Provinciaal blad van Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2018, 8712 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2018, 8712 | Verordeningen |
19e wijziging Regels Ruimte voor Gelderland 2016
De regels Ruimte voor Gelderland 2016 worden als volgt gewijzigd:
Artikel 1.1.1. wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. de kosten van niet in loondienst verrichte arbeid als ZZP-er of als directeur-grootaandeelhouder;
2. Onderdeel j komt te luiden:
j. kosten van derden: aan onafhankelijke derden verschuldigde kosten voor uitbesteding van diensten en het inlenen van personeel;
3. Na onderdeel o wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
p. sluitende begroting: een begroting waaruit blijkt dat de totale inkomsten en uitgaven voor de activiteiten met elkaar in evenwicht zijn.
Artikel 1.2.3 wordt als volgt gewijzigd:
In het derde lid van artikel 1.2.4 wordt “aanvang” vervangen door: aanvraag.
Artikel 1.3.2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.3.4 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.3.5 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1.3.6 wordt een lid toegevoegd dat luidt:
7. In afwijking van het vijfde lid kunnen instellingen voor hoger onderwijs en academische ziekenhuizen zoals bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wettenschappelijk onderzoek kiezen voor een van de methoden voor het berekenen van kosten als genoemd in het eerste lid.
Artikel 1.3.8 wordt als volgt gewijzigd:
Het derde lid van artikel 1.3.10 komt te luiden:
3. Het tarief als bedoeld in het tweede lid wordt gebaseerd op een positief besluit van het Tarieventeam van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ten aanzien van de Eigen verklaring integrale kostensystematiek en het rapport van bevindingen van de accountant.
Na artikel 1.3.10 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:
1.Indien bij de beoordeling van de subsidieaanvraag blijkt dat door de subsidie van de provincie er een overschot op de begroting ontstaat, wordt de subsidie verminderd met het bedrag dat gelijk staat aan het positief resultaat op de begroting.
2. Als subsidie wordt berekend op basis van een vast bedrag per eenheid, is het eerste lid niet van toepassing.
Artikel 1.4.1. komt te luiden:
Artikel 1.4.1 Administratieplicht
De subsidieontvanger is verplicht alle op de activiteit betrekking hebbende bewijsstukken gedurende ten minste vijf jaren na vaststelling van de subsidie te bewaren.
In artikel 1.4.4, eerste lid wordt ‘dat de inkomsten en uitgaven afwijken van de begroting, dat’ vervangen door: als.
Artikel 1.4.7 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.5.1 Vaststelling van subsidie tussen € 25.000 en € 125.000
1.De subsidieontvanger van een subsidie tussen €25.000 en €125.000 geeft bij het verzoek om subsidievaststelling aan:
a. of de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, voorzien van een korte toelichting;
b. of aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;
2. De subsidieontvanger geeft in de verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG aan:
a. wat het totaal van de subsidiabele kosten is;
b. in voorkomend geval wat de stand van de egalisatiereserve is;
c. wat het totaal van de opbrengsten is, inclusief bijdragen van derden is, en
d. wat het totaal van de eigen bijdragen is.
Onderdeel b van artikel 2.1.1 komt te luiden:
b. collectief: een groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die beoogt hun belangen in een CPO-woningbouwproject te behartigen;
Artikel 2.4.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen a en b worden geletterd b en c.
2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:
a. procesbegeleiding voordat de aanvraag is ontvangen ten behoeve van het oprichten van een collectief en ten behoeve van het opstellen van de subsidieaanvraag;
Artikel 2.4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a van het eerste lid van artikel 2.4.2 komt te luiden:
a. een namens het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente afgegeven intentieverklaring waaruit blijkt dat door de gemeente wordt meegewerkt aan de realisering van het CPO-woningbouwproject op de betreffende locatie, en
2. In het tweede lid wordt na “artikel 2.4.1, aanhef en onder a” ingevoegd: en b.
3. De aanhef van het derde lid komt te luiden:
3. Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, alleen verstrekt als:
Artikel 2.4.4. wordt als volgt gewijzigd:
1.In het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
d. een offerte voor procesbegeleiding.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt “onder b” vervangen door: onder c.
b. Onderdeel a komt te luiden:
a. een namens het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente afgegeven intentieverklaring waaruit blijkt dat door de gemeente wordt meegewerkt aan realisering van het CPO-woningbouwproject op de betreffende locatie;
c. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door een punt, vervalt onderdeel f.
Onder vernummering van de artikelen 2.4.5 tot en met 2.4.8 tot artikelen 2.4.6 tot en met 2.4.9 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 2.4.5 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.3.5, eerste lid, onderdelen a en b, zijn subsidiabel:
a. kosten die voordat de aanvraag is ontvangen worden gemaakt aan procesbegeleiding ten behoeve van het opstellen van de subsidieaanvraag; en
b. kosten die voordat de aanvraag is ontvangen worden gemaakt ten behoeve van de formele oprichting van een collectief.
Het eerste lid van artikel 2.4.6 (nieuw) komt te luiden:
1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder a en b, bedraagt:
a. €2.000,- voor procesbegeleiding ter voorbereiding van de aanvraag en de formele oprichting van een collectief.
b. €10.000 voor het opstellen van een projectplan voor de realisatie van een CPO- woningbouwproject, indien het nieuwbouw betreft;
c. €12.500 voor het opstellen van een projectplan voor de realisatie van een CPO- woningbouwproject, indien het bestaande bouw betreft of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw.
Artikel 2.4.9 (nieuw) komt te luiden:
Na afloop van de in artikel 2.4.7, tweede lid, aanhef en onderdeel b, genoemde termijnen wordt de subsidie ambtshalve op nihil vastgesteld.
Artikel 2.8.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel s komt te luiden:
s. exploitatietekort: negatief saldo op grond van de berekening van kosten en opbrengsten op basis van:
1e. nominale waarden direct verband houdende met en noodzakelijk voor de ontwikkeling en realisatie van het project;
2e. een BAR van maximaal 5%, en
3e. een Winst/Risicovoorziening van maximaal 5%;
2. Na onderdeel s worden twee onderdelen toegevoegd, die luiden:
t. BAR: het in de vastgoedsector gehanteerde bruto aanvangsrendement waarmee de verhouding wordt weergegeven tussen huuropbrengsten in het eerste jaar en de stichtingskosten;
u. erkend aannemer: in het Register Kennis en Kunde van de Monumentenwacht Gelderland opgenomen bedrijf, of een bedrijf dat is aangesloten bij de landelijke Vakgroep Restauratie.
Het derde lid van artikel 2.8.5 komt te luiden:
3. Tijdens het vooroverleg wordt in ieder geval aan de orde gesteld:
a. het percentage aan BAR dat van toepassing zal zijn op het project als de aanvrager voornemens is dit te hanteren;
b. het percentage aan Winst/Risicovoorziening dat van toepassing zal zijn op het project als de aanvrager voornemens is om dit te hanteren;
c. de haalbaarheid van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en
d. welke informatie bij de aanvraag moet worden ingediend.
Artikel 2.8.9 wordt als volgt gewijzigd:
2. De onderdelen g en h worden geletterd f en g (nieuw).
Het derde lid van artikel 2.8.10 komt te luiden:
3. Als sprake is van monumentale gebouwen, dienen eventuele werkzaamheden aan deze gebouwen te worden uitgevoerd door een erkend aannemer dan wel door een aannemer die voldoet aan de aan een erkend aannemer gestelde eisen.
Onderdeel a van artikel 2.12.1 komt te luiden:
a. gemeenschapsvoorziening: een bestaand gebouw of gedeelte van een bestaand gebouw dat voldoet aan de volgende criteria:
1e. er vinden verschillende activiteiten voor gebruikers plaats op ten minste drie van de volgende terreinen: zorg, welzijn, cultuur, educatie en sport;
2e. het gebouw is bestemd voor brede en meerdere gebruikersgroepen;
3e. de gebruikers zijn als vrijwilliger actief betrokken bij de activiteiten in de gemeenschapsvoorziening;
4e. de gebruikers die op structurele basis gebruikmaken van de gemeenschapsvoorziening zijn in meerderheid non-profitorganisaties; en
5e. het gebouw staat ten minste zes dagen per week, inclusief de avonden, ter beschikking van de gebruikers.
Het tweede lid van artikel 2.13.8 komt te luiden:
2. De subsidieontvanger is verplicht de conclusies van het haalbaarheidsonderzoek, het plan van aanpak en een omschrijving van de procesbegeleiding of advisering en de resultaten daarvan te overleggen bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie, of als een dergelijk verzoek niet vereist is, binnen een maand na afloop van de subsidiabele activiteit.
Er wordt na paragraaf 2.13 een paragraaf ingevoegd, die luidt:
Paragraaf 2.14 Beleef Het Apeldoorns Kanaal
Artikel 2.14.1 Begripsbepaling
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal: het overleg bestaande uit bestuurders van het waterschap Vallei en Veluwe en de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde en Rheden.
Artikel 2.14.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor activiteiten die de beleefbaarheid en de recreatieve functie van het Apeldoorns Kanaal versterken, en
a. die plaatsvinden in de openbare infrastructuur, of
b. die bijdragen aan de ontwikkeling van de toeristisch recreatief aanbod langs het kanaal.
Subsidie als bedoeld in artikel 2.14.1 wordt alleen verstrekt als:
a. de activiteit wordt uitgevoerd in of betrekking heeft op de onmiddellijke nabijheid van het Apeldoorns Kanaal;
b. het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal heeft verklaard de realisering van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd wenselijk te achten, en
c. de activiteit is opgenomen in categorie 1, 2 of 3 van de projectenlijst opgenomen in de Uitwerkingsagenda Apeldoorns Kanaal (PS2018-308, bijlage 7).
Artikel 2.14.4 Subsidiabele kosten
1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de fysieke uitvoering van de activiteiten.
2. Voor subsidie komen niet in aanmerking de interne loonkosten van een gemeente of waterschap.
3. Voor aanvragen die worden ingediend voor 1 april 2019, kan, in afwijking van artikel 1.3.5, onderdelen b en f, subsidie worden verstrekt voor kosten die zijn gemaakt vanaf 1 juli 2018.
1. Subsidie als bedoeld onder artikel 2.14.1, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan de deelnemers van het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal.
2. Subsidie als bedoeld onder artikel 2.14.1, aanhef en onder b, kan worden verstrekt aan een rechtspersoon die de versterking van het toerisme en de recreatie van het Apeldoorns Kanaal als doel heeft.
Onverminderd artikel 1.2.3. wordt bij de aanvraag verstrekt:
a. een verklaring van het bestuurlijk overleg Apeldoorns Kanaal waaruit blijkt dat zij de uitvoering van de activiteit wenselijk achten, en
b. een GIS-kaart met daarop aangegeven de locatie van de activiteit.
Artikel 2.14.7 Hoogte van de subsidie
1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.14.1 bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten.
2. Subsidie als bedoeld onder artikel 2.14.1, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste € 80.000.
Artikel 3.3.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
2. Voor waterkrachtinstallaties bedraagt de subsidie ten hoogste 20% van de kosten, met een minimum van €3.500 en een maximum van €200.000.
In artikel 3.8.1 wordt “2018” vervangen door: 2019.
Artikel 3.8.3 Hoogte van de subsidie
a. Omgevingsdienst Achterhoek, ten hoogste € 111.501;
b. Omgevingsdienst Noord Veluwe, ten hoogste € 50.439;
c. Omgevingsdienst Veluwe IJssel, ten hoogste € 58.433;
d. Omgevingsdienst Regio Arnhem, ten hoogste € 101.928;
e. Omgevingsdienst De Vallei, ten hoogste € 58.801;
f. Omgevingsdienst Regio Nijmegen, ten hoogste € 62.746;
g. Omgevingsdienst Rivierenland, ten hoogste € 82.153.
De paragrafen 3.9 en 3.10 vervallen.
Artikel 3.11.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het zesde lid wordt toegevoegd: De subsidieontvanger is verplicht de geldlening terug te betalen, vermeerderd met de rente.
2. Na het zesde lid worden twee leden toegevoegd die luiden:
7. Als blijkt dat het windpark of het zonnepark niet kan worden gerealiseerd als gevolg van strijd met een goede ruimtelijke ordening, dan besluiten Gedeputeerde Staten op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger tot het intrekken van de verplichting tot terugbetaling van de lening en de tot dat moment gecumuleerde rente.
8. Een aanvraag om een besluit als bedoeld in het zevende lid gaat vergezeld van een onderbouwing waaruit blijkt dat het windpark of het zonnepark niet kan worden gerealiseerd als gevolg van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Artikel 3.12.3, tweede lid, komt te luiden:
2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het eerste lid, onder a ten aanzien van
subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b.
Er worden na paragraaf 3.13 twee paragrafen toegevoegd die luiden:
Paragraaf 3.14 Ondersteuning van gemeenten ten behoeve van toezicht op energiebesparing 2019
Artikel 3.14.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. energieverbruikers: bedrijven die vallen onder de reikwijdte van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
b. Gelderse aanpak: een aanpak gericht op communicatie, stimulering van bedrijven via collectieve projecten en handhaving;
c. toezicht: toezicht op de naleving van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Artikel 3.14.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het uitoefenen van toezicht in 2019.
1. Subsidie wordt alleen verstrekt als:
a. de aanvrager de Gelderse aanpak volgt;
b. de aanvrager een overeenkomst heeft met de Omgevingsdienst over toezicht.
2. Subsidie wordt voorts alleen verstrekt als de aanvrager in 2019 bij ten minste 14% van het aantal energieverbruikers in de gemeente toezicht uitoefent.
3. Als de aanvrager in 2018 subsidie heeft ontvangen voor het uitoefenen van toezicht op energieverbruikers, wordt in afwijking van het tweede lid alleen subsidie verleend als de aanvrager in 2019 bij ten minste 7% van het aantal energieverbruikers in de gemeente toezicht uitoefent.
4. Het aantal energieverbruikers in een gemeente wordt bepaald aan de hand van gegevens van de Gelderse omgevingsdiensten.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
Artikel 3.14.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt € 400 per energieverbruiker waar in 2019 toezicht wordt uitgeoefend.
Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
a. een plan waarin wordt beschreven op welke wijze gedurende de jaren 2018, 2019 en 2020 bij ten minste 20% van de energieverbruikers in de gemeente toezicht is of wordt uitgeoefend;
b. de overeenkomst als bedoeld in artikel 3.14.3, eerste lid, aanhef en onder b;
c. een opgave van het aantal energieverbruikers.
Onverminderd artikel 1.4.3 is de aanvrager verplicht om uiterlijk in februari 2020 een rapportage te overleggen waaruit blijkt bij hoeveel bedrijven toezicht in 2019 is uitgeoefend.
Paragraaf 3.15 Energieloketten 2019
Artikel 3.15.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. actieve marktbenadering: een door de aanvrager geregisseerde planmatige aanpak waarin particuliere woningeigenaren in een wijk of een buurt, of bepaalde doelgroepen in een wijk, een buurt of in de gemeente, worden benaderd om energiebesparende maatregelen aan hun woningen te treffen of hernieuwbare energie op te wekken;
b. conversie: het aantal mensen dat na een benadering daadwerkelijk tot het treffen van energiebesparingsmaatregelen of het opwekken van hernieuwbare energie overgaat;
c. digitaal: via e-mail en via een website;
d. energieloket: een informatiepunt gericht op het informeren van particuliere woningeigenaren over energiebesparende maatregelen aan en hernieuwbare opwekking van energie bij bestaande woningen en mogelijkheden om die maatregelen te financieren;
e. particuliere woningeigenaar: een natuurlijke persoon die eigenaar is van de woning en er daadwerkelijk zelf in woont;
f. professionalisering: activiteiten gericht op het vergroten van de bekendheid, zichtbaarheid, toegankelijkheid en bereikbaarheid van het energieloket, het door ontwikkelen van een klantvolgsysteem en een monitoringsysteem en het opzetten of uitwerken van een businessmodel voor het energieloket;
g. social marketing: de toepassing van marketingconcepten en -technieken om positieve maatschappelijke of sociale veranderingen te bewerkstelligen;
h. wijken en buurten: wijken en buurten als bedoeld in de publicatie Kerncijfers wijken en buurten van het CBS.
Artikel 3.15.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het financieren van energieloketten.
Subsidie wordt alleen verstrekt als:
a. het energieloket gedurende geheel 2019 operationeel is;
b. het energieloket fysiek, digitaal en telefonisch bereikbaar is voor het verstrekken van informatie;
c. het energieloket gebruik maakt van een klantvolgsysteem en een monitoringssysteem;
d. de aanvrager met het energieloket afspraken heeft gemaakt over het uitvoeren van een actieve marktbenadering, en
e. professionalisering wordt doorgevoerd.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
Artikel 3.15.5 Hoogte van de subsidie
1. De subsidie bedraagt ten hoogste 25% van de kosten van het energieloket met een maximum van het inwoneraantal op 1 januari 2018 vermenigvuldigd met een bedrag van € 0,26.
2. Het inwoneraantal wordt bepaald aan de hand van CBS-gegevens.
3. Kosten die in 2019 worden gemaakt, zijn subsidiabel.
4. Artikel 1.3.5, eerste lid, onder b, is niet van toepassing.
Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:
a. een beschrijving van de wijze waarop het energieloket fysiek, digitaal en telefonisch bereikbaar is;
b. een beschrijving van de wijze waarop de actieve marktbenadering wordt uitgevoerd, voor elke gemeente uitgesplitst per wijk, buurt of doelgroep en met een opgave van de te verwachten activiteiten, waarbij de inzet van social marketing afzonderlijk wordt beschreven als deze wordt ingezet, alsmede een beschrijving van de wijze waarop relevante marktpartijen bij de aanpak worden betrokken;
c. een beschrijving van de wijze waarop binnen een periode van 3 jaar alle eigenaren van koopwoningen in de gemeente bereikt zullen worden;
d. een beschrijving van de wijze waarop een conversie van 10% bereikt kan worden binnen de gemeente;
e. een beschrijving van de wijze waarop de professionalisering van het energieloket wordt doorgevoerd;
f. een beschrijving van de inspanningen die de aanvrager in 2018 heeft verricht en in 2019 zal verrichten om het voortbestaan van het energieloket na 2019 te garanderen, en
g. het inwoneraantal op 1 januari 2018 aan de hand van CBS-gegevens.
1. De subsidieontvanger is verplicht om in januari 2020 een rapportage te overleggen waarin een beschrijving wordt gegeven van:
a. de activiteiten van het energieloket in 2019;
b. de daarbij behaalde resultaten, en
c. de bijdrage die dit levert aan het energiezuinig maken van 100.000 woningen.
2. Bij de beschrijving van de resultaten als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt gebruik gemaakt van de data uit het klantvolgsysteem en monitoringsysteem.
Artikel 4.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel cc wordt “Natura 2000-herstelmaatregelen” vervangen door: natura 2000-maatregelen.
2. Onderdeel ll komt te luiden:
ll. PAS-gebiedsanalyses: ecologische analyse van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied dat deel uitmaakt van de passende beoordeling van het PAS, waarin herstel- en andere maatregelen zijn opgenomen die achteruitgang van de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten stopt of de kwaliteit verbetert;
3. Onderdeel mm komt te luiden:
mm. PAS-herstelmaatregel: gebiedspecifieke maatregel of activiteit, onderzoek of monitoring, opgenomen in een PAS-gebiedsanalyse en ter uitvoering van het PAS-programma of is opgenomen op de PAS-maatregelenkaarten.
4. Onderdeel nn komt te luiden:
nn. PAS-maatregelenkaarten: kaarten ten behoeve van de uitvoering van de PAS-herstelmaatregelen;
5. In onderdeel qq komt te luiden:
qq. marktwaarde: de waarde in het vrije economische verkeer;
6. Onderdeel ss komt te luiden:
ss. Biodiversiteitsplan: plan dat is gericht op het vergroten van de biodiversiteit en door een orgaan van de gemeente is vastgesteld.
Paragraaf 4.2 Landschap en biodiversiteit
Artikel 4.2.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
a. de aanleg, het herstel of het uitvoeren van achterstallig onderhoud van landschapselementen;
b. maatregelen die het voortplanten, opgroeien en foerageren van diersoorten mogelijk maken in een bestaand gebied of binnen migratieafstand van een gebied waar diersoorten voorkomen;
c. het opstellen van een biodiversiteitsplan;
d. de aanleg van openbaar toegankelijke onverharde paden;
e. de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen;
f. de aanleg van eenvoudige houten loopbruggetjes;
g. burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap;
h. educatieve natuur- en landschapsvoorlichting gericht op jongeren;
i. investeringen in het behoud van kleine vanaf de openbare weg zichtbare cultuurhistorische objecten.
Subsidie wordt alleen verstrekt als:
a. activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, worden uitgevoerd op lanen in het bos of op het landgoed die tenminste 50 jaar oud zijn.
b. de nieuw aan te leggen landschapselementen, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, niet zijnde struweelhagen en heggen, aan de volgende criteria voldoen:
1e. de aan te leggen houtopstanden omvatten tenminste 10 are;
2e. de aan te leggen rijbeplanting omvat tenminste 10 bomen;
3e. de aan te leggen hoogstamboomgaarden omvatten tenminste 15 en ten hoogste 50 bomen.
c. het achterstallig onderhoud, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, gedurende vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag niet is gesubsidieerd en aan de volgende landschapselementen plaatsvindt:
1e. poelen alsmede wielen en kolken;
3e. lanen van ten minste 50 jaar oud;
4e. houtwallen in combinatie met het herstel van wallichamen, greppels, en het handhaven van enkele staande dode bomen;
5e. hoogstambomen met een diameter van tenminste 20 centimeter op een hoogte van 1,50 meter van de grond en onderdeel zijn van een boomgaard van tenminste tien fruitbomen;
6e. knotbomen met een diameter van tenminste 20 centimeter op een hoogte van 1,50 meter van de grond en geplaatst in een rij van tenminste 10 bomen;
d. de aanvrager maatregelen ter verbetering of realisering van een gebied, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, onderbouwt met een projectplan;
e. het uitvoeren van de maatregelen ter verbetering of realisatie van een leefgebied, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, is gericht op een niet-prioritaire inheemse diersoort;
f. aan te leggen poelen, zijnde een maatregel ter verbetering of realisatie van een gebied, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b:
1e. een minimale omvang hebben van 3 are en gelegen zijn op een locatie met grondwatertrap 3 of natter;
2e. gelegen zijn in gebieden waar de boomkikker, heikikker of kamsalamander voorkomt;
g. gras- en akkerranden, zijnde een maatregel ter verbetering of realisatie van een gebied, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, minimaal vier meter breed zijn.
h. het biodiversiteitsplan, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, in ieder geval de volgende onderwerpen beschrijft:
1e. de in het gebied voorkomende planten en dieren;
2e. de in het gebied gewenste planten en dieren;
3e. het actief beschermen van de in het plan genoemde soorten;
4e. natuurinclusief bouwen en vergunnen;
5e. het inrichten en beheren van openbaar groen en bermen, en
6e. het betrekken van inwoners bij biodiversiteit;
i. de aanleg van openbaar toegankelijke onverharde paden, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel d, aan de volgende voorwaarden voldoet:
1e. het initiatief voor de aanleg van de paden afkomstig is vanuit de samenleving;
2e. de aanleg van de paden de beleving van het landschap en de verdiencapaciteit van recreatie en toerisme vergroot;
3e. de paden worden opgenomen in een wandelnetwerk.
j. de in artikel 4.2.1, onderdeel f bedoelde loopbruggetjes worden aangelegd in openbaar toegankelijke routes ter vervanging van oorspronkelijk aanwezige bruggen;
k. de investeringen als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel i, van belang zijn voor de identiteit van het landschap en voor zover het wielen en kolken betreft, deze zijn aangewezen als identiteitsbepalend element in het gemeentelijk landschapsbeleid;
l. de kosten voor subsidiabele activiteiten voldoen aan de normen uit het Normenboek Natuur, Bos en Landschap, uitgegeven door Wageningen University & Research, mits hierin voor de betreffende subsidiabele activiteit een norm is opgenomen.
Artikel 4.2.3 Niet-subsidiabele kosten
Voor subsidie komen niet in aanmerking kosten voor:
a. activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a en b, binnen het Gelders Natuur Netwerk;
b. rapportage of verantwoording;
c. aankoop of verkoop van onroerende goederen en waardedaling van grond;
e. vergoeding voor het beheer van gras- of akkerranden en opbrengstderving als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel i, en
f. vergoeding voor het vellen en opruimen van bomen in bestaande lanen bij laanherstel.
1. Subsidie kan worden verstrekt aan:
c. stichtingen met als statutaire doelstelling educatieve natuur- en landschapsvoorlichting, voor zover het betreft de subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel h.
2. In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.
3. Subsidie voor het opstellen van een biodiversiteitsplan, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, wordt alleen verstrekt aan gemeenten.
Artikel 4.2.5 Hoogte van de subsidie
1. De subsidie aan gemeenten bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten binnen de begrenzing van de Gelderse Nationale Landschappen.
2. Voor activiteiten buiten de begrenzing van de Nationale Landschappen bedraagt de subsidie aan gemeenten ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.
3. Voor gemeenten geldt een minimum van € 25.000 per subsidieaanvraag en een maximum van € 200.000 per gemeente.
4. De subsidie aan bos- en landgoedeigenaren bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500 per subsidieaanvraag en een maximum van € 200.000 per bos- en landgoedeigenaar.
5. De subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel h, bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500 per subsidieaanvraag en een maximum van € 25.000 per aanvrager.
6. Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing als de aanvrager Staatsbosbeheer is.
7. Planvorming in combinatie met uitvoering van de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, is subsidiabel tot een maximum van 10% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 500.
8. Voor particuliere aanvragers is projectleiding en coördinatie subsidiabel tot een maximum van 15% van de subsidiabele kosten.
9. De normbedragen voor achterstallig onderhoud als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, bedragen per eenheid:
1e. voor poelen, wielen en kolken: € 3,00 per m2;
2e. voor struweelhagen: € 11,00 per m;
3e. voor lanen: € 30,00 per boom;
4e. voor houtwallen: € 1,53 per m2;
5e. voor hoogstamfruitbomen: € 51,15 per boom;
6e. voor knotbomen: € 34,11 per boom:
7e. voor steilranden: € 0,39 per m2.
10. In afwijking van het eerste en tweede lid, bedraagt de subsidie voor het opstellen van een biodiversiteitsplan, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.
11. In afwijking van het eerste en tweede lid, bedraagt de subsidie voor investeringen in kleinschalige elementen als bedoeld in artikel 4.2.1 onderdeel j, ten hoogste 25% van de investering met een maximum van € 5.000 per element.
Subsidie wordt geweigerd als het activiteiten betreft:
a. als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, uitgevoerd binnen de begrenzing van een buitenplaats met de status rijksmonument;
b. met betrekking tot het aanleggen van beplanting binnen het agrarisch bouwblok op agrarische bouwpercelen;
c. die plaatsvinden op terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon voor zover deze geen eigendom zijn van Staatsbosbeheer;
d. waarvoor al op grond van artikel 4.6.1, onderdeel g, subsidie is verstrekt;
e. die worden uitgevoerd in het bos of het landgoed dat niet voor het publiek is opengesteld.
1. De subsidieontvanger is verplicht bij de vaststelling van de subsidie een topografische kaart aan te leveren waarop de activiteiten zijn aangegeven.
2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor subsidie ontvangen voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, g en h.
3. De subsidieaanvrager is verplicht bij aanleg, herstel of onderhoud van landschapselementen, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, of bij het nemen van maatregelen ter verbetering of realisering van een gebied, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, inheems plantmateriaal en zaaizaad te gebruiken, of als inheems plantmateriaal en zaaizaad niet beschikbaar is, plantmateriaal en zaaizaad uit dezelfde klimaatzone te gebruiken.
4. Landschapselementen die zijn aangelegd of beheerd met toekenning van een subsidie op grond van deze paragraaf, dienen tenminste 10 jaar in stand gehouden te worden.
Artikel 4.4.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. verwerving van een natuurambitieterrein, die bestaan uit het verschil in marktwaarde voor en na de functieverandering en inrichting;
2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een taxatie van het verschil in marktwaarde voor en na functieverandering en inrichting door een onafhankelijke taxateur;
3. In het derde lid, onderdeel b, vervalt het woord: “reële”.
Artikel 4.8.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt “PAS-maatregelen” vervangen door: PAS-herstelmaatregelen.
2. In onderdeel c wordt “Natura 2000-herstelmaatregelen” vervangen door: natura 2000-maatregelen.
Artikel 4.8.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt “indien” vervangen door: als.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt “landschap ecologische onderbouwing” vervangen door: landschapsecologische onderbouwing.
3. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt na “onderbouwing aantoont dat” het woord: de.
4. In het tweede lid, onderdeel c wordt het woord “indien” geschrapt.
5. Het derde lid komt te luiden:
3. Subsidie voor PAS-herstelmaatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, wordt alleen verstrekt voor activiteiten opgenomen in de PAS-gebiedsanalyse of de PAS-maatregelenkaart.
6. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Subsidie voor herstelmaatregelen voor natte landnatuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder d, wordt alleen verstrekt als in het investeringsplan als bedoeld in artikel 4.8.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan herstel van de natte landnatuur binnen de gebieden aangegeven op de kaart Natte Natuur Gelderland, opgenomen als bijlage 4 bij de Omgevingsvisie.
8. In het zevende lid wordt “indien” vervangen door: als.
Artikel 4.8.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “onderscheidenlijk” vervangen door: of.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na “van een programma-aanvraag” ingevoegd: met een maximum van 15% van de totale subsidiabele kosten.
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “noodzakelijk” vervangen door: nodig.
4. In het eerste lid, onderdeel d, wordt “indien” vervangen door: als.
Artikel 4.8.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt “indien” vervangen door: als.
2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een beschrijving van het op de ambitiekaart opgenomen natuurbeheertype ter uitvoering van de onder 4.8.1, onderdeel a, genoemde activiteiten.
3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. een beschrijving van de uit te voeren maatregelen.
4. In het tweede lid, onderdeel e, wordt na “een opgave” ingevoegd: van de.
5. In het vijfde lid wordt “indien” vervangen door: als.
Artikel 4.8.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “PAS-maatregelen” vervangen door: PAS-herstelmaatregelen.
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “onder c, d en e” vervangen door: onder c en d.
Artikel 4.8.8, derde lid, vervalt.
1. Het tijdvak tot verlening van subsidie voor een programma-aanvraag voor nieuwe natuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, bedraagt drie jaar.
2. Het tijdvak tot verlening van subsidie voor de andere programma-aanvragen als bedoeld in artikel 4.8.1, bedraagt zes jaar.
3. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de aanvrager het tijdvak tot verlening van subsidie voor een programma-aanvraag ten hoogste twee maal met een jaar verlengen.
Artikel 4.8.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het woord “Indien” wordt vervangen door: Als.
2. “artikel 4.8.1, onder b” wordt vervangen door: artikel 4.8.1.
3. “punt 41” wordt vervangen door: punt 44.
Artikel 4.9.3 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komt in aanmerking de door een taxateur bepaalde waardedaling van de grond, gebaseerd op het verschil in marktwaarde voor en na de functieverandering en inrichting.
Artikel 4.9.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt “alsmede” vervangen door: en.
2. In het tweede lid wordt “Indien” vervangen door: Als.
Artikel 4.9.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt “artikel 4.9.3, eerste lid” vervangen door: artikel 4.9.3.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Als voor verwerving of pachtvrij maken van een natuurambitieterrein, al op grond van deze of een andere regeling subsidie is verstrekt, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:
a. de werkelijke kosten die de activiteiten met zich meebrengen;
b. de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven;
c. de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 mag worden gegeven, of
d. 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond, wordt de subsidie als bedoeld in artikel 4.9.1 zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om te voorkomen dat de subsidie meer bedraagt dan de hiervoor genoemde onderdelen.
In artikel 4.9.8, zesde lid, aanhef, wordt “indien” vervangen door: als.
Paragraaf 4.11 komt te luiden:
Paragraaf 4.11 Soortenmanagementplan
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. gebiedsgerichte ontheffing: ontheffing van de verboden als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2, zesde lid, 3.5, 3.6, tweede lid en 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming bij activiteiten binnen een plangebied waarbij de maatregelen het functioneel leefgebied van de beschermde soorten, ongeacht de aard van de negatieve effecten van de toegestane activiteiten, versterken;
b. soortenmanagementplan: plan gericht op het verbeteren van de staat van instandhouding van soorten en ter onderbouwing van de aanvraag om een gebiedsgerichte ontheffing.
Artikel 4.11.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het opstellen van een soortenmanagementplan.
1. Subsidie voor het opstellen van een soortenmanagementplan wordt alleen verstrekt als:
a. het plan de informatie bevat genoemd in Bijlage 2 van de Uitvoeringsregels Wet natuurbescherming Gelderland 2018;
1e. verduurzaming van woningen in de bebouwde kom;
2e. laanbeplantingen of houtwallen buiten de bebouwde kom;
3e. asbestsanering of de sloop van schuren op gronden met een agrarische bestemming, of
4e. inrichting en beheer van watergangen van een geheel stroomgebied;
c. de maatregelen in het plan ertoe leiden dat de staat van instandhouding van de soorten, die voorkomen in het plangebied en die beïnvloed worden door de gebiedsgerichte ontheffing, verbetert, en
d. de ecologische gegevens van het plan maximaal vijf jaar oud zijn.
Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.11.1 onder a komen in aanmerking:
a. kosten voor het opstellen van een inventarisatieonderzoek;
b. kosten voor het opstellen van een soortenmanagementplan.
Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente of waterschap.
Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag:
a. een offerte van een adviesbureau voor de kosten als bedoeld in artikel 4.11.3, en
b. een kaart en een beknopte beschrijving van het plangebied.
De subsidie voor het opstellen van een soortenmanagementplan bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.
Subsidie wordt geweigerd als aan de aanvrager al eerder subsidie op grond van deze regeling is verstrekt.
De ontvanger van subsidie stelt het soortenmanagementplan binnen 18 maanden na het verlenen van de subsidie vast.
Paragraaf 4.12 komt te luiden:
Paragraaf 4.12 Burgerbetrokkenheid bij natuur, groen en landschap
Artikel 4.12.1 Subsidiabele activiteit
1. Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
a. het aanleggen of beheren van natuur, groen of landschap door burgers in hun leefomgeving,
b. het betrekken van burgers bij activiteiten op het gebied van natuur, groen of landschap in hun leefomgeving, of
c. het betrekken van burgers bij activiteiten op het gebied van natuur, groen of landschap in hun leefomgeving door bijdragen te verstrekken aan initiatieven van vrijwilligers om natuur, groen of landschap aan te leggen of te beheren.
2. Onder het aanleggen of beheren wordt in ieder geval verstaan:
a. het planten van bomen, struiken en planten;
b. het geschikt maken van een terrein zodat er zich planten of dieren kunnen vestigen;
d. het plaatsen van houten zitbankjes.
3. Onder het betrekken van burgers als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder b, wordt in ieder geval verstaan:
a. het organiseren van bijeenkomsten en werkdagen;
b. het opstellen en verspreiden van informatiemateriaal, niet zijnde boeken;
c. het geven van voorlichting.
Artikel 4.12.2 Niet-subsidiabele kosten
1, Voor subsidie komen niet in aanmerking kosten voor:
a. aankoop van onroerende goederen;
b. waardedaling van grond of opbrengstderving;
c. gebouwen of inrichting daarvan, of
d. aankoop van machines die benodigd zijn om de activiteiten uit te voeren.
2. Onverminderd het eerste lid komen kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder c, niet in aanmerking voor subsidie als de vrijwilligers die een initiatief ondernemen niet ten minste een financiële bijdrage leveren ter hoogte van 35% van het verstrekte bedrag als bedoeld in artikel 4.12.7, derde lid.
1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a, uitsluitend verstrekt aan een samenwerkingsverband van ten minste vijf natuurlijke personen dat of een rechtspersoon die zich inzet voor natuur, groen of landschap.
2. Subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder b of c, wordt uitsluitend verstrekt aan een vereniging of stichting met de statutaire doelstelling betreffende inzet voor natuur, groen of landschap, niet zijnde een bos- of landgoedeigenaar.
1. Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, aanhef en onder a, in ieder geval:
a. een door de deelnemende personen ondertekend schriftelijk document waarin zij verklaren de activiteit uit te voeren;
b. een schriftelijke toestemming van de eigenaar van het perceel waarop de aanleg of het beheer betrekking heeft;
c. een kaart waarop is aangegeven waar de activiteit wordt gerealiseerd, en
d. een onderbouwing waaruit blijkt dat de activiteit past binnen het bestemmingsplan.
2. Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, aanhef en onder b of c, in ieder geval een plan van aanpak.
3. In het plan van aanpak, bedoeld in het tweede lid, beschrijft de aanvrager hoe hij burgers betrekt bij activiteiten op het gebied van natuur, groen of landschap in hun leefomgeving.
4. Een aanvrager kan maximaal éénmaal per kalenderjaar subsidie ontvangen.
Artikel 4.12.5 Hoogte van de subsidie
1. De subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a of b, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.
2. De subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder c, bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 50.000.
3. Ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten bij de subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder a, mag bestaan uit kosten voor externe ondersteuning.
4. Ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten bij de subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder b, mag bestaan uit kosten voor personele inzet.
5. Ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten bij de subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder c, mag bestaan uit kosten voor personele inzet.
Artikel 4.12.6 Weigeringsgrond
Subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a wordt niet verstrekt voor zover de activiteit betrekking heeft op:
a. terreinen die zijn opgenomen in het natuurbeheerplan;
b. het periodiek inzaaien van terreinen en de daarmee gepaard gaande werkzaamheden;
1. Als de subsidie direct is vastgesteld als bedoeld in artikel 25 van de AsG, is de ontvanger verplicht de activiteit binnen een jaar na de vaststelling van de subsidie te hebben uitgevoerd.
2. De ontvanger is verplicht binnen vier weken na het afronden van de activiteit publiciteit aan de activiteit te geven via een website of sociale media.
3. Onverminderd het tweede lid verstrekt de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, aanhef en onder c, ten hoogste € 5.000 per initiatief van vrijwilligers.
Er wordt na paragraaf 4.14 een paragraaf toegevoegd die luidt:
Paragraaf 4.15 Groene schoolpleinen
Artikel 4.15.1 Begripsomschrijvingen:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. school: onderwijsinstelling voor basis- of voorgezet onderwijs;
b. groen schoolplein: buitenruimte met natuurlijke elementen en beplanting nabij de school waarvan leerlingen in ieder geval tijdens schooltijd gebruik maken.
Artikel 4.15.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016 kan worden verstrekt voor het ontwerp en de aanleg van groene schoolpleinen.
Een subsidie kan worden verstrekt:
a. voor het ontwerpen en het aanleggen van een groen schoolplein;
b. als het groene schoolplein natuurlijke elementen en beplanting bevat en een deel van de bestrating wordt vervangen door een waterdoorlatende ondergrond;
c. als het ontwerp van het groene schoolplein tot stand komt in samenwerking met leerlingen en docenten;
d. als het groene schoolplein de mogelijkheid biedt om buitenlessen te geven, en
e. als de grondeigenaar toestemming geeft voor het aanleggen van het groene schoolplein.
Subsidie wordt verstrekt aan een school.
Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een projectbeschrijving waarin staat:
a. op welke wijze wordt voldaan aan artikel 4.14.3;
b. op welke wijze het project bijdraagt aan de biodiversiteit;
c. op welke wijze de subsidieontvanger voornemens is de buitenlessen te geven op het groene schoolplein, en
d. op welke wijze het onderhoud en beheer van het groene schoolplein wordt geborgd.
Artikel 4.15.6 Hoogte van de subsidie
1. De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de totale kosten van het project met een maximum van € 17.500 per project.
2. Ten hoogste 10% van de totale kostenbegroting kan worden besteed aan het ontwerp van het groene schoolplein.
Artikel 4.15.7 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komt in aanmerking:
a. de kosten voor het ontwerp;
Artikel 4.15.8 Niet-subsidiabele kosten
Voor subsidie komen niet in aanmerking:
a. vergoedingen voor vrijwilligers;
c. interne loonkosten van de school.
Artikel 4.15.9 Weigeringsgronden
De subsidie wordt geweigerd als:
a. de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 5.000;
b. aan de school voor hetzelfde schoolplein al subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.
Artikel 4.15.10 Verplichtingen
1. De subsidieontvanger is verplicht het groene schoolplein binnen 24 maanden na de subsidieverlening aan te leggen.
2. De subsidieontvanger stelt foto’s beschikbaar van het schoolplein voor en na de aanleg van het groene schoolplein, die vrij van rechten door de subsidieverstrekker gebruikt kunnen worden.
3. De subsidieontvanger meldt de subsidieverstrekker wanneer het groene schoolplein geopend wordt.
Artikel 5.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen b, f, g en r vervallen.
2. Onderdeel q en u komen te luiden:
q. snelle fietsroute: een regionale hoofdfietsroute die hoogwaardig is ingericht voor woon-werk fietsbewegingen over langere afstanden en primair gericht is op snelle en efficiënte verplaatsing met optimale veiligheid;
u. Definitiekader voor het Hoofdfietsnet Gelderland: door Provinciale Staten op 31 januari 2018 (PS2017-766) vastgesteld beleidskader voor het bepalen van het hoogwaardig regionaal fietsnet in Gelderland.
Het opschrift van paragraaf 5.3 komt te luiden:
Paragraaf 5.3 Openbaar vervoer
Artikel 5.3.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het verrichten van openbaar vervoer.
In artikel 5.3.2 vervalt “of voor de duur van de overeenkomst tussen de provincie en de vervoerder”.
Subsidie als bedoeld in artikel 5.3.1 wordt verstrekt aan vervoerders.
Artikel 5.3.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt “,onder a,”.
2. Het tweede lid en de aanduiding “1.” voor het eerste lid vervallen.
De paragrafen 5.4 Infrastructurele openbaar vervoervoorzieningen, 5.5 Sociale veiligheid, 5.7 fietsvoorzieningen en 5.10 Beter Benutten Vervolg vervallen.
Onderdeel e van het eerste lid van artikel 5.11.10 vervalt.
Er worden na paragraaf 5.12 twee paragrafen toegevoegd, die luiden:
Artikel 5.13.1 Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. kern: bebouwde kom met minimaal 5000 inwoners;
b. regio: Arnhem Nijmegen City Region, Regio FoodValley, Regio Achterhoek, Regio Rivierenland, Regio Stedendriehoek of de meervoudige centrumregeling Noord-Veluwe.
Artikel 5.13.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 AsG kan worden verstrekt voor de aanleg of verbeteren van een fietsroute of een gedeelte daarvan.
Subsidie wordt alleen verstrekt als:
a. de fietsroute kwalificeert als een fietsroute binnen het Definitiekader voor het Hoofdfietsnet Gelderland;
b. de activiteit is gericht op de directheid, veiligheid of comfort en aantrekkelijkheid van de fietsroute;
c. de aanleg of verbetering ten minste voldoet aan de eisen die CROW stelt in de Ontwerpwijzer fietsverkeer 2016 aan directheid, veiligheid of comfort en aantrekkelijkheid, en
d. de regio heeft ingestemd met de activiteit.
Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.
1. Onverminderde artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie de volgende gegevens verstrekt:
a. een kaart met de Basisregistratie Topografie als onderlegger waarop de locatie van de activiteit, de lengte van de maatregel en de aanduiding van de activiteit op de fietsroute of een deel daarvan zijn ingetekend.
b. een schriftelijke aanduiding van het begin- en eindpunt van de activiteit;
c. een dwarsprofiel van de huidige situatie en een dwarsprofiel van de activiteit;
d. een schriftelijke onderbouwing dat de activiteit binnen het hoofdfietsnet past, en
e. bij het verbeteren van een fietsroute of een deel daarvan: een fietstelling die op de datum van de aanvraag niet ouder is dan twee jaar en waaruit blijkt hoeveel fietsers er in een aaneengesloten periode van 21 dagen gedurende 24 uur per dag gebruikmaken van de fietsroute of het deel van de fietsroute waarop de activiteit betrekking heeft; of
f. bij het aanleggen van een fietsroute of een deel daarvan: een schriftelijke onderbouwing van het aantal verwachte fietsers op dat deel van de fietsroute na uitvoering van de activiteit.
2. Artikel 1.2.3, eerste lid, onder b en c, is niet van toepassing.
Artikel 5.13.6 Beslissing op de aanvraag
Artikel 1.3.4 is niet van toepassing.
Artikel 5.13.7 Hoogte van de subsidie
1. De subsidie bedraagt per kilometer aan te leggen of te verbeteren fietsroute of een deel daarvan, per type maatregel en aantallen fietsers:
2. De subsidie wordt berekend per 0,01 kilometer.
3. De subsidie wordt met 20% verhoogd als de activiteit betrekking heeft op het aanleggen of verbeteren van een gehele fietsroute tussen twee kernen die het begin- en eindpunt vormen van de fietsroute.
4. De hoogte van de subsidie bedraagt ten minste € 25.000 en ten hoogste € 500.000.
De activiteit is binnen drie jaar afgerond na het besluit tot subsidieverlening.
Geen subsidie wordt verstrekt voor:
a. de aanleg of de verbetering van een snelle fietsroute als bedoeld in het Definitiekader voor het Hoofdfietsnet Gelderland;
Artikel 5.13.10 Accountantsverklaring
Artikel 27, derde lid, van de AsG, is niet van toepassing.
Artikel 15.14.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Standaardsystematiek voor Kostenramingen: de systematiek voor kostenramingen zoals deze is vastgelegd in publicatie 137 van het door het CROW uitgegeven handboek Kostenramingen - SSK 2010.
Artikel 15.14.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de aanleg van een snelle fietsroute.
1. Subsidie wordt alleen verstrekt als:
a. het een snelle fietsroute betreft als bedoeld in het Definitiekader voor het Hoofdfietsnet Gelderland;
b. de aanvrager samen met één of meerdere gemeenten uitvoering geeft aan de subsidiabele activiteit, en
c. de samenwerkende gemeenten een overeenkomst hebben gesloten met elkaar en met de provincie voor de realisatie van de snelle fietsroute volgens een door Gedeputeerde Staten vastgesteld model.
2. Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het eerste lid, onderdeel a.
Subsidie wordt verstrekt aan de gemeente die blijkens de aanvraag optreedt als penvoerder van de samenwerkende gemeenten.
De aanvraag om subsidie wordt ingediend binnen 13 weken na het aangaan van de overeenkomst.
Artikel 15.14.5 Verplichtingen van de subsidieontvanger
In afwijking van artikel 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht de snelle fietsroute tenminste 10 jaar in stand te houden.
Artikel 15.14.6 Subsidiabele kosten
1.De subsidiabele kosten zijn de kosten zoals deze zijn vastgelegd in de bij de overeenkomst gevoegde SSK-raming.
2.In afwijking van artikel 1.3.5, onderdeel b, vallen onder de subsidiabele kosten ook de in de SSK-raming genoemde kosten die reeds zijn gemaakt voor de datum van de aanvraag.
Artikel 15.14.7 Subsidiehoogte
De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 90% procent van de subsidiabele kosten.
Artikel 6.1.1 onder gg komt te luiden:
gg. multisportevenement: een sportevenement, dat bestaat uit wedstrijden tussen georganiseerde teams of individuele sporters in tenminste twee verschillende kernsporten.
Paragraaf 6.25 komt te luiden:
Paragraaf 6.25 Economische impact - Sportevenementen
Artikel 6.25.1 Sportevenementenkalender
1. Gedeputeerde Staten stellen een sportevenementenkalender vast.
2. Op de kalender worden sportevenementen geplaatst, die voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
3. Op de kalender wordt vermeld of subsidieverlening mogelijk is:
a. voor de uitvoering van het sportevenement en bijbehorende side events, of
b. alleen voor de uitvoering van side events bij het sportevenement, dan wel
c. of het de uitvoering van een sportevenement betreft voor sporters met een verstandelijke beperking.
Artikel 6.25.2 Aanvraag en besluit plaatsing
1. Een sportevenement wordt op de kalender geplaatst op aanvraag van de organisator van het sportevenement.
2. De aanvraag wordt uiterlijk negen maanden voorafgaande aan de uitvoering van het sportevenement ingediend. Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen van deze termijn ontheffing verlenen.
3. Uit de aanvraag blijkt of de aanvrager voor subsidie in aanmerking wil komen:
a. voor de uitvoering van het sportevenement en voor de uitvoering van bijbehorende side events;
b. alleen voor de uitvoering van side events bij het sportevenement, of
c. voor de uitvoering van een sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking.
4. Gedeputeerde Staten nemen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing omtrent plaatsing. Zij kunnen deze termijn eenmaal met maximaal acht weken verlengen.
Artikel 6.25.3 Criteria voor plaatsing
1. Een sportevenement wordt op de kalender geplaatst als aan de volgende vereisten wordt voldaan:
a. het sportevenement heeft betrekking op een kernsport of een tweederingskernsport, of, in geval van een multisportevenement, tenminste twee kernsporten;
b. het sportevenement en de side events worden in Gelderland uitgevoerd;
c. het sportevenement houdt in:
1e. een Europees of wereldkampioenschap;
2e. een Nederlands kampioenschap, of
3e. een wedstrijd met een nationaal of internationaal deelnemersveld, waarin sporters tegen elkaar uitkomen op een sportief niveau, dat tenminste vergelijkbaar is met een Nederlands kampioenschap;
d. wanneer het sportevenement betrekking heeft op een tweederingskernsport, wordt gebruik gemaakt van een accommodatie die met subsidie van de provincie tot stand is gebracht, en
1e. het sportevenement tenminste 4.000 deelnemers en bezoeken trekt;
2e. de totale kosten van het sportevenement voor tenminste de helft worden bekostigd met private middelen;
3e. het sportevenement aanzienlijke positieve economische en maatschappelijke impact in Gelderland heeft;
4e. het sportevenement in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport past;
5e. in samenhang met het sportevenement in de aanloop en tijdens het sportevenement side events worden uitgevoerd, die
i. in verhouding tot het sportevenement kwalitatief van hoogwaardig niveau zijn;
ii. gezamenlijk positieve economische of maatschappelijke impact in Gelderland hebben; en
iii. in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport passen;
6e. bij de organisatie en uitvoering van de side events zoveel mogelijk sport- en andere organisaties uit de regio worden betrokken, en
7e. de side events zoveel mogelijk over verschillende gemeenten in Gelderland worden verspreid.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, d en e, onder 1e, 2e en 3e, wordt een sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking op aanvraag van de organisator op de kalender geplaatst, als het een nationaal of internationaal karakter heeft en door aanvrager aannemelijk wordt gemaakt dat:
a. het aantal deelnemers meer dan 500 bedraagt;
b. het aantal bezoeken meer dan 500 bedraagt, en
c. het aantal gemeenten, zorg- en andere maatschappelijke organisaties en sportverenigingen uit de regio, dat actief bij de organisatie betrokken is, tenminste vier bedraagt.
3. De vereisten van het eerste lid, onderdeel e, aanhef en onder 2e, alsmede 3e en 5e, voor zover het de economische impact betreft, zijn niet van toepassing op een Nederlands kampioenschap voor jeugd of junioren dan wel voor sporters met een beperking, niet zijnde een verstandelijke beperking, en op wedstrijden die daarmee vergelijkbaar zijn.
4. Op aanvraag van de organisator kan een aansprekend internationaal sportevenement, dat niet voldoet aan een of meer vereisten, vermeld in het eerste lid, onderdeel a, c, d en e, aanhef en onder 1e en 2e, niettemin op de kalender worden geplaatst als het uitzonderlijk van aard en omvang is en aannemelijk is dat het een aanzienlijke positieve economische of maatschappelijke impact voor de provincie Gelderland heeft. Gedeputeerde Staten overleggen omtrent plaatsing op de kalender tevoren met Provinciale Staten of de betrokken Statencommissie.
5. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel e onder 5e, voor zover het de uitvoering van side events betreft in de aanloop naar het sportevenement.
Artikel 6.25.4 Samenwerkingsovereenkomst als voorwaarde voor plaatsing
1. Gedeputeerde Staten kunnen aan het besluit tot plaatsing de opschortende voorwaarde verbinden dat de organisator binnen een door hen te bepalen termijn na bekendmaking van dit besluit een samenwerkingsovereenkomst met de provincie en andere betrokken partijen aangaat over de realisering van het sportevenement, de side events of het sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking.
2. De samenwerkingsovereenkomst bevat in elk geval afspraken over de wijze waarop de beoogde economische of maatschappelijke impact wordt bereikt.
3. Gedeputeerde Staten kunnen de in het eerste lid bedoelde termijn een keer verlengen.
Artikel 6.25.5 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:
a. de uitvoering van een sportevenement;
b. de uitvoering van side events bij een sportevenement, en
c. de uitvoering van een sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking.
Subsidie kan worden aangevraagd door de organisator van een sportevenement dat op de sportevenementenkalender staat.
Artikel 6.25.7 Aanvraag subsidie
De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het formulier, dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en te vinden is op de website van de provincie Gelderland. Hij verschaft alle informatie, die in dit formulier wordt gevraagd.
Artikel 6.25.8 Subsidiecriteria
1. Subsidie voor de uitvoering van een sportevenement wordt alleen verstrekt als:
a. het sportevenement op de sportevenementenkalender staat en is aangemerkt als sportevenement dat voor subsidie in aanmerking kan komen;
b. het sportevenement en de bijbehorende side events aan de vereisten voldoen, genoemd in artikel 6.25.3, met inbegrip van de voorwaarden, waarvoor het vereiste is gesteld dat aannemelijk is dat hieraan wordt voldaan, en
c. in de aanloop van het sportevenement side events zijn uitgevoerd of nog worden uitgevoerd, die passen in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport.
2. Wanneer het sportevenement een Nederlands kampioenschap inhoudt of een wedstrijd die tenminste daarmee vergelijkbaar is, wordt subsidie als bedoeld in het eerste lid alleen verstrekt als dit een kampioenschap of wedstrijd betreft voor jeugd of junioren dan wel voor sporters met een beperking, niet zijnde een verstandelijke beperking.
3. Subsidie voor de uitvoering van side events bij een sportevenement wordt alleen verstrekt als:
a. het sportevenement op de sportevenementenkalender staat en is aangemerkt als sportevenement, waarvan de bijbehorende side events voor subsidie in aanmerking kunnen komen;
b. het sportevenement en de side events aan de vereisten voldoen, genoemd in artikel 6.25.3, met inbegrip van de voorwaarden, waarvoor het vereiste is gesteld dat aannemelijk is dat hieraan wordt voldaan; en
c. voor zover de aanvraag de uitvoering van side events tijdens het sportevenement betreft, in de aanloop van het sportevenement side events zijn uitgevoerd of nog worden uitgevoerd, die passen in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport.
4. Subsidie voor de uitvoering van een sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking wordt alleen verstrekt als:
a. het sportevenement op de sportevenementenkalender staat, en
b. het sportevenement aan de vereisten voldoet, genoemd in artikel 6.25.3, met inbegrip van de voorwaarden, waarvoor het vereiste is gesteld dat aannemelijk is dat hieraan wordt voldaan.
5. Het eerste lid, aanhef en onder c en het derde lid, aanhef en onder c, zijn niet van toepassing als Gedeputeerde Staten bij het besluit tot plaatsing op de sportevenementenkalender ontheffing hebben verleend krachtens artikel 6.25.3, vijfde lid.
Artikel 6.25.9 Hoogte subsidie sportevenement
De subsidie voor de uitvoering van een sportevenement bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van:
a. voor een Nederlands kampioenschap: in 2018 € 45.000 en in 2019 € 35.000;
b. voor een Europees kampioenschap: € 120.000;
c. voor een wereldkampioenschap: € 160.000, en
d. voor een wedstrijd als bedoeld in artikel 6.25.3, eerste lid, onderdeel c, onder 3e: in 2018 € 45.000 en in 2019 € 35.000.
Artikel 6.25.10 Hoogte subsidie side events
1. De subsidie voor de uitvoering van side events bij een sportevenement bedraagt in totaal:
a. maximaal € 40.000 voor een Nederlands kampioenschap;
b. maximaal € 60.000 voor een Europees kampioenschap;
c. maximaal € 80.000 voor een wereldkampioenschap, en
d. maximaal € 40.000 voor een wedstrijd als bedoeld in artikel 6.25.3, eerste lid, onder c, 3e.
2. De subsidie voor side events bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.
Artikel 6.25.11 Hoogte subsidie sportevenementen sporters met verstandelijke beperking
De subsidie voor de uitvoering van een sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking bedraagt, met inbegrip van de side events, maximaal € 160.000.
Artikel 6.25.12 Hoogte subsidie aansprekende internationale sportevenementen
1. Het maximum van de subsidie voor de uitvoering van een sportevenement als bedoeld in artikel 6.25.3, vierde lid, en voor de uitvoering van side events bij het sportevenement wordt door Gedeputeerde Staten per evenement bepaald. Zij overleggen daarover tevoren met Provinciale Staten of de betrokken Statencommissie.
2. De subsidie voor side events bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.
Artikel 6.25.13 Subsidiabele kosten
Kosten van een sportevenement dat wordt georganiseerd op basis van toewijzing door een landelijke of internationale organisatie, onder auspiciën waarvan nationale of internationale kampioenschappen en vergelijkbare wedstrijden worden gehouden, komen in afwijking van artikel 1.3.5, aanhef en onderdeel b, voor subsidie in aanmerking voor zover deze zijn gemaakt na toewijzing van het sportevenement.
Artikel 6.25.14 Verplichtingen
1. Behoudens ontheffing van Gedeputeerde Staten legt de ontvanger van subsidie voor de uitvoering van een sportevenement bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een rapport over, waarin de resultaten van een onderzoek staan beschreven naar de economische impact van het sportevenement in Gelderland. Het onderzoek moet zijn uitgevoerd met toepassing van de WESP-methodiek volgens de meest actuele richtlijn. Deze verplichting geldt niet voor sportevenementen, voor de subsidiëring waarvan het vereiste van economische impact niet is gesteld.
2. De ontvanger van subsidie voor de uitvoering van side events, die zonder voorafgaand verleningsbesluit is vastgesteld, informeert Gedeputeerde Staten uiterlijk 13 weken na afloop van de side events over het bereikte resultaat door beschikbaarstelling op de door hen bepaalde wijze van foto’s en video’s of ander bij de subsidiebeschikking aangewezen bewijsmateriaal.
3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accommodatie of locatie waar het sportevenement wordt georganiseerd, toegankelijk is voor mensen met een beperking.
Artikel 6.25.15 Bijzondere bepalingen: samenhangende activiteiten
1. De subsidieaanvraag van een organisator kan meer sportevenementen betreffen of side events bij meer sportevenementen, als deze in samenhang met elkaar worden uitgevoerd. De aanvraag kan niet mede betrekking hebben op een sportevenement waarvoor de vereisten inzake de bekostiging met private middelen en economische impact niet van toepassing zijn.
2. Voor de verstrekking van subsidie is artikel 6.25.8 in combinatie met artikel 6.25.3 ten aanzien van de afzonderlijke sportevenementen en side events onverminderd van toepassing, met uitzondering van artikel 6.25.3, eerste lid, onderdeel e, onder 2e, 3e en 5e. Laatstbedoelde vereisten gelden voor de sportevenementen of de side events gezamenlijk.
3. De subsidie voor samenhangende sportevenementen en samenhangende side events bedraagt maximaal het bedrag, dat op grond van de artikelen 6.25.9, 6.25.10, 6.25.11 en 6.25.12 in totaal voor de afzonderlijke sportevenementen en side events kan worden verkregen.
4. De subsidieaanvraag van een organisator kan side events betreffen die tevens bij tenminste twee andere sportevenementen worden uitgevoerd op grond van een overeenkomst tussen de organisator, de organisatoren van de andere betrokken sportevenementen, voor zover daarvan sprake is, en de provincie. De overeenkomst regelt in ieder geval de toedeling van de kosten van de side events aan de verschillende sportevenementen. Artikel 6.25.10 is voor de side events bij deze sportevenementen onverminderd van toepassing.
Artikel 6.34.3, tweede lid, komt te luiden:
2. De adviescommissie beoordeelt of een subsidieaanvraag voldoet aan artikel 6.34.2, tweede lid, en adviseert over de toekenning van de score als bedoeld in het derde lid.
Artikel 7.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
deskundig adviesrapport: een rapport dat de restauratiebehoefte en de bouwtechnische staat van een beschermd monument of een onderdeel daarvan, waarvoor subsidie wordt gevraagd, beschrijft en dat is opgesteld door een ter zake deskundige persoon of instantie die geen (financieel) belang bij de uitvoering van het project heeft.
duurzaam: een wijze van uitvoering waarbij energie wordt bespaard dan wel opgewekt, (schaarse) materialen bespaard, water bespaard, een gezond binnenmilieu gecreëerd, de maatregelen niet tot vervuiling leiden, uit materialen bestaan die men kan hergebruiken of bijdragen tot een (grond)waterstand die de instandhouding van erfgoed bevordert;
erkend hovenier: in het Register Kennis en Kunde Groen Erfgoed opgenomen bedrijf of een hovenier die voldoet aan de eisen van de door stichting ERM vastgestelde Uitvoeringsrichtlijn Hovenierswerken historische tuinen en parken en aan de door stichting ERM vastgestelde Beoordelingsrichtlijn Groen Erfgoed;
hernieuwbare energiebronnen: de hernieuwbare energiebronnen zoals bedoeld in artikel 2 onder 110 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 187).
woonhuis: beschermd monument dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning, met dien verstande dat niet als woonhuizen worden aangemerkt: gebouwen die deel uitmaken van een geregistreerd museum, kerkgebouwen, kastelen, paleizen, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, agrarische gebouwen en watertorens.
Artikel 7.4.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. bescherming, instandhouding, restauratie en herstel van erfgoed;
2. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. maatregelen ter vermindering van energieverbruik of maatregelen die energieopwekking uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken, of
3. In het eerste lid, onderdeel d, wordt ‘het uitvoeren van onderzoek’ vervangen door: het verrichten van onderzoek.
Artikel 7.4.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘art 7.4.1, eerste lid, aanhef en onder a’ vervangen door: artikel 7.4.1, eerste lid, aanhef en onder a;
2. In het derde lid wordt achter ‘artikel 7.4.1, eerste lid, aanhef en onder c,’ ‘bedraagt’ toegevoegd en wordt ‘art 7.4.1, eerste lid, aanhef en onder a’ vervangen door: artikel 7.4.1, eerste lid, aanhef en onder a;
3. In het vierde lid wordt achter ‘maximaal 75% van de kosten’ toegevoegd: van de subsidiabele activiteit.
Artikel 7.4.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Subsidie als bedoeld in artikel 7.4.1, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, wordt verstrekt aan de eigenaar van of de zakelijk gerechtigde tot het erfgoed waarvoor subsidie wordt gevraagd.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:
2. Subsidie als bedoeld in artikel 7.4.1, eerste lid, aanhef en onder d, wordt verstrekt aan de partij die opdracht geeft tot het verrichten van onderzoek.
Artikel 7.4.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de letters b tot en met g naar a tot en met f, komt onderdeel a van het tweede lid te vervallen;
2. Het tweede lid, onderdeel a (nieuw), komt te luiden:
a. een maximaal vier jaar oud deskundig adviesrapport, als de gevraagde subsidie als bedoeld in artikel 7.4.1, eerste lid, aanhef en onder a, meer dan € 50.000 bedraagt;
3. Het tweede lid, onderdeel b (nieuw), komt te luiden:
b. een werkomschrijving of, als de subsidiabele activiteit betrekking heeft op een monumentaal gebouw en de gevraagde subsidie € 50.000 of meer bedraagt, een restauratiebestek volgens stabu-systematiek;
4. Onder verlettering van de letters d tot en met f naar c tot en met e, komt onderdeel c van het tweede lid te vervallen;
5. Het tweede lid, onderdeel c (nieuw), komt te luiden:
c. een sluitende exploitatiebegroting voor de eerstvolgende vijf jaren of, als sprake is van groen erfgoed, een instandhoudingsplan voor de eerstvolgende vijf jaren;
6. In het tweede lid, onderdeel d (nieuw), wordt ‘een rechthebbende niet zijnde de eigenaar, van een erfgoed’ vervangen door: een zakelijk gerechtigde niet zijnde de eigenaar van een erfgoed;
7. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
3. Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag voor het verkrijgen van subsidie als bedoeld in artikel 7.4.1, eerste lid, aanhef en onder d:
a. een onderzoeksplan waarin de criteria van artikel 7.4.2 zijn uitgewerkt en onderbouwd;
b. offertes van de voor de subsidiabele activiteiten in te schakelen derden, en
c. als de aanvraag niet wordt ingediend door de eigenaar van of de zakelijk gerechtigde tot het erfgoed waarop het onderzoek betrekking heeft, een verklaring van de eigenaar en de zakelijk gerechtigde waaruit blijkt dat zij instemmen met de activiteiten.
Artikel 7.4.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Subsidiabele kosten
2. In het eerste lid wordt ‘in afwijking op’ vervangen door: in afwijking van en ‘opgevoerde onderhouds- en restauratiekosten’ door: opgevoerde restauratie- en onderhoudskosten;
3. In het tweede lid wordt achter ‘voor de kosten’ toegevoegd: van regulier onderhoud aan een erfgoed en voor de kosten.
4. Het tweede lid wordt afgesloten met een punt.
Artikel 7.4.8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘uitgevoerd’ vervangen door: verricht;
2. In het vierde lid wordt ‘een aannemer die zijn restauratiedeskundigheid in de praktijk bewezen heeft’ vervangen door: een partij die voldoet aan eisen van gelijkwaardig niveau als voornoemd;
3. In het vijfde lid wordt ‘groenvoorzieningen’ vervangen door: groen erfgoed en ‘dan wel door een hovenier die zijn deskundigheid in de praktijk bewezen heeft’ vervangen door: of een partij die voldoet aan eisen van gelijkwaardig niveau als voornoemd;
4. Het zesde lid komt te luiden:
6. De aanvrager spant zich aantoonbaar in om bij de uitvoering van de werkzaamheden een of meerdere leerwerkplaatsen te realiseren.
Artikel 7.4.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Subsidie als bedoeld in artikel 7.4.1, eerste lid, aanhef en onder c, wordt alleen verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 38 en 41 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Artikel 7.5.6 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor de uitvoeringskosten van de gemeentelijke organisatie.
Het opschrift van paragraaf 7.8 komt te luiden:
Paragraaf 7.8 Kleine musea en historische organisaties
Subsidie als bedoeld in artikel 7.8.1, wordt alleen verstrekt als het museum geregistreerd staat in het Museumregister of lid is van de coöperatie Erfgoed Gelderland.
Artikel 7.8.3, tweede lid, komt te luiden:
Een aanvrager kan een keer per kalenderjaar een aanvraag indienen voor eigen activiteiten. Naast de aanvraag bedoeld in de vorige volzin kan een aanvrager als penvoerder mede namens andere musea of organisaties voor gezamenlijke activiteiten een keer per kalenderjaar een aanvraag indienen.
Het opschrift van paragraaf 7.9 komt te luiden:
Paragraaf 7.9 Middelgrote en grote musea en historische organisaties
Subsidie wordt alleen verstrekt als het museum geregistreerd staat in het Museumregister of lid is van de coöperatie Erfgoed Gelderland. Aan historische organisaties, niet zijnde musea, die lid zijn van de coöperatie Erfgoed Gelderland, wordt alleen subsidie verstrekt als bedoeld in artikel 7.9.1, aanhef en onder c.
Artikel 7.9.4, eerste lid, komt te luiden:
Artikel 7.9.4, tweede lid, komt te luiden:
De toelichting wordt als volgt gewijzigd:
De toelichting onder het kopje ‘staatssteun’ in de algemene toelichting wordt als volgt gewijzigd:
De toelichting bij artikel 2.12.1, onderdeel a, komt te luiden:
Onder gebruiker kan zowel de aanbieder van activiteiten als de deelnemer aan activiteiten worden begrepen.
De artikelsgewijze toelichting op paragraaf 3.11 en paragraaf 3.12 wordt ingevoegd na de artikelsgewijze toelichting op paragraaf 3.7.
Het opschrift van de artikelsgewijze toelichting bij paragraaf 3.9 komt te luiden:
Paragraaf 3.14 Ondersteuning van gemeenten ten behoeve van toezicht op energiebesparing 2019.
Er wordt na de artikelsgewijze toelichting op artikel 3.11.7 een toelichting ingevoegd, die luidt:
In het geval een windpark of een zonnepark niet kan worden gerealiseerd als gevolg van gebleken strijd met een goede ruimtelijke ordening, dan zijn Gedeputeerde Staten gehouden om de verplichting tot terugbetaling van de subsidie en de tot op dat moment opgebouwde rente in te trekken. Daarbij hebben zij geen beleidsruimte voor een nadere afweging. Op grond van het achtste lid is de subsidieontvanger gehouden om met een onderbouwd verzoek te komen, bijvoorbeeld aan de hand van technische rapporten. Voor het bepalen van strijd met een goede ruimtelijke ordening wordt aangesloten bij de inhoud die dat begrip in de jurisprudentie over de Wet ruimtelijke ordening heeft. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als slagschaduw, landschappelijke kwaliteit en geluidhinder. Het ontbreken van draagvlak bij omwonenden is geen aspect van goede ruimtelijke ordening en kan daarom geen grond zijn de verplichting tot terugbetaling te laten vallen. Dat geldt evenzeer voor het ontbreken van medewerking van de gemeenteraad, omdat de Elektriciteitswet voorziet in een bevoegdheid van Provinciale Staten om een inpassingsplan vast te stellen.
De artikelsgewijze toelichting op paragraaf 4.2 komt te luiden:
Paragraaf 4.2 Landschap en biodiversiteit
Subsidie op grond van deze paragraaf is bedoeld om de kwaliteit, de kwantiteit en de beleefbaarheid van het Gelderse landschap te verhogen. Ook is de subsidie bedoeld om de biodiversiteit te vergroten en de bewustwording van Gelderlanders bij landschap en biodiversiteit te vergroten.
Subsidie kan worden aangevraagd voor 9 verschillende activiteiten die bijdragen aan de doelen van de regeling.
Onderdeel a betreft de aanleg, het herstel of het uitvoeren van achterstallig onderhoud aan landschapselementen. Voorbeelden van landschapselementen zijn knotbomenrijen elzensingels, hoogstamboomgaarden, solitaire bomen op karakteristieke locaties, houtwallen en ook cultuurhistorische landschapselementen als wildwallen. Omdat de aan te leggen elementen voldoende omvangrijk moeten zijn, zijn hiervoor criteria opgenomen. Regulier onderhoud en beheer worden niet ondersteund. Met herstel wordt bedoeld: het terugbrengen in de oorspronkelijke staat. Met achterstallig onderhoud wordt bedoeld: werkzaamheden die plaatsvinden als het reguliere onderhoud achterwege is gebleven en die nodig zijn voor de instandhouding van het landschapselement. Wanneer het beheer van het landschapselement in de afgelopen vijf jaar is gesubsidieerd, kan er geen sprake zijn van achterstallig onderhoud.
Onderdeel b betreft het nemen van maatregelen die de biodiversiteit vergroot. Biodiversiteit wordt alleen vergroot als in het gebied voldoende voedsel beschikbaar is, er voortplantingsmogelijkheden zijn en jonge dieren kunnen opgroeien. Onderdeel hiervan is dat er voldoende beschutting is tegen roofdieren . Aan al deze voorwaarden moet zijn voldaan om in aanmerking te komen voor subsidie. Als een van de voorwaarden al aanwezig is, kan subsidie worden verstrekt voor het op orde brengen van de ontbrekende overige voorwaarden. Subsidie kan ook worden verstrekt voor het maken van een nieuw gebied voor dieren in de omgeving van bestaande gebieden waar al soorten voorkomen. Hiermee wordt de populatie groter en sterker. Van belang daarbij is wel dat de afstand naar het nieuwe leefgebied door de soort te overbruggen is. Als dat niet het geval is zal deze soort zich niet vestigen in het nieuwe leefgebied. Deze activiteiten zijn gericht op niet-prioritaire soorten. Voor maatregelen gericht op prioritaire soorten kan op grond van paragraaf 4.6 RRvG subsidie worden aangevraagd. De prioritaire soorten staan in bijlage 3 van de Beleidsnota actieve soortenbescherming.
Onderdelen d, e en f betreffen activiteiten om de beleving van het landschap te vergroten. Voorbeelden van kleinschalige recreatieve voorzieningen zijn prullenbakken, route-aanduidingen en bankjes. Parkeerplaatsen worden niet als zodanig aangemerkt. Het openbaar toegankelijk maken van het landschap is het primaire doel. Eenvoudige onverharde paden zijn paden die niet zijn voorzien van klinkers, asfalt, beton, puin, grind en dergelijke. Voorbeelden zijn zandpaden, graspaden of paden enkel voorzien van een toplaag van houtsnippers ter bevordering van de toegankelijkheid voor voetgangers. Het initiatief voor de aanleg van onverharde wandelpaden moet afkomstig zijn uit de samenleving. De samenleving is de trekker voor de aanleg en uitvoerder van het onderhoud na aanleg. De paden worden opgenomen in een wandelnetwerk. Spin-off van de aanleg van wandelpaden is dat de recreatieve toeristische verdienmogelijkheden van het landelijk gebied wordt vergroot.
Onderdeel g betreft het vergroten van maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap. In veel landschapsplannen is betrokkenheid en participatie een instrument om tot groene prestaties te komen. Activiteiten die daaraan bijdragen kunnen worden gesubsidieerd. Denk bijvoorbeeld aan een informatieavond voor vrijwilligers die aan de slag willen in het landschap, of een interactief proces om samen met bewoners tot afspraken over realisatie van het landschapsplan te komen. Ook educatieve activiteiten om jongeren (van 4 tot 18 jaar) mee te nemen in het verhaal over het landschap kunnen worden gesubsidieerd.
Onderdeel i betreft kleine cultuurhistorische objecten, zoals grafheuvels, bakhuisjes, kapelletjes of grenspalen. Er is subsidie beschikbaar voor de investering om deze streekeigen objecten te behouden. Het is de bedoeling dat voorbijgangers de objecten kunnen beleven en dat informatie wordt verschaft over het object.
Maatregelen in bosgebieden en landgoederen worden alleen als gesubsidieerd als deze bosgebieden of landgoederen zijn opengesteld voor het publiek. Dit om de toegankelijkheid en de mate waarin het landschap beleefd kan worden te vergroten
Voor hagen en heggen gelden geen aanvullende eisen omdat hagen en heggen karakteristiek kunnen zijn zonder een bepaalde minimale omvang.
Omdat poelen bij een diepe grondwatertrap opdrogen, wordt de voorwaarde gesteld van een grondwatertrap 3 of minder. Dat betekent dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand zich op 20 cm onder maaiveld bevindt en de gemiddelde laagste grondwaterstand op 90 cm beneden maaiveld of daarmee vergelijkbare situaties.
Gras- en akkerranden ter verbetering van het gebied en gericht op de vergroting van de biodiversiteit, moeten tenminste 4 meter breed zijn. Smalle randen hebben minder effect en bovendien is het risico van predatie van met name bodembroeders in smalle randen groter omdat de dekking daar gering is.
Het Normenboek Natuur, Bos en Landschap wordt gehanteerd om met initiatiefnemers op gelijke wijze subsidieafspraken te kunnen maken. In het Normenboek staan tijd- en kostennormen voor maatregelen die in natuur, bos en landschap worden uitgevoerd. Het Normenboek is te bestellen op de website www.normenboek.nl. en is in te zien bij de provincie. De normen zijn marktconform en worden elke 2 jaar geactualiseerd. Voor de aanvraag dient de jaargang van de datum van de subsidieaanvraag te worden gebruikt. Als voor de subsidiabele activiteit geen normen in het boek zijn opgenomen, verstrekt de aanvrager een begroting van de kosten voor de activiteiten, onderbouwd met offertes.
Voor zover activiteiten binnen de grenzen van de Nationale Landschappen worden uitgevoerd, bedraagt de subsidie aan landgoedeigenaren en gemeenten 75% omdat wij daaraan hogere beleidsprioriteit toekennen.
De verplichting is opgenomen dat plantmateriaal of zaaizaad inheems moet zijn. Soms is dit echter niet beschikbaar, maar is wel van belang dat gebruik wordt gemaakt van plantmateriaal of zaaizaad dat dezelfde bloeiperiode heeft als inheems plantmateriaal of zaaizaad. Dit wordt bereikt met plantmateriaal of zaaizaad uit dezelfde klimaatzone.
Er wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van biologisch geteeld plantmateriaal of zaaizaad.
Er wordt na de artikelsgewijze toelichting op artikel 4.9.10 een toelichting ingevoegd, die luidt:
Paragraaf 4.11 Soortenmanagementplan
Vanaf 1 januari 2017 is de provincie verantwoordelijk voor de uitvoering van soortenbescherming in de Wet Natuurbescherming (Wnb). De wet biedt de mogelijkheid om behalve ontheffingen voor individuele gevallen ook gebiedsontheffingen te verlenen, waarmee alle initiatieven binnen een specifiek thema en begrensd gebied onder de werking van de gebiedsontheffing vallen. Een gebiedsontheffing kan verleend worden als er een plan aan ten grondslag ligt waaruit blijkt dat de staat van instandhouding van de beschermde soorten die in het geding zijn, verbetert: een soortenmanagementplan (SMP). Zonder gebiedsontheffing zal een woningcorporatie die op grootschalige wijze haar woningbezit wil verduurzamen vooraf per project zich moeten vergewissen of er bij de uitvoering van geplande werkzaamheden beschermde soorten in het geding kunnen zijn. Op grond van een quick-scan, een gedetailleerd vervolgonderzoek en de uitwerking van mitigerende en compenserende maatregelen kan vervolgens een Wnb-ontheffing worden aangevraagd. Dit proces is tijdrovend en onzeker voor de initiatiefnemer, waardoor het tot vertraging en extra kosten in het project kunnen leiden.
In een SMP organiseert een gemeente – samen met woningcorporaties – het benodigde onderzoek op de schaal van een substantieel deel van een gemeente. Het onderzoek aan de voorkant richt zich niet zozeer op individuele gevallen maar meer op de kwetsbare verblijfplaatsen, de instandhouding van het leefgebied, de omvang van een populatie van een soort en de trend daarin. Er wordt meer dan ruimschoots (en tijdig) gemitigeerd en gecompenseerd. De gemeente krijgt een gebiedsontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen en schrijft die door naar de woningcorporaties die daar gebruik van willen maken. De corporaties zijn hierbij gebaat omdat er een veel grotere planningszekerheid ontstaat: op voorhand is ruim van te voren bekend waar kwetsbare locaties zijn en er wordt op veel ruimere schaal gemitigeerd en gecompenseerd zodat de beschermde soorten er uiteindelijk op vooruit gaan. Om dit te onderbouwen zal aan initiatiefnemers gevraagd worden de positieve trend te onderbouwen door monitoringonderzoek.
De inhoudelijke eisen waaraan een SMP dient te voldoen zijn opgenomen als bijlage 2 van de Uitvoeringsregels Wet natuurbescherming Gelderland 2018. Subsidie kan worden verleend voor het opstellen van een SMP dat handelt over een van de thema’s genoemd in dit artikel (onderdeel b). Zowel asbestsanering als de sloop heeft betrekking op schuren op gronden met een agrarische bestemming. Een ander criterium is dat de staat van instandhouding van de soorten waarover het SMP handelt, moet verbeteren. Dat betekent dat de gebiedsontheffing verleend kan worden op grond van het in de wet genoemde belang ‘flora en fauna’. Voor de beschermde soortengroep ‘vogels en soorten beschermd volgens de habitatrichtlijn’ is in geval van ruimtelijke ontwikkeling anders geen geldig belang aanwezig waarop een ontheffing kan worden gebaseerd. Een SMP dient gebaseerd te zijn op deugdelijk ecologisch onderzoek dat voldoende recent is, zodat aannemelijk is dat het overtreden van verbodsbepalingen van de Wnb tot een minimum wordt beperkt.
Paragraaf 4.12 Burgerbetrokkenheid bij natuur, groen en landschap
De regeling geeft invulling aan bestaande doelen van het Gelderse beleid voor natuur en landschap. De subsidie is bedoeld om de betrokkenheid van Gelderlanders bij ’groen’ te vergroten. Dat kan zijn doordat burgers samen natuur aanleggen of beheren, waardoor de biodiversiteit kan worden vergroot. Of doordat zij meer kennis opdoen over natuur, en deze kennis verspreiden in de samenleving.
Subsidie kan burgers helpen om op openbaar gratis toegankelijke of vanaf de openbare weg beleefbare plekken in hun omgeving natuur, groen en landschap aan te leggen of te beheren (eerste lid, onder a). Tuinen en parken waarvoor entree moet worden betaald, zijn gelet op de definitie van ‘natuur, groen of landschap’ in artikel 4.1.1 uitgesloten van subsidie. De invulling van het begrip aanleggen of beheren is niet limitatief. Daarmee wordt voorkomen dat een initiatief niet voor subsidie in aanmerking kan komen omdat de activiteit niet precies onder een omschrijving in de regeling past. Daarbij geeft de invulling van het begrip aanleggen of beheren een stevige sturing aan het soort activiteiten dat voor subsidie in aanmerking kan komen: het gaat om groen. Wel biedt de definitie van ‘natuur, groen en landschap’ ruimte om daaronder het inrichten via een houten bankje te verstaan. Artikel 4.12.6 zondert daarnaast sommige activiteiten expliciet uit van subsidie.
Bij het betrekken van burgers bij activiteiten op het gebied van natuur, groen of landschap in hun leefomgeving moet vooral worden gedacht aan activiteiten die burgers enthousiasmeren over natuur, groen en landschap (eerste lid, onder b). Idealiter ontstaat er een wisselwerking waardoor de burgers vervolgens zelf aan de slag willen met aanleggen of beheren van natuur, groen of landschap. Het geven van voorlichting moet ook in dit licht worden gezien. Het gaat bijvoorbeeld dus niet om primair juridische of beleidsmatige activiteiten als het opstellen van een ruimtelijke visie of het organiseren van inspraakbijeenkomsten over een bestemmingsplan. De subsidiemogelijkheid gaat niet zo ver dat elke activiteit die ook maar iets met natuur te maken heeft, voor subsidie in aanmerking komt.
Bij informatiemateriaal gaat het om gratis te ontvangen materiaal zoals folders en flyers. Om zoveel mogelijk aanvragers te kunnen bedienen, zijn boeken expliciet uitgesloten als informatiemateriaal. In dat geval zouden deze kosten de hoofdmoot van de subsidie kunnen vormen en daarvoor is deze niet bedoeld.
Onder ‘het betrekken van burgers bij activiteiten op het gebied van natuur, groen of landschap in hun leefomgeving’ horen ook activiteiten waarbij de subsidieontvanger zelf activiteiten onderneemt om activiteiten door burgers een impuls te geven (eerste lid, onder c). Een voorbeeld is een project waarin de subsidieontvanger vouchers verstrekt aan (organisaties van) vrijwilligers om natuur, groen of landschap aan te leggen of te beheren.
Als een subsidieontvanger zoals bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder c, een bijdrage verstrekt, dan geldt dat de vrijwilligers zelf ook een bijdrage leveren aan de kosten van het initiatief. Als de subsidieontvanger bijvoorbeeld € 5.000 verstrekt, dan bedraagt de bijdrage van de vrijwilligers
€ 1.750 (35% van € 5.000). De totale kosten van het initiatief bedragen in dat geval € 6.750.
Als de bijdrage van de vrijwilligers ontbreekt, zijn de kosten van € 5.000 die de subsidieontvanger in de vaststellingsaanvraag opneemt niet subsidiabel.
Subsidies voor aanleg of beheren zijn gericht op burgergroepen zelf, om bijvoorbeeld (plant)materiaal aan te schaffen of kennis over inhoud of organisatie in te huren. Om laagdrempeligheid te bevorderen, kunnen ook burgergroepen die geen privaatrechtelijke rechtspersoon hebben gevormd deelnemen. Dit samenwerkingsverband moet dan uit tenminste vijf personen bestaan.
Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen, is het onder meer van belang dat de aanvrager een kaart toevoegt waarop is aangegeven waar de activiteit wordt gerealiseerd. Het gaat erom dat Gedeputeerde Staten kunnen zien waar de activiteit plaatsvindt. Een aanvrager kan dit bijvoorbeeld duidelijk maken door een schermafdruk van Google maps met een schaalgrootte van 1:25.000 bij de aanvraag te voegen.
Om de gewenste efficiëntie te stimuleren, geldt dat de personeelskosten van de subsidieontvanger zijn gemaximeerd. Deze beperking is er om te voorkomen dat met de subsidie voornamelijk personeelskosten worden gefinancierd. Bij de subsidie als bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, onder c, bedraagt dit maximum bijvoorbeeld 20%. Als de subsidieontvanger € 40.000 aan bijdragen verstrekt, bedragen de personeelskosten dus maximaal € 10.000 (20% van de maximale kosten van € 50.000). Het gaat bij de personeelskosten bijvoorbeeld om de kosten voor personeelsinzet voor het promoten van vouchers, het beoordelen van initiatieven van vrijwilligers en het begeleiden van initiatieven.
De artikelsgewijze toelichting op paragraaf 7.4 komt te luiden:
Paragraaf 7.4 Functioneel gebruik erfgoed
Onderdeel f (erfgoed): er wordt hier naast het ‘rode’ gebouwde erfgoed ook het ‘groene’ en ‘mobiele’ erfgoed en archeologische monumenten begrepen.
Onderdeel l (groen erfgoed): groen erfgoed ontleent haar beschermde status aan de historische aanleg met bijzondere beplanting, padenpatronen, waterpartijen, beelden, tuinhuizen en/of andere elementen.
Onderdeel c. Bij dit criterium beoordelen we in hoeverre de aanwezige cultuurhistorische waarden van een erfgoed behouden blijven en zo optimaal mogelijk worden ingepast in het project. Daarbij geldt als voorwaarde dat het erfgoed een monumentenstatus heeft.
Onderdeel d. Bij dit criterium beoordelen we in hoeverre een project zal bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Een erfgoed staat nooit op zichzelf en heeft de potentie om de directe omgeving een positieve impuls te geven op het woon-, werk-, en verblijfsklimaat. Een goede inpassing en uitstraling naar de omgeving is hier dus van belang.
Onderdeel e. Bij dit criterium beoordelen we in hoeverre het project de eventuele mogelijkheden van verduurzaming benut en inpast in het project. Dit kan breed zijn, variërend van energiebesparende en energieopwekkende maatregelen tot hergebruik van grondstoffen, duurzame omgang met water en bodem en toepassing van duurzame materialen en/of hergebruik van materialen in de uitvoering.
Onderdeel f. Bij dit criterium beoordelen we in hoeverre een project bijdraagt aan de beleving van het erfgoed. Dit criterium kent meerdere aspecten, zoals de maatschappelijke toegankelijkheid: door middel van openstelling van erfgoed kunnen zoveel mogelijk mensen meegenieten van het Gelders erfgoed. Een ander voorbeeld is de participatie van burgers: het betrekken van de lokale bevolking, de inzet van vrijwilligers en/of mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. De mogelijkheden hiertoe variëren per project.
Onderdeel d. Aan de hand van een exploitatiebegroting kan bestendig gebruik van erfgoed worden vastgesteld. Een exploitatiebegroting geeft namelijk inzicht in de vraag of de exploitatie- en beheerskosten van het erfgoed voor de komende periode gedekt kunnen worden uit de activiteiten die in of op het erfgoed plaatsvinden of gaan plaatsvinden.
Onderdeel a. Een onderzoeksplan geeft inzicht in de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd, de te verwezenlijken doelen, de beoogde resultaten en de bijdrage van de onderzoeksresultaten aan de uitvoering van een eventueel vervolgproject. Het uitvoeringsaspect heeft onder andere betrekking op de voorbereiding, reeds uitgevoerde (voor)onderzoeken, de uit te voeren werkzaamheden en de rol van bij het onderzoek betrokken partijen.
Maximale subsidiebedragen per maatregel behorend bij paragraaf 4.8 Inrichting van het Gelders Natuurnetwerk, artikel 4.8.1 onderdeel a tot en met d, van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016
1. Deze regeling treedt in werking op 7 januari 2019.
2. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdelen FF, DDD, EEE, FFF, GGG, HHH, in werking op 1 januari 2019 en artikel I, onderdeel AAA, in werking per 1 december 2018.
3. Artikel 2.12.1 zoals dat luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit blijft van toepassing op aanvragen om subsidie op grond van paragraaf 2.12 die zijn ingediend en besluiten omtrent subsidie die zijn genomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.
4. De Regels Ruimte voor Gelderland 2016, zoals die luidden voor de inwerkingtreding van deze regeling, blijven van toepassing op aanvragen tot verkrijging van subsidie krachtens paragraaf 6.25, die voor de inwerkingtreding zijn ingediend. De Regels Ruimte voor Gelderland 2016, zoals die luidden voor de inwerkingtreding van deze regeling, blijven eveneens van toepassing op subsidiebesluiten krachtens paragraaf 6.25, die voor de inwerkingtreding zijn genomen.
5. Artikel 6.25.3, eerste lid, aanhef en onderdeel e onder 5e, voor zover het de uitvoering van side events betreft in de aanloop naar het sportevenement, is niet van toepassing met betrekking tot sportevenementen, waarvoor voor inwerkingtreding van deze regeling een aanvraag tot plaatsing op de sportevenementenkalender is ingediend.
6. Met betrekking tot sportevenementen, die voor inwerkingtreding van deze regeling op de sportkalender zijn geplaatst of waarvoor een aanvraag tot plaatsing is ingediend, kunnen Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen van artikel 6.25.8, eerste lid, aanhef en onder c, en derde lid, aanhef en onder c, voor zover het de uitvoering van side events in de aanloop van het sportevenement betreft.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2018-8712.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.