Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 05-06-2018, PZH-2018-648746865, tot vaststelling van de Subsidieregeling regionale netwerken voor innovatie Zuid-Holland (Subsidieregeling regionale netwerken voor innovatie Zuid-Holland)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 3, tweede lid en zesde lid, onderdeel b, onder 2°, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

 

Overwegende dat het wenselijk is de netwerken van bedrijven, kennisinstellingen en overheden in de provincie Zuid-Holland en die zijn gericht op innovatie, te versterken ten behoeve van innovatie;

 

Overwegende dat de te subsidiëren activiteiten in overeenstemming zijn met hoofdstuk I en artikel 27 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187).

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Subsidieregeling regionale netwerken voor innovatie Zuid-Holland

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187);

  • Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • clusterorganisatie: rechtspersoon die het innovatiecluster opereert;

  • innovatie: het voor de voorzienbare toekomst ontwikkelen producten, diensten of procedés die nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden;

  • innovatiecluster: structuur of georganiseerde groepering van onafhankelijke partijen (zoals innovatieve starters, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, maar ook organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, niet-commerciële organisaties en andere verwante economische spelers) die tot doel heeft innovatieve activiteiten te stimuleren door het delen van faciliteiten en de uitwisseling van kennis en deskundigheid te bevorderen, en door daadwerkelijk bij te dragen aan technologieoverdracht, netwerking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de ondernemingen en andere organisaties binnen het cluster;

  • personeelskosten: de kosten van onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het betrokken project of de betrokken activiteiten bezighouden.

Artikel 2. Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het aansturen van het innovatiecluster ter bevordering van samenwerking, informatiedeling en het verschaffen of toeleiden van gespecialiseerde en op maat gemaakte zakelijke ondersteuningsdiensten;

    • b.

      de marketing van het innovatiecluster om nieuwe ondernemingen of organisaties aan te trekken en de zichtbaarheid te verhogen; en

    • c.

      het beheer van de faciliteiten van het innovatiecluster, de organisatie van opleidingsprogramma's, workshops en conferenties ter ondersteuning van kennisdeling, netwerking en transnationale samenwerking.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie voor een periode van maximaal vier jaar.

  • 3.

    De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, leiden tot de versterking van netwerken van bedrijven, kennisinstellingen of overheden ten behoeve van innovatie in Zuid-Holland.

Artikel 3. Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt uitsluitend verleend aan een clusterorganisatie.

 

Artikel 4. Beslistermijn

Gedeputeerde staten beslissen op een aanvraag binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

 

Artikel 5. Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2 geweigerd:

  • a.

    indien het innovatiecluster al door een clusterorganisatie wordt geopereerd;

  • b.

    indien er al subsidie is verstrekt voor de activiteiten, tenzij het tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt, is verstreken;

  • c.

    voor zover voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, subsidie wordt verstrekt aan de clusterorganisatie ten behoeve van hetzelfde innovatiecluster over een periode van meer dan 10 jaar;

  • d.

    indien het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 50.000,00 of meer dan € 500.000,00 bedraagt;

  • e.

    indien uit de laatste twee gepubliceerde of bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde jaarrekeningen van de clusterorganisatie blijkt dat:

    • de solvabiliteitsratio van de clusterorganisatie (eigen vermogen/totaal vermogen) gelijk is aan of lager is dan 7,5%; of

    • de rentedekkingsgraad van de clusterorganisatie op basis van de EBITDA (inkomsten voor aftrek van interest, belastingen en afschrijvingen) lager is dan 1.0.

Artikel 6. Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het innovatiecluster staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten van het innovatiecluster hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld;

  • b.

    de vergoedingen die voor het gebruik van de faciliteiten van het innovatiecluster en voor deelname aan de activiteiten van het innovatiecluster worden berekend, stemmen overeen met de marktprijs of weerspiegelen de kosten ervan;

  • c.

    uit het projectplan blijkt dat het aannemelijk is dat de activiteiten bijdragen aan de versterking van netwerken van bedrijven, kennisinstellingen en overheden ten behoeve van innovatie in Zuid-Holland.

Artikel 7. Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie komen in aanmerking de door de clusterorganisatie gemaakte personeelskosten en administratieve kosten, met inbegrip van de algemene kosten, met betrekking tot de in artikel 2, eerste lid, opgenomen activiteiten.

  • 2.

    Bij de berekening van de subsidiehoogte en de subsidiabele kosten zijn alle bedragen die worden gebruikt, de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.

  • 3.

    De subsidiabele kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn.

Artikel 8. Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 500.000,00.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden, indien er sprake is van cumulering als bedoeld in artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, het percentage en het maximum, genoemd in het eerste lid, zodanig naar beneden bijgesteld dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die krachtens artikel 8 van de Algemene groepsvrijstelingsverordening voor deze regeling gelden, niet worden overschreden.

  • 3.

    Indien toepassing van dit artikel ertoe leidt dat de te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 50.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 9. Rangschikking

  • 1.

    Het bedrag dat beschikbaar is voor de te verstrekken subsidies, wordt over de aanvragen verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst daarvan.

  • 2.

    Als een subsidieaanvraag niet volledig is, geldt als datum van binnenkomst de dag waarop de subsidieaanvraag is aangevuld als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Op de dag dat verlening van subsidie voor gelijktijdig binnengekomen subsidieaanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de subsidie verdeeld op basis van loting.

Artikel 10. Verplichtingen van de clusterorganisatie

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de clusterorganisatie de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    in afwijking van artikel 21 van de Asv, houdt de clusterorganisatie een administratie bij van aan de activiteiten verbonden baten en lasten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht, die gestaafd wordt met bewijsstukken die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn en legt de clusterorganisatie deze op verzoek over aan gedeputeerde staten;

  • b.

    de toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het innovatiecluster, staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten van het innovatiecluster hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld;

  • c.

    de vergoedingen die voor het gebruik van de faciliteiten van het innovatiecluster en voor deelname aan de activiteiten van het innovatiecluster worden berekend, stemmen overeen met de marktprijs of weerspiegelen de kosten ervan.

Artikel 11. Prestatieverantwoording

  • 1.

    In afwijking van artikel 23 van de Asv gaat de aanvraag tot subsidievaststelling naast het activiteitenverslag, ongeacht de hoogte van het verleende subsidiebedrag, vergezeld van een financieel verslag.

  • 2.

    Indien de subsidieverleningsbeschikking € 125.000,00 of meer bedraagt, gaat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van:

    • a.

      een door een accountant afgegeven verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van dat verslag, of

    • b.

      een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek mits de gesubsidieerde activiteiten daarin zijn verantwoord en die jaarrekening vergezeld gaat van een door een accountant afgegeven verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid.

Artikel 12. Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

  • 2.

    Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 13. Bekendmaking van gegevens inzake steunverlening

  • 1.

    Gedeputeerde staten maken binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze regeling de gegevens, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de Algemene groepsvrijstellingverordening, bekend.

  • 2.

    De gegevens, bedoeld in het eerste lid, blijven voor ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

Artikel 14. Staatssteun

Subsidie die krachtens deze regeling wordt verleend bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 15. Intrekking

De Subsidieregeling regionale netwerken topsectoren Zuid-Holland wordt ingetrokken.

 

Artikel 16. Overgangsrecht

De Subsidieregeling regionale netwerken topsectoren Zuid-Holland, zoals die luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van toepassing op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

 

Artikel 17. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel 18. Werkingsduur en overgangsrecht

Deze regeling vervalt op 1 januari 2026, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

 

Artikel 19. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling regionale netwerken voor innovatie Zuid-Holland.

 

Den Haag, 5 juni 2018

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

drs. J. Smit, voorzitter drs. H.M.M. Koek, secretaris

TOELICHTING

 

Algemeen

Netwerken van innovatieve MKB bedrijven en kennisinstellingen zijn essentieel voor het signaleren en verkennen van mogelijkheden om nieuwe producten, processen diensten (innovaties) te ontwikkelen. Voor individuele MKB bedrijven staan de investeringen in het opzetten en onderhouden van dergelijke netwerken niet in verhouding tot het profiteren van de ‘opbrengsten’ in termen van mogelijkheden tot innovatie, zeker als die opbrengsten in een open netwerk moeten worden gedeeld met andere bedrijven.

 

Er is daarmee sprake van marktfalen bij het realiseren van regionale netwerken. Vooral voor de topsectoren in de Zuid-Hollandse (en nationale) economie wordt hiermee het belang van een innovatieve en concurrerende economie geraakt. Met deze regeling wordt daarom beoogd regionale netwerken van bedrijven en kennisinstellingen binnen de topsectoren tot stand te brengen en houden, uitgaande van een eigen bijdrage van bedrijven en kennisinstellingen.

 

Deze nieuwe regeling wordt als opvolger van de Subsidieregeling regionale netwerken topsectoren Zuid-Holland ingevoerd naar aanleiding van een in 2017 uitgevoerde tussentijdse evaluatie. Op grond daarvan is de beleidstheorie verder versterkt en meer gericht op het ondersteunen van netwerken ten behoeve van innovatie. Daarnaast is het mogelijk gemaakt voor meer dan één termijn van niet 3 maar 4 jaar een hoger bedrag dan voorheen als maximale subsidie te verstrekken (€ 500.000 in plaats van € 300.000).

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gehanteerd. Er is met het oog op de eenduidigheid van de regelgeving gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande wet- en regelgeving, voornamelijk ook de Algemene groepsvrijstellingsverordening, en de algemene bepalingen in de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv). De genoemde begripsbepalingen spreken over het algemeen voor zich.

 

Artikel 2. Subsidiabele activiteiten en prestatie

In dit artikel is een limitatieve opsomming gegeven van activiteiten ten behoeve waarvan gedeputeerde staten subsidie kunnen verstrekken. Het betreffen activiteiten in het kader van de exploitatie van het innovatiecluster. Er is aansluiting gezocht bij hetgeen is opgenomen in artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. In het tweede lid van het artikel is de maximale looptijd van de subsidie opgenomen. In het derde lid wordt de maximale termijn waarop exploitatiesteun wordt verstrekt met inachtneming van de Algemene groepsvrijstellingsverordening beperkt tot een periode van maximaal 10 jaar. Tot slot is in het vierde lid van het artikel het politieke doel van de regeling geformuleerd.

 

Artikel 3. Doelgroep

Dit artikel betreft de kring van aanvraaggerechtigden. Subsidie kan uitsluitend worden verleend aan een rechtspersoon die het innovatiecluster opereert, de clusterorganisatie. Dit sluit aan bij hetgeen is opgenomen in artikel 27, lid 2, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 4. Beslistermijn

In dit artikel is in aanvulling op artikel 28 Asv is een beslistermijn opgenomen.

 

Artikel 5. Weigeringsgronden

De subsidieaanvraag wordt geweigerd indien het innovatiecluster reeds door een clusterorganisatie wordt geopereerd. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat voor een bestaand innovatiecluster, dat al door een bestaande clusterorganisatie wordt geopereerd, subsidie wordt gevraagd door een andere clusterorganisatie.

 

De clusterorganisatie kan herhaaldelijk een subsidieaanvraag doen, voor dezelfde subsidiabele activiteiten. Geen subsidie wordt verleend indien het tijdvak van een eerdere subsidie, ten behoeve van dezelfde activiteiten en al dan niet op grond van deze regeling verstrekt, nog niet is geëindigd. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat gedurende een bepaalde periode ten behoeve van hetzelfde innovatiecluster meerdere subsidies ten behoeve van dezelfde activiteiten naast elkaar bestaan. In artikel 2, tweede lid, is bepaald dat een subsidie voor een periode van maximaal vier jaar kan worden verleend.

 

De subsidieaanvraag wordt eveneens geweigerd indien de maximale looptijd van exploitatiesteun van 10 jaar, als bedoeld in artikel 27, lid 7, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, al is bereikt. Deze bepaling is opgenomen teneinde te voldoen aan de voorschriften om met toepassing van artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening subsidie te kunnen verlenen. De periode van 10 jaar start op het moment dat exploitatiesteun voor het eerst wordt verleend. Bij het verstrekken van de subsidie wordt er ook rekening mee gehouden dat de duur door de verstrekking niet wordt overschreden. Hierdoor kan de periode waarvoor de subsidie wordt verstrekt minder dan vier jaar bedragen.

 

De subsidieaanvraag wordt geweigerd indien het aangevraagde subsidiebedrag minder dan

€ 50.000,00 of meer dan € 500.000,00 bedraagt. Daarmee wordt beoogd de administratieve lasten van de regeling te beperken. Gelet daarop is in artikel 7 opgenomen dat de subsidiehoogte maximaal € 500.000,00 bedraagt.

 

Ook de bepaling dat subsidie wordt geweigerd indien deze anders zou worden verleend aan een onderneming in moeilijkheden, vloeit voort uit het uitgangspunt dat subsidie alleen wordt verleend met toepassing van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Steun aan ondernemingen in moeilijkheden is van het toepassingsgebied van voornoemde verordening uitgesloten.

 

Daarnaast kan, respectievelijk moet, ook afwijzend op een aanvraag worden beslist op grond van artikel 4:35 van de Awb en artikel 11 en 12 van de Asv Zuid-Holland 2013. Artikel 4:35 van de Awb bevat een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende, gronden waarop een subsidieaanvraag kan worden geweigerd. Het gaat daarbij zowel om gronden met een preventief karakter (bijvoorbeeld dat er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden) als om gronden die verband houden met gebeurtenissen die zich reeds hebben voorgedaan (zoals de verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens in het kader van de aanvraag). In artikel 11 en 12 Asv Zuid-Holland 2013 zijn door gedeputeerde staten een aantal aanvullende weigeringsgronden opgenomen.

 

Artikel 6. Subsidievereisten

In dit artikel is bepaald aan welke eisen moet worden voldaan om voor subsidie ingevolge deze regeling in aanmerking te komen. De vereisten in onderdelen a en b vloeien voort uit de toepassing van artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 7. Subsidiabele kosten

In deze bepaling is aangesloten bij de kosten die ingevolge artikel 27, lid 8, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening subsidiabel zijn. Het gaat om personeelskosten en administratieve kosten (met inbegrip van de algemene kosten), die gemaakt zijn in het kader van de in artikel 2 genoemde subsidiabele activiteiten. Kosten die daar niet onder vallen, zijn niet subsidiabel.

 

Wat betreft personeelskosten gaat het om de kosten van onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het betrokken project of de betrokken activiteit bezighouden. Het kan salaris betreffen, maar bijvoorbeeld ook training en reizen waarbij dit duidelijk en direct in relatie staat met het marketen van het cluster. Wat betreft het organisatie materiaal moet het direct te linken zijn aan het organiseren van een specifieke training/workshop/conferentie.

 

Artikel 8. Subsidiehoogte

In deze bepaling is aangesloten bij de steunintensiteit die ingevolge artikel 27, lid 9, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening maximaal is toegestaan voor exploitatiesteun voor innovatieclusters. Het maximale bedrag aan subsidie is verhoogd van eenmalig € 300.000 voor 3 jaar naar € 500.000 per periode van 4 jaar, omdat in de praktijk bleek dat het bedrag regelmatig net te kort schoot, en de periode te kort is om ook voor continuïteit te zorgen.

 

Ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen, wordt de subsidie geweigerd indien toepassing van het eerste lid van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 50.000,00. Dit kan in samenhang worden gezien met artikel 5, eerste lid onderdeel b, van deze regeling.

 

De bepaling betreffende het naar beneden bijstellen van het percentage en het maximum, genoemd in het eerste lid van de bepaling, in het geval van cumulering als bedoeld in artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, is opgenomen teneinde te voorkomen dat door cumulatie van steunbedragen verboden staatssteun wordt verleend.

 

Indien een aanvraag gelet op de rangschikking aan de beurt is om behandeld te worden en deze aanvraag betreft een groter budget dan dat gelet op het subsidieplafond nog beschikbaar is, wordt met deze aanvrager in overleg getreden over de mogelijkheid om de activiteiten al dan niet in aangepaste vorm uit te voeren met een kleiner budget dat nog binnen het subsidieplafond past. Indien dat niet mogelijk is, zal de eerst volgende gerangschikte aanvraag op dezelfde wijze behandeld worden. Dit wordt herhaald totdat een subsidie voor het resterende budget kan worden verleend. Met deze werkwijze wordt bewerkstelligd dat het volledig beschikbare subsidiebudget wordt benut.

 

Artikel 9. Rangschikking

De aanvragen worden verdeeld op volgorde van ontvangst. Bepalend in deze verdelingsmethode is de datum waarop de volledige subsidieaanvraag is ontvangen en dus niet de datum waarop de aanvrager de aanvraag heeft verstuurd.

 

Wanneer toewijzing van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond zou worden overschreden, geldt dat de onderlinge rangorde van die aanvragen wordt bepaald op basis van loting.

Een aanvraag wordt ingediend door middel van een aanvraagformulier met de in dat formulier genoemde bescheiden. Niet kan worden volstaan met verwijzing naar stukken die op een eerder moment zijn overgelegd of op een later moment zullen worden ingediend.

Als datum van ontvangst geldt de datum waarop de aanvraag volledig is. Indien een aanvraag onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is. Aanvulling van de aanvraag leidt dus tot een latere datum van ontvangst, hetgeen zou kunnen leiden tot weigering van de aanvraag indien het subsidieplafond al is bereikt.

 

Een aanvraag op grond van deze regeling is volledig, wanneer het aanvraagformulier volledig ingevuld en met de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden is ontvangen.

 

Als duidelijk is dat het subsidieplafond is overschreden door eerder ingediende volledige aanvragen, krijgt de clusterorganisatie, die een onvolledige aanvraag heeft ingediend, niet de gelegenheid om de aanvraag volledig te maken.

 

Artikel 10. Verplichtingen van de clusterorganisatie

De bewaking van de voortgang van het project is belangrijk in die zin dat als er geen activiteiten worden uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van het project, de subsidieverlening op grond van artikel 4:48 Awb ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd kan worden. In de onderdelen b en c zijn overeenkomstig de vereisten in onderdelen a en b van artikel 6 verplichtingen voor de subsidieontvanger opgenomen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 27 Algemene groepsvrijstellingverordening. Er moet niet alleen aan de betreffende voorwaarden worden voldaan op het moment van aanvraag en verlening van de subsidie, maar ook gedurende de looptijd van de subsidie.

 

Artikel 11. Prestatieverantwoording

Bij het staatssteunrecht worden geen arrangementen onderscheiden, derhalve is afgeweken van de invulling zoals opgenomen in het Uniform Subsidiekader. Ongeacht de hoogte van de te verstrekken subsidie moet met gegevens en bewijsstukken kunnen worden aangetoond dat alle in de Algemene groepsvrijstellingverordening vastgestelde voorwaarden, met bijzondere aandacht voor artikel 12, zijn vervuld.

 

Artikel 12. Bevoorschotting en betaling

De hoogte en wijze van bevoorschotten wordt niet geregeld in de Asv. Bij de invulling van deze bepaling is aansluiting gezocht bij de bestaande algemene subsidiepraktijk binnen de provincie.

 

Artikel 13. Bekendmaking van gegevens inzake steunverlening

Met dit artikel is in de subsidieregeling kenbaar gemaakt hoe gedeputeerde staten invulling geeft aan de in artikel 9 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening opgenomen voorschriften betreffende publicatie en informatie. Het is een subsidieaanvrager zo, eens te meer, bekend dat informatie betreffende het project openbaar wordt gemaakt.

 

Artikel 14. Staatssteun

Deze subsidieregeling is opgesteld met toepassing van artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingverordening. Blijkt bij de beoordeling van een aanvraag op grond van deze subsidieregeling dat niet aan alle eisen voor de toepassing van artikel 27 Algemene groepsvrijstellingverordening is voldaan, dan wordt de subsidie geweigerd.

 

 

Naar boven