking behoeven. Een en ander heeft geleid tot bijstellingen op de volgende aspecten:

1. wijziging van begripsomschrijvingen;

2. wijziging van de inhoud van de specifieke ontheffing;

3. de mogelijkheid aanvragen (deels) te weigeren in verband met de afstand tot stiltegebieden en Natura 2000-gebieden;

4. diverse (redactionele) aanpassingen, waaronder aanpassingen in verband met de in werkingtreding van de Wet natuurbescherming;

Indien het om een inhoudelijke wijziging gaat, wordt dit in de artikelsgewijze toelichting toegelicht.

 

Mogelijke andere geldende wet- en regelgeving

Voor het starten en landen kunnen toetsingskaders van regelgeving met andere oogmerken van toepassing zijn, zoals de Wet natuurbescherming en de Zondagswet. Starten en landen kan bijvoorbeeld effect hebben op leefgebieden van beschermde diersoorten of gebieden die worden beschermd door de Wet natuurbescherming en de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. De houder van een TUG-ontheffing is ingevolge de Wet natuurbescherming verantwoordelijk voor het voorkomen van verstoring van beschermde diersoorten in de betreffende gebieden.

Afhankelijk van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente waar wordt gestart en geland, is het ook mogelijk dat een evenementenvergunning moet worden aangevraagd. Degene die de, eventueel verstorende, activiteit wil uitvoeren, zal zelf moeten onderzoeken of ook een ontheffing of een vergunning op grond van deze wetgeving nodig is.

De toepasselijke wet- en regelgeving bevat geen grond voor weigering van de gevraagde ontheffingen wegens strijd met een bestemmingsplan. De aanvrager zal zelf moeten toetsen of in het desbetreffende bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd is opgenomen dat een locatie niet mag worden gebruikt voor het incidenteel opstijgen en landen van luchtvaartuigen buiten een luchthaven.

In de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (RVGLT) zijn rechtstreeks werkende regels en eisen opgenomen ten aanzien van de start- en landingslocatie.

 

Handhaving

Gedeputeerde Staten handhaven op de voorschriften die bij de betreffende TUG-ontheffing zijn gesteld. Bij het niet naleven van de ontheffing kunnen Gedeputeerde Staten op basis van de Wet Luchtvaart (artikel 11.23, eerste lid), de Provinciewet (artikel 122, lid 2) of de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 5.3.2) instrumenten inzetten.

De regels voor het gebruik van het luchtruim door het luchtvaartuig en de regels met betrekking tot de vliegveiligheid uit de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen, worden gehandhaafd door de Inspectie Leefomgeving en Transport.

 

Vliegen boven woonbebouwing, natuur- en stiltegebieden

De provincie heeft geen bevoegdheid met betrekking tot het vliegen. Het vliegen is een verantwoordelijkheid van het Rijk. Van rijkswege zijn voorschriften gegeven voor het vliegen, teneinde de overlast in dichtbevolkte gebieden te beperken. Verder is in 2004 voor het vliegen een gedragscode voor het recreatief vliegen tot stand gekomen (“Verantwoord Vliegen” Gedragscode voor de Recreatieve Kleine Luchtvaart). Deze is door de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) en de Aircraft Owners & Pilots Association (AOPA) opgesteld. Op grond van die gedragscode is afgesproken, dat het recreatief vliegen boven natuurbeschermingsgebieden zoveel als mogelijk zou moeten worden vermeden. Voor vluchten met maatschappelijke of commerciële doeleinden geldt de gedragscode niet. De provincie is overigens geen partij bij deze gedragscode.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

De specifieke ontheffing

Een specifieke ontheffing betreft een ontheffing bij evenementen/projecten voor meerdere starts en/of landingen op 1 dag. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan rondvluchten tijdens een kermis of een luchtvaartvertoning. In de beleidsregel was bepaald dat een specifieke ontheffing kon gelden tot een maximum van een aaneengesloten periode van 3 dagen per terrein per jaar. In de praktijk is gebleken dat meer dan één dag te veel (geluid)hinder naar de omgeving oplevert. Datzelfde geldt voor ongelimiteerde vliegbewegingen. Een limitering tot één dag en een maximum aantal vliegbewegingen op die dag sluit aan op soortgelijke beleidsregels van andere provincies. Om die redenen is de specifieke ontheffing nu beperkt tot één dag met een maximum van 100 vliegbewegingen.

 

Onderdeel B

In dit artikel zijn een aantal omstandigheden genoemd die leiden tot weigering van een aangevraagde ontheffing. Het is niet wenselijk dat in de gehele provincie starts en landingen mogen plaatsvinden. Er zijn gebieden die extra bescherming nodig hebben. Om verstoring in natuur- en stiltegebieden zoveel mogelijk tegen te gaan geldt een ontheffing niet in de vastgestelde NNB-, Natura 2000-gebieden en de stiltegebieden. In lid 1, sub a wordt het landen en/of opstijgen met een gemotoriseerd luchtvaartuig in NNB-, Natura 2000- of stiltegebieden niet toegestaan.

Daarnaast is in de loop der tijd gebleken dat het gewenst is om Natura2000-gebieden en stiltegebieden extra bescherming te geven door het instellen van een bufferzone. In lid 1 sub b is een bufferzone van 1000 meter opgenomen waarbinnen een ontheffing in principe moet worden geweigerd, tenzij de aanvrager kan aantonen dat aan de geluidwaarde van 50 dB(A), 24 uur, LAeq op de grens van het stiltegebied en/of Natura2000-gebied kan worden voldaan.

De keuze van de minimale afstand tot de grens van het stiltegebied is gebaseerd op de richtwaarde van 50 dB(A) LAeq, 24 uur, zoals opgenomen in artikel 5.2.6 van de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant 2010 (hierna PMV). Het besluit tot verlenen of weigeren van een TUG-ontheffing is niet in de limitatieve opsomming in de PMV opgenomen. Deze beleidsregel beoogt dat met startende en landende luchtvaartuigen, die op basis van een TUG-ontheffing iets mogen, op dezelfde wijze wordt omgegaan als met de geluidbronnen die op grond van de PMV wel aan de richtwaarde moeten worden getoetst.

Voor het bepalen van de afstand van 1000 meter is uitgegaan van berekeningen van een worst casescenario, namelijk. de geluidsproductie van een lawaaiig type helikopter (Eurocopter EC135 T2). Daarmee is de afstand bepaald (afgerond op 1000 m), waarbij op de grens van het stiltegebied wordt voldaan aan de richtwaarde. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen een generieke TUG-ontheffing en een locatiegebonden TUG-ontheffing voor 2 landingen plus starts enerzijds, en een specifieke locatiegebonden TUG-ontheffing voor rondvluchten met 50 landingen plus 50 starts (100 vliegbewegingen) anderzijds. Indien een aanvrager aantoont dat in het specifieke geval waarvoor de TUG-ontheffing wordt aangevraagd, een kleinere afstand volstaat, kunnen Gedeputeerde Staten toestemming verlenen voor die kortere afstand. Dit kan bijvoorbeeld zijn in het geval van een stiller type helikopter of minder starts en landingen.

Uit onderzoek blijkt (o.a. Bureau Waardenburg, 7 februari 2011, rapport nr.10-180) dat een overvliegende helikopter op een hoogte van 300 m geen verstoring van de op de grond levende fauna geeft. Een bufferzone van 1000 meter is aangehouden om te voorkomen dat er verstoring optreedt in het Natura 2000-gebied als gevolg van het starten of landen van het luchtvaartuig. Hierbij is ook de geluidsproductie van de helikopter bepalend en zal deze op dezelfde wijze als hiervoor omschreven voor stiltegebieden, worden bepaald.

Deze gebieden en voor zover van toepassing de bufferzone van 1000 meter zullen worden weergegeven op een actuele provinciale kaart, die via de website van de provincie Noord-Brabant te raadplegen zal zijn.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter de secretaris

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven