Besluit van provinciale staten van Zeeland houdende wijziging Financiële verordening provincie Zeeland 2017

Besluit van provinciale staten van Zeeland van 9 november 2018, nr. 18926043, houdende wijziging van de Financiële verordening provincie Zeeland 2017.

 

Provinciale staten van Zeeland ,

  • gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 30 oktober 2018, nr. 18926411;

  • overwegende dat het besluit van provinciale staten van 9 november 2018 inzake de Najaarsnota 2018, nr. 18924192, en daarnaast de ‘notitie materiele vaste activa’ en de ‘notitie structurele en incidentele baten en lasten’ van de commissie voor het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten aanleiding vormen tot het actualiseren van de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie;

  • gelet op artikel 216 van de Provinciewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

besluiten tot het vaststellen van de navolgende wijziging van de Financiële verordening provincie Zeeland 2017:

 

Artikel I  

 

De Financiële verordening provincie Zeeland 2017 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2.2.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3.

    Incidentele lasten en baten met een omvang vanaf € 250.000,- worden door gedeputeerde staten afzonderlijk gespecificeerd en toegelicht in het ‘overzicht incidentele lasten en baten’ in de begroting en jaarstukken.

B

Artikel 2.3.2 komt te luiden:

Artikel 2.3.2 Investeringskredieten

  • 1.

    Gedeputeerde staten geven van een investering bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting het benodigde en geautoriseerde investeringskrediet weer en geven de ramingen en bestedingen van de uitputting van het investeringskrediet tot het lopende, in het lopende en de volgende drie begrotingsjaren weer.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid beschrijven gedeputeerde staten nieuwe investeringskredieten voor vervangingsinvesteringen ten opzichte van eerder vastgestelde investeringskredieten in voorgaande begrotingen en begrotingswijzigingen expliciet in de ‘staat van verloop investeringskredieten’ in de begroting.

  • 3.

    Gedeputeerde staten geven van een investering bij de uiteenzetting van de financiële positie in de jaarstukken de bestedingen ten laste van het investeringskrediet in het boekjaar, tot en met het boekjaar weer en een inschatting van de toereikendheid van het investeringskrediet tot afronding van de investering.

  • 4.

    Gedeputeerde staten geven van een investering bij de voorjaarsnota en najaarsnota de bestedingen ten laste van het investeringskrediet in het boekjaar, tot en met het boekjaar weer en een inschatting van de toereikendheid van het investeringskrediet tot afronding van de investering.

  • 5.

    Gedeputeerde staten doen een voorstel aan provinciale staten tot het beëindigen van een investeringskrediet bij de voorjaarsnota, najaarsnota of jaarstukken.

C

Artikel 3.1 komt te luiden:

Artikel 3.1 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Kosten voor onderzoek naar en ontwikkeling van een actief worden niet geactiveerd en direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 2.

    Provinciale staten kunnen besluiten af te wijken van het in het eerste lid bepaalde bij het vaststellen van het investeringsvoorstel ingevolge artikel 2.1.3, vijfde en zesde lid.

  • 3.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden niet geactiveerd en direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    Gronden en terreinen worden te allen tijde geactiveerd.

  • 5.

    Materiële vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijke nut, bedoeld in artikel 35 van het BBV, met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs per individueel object beneden de ondergrens zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening worden niet geactiveerd en direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 6.

    Bij activering wordt geen gebruik gemaakt van de componentenmethode.

  • 7.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening, tenzij specifiek wordt besloten tot een afwijkende termijn bij het investeringsvoorstel.

  • 8.

    Afschrijving vindt plaats met ingang van het jaar na ingebruikname van het actief.

  • 9.

    Dekking van afschrijvingslasten vindt als volgt plaats:

    • a.

      voor vervangingsinvesteringen ten laste van bestaande ramingen (inclusief de budgettaire ruimte) in de (meerjaren)begroting of een eerder voor dat doel gevormde bestemmingsreserve;

    • b.

      voor nieuwe investeringen:

      • i.

        in eerste instantie ten laste van bestaande ramingen in de (meerjaren)begroting of een eerder voor dat doel gevormde bestemmingsreserve;

      • ii.

        (het restant van) de afschrijvingslasten direct ten laste brengen van de budgettaire ruimte (of algemene reserve) in de (meerjaren)begroting, waarbij de mogelijkheid tot vorming van bestemmingsreserves is toegestaan.

  • 10.

    Aan geactiveerde investeringen wordt geen rente toegerekend, tenzij hiertoe specifiek wordt besloten bij het investeringsvoorstel.

D

Artikel 3.4 komt te luiden:

Artikel 3.4 Voorzieningen groot onderhoud

Gedeputeerde staten kunnen een voorziening groot onderhoud gebouwen of groot onderhoud infrastructuur instellen.

 

E

Aan artikel 3.5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4.

    Resterende investeringskredieten mogen binnen de vastgestelde projectperiode worden overgeheveld naar een volgend begrotingsjaar, tenzij de vooraf afgesproken prestatie is gerealiseerd. In dat geval volgt een voorstel tot het beëindigen van het investeringskrediet als bedoeld in artikel 2.3.2, vijfde lid.

F

Artikel 3.9 komt te luiden:

Artikel 3.9 Vaststelling hoogte rechten en prijzen

Op voorstel van gedeputeerde staten bepalen provinciale staten de hoogte van de provinciale tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst. Deze tarieven worden vastgelegd in de tarieventabel, behorende bij de vigerende "Legesverordening Provincie Zeeland" respectievelijk de "Grondwaterheffingsverordening provincie Zeeland".

 

G

Artikel 3.10 derde lid komt te luiden:

  • 3.

    Provinciale staten gaan terughoudend om met garantstellingen, maar kunnen garantstellingen verlenen voor de realisatie van provinciale beleidsdoelstellingen voor een afgebakende periode en stellen de daaraan verbonden voorwaarden en zekerheden vast.

H

De Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 3.1 komt te luiden:

 

Bijlage 1 Afschrijvingsbeleid bij artikel 3.1

Activeringsgrens

Bij het bepalen of een investeringskrediet noodzakelijk is, en dus activering op de balans, worden de volgende grensbedragen gehanteerd.

Tabel soort actief

Ondergrens individuele investering / object

Gronden en terreinen

€ 100.000 (bijv. abdijplein)

Woonruimten

€ 100.000 (zal niet-nauwelijks voorkomen)

Bedrijfsgebouwen

€ 250.000 (nieuw-/verbouw)

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken:

- verhardingen

- kunstwerken droog

- kunstwerken nat

- VRI (verkeersregelinstallatie)

- geleiderails

- bruggen en sluizen

- aanlandingsinrichtingen

 

€ 250.000

€ 250.000

€ 250.000

€ 150.000

€ 250.000

€ 250.000

€ 250.000

Vervoermiddelen:

- schepen

- dienstauto’s

- overige vervoermiddelen

 

€ 250.000

€ 50.000

€ 50.000 (aanhangers e.d.)

Machines, apparaten en installaties:

- kantoorinventaris

- gereedschap

- liftinstallatie

- overige

€ 50.000

Overige materiële vaste activa:

- ICT hardware

- ICT software

- implementatiekosten hard- en software

€ 50.000

(telefoons, tablets, laptops, servers, etc.)

(licenties voor onbepaalde duur)

(externe inhuur)

 

Afschrijvingstermijnen

In het investeringsvoorstel van gedeputeerde staten aan provinciale staten, overeenkomstig artikel 2.1.3, wordt uiteengezet welke categorie van vaste activa van toepassing is en de daarbij horende afschrijvingstermijn. De maximale afschrijvingstermijn is ten hoogste de termijn dat het actief gebruiksnut heeft voor de Provincie Zeeland. Bij het bepalen van het jaarlijkse afschrijvingsbedrag wordt geen rekening gehouden met een eventuele restwaarde aan het einde van de gebruiksduur.

 

Immateriële vaste activa

Bijdragen aan activa in eigendom van derden die voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 61 van het BBV, worden lineair afgeschreven in 30 jaar of minder, indien de levensduur van het actief minder dan 30 jaar bedraagt.

 

Materiële vaste activa

Investeringen met economisch nut of investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut, worden lineair afgeschreven in maximaal:

Object

Aantal jaar

I&A

 

Laptop, desktop, workstation, tablets, server (incl. implementatiekosten)

4

Beeldscherm (incl. implementatiekosten)

6

Wifi en netwerkcomponenten (incl. implementatiekosten)

4

Telefoons, smartphones (incl. implementatiekosten)

3

Software, afhankelijk van applicatie (incl. implementatiekosten)

2 tot 7

Infra

 

VRI

15

Overige werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties

5 tot 10

Wegen:

- elementverharding

- asfaltverharding

- betonverharding

 

30

35

40

Droge kunstwerken (vaste bruggen, viaducten, tunnels, betonnen duikers, etc.)

80

Natte kunstwerken:

- sluizen

- beweegbare bruggen

 

100

60

Overige infrastructuur (stalen geleiderail, geluidsschermen, lichtmasten, bewegwijzering, aanleginrichting veerboot, keerwanden, damwanden, etc.)

30

Facilitair

 

Gebouwen:

- steunpunten, bedrijfsgebouwen, inrichting terreinen

- technische installaties gebouwen

- audiovisuele middelen

 

30

10

5

Voertuigen:

- dienstauto’s bestuur

- overige voertuigen

- schepen

 

4

4 tot 8

30

 

I

De toelichting op artikel 2.2.1 in de Artikelsgewijze toelichting komt te luiden:

Artikel 2.2.1 Uitvoering begroting

Dit artikel geeft aan welke informatie gedeputeerde staten in de begroting nader op moeten nemen, om transparant invulling te kunnen geven aan de kader stellende rol voor de begroting en voor de controlerende rol van provinciale staten bij de jaarstukken, die de indeling van de begroting volgen. Lid 3 is toegevoegd naar aanleiding van de aanbeveling van de commissie BBV medio 2018 en vloeit voort uit de eis dat de begroting structureel en reëel in evenwicht is. Dit houdt in dat structurele lasten worden gedekt door structurele baten en dat de in de begroting en meerjarenraming opgenomen bedragen volledig en realistisch zijn. Voor het inzicht in de financiële positie is een toelichting in de begroting en jaarstukken van belang. Voor dit inzicht is het van belang dat tenminste de van materiële omvang zijnde bedragen worden toegelicht.

 

J

De toelichting op artikel 2.3.1 in de Artikelsgewijze toelichting komt te luiden:

Artikel 2.3.1 Tussentijdse rapportage

Dit artikel geeft inhoud aan de informatiebehoefte van provinciale staten met betrekking tot de stand van zaken van uitvoering van de begroting. Provinciale staten geven aan welke informatie zij van gedeputeerde staten wensen te ontvangen en met welke frequentie. Op basis van deze informatie kunnen provinciale staten de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing noodzakelijk is. Gebruikelijk is om via voortgangsrapportages per kwartaal van de grote projecten en de voor- en najaarsnota informatie over de uitvoering van de begroting te verstrekken.

 

K

De toelichting op artikel 2.3.2 in de Artikelsgewijze toelichting komt te luiden:

Artikel 2.3.2 Investeringskredieten

Op grond van dit artikel worden minimaal in de begroting, najaarsnota en de jaarstukken door gedeputeerde staten gerapporteerd over de financiële benutting van de investeringskredieten.

 

L

De toelichting op artikel 3.1 in de Artikelsgewijze toelichting komt te luiden:

Artikel 3.1 Waardering en afschrijving vaste activa

Artikel 3.1 stelt de nadere regels ten opzichte van het wettelijke kader voor activering, waardering en afschrijving van vaste activa, zoals is voorgeschreven door artikel 216 Provinciewet. De algemene rubricering en waardering van de vaste activa is vastgelegd in het BBV, artikel 33 t/m 36 en artikel 59 t/m 65. Dit is dan ook het uitgangspunt. In dit artikel is binnen deze regelgeving aangesloten bij de gebruikelijke gedragslijn binnen de provincie, in overeenstemming met de verwachte gebruiksduur van vaste activa.

De kosten van onderzoek en ontwikkeling (eerste lid) worden niet geactiveerd. Dit sluit aan bij de intentie van de opzet van het BBV dat immateriële vaste activa kunnen (en niet moeten) worden geactiveerd. Voor zeer grote projecten kan het wenselijk zijn om de kosten van onderzoek en ontwikkeling toch te activeren, hiervoor is een afzonderlijk statenbesluit noodzakelijk (tweede lid).

De kosten bedoeld in het derde lid (afsluiten geldleningen en saldo van agio en disagio) worden niet geactiveerd en direct ten laste van de exploitatie gebracht. Dit sluit aan bij de intentie van de opzet van het BBV dat immateriële vaste activa kunnen (en niet moeten) worden geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven. Hierbij worden onder gronden en terreinen die percelen (inclusief opstallen) verstaan, waarop bijvoorbeeld geen wegen of natuur wordt aangelegd. Dit zijn onder meer percelen (inclusief opstallen) die in het kader van de Grondbank Zeeland zijn verkregen ter verdere verhandeling-ruiling. De kosten voor bijvoorbeeld de aanschaf van een perceel inclusief opstal waarop uiteindelijk wegen of natuurcompensatie wordt gerealiseerd waarvan de beheerlasten bij de provincie Zeeland blijven, worden wel geactiveerd en hierop wordt wel afgeschreven.

Op basis van de ‘notitie materiële vaste activa’ van de commissie BBV worden voor de verschillende categorieën materiële vaste activa verschillende grensbedragen voor activering gehanteerd. Hiermee wordt gewaarborgd dat de diverse soorten investeringen ook daadwerkelijk worden geactiveerd en er geen materiële investeringen direct in de exploitatie worden verantwoord.

In het zesde lid is bepaald dat geen gebruik wordt gemaakt van de componentenmethode bij activering. Dit houdt in dat een actief in zijn geheel wordt geactiveerd en afgeschreven en niet in afzonderlijke componenten wordt geactiveerd met verschillende afschrijvingstermijnen.

In het negende lid wordt aangegeven op welke wijze de financiële dekking van de afschrijvingslasten plaatsvindt. Uitgangspunt is dat afschrijvingslasten van vervangingsinvesteringen binnen de bestaande ramingen (inclusief de budgettaire ruimte) in de begroting en meerjarenraming gevonden moeten worden. Voor nieuwe investeringen is de volgorde bij het investeringsvoorstel om de afschrijvingslasten ten laste van het meerjarenperspectief (bestaande budgetten, budgettaire ruimte of algemene reserve) te brengen, dan wel het (in één keer) vormen van een bestemmingsreserve, mits hiervoor toereikende middelen in het begrotingsjaar van besluitvorming zijn.

Aan vaste activa wordt geen rente toegerekend (tiende lid). Overeenkomstig de aanbevelingen van de commissie BBV vindt dit niet plaats, mede om de administratieve lasten niet te vergroten.

 

M

De toelichting op artikel 3.4 in de Artikelsgewijze toelichting komt te luiden:

Artikel 3.4 Voorzieningen groot onderhoud

Dit artikel bepaalt voor welke vormen van groot onderhoud een voorziening kan worden gevormd, zoals bedoeld in artikel 44 lid 1 sub c, met als doel om deze lasten over een aantal begrotingsjaren gelijkmatig te verdelen. Gezien de verschillende aard van de kapitaalgoederen, moet dan tenminste onderscheid worden gemaakt in een voorziening voor groot onderhoud van gebouwen en een voorziening voor groot onderhoud aan de provinciale infrastructuur (wegen, waterwegen, kunstwerken). Gezien de omvangrijke wettelijke voorschriften uit het BBV en de nadere duiding hiervan in de notitie materiële vaste activa van de commissie BBV, is nog niet besloten tot het instellen van één of meer voorzieningen groot onderhoud.

 

N

De toelichting op artikel 3.6 in de Artikelsgewijze toelichting komt te luiden:

Artikel 3.6 Indexering provinciale begroting

In dit artikel wordt aangegeven op welk moment en via welke methode de indexering van de materiële budgetten in de provinciale begroting. Personele budgetten (programma 94 personeelsbegroting) worden niet jaarlijks met een vast percentage geïndexeerd, maar zullen pas wijzigen na aanpassing en vaststelling van de cao. Periodieken in de personeelslasten maken reeds onderdeel uit van de meerjarenraming en worden derhalve niet nogmaals geïndexeerd. De financiële effecten worden daarna separaat aan provinciale staten voorgelegd inclusief een statenvoorstel voor begrotingswijziging.

Als voorbeeld: Bij een nieuwe vierjaarsperiode, startende met de begroting 2017, is het CPB 'overheidsindexcijfer voor materiële uitgaven (IMOC)' gehanteerd volgens de toen laatst beschikbare publicatie van het CPB genomen over de periode 2009-2016 en afgerond op een heel / half percentage. Het gemiddelde bedroeg bij de voorjaarsnota 2016 over deze jaren 1,08%, wat dan afgerond wordt op 1,0%. Dit percentage geldt vervolgens voor de begrotingsjaren van 2017, 2018, 2019 en 2020. In 2020 wordt bij de voorjaarsnota een nieuwe berekening gemaakt voor de volgende vierjaarsperiode 2021-2024.

Het vastgestelde indexpercentage is overigens niet het percentage waarmee subsidiebedragen voor instellingen die in aanmerking komen voor een integrale kostensubsidie in een volgend begrotingsjaar worden geïndexeerd. Alleen een materieel provinciaal budget wordt geïndexeerd, waaruit onder meer de verleende subsidies kunnen worden gedekt. Of en voor welk bedrag een instelling voor een integrale kostensubsidie in aanmerking komt, is afhankelijk van de onderbouwde subsidieaanvraag, de geldende subsidievoorwaarden en de besluitvorming op deze aanvragen. Indexering van subsidiebedragen maakt geen onderdeel uit van de provinciale subsidieverordening en het subsidiebesluit.

 

Artikel II  

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat het niet van toepassing is op het opstellen van de jaarrekening 2018.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van provinciale staten van 9 november 2018.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

S. de Visser, griffier

Uitgegeven 15 november 2018

De secretaris, A.W. Smit

Naar boven