Wijziging Beleidsregels Wet natuurbescherming provincie Drenthe

 

Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 11 december 2018, kenmerk 4.1/2018002857, team Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving, tot bekendmaking van hun besluit tot wijziging van de Beleidsregels Wet natuurbescherming provincie Drenthe

 

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op;

  • de artikelen 2.7, lid 2 en 6.1 van de Wet natuurbescherming;

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat;

  • het wenselijk is voor vergunningverlening onder artikel 2.7, lid 2 van de Wet natuurbescherming de uitgebreide voorbereidingsprocedure te volgen, en voor weigeringen en intrekkingen de reguliere procedure;

  • het wenselijk is de Beleidsregel Bewezen effectieve maatregelen Proeftuin Natura 2000 te integreren in de Beleidsregels Wet natuurbescherming provincie Drenthe;

  • het Flora- en faunabeleidsplan 2014 eist dat de beheerders van de (burger)luchthavens een beheerplan opstellen dat kan dienen als basis voor ontheffingverlening onder hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming, voor welk beheerplan wij beleidsregels moeten stellen;

  • invulling wordt gegeven aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1488, inzake hoger beroep inzake schade veroorzaakt door vogels aan zacht fruit, pit- en steenvruchten;

 

 

BESLUITEN:

 

 

 

de Beleidsregels Wet natuurbescherming provincie Drenthe, zoals vastgesteld bij besluit van 20 december 2016, kenmerk 3.3/2016005213, gepubliceerd in het Provinciaal Blad nummer 6940 van 23 december 2016, als volgt te wijzigen:

 

Artikel I

  • A.

    Paragraaf 2.4 komt te luiden:op de voorbereiding van de beschikking op een aanvraag om een vergunning ingevolge artikel 2.7, lid 2 van de Wet natuurbescherming verklaren Gedeputeerde Staten afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Voor een weigering of intrekking van een vergunning ingevolge artikel 2.7, lid 2 van de Wet natuurbescherming hanteren wij de reguliere procedure.

 

  • B.

    De toelichting op paragraaf 2.4 komt te luiden:vanaf de inwerkingtreding van de PAS (1 juli 2015) hanteert de provincie Drenthe de uitgebreide procedure voor aanvragen voor Natuurbeschermingswet 1998 vergunningen. Dit was geregeld in de beleidsregels 'Beleidsregel emissiearme huisvesting en toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure NB-wet-vergunningen'. Als gevolg van het vervallen van de Natuurbeschermingswet 1998 per inwerkingtreden van de Wet natuurbescherming is deze beleidsregel geactualiseerd.

 

In IPO-verband/DUO-overleg is met de provincies gezamenlijk afgesproken om vanaf 1 juli 2015 de UOV uit de Algemene wet bestuursrecht toe te passen bij aanvragen ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998. De reden hiervan is het terugdringen van de juridisering van het provinciaal bestuur, tegemoet komen aan het 'klantdenken' en bekorten van de rechtsbeschermingsprocedure doordat de bezwaarfase komt te vervallen. De Algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid om de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing te verklaren op de vergunningenprocedure uit de Wet natuurbescherming. De voorbereidingsprocedure heeft een aanvullende werking op de procedure van hoofdstuk 5 van de Wet natuurbescherming, waarin bijzondere regels zijn gegeven met betrekking tot de procedure vergunningverlening. Als gevolg van het van toepassing verklaren van de uniforme uitgebreide voorbereidingsprocedure ziet de procedure er straks als volgt uit. Op basis van een ontvankelijke aanvraag nemen Gedeputeerde Staten een ontwerpbesluit tot het verlenen of aanpassen van een Wet natuurbescherming vergunning, die zes weken ter inzage wordt gelegd. In deze terinzageleggingsperiode kunnen belanghebbenden een zienswijze indienen. Ingediende zienswijzen worden meegenomen in de definitieve besluitvorming. Belanghebbenden kunnen tegen het definitieve besluit beroep instellen bij de rechtbank Noord-Nederland.

 

Wij kiezen ervoor om weigeringen van een gevraagde vergunning en intrekkingen van vergunningen niet via de uitgebreide procedure te laten lopen. In die gevallen is er vaak maar één belanghebbende en zullen wij een besluit voorbereiden met een voornemen tot weigeren of intrekking die naar de belanghebbende wordt verstuurd. Vervolgens zal rekening houdende met de zienswijze van deze belanghebbende een besluit genomen worden waar bezwaar tegen ingediend kan worden.

 

De Wet natuurbescherming blijft van toepassing op de termijn voor het nemen van een besluit, zijnde dertien weken. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd met zeven weken. Dit is ten opzichte van de Natuurbeschermingswet 1998 een zes weken kortere termijn. Aangezien de uniforme uitgebreide voorbereidingsprocedure een zienswijzeprocedure kent van minstens zes weken, wordt in de praktijk de termijn voor het nemen van een besluit standaard worden verlengd naar totaal twintig weken. In jurisprudentie is aanvaard dat deze verlenging ongemotiveerd wordt aangekondigd bij de ontvangstbevestiging.

 

Artikel II  

 

  • A.

    Paragraaf 2.5 wordt ingevoegd, en komt te luiden:Bewezen effectieve maatregelen Proeftuin Natura 2000

Bij de aanvraag en bij de beoordeling van aanvragen voor vergunningen als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, Wet natuurbescherming kan gebruik worden gemaakt van de volgende effectieve maatregelen:

  • a.

    voor melkvee: automatisch gecontroleerde natuurlijke ventilatie, dakisolatie, of een combinatie van beide;

  • b.

    voor varkens: het verlagen van het ruw eiwitgehalte in voer voor kraamzeugen, guste- en dragende zeugen, biggen en vleesvarkens en het toevoegen van benzoëzuur aan voer van biggen en vleesvarkens;

  • c.

    voor vleeskuikens (pluimvee): het verlagen van het ruw eiwitgehalte in voer en het bijvoeren van hele tarwe.

    • B.

      De toelichting op artikel 2.5 wordt ingevoegd, en komt te luiden: bij de aanvraag en beoordeling van aanvragen in het kader van artikel 2.7, lid 2 van de Wet natuurbescherming kan gebruik worden gemaakt van het in deze beleidsregel vastgestelde maatregelenpakket. De onderliggende documenten van de ondersteunde effectieve maatregelen zijn te raadplegen op http://agriconnect.nl/.

 

Artikel III  

A Paragraaf 3.5 wordt ingevoegd, en komt te luiden:

Eisen faunabeheerplan (burger)luchthavens

  • 1.

    Een faunabeheerplan voor (burger)luchthavens binnen de provincie Drenthe beschrijft eenplanmatige, gecoördineerde en duurzame bestrijding van schadeveroorzakende dieren op luchthavens door grondgebruikers.

  • 2.

    Een faunabeheerplan bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      de omvang van het werkgebied van het faunabeheerplan;

    • b.

      een kaart waarop de begrenzing van het werkgebied van het faunabeheerplan is aangegeven.

  • 3.

    Voor wat betreft schadebestrijding bevat het beheerplan ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de wijze waarop de planmatigheid en de coördinatie van de uitvoering van schadebestrijding is gewaarborgd;

    • b.

      kwantitatieve gegevens van de diersoorten ten aanzien waarvan sprake is van schadebestrijding op luchthavens door grondgebruikers met inbegrip van verspreidingsgegevens over de aanwezigheid van de populaties in het betrokken gebied gedurende het jaar;

    • c.

      een onderbouwing van de noodzaak van schadebestrijding;

    • d.

      een beschrijving van de mate waarin de veiligheid van het luchtverkeer in de zes jaren voorafgaand aan het ter goedkeuring indienen van het faunabeheerplan zijn geschaad;

    • e.

      per diersoort een beschrijving van de handelingen die in de zes jaren voorafgaand aan het ter goedkeuring indienen van het faunabeheerplan, zijn verricht om het schaden van de in onderdeel b bedoelde belangen te voorkomen, alsmede, voor zover daarover redelijkerwijs kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn, een beschrijving van de effectiviteit van die handelingen;

    • f.

      per diersoort een beschrijving van de aard, omvang en noodzaak van de handelingen die zullen worden verricht om de schade zoals bedoeld in onderdeel d te voorkomen dan wel te beperken;

    • g.

      voor zover daarover kwantitatieve gegevens beschikbaar zijn, een onderbouwde inschatting van de verwachte effectiviteit van de in onderdeel f bedoelde handelingen;

    • h.

      een beschrijving van de wijze waarop de effectiviteit van de voorgenomen handelingen zal worden bepaald;

    • i.

      een gestructureerd plan waarin de inzet van passende en doeltreffende preventieve maatregelen wordt beschreven waarmee schade wordt voorkomen;

    • j.

      een beschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van het personeel op de luchthaven verantwoordelijk voor en belast met vogelaanvaringspreventie.

  • 4.

    Een faunabeheerplan voldoet voorts aan het navolgende:

    • a.

      gebruikte telgegevens van voorgaande jaren zijn gecontroleerd en gevalideerd;

    • b.

      relevante wetenschappelijke literatuur is gebruikt om conclusies te ondersteunen;

    • c.

      bronvermeldingen en referenties zijn conform wetenschappelijke richtlijnen op heldere en gestructureerde wijze vermeld en een literatuurlijst is aanwezig.

  • 5.

    In het faunabeheerplan voor (burger)luchthavens binnen de provincie Drenthe wordt aangegeven dat het plan een geldigheidsduur van ten hoogste zes jaren heeft.

 

B De toelichting op artikel 3.5 komt te luiden:

De regeling voor een faunabeheerplan sui generis voor (burger)luchthavens binnen de provincie Drenthe is afgeleid van de eisen die in paragraaf 4.4.2 van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe zijn gesteld aan een faunabeheerplan als bedoeld artikel 3.12, lid 1 Wet natuurbescherming die door de Faunabeheereenheid Drenthe wordt vastgesteld. Daarbij geeft de provincie, vanwege het belang van de bescherming van het vliegverkeer en vogelaanvaringspreventie, op voorhand een aantal aanvullende punten mee voor dit plan. Gedeputeerde Staten verlenen alleen rechtstreeks, in geval van het belang veiligheid van luchtverkeer, een ontheffing op basis van dit faunabeheerplan aan de luchthavenbeheerders van Groningen Airport Eelde of van vliegveld Hoogeveen. Deze bevoegdheid ontlenen wij aan artikel 3.17, lid 5 van de Wet natuurbescherming. In het Flora- en Faunabeleidsplan hebben Provinciale Staten uitdrukkelijk opdracht gegeven aan Gedeputeerde Staten om op dit punt beleidsregels op te stellen.

 

Het neerleggen van de bevoegdheid bij Gedeputeerde Staten om regels te stellen aan een faunabeheerplan voor luchthavens volgt uit het nadrukkelijk neerleggen van deze bevoegdheid door Provinciale Staten in het Flora- en Faunabeleidsplan.

 

Artikel IV  

  • A.

    Artikel 5.5, derde lid, wijzigt en komt te luiden:

    • 3.

      In afwijking van het tweede lid:

      • a.

        bedraagt het eigen risico 40% als het gaat om schade die is aangericht door vogels aan zacht fruit en pit- en steenvruchten;

      • b.

        wordt geen eigen risico ingehouden in de volgende gevallen:

        • i.

          schade die is aangericht in een ganzenrustgebied in de periode dat de schadeveroorzakende diersoort niet mag worden verontrust en gedood;

        • ii.

          schade die is aangericht in een Natura 2000-gebied in de periode van 1 november tot 1 april;

        • iii.

          schade die is aangericht door de wolf, das of bever.

 

  • B.

    Artikel 5.6 wijzigt en komt te luiden: 5.6 Gevallen waarin geen tegemoetkoming wordt verleendIn de volgende gevallen wordt geen tegemoetkoming verleend:

    • a.

      indien de schade is aangericht door een natuurlijk in het wild levende beschermde diersoort welke krachtens artikel 3.15, eerste lid van de Wet bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen als soort welke in het gehele land schade veroorzaakt en voor het verontrusten en doden van de schadeveroorzakende diersoort een vrijstelling geldt;

    • b.

      indien de schade is aangericht door een natuurlijk in het wild levende beschermde diersoort welke krachtens de provinciale verordening op grond van artikel 3.15, derde lid van de wet is aangewezen als soort die schade veroorzaakt en voor het bestrijden van die soort een vrijstelling geldt, tenzij aan deze vrijstelling voorwaarden, beperkingen of clausules zijn verbonden waardoor de vrijstelling feitelijk gelijk gesteld moet worden aan een ontheffing verleend op basis van artikel 3.3, eerste lid, artikel 3.8, eerste lid of artikel 3.17, eerste lid van de wet;

    • c.

      indien de schade is aangericht door een natuurlijk in het wild levende beschermde diersoort waarvoor Gedeputeerde Staten krachtens artikel 3.18 van de wet opdracht hebben gegeven om de omvang van de populatie van soorten te beperken;

    • d.

      indien de schade is aangericht door de huisspitsmuis, de mol, de bosmuis of de veldmuis en voor het verontrusten en doden van de schadeveroorzakende diersoort een vrijstelling geldt in verband met de bestrijding van schade aan landbouwgewassen;

    • e.

      voor schade veroorzaakt door diersoorten, vermeld in artikel 3.20, tweede lid van de wet, waarop de jacht kan worden geopend, met uitzondering van de wilde eend buiten de periode waarop de jacht op deze diersoort is geopend;

    • f.

      voor schade veroorzaakt door een natuurlijk in het wild levende beschermde diersoort waarvoor een ontheffing krachtens artikel 3.3, eerste lid, artikel 3.8, eerste lid of 3.17, eerste lid van de wet is verleend, waarbij in de verleende ontheffing geen bepalingen zijn opgenomen die de schadebestrijding in de weg staan;

    • g.

      schade door vogels aan bessen- en kleinfruitteelt, kersen, druiven/wijnbouw;

    • h.

      voor schade op gronden welke zijn gelegen binnen de bebouwde kom;

    • i.

      voor schade op gronden welke zijn gelegen binnen een straal van vijfhonderd meter van een vuilstortplaats, tenzij de schade is aangericht op gronden die zijn aangewezen als ganzenrustgebied door aangewezen soorten die in de periode dat de schade is veroorzaakt niet mochten worden verontrust en gedood;

    • j.

      voor schade welke is aangericht aan materialen welke worden aangewend voor het (tijdelijk) afdekken van gewassen;

    • k.

      indien het risico van schade door een natuurlijk in het wild levende beschermde diersoort verzekerbaar is bij ten minste twee in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen;

    • l.

      indien schade is aangericht aan gewassen op gronden:

      • I.

        waarvoor met een publiekrechtelijke rechtspersoon of een bij koninklijk besluit aangewezen particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisatie een pachtovereenkomst ingevolge artikel 7:388 BW tot verpachting binnen reservaten is afgesloten; of

      • II.

        waarvoor een erfpachtovereenkomst of pachtovereenkomst is gesloten en aan deze gronden beperkingen in het landbouwkundig gebruik zijn verbonden of beperkingen ten aanzien van het bestrijden van schadeveroorzakende diersoorten; of

      • III.

        die feitelijk niet voor landbouwkundige doeleinden worden aangewend; of

      • IV.

        die een functie hebben als waterkering;

    • m.

      indien de schade is aangericht aan blijvend grasland in de maand oktober;

    • n.

      indien de schade is aangericht aan blijvend grasland in de periode 1 oktober tot en met 31 januari daaropvolgend en het grasgewas bestemd is voor beweiding met schapen;

    • o.

      indien de schade is aangericht aan knol-, bol- en wortelgewassen die na 1 december van het teeltseizoen worden geoogst, met uitzondering van onderdekkersteelten en van bloembollen;

    • p.

      indien de schade is aangericht aan bijproducten van gewassen;

    • q.

      indien de schade is aangericht door natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten aan bedrijfsmatig geteelde gewassen in een kas of bedrijfsmatig gehouden landbouwhuisdieren in een stal;

    • r.

      indien schade is aangericht aan gebouwen, installaties, bouwwerken, geoogste gewassen, opgeslagen voedergewassen of verpakte voedergewassen;

    • s.

      indien schade is aangericht aan voertuigen, (lucht)vaartuigen of overige vervoermiddelen;

    • t.

      indien, door handelingen of het nalaten daarvan door de aanvrager, de taxateur de schade niet meer kan taxeren;

    • u.

      indien de aanvrager het beschadigde gewas niet meer zal oogsten;

    • v.

      indien de aanvrager het betreffende perceel niet meer in gebruik zal nemen;

    • w.

      indien de schade is veroorzaakt door een ziekte;

    • x.

      in andere gevallen waarin Gedeputeerde Staten oordelen dat de schade redelijkerwijs ten laste van de grondgebruiker behoort te blijven;

    • y.

      Indien de schade is aangericht aan kapitaalintensieve teelten.

 

Artikel V

 

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

 

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

 

Uitgegeven: 14 december 2018

 

 

Toelichting

 

Uniforme uitgebreide voorbereidingsprocedure (UOV)

In IPO-verband/DUO-overleg is met de provincies gezamenlijk afgesproken om vanaf 1 juli 2015 de UOV uit de Algemene wet bestuursrecht toe te passen bij aanvragen ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998. De reden hiervan is het terugdringen van de juridisering van het provinciaal bestuur, tegemoetkomen aan het 'klantdenken' en bekorten van de rechtsbeschermingsprocedure doordat de bezwaarfase komt te vervallen. De Algemene wet bestuursrecht biedt de mogelijkheid om de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing te verklaren op de vergunningenprocedure uit de Wet natuurbescherming. In diverse provincies wordt deze voorbereidingsprocedure reeds enige jaren toegepast. De voorbereidingsprocedure heeft een aanvullende werking op de procedure van hoofdstuk 5 van de Wet natuurbescherming, waarin bijzondere regels zijn gegeven met betrekking tot de procedure vergunningverlening. Als gevolg van het van toepassing verklaren van de uniforme uitgebreide voorbereidingsprocedure ziet de procedure er straks als volgt uit. Op basis van een ontvankelijke aanvraag nemen Gedeputeerde Staten een ontwerpbesluit tot het verlenen, weigeren of aanpassen van een Wet natuurbeschermingvergunning, die zes weken ter inzage wordt gelegd. In deze terinzageleggingsperiode kunnen belanghebbenden een zienswijze indienen. Ingediende zienswijzen worden meegenomen in de definitieve besluitvorming. Belanghebbenden kunnen tegen het definitieve besluit beroep instellen bij de rechtbank Noord-Nederland. Wij kiezen ervoor om weigeringen van een gevraagde vergunning en intrekkingen van vergunningen niet via de uitgebreide procedure te laten lopen. In die gevallen is er vaak maar één belanghebbenden en zullen wij een besluit voorbereiden met een voornemen tot weigeren of intrekking die naar de belanghebbende wordt verstuurd.

 

De Wet natuurbescherming blijft van toepassing op de termijn voor het nemen van een besluit, zijnde dertien weken. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd met zeven weken. Dit is ten opzichte van de Natuurbeschermingswet 1998 een zes weken kortere termijn. Aangezien de uniforme uitgebreide voorbereidingsprocedure een zienswijzeprocedure kent van minstens zes weken, wordt in de praktijk de termijn voor het nemen van een besluit standaard worden verlengd naar totaal twintig weken. In jurisprudentie is aanvaard dat deze verlenging ongemotiveerd wordt aangekondigd bij de ontvangstbevestiging.

 

Bewezen effectieve maatregelen Proeftuin Natura 2000

De Beleidsregel Bewezen effectieve maatregelen Proeftuin Natura 2000 is in 2017 vastgesteld als een afzonderlijke beleidsregel. Ten behoeve van de overzichtelijkheid kiezen wij nu voor integratie van deze beleidsregel in de Beleidsregels Wet natuurbescherming provincie Drenthe. Hiervoor is een herformulering van de tekst van de beleidsregel noodzakelijk. Inhoudelijk wijzigt de beleidsregel niet, en dat is ook niet beoogd.

 

Beheerplan vliegveld

Een groot aantal eisen aan het Faunabeheerplan is vastgelegd in de Wet natuurbescherming zelf. Aanvullend daarop kunnen specifiek voor de provincie Drenthe aanvullende eisen worden gesteld.

De vliegbasis kan zelf een faunabeheerplan sui generis indienen voor het beheer van fauna op het vliegveld, waarin de aanwezige soorten dieren, de bedreigingen voor het luchtverkeer en de noodzaak voor ontheffingen wordt beschreven. Met deze beleidsregels stellen wij dezelfde eisen aan dit Faunabeheerplan sui generis voor de (burger)luchthavens als de eisen die op basis van paragraaf 4.4.2 van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe zijn gesteld aan Faunabeheerplannen die door de Faunabeheereenheid Drenthe worden opgesteld. Hierbij geldt: in eerste instantie zoveel mogelijk voorkomen dat dieren een gevaar voor het luchtverkeer kunnen gaan vormen door verstoring etc., en aanvullend daarop mogelijkheden voor vangen of afschot. Afstemming op het Faunabeheerplan van de Faunabeheereenheid wordt hierbij aanbevolen.

 

Fruitschade

Per 1 januari 2017 zijn de provincies op grond van artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming volledig bevoegd geworden tot het verlenen van tegemoetkomingen in de schade door in het wild levende dieren. Bij besluit van 20 december 2016 hebben Gedeputeerde Staten de Beleidsregel Wet natuurbescherming provincie Drenthe vastgesteld, op grond waarvan per 1 januari 2017 geen tegemoetkoming meer wordt verleend bij schade door vogels aan zacht fruit of pit- en steenvruchten. Die beleidsregel werd voorafgegaan door de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade van het voormalig Faunafonds, gepubliceerd op 31 juli 2014, waarin een afbouw is ingezet van 60% tegemoetkoming in de fruitschade in 2015 naar 30% in 2016 en 0% in 2017 en verder.

 

Naar aanleiding van bezwaar en beroep tegen diverse tegemoetkomingsbesluiten over 2015 en 2016 is de toepassing van de beleidsregels getoetst in beroep en hoger beroep. In het hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze bij uitspraak van 9 mei 2018 bevestigd dat een tegemoetkoming in 2015 mocht worden vastgesteld op 60% van de geleden schade.

 

In lijn met deze jurisprudentie wijzigen wij de Beleidsregel Wet natuurbescherming provincie Drenthe. Wij volgen daarin het oordeel van de Afdeling dat het vergoeden van 60% van de schade die door mezen en meesachtigen wordt toegebracht aan appels en peren niet leidt tot een onevenredig zware last voor fruittelers.

 

Indien schade is aangericht aan een kapitaalintensief gewas komt deze niet in aanmerking voor een tegemoetkoming. Eventuele schade dient daarmee voor rekening van de grondgebruiker te komen. Onder kapitaalintensieve teelten worden in ieder geval verstaan de teelt van: bloemen, bloembollen, bomen, graszoden, fruit en hoog salderende groentes. Het gaat bij kapitaalintensieve teelten om teelten die meerdere jaren op een plek staan en/of teelten die per hectare hoge financiële opbrengsten opleveren (hoog salderen). Dit zijn gewassen waar in redelijkheid een grotere inspanning van de grondgebruiker mag worden verlangd om deze gewassen te beschermen.

 

Naar boven