Provinciaal blad van Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2018, 73 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2018, 73 | Verordeningen |
Wijziging Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
Bekendmaking van het besluit van 13 december 2017 – PS 2017-642 zaaknummer 2017-005547 tot wijziging van de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland.
PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND
Gelet op de Statenbrief van d.d. 17 oktober 2017 over het Actualisatieplan Omgevingsvisie en -verordening;
Gelet op de artikelen 2.2 en 4.2 van de Wet ruimtelijke ordening, artikel 1.2, tweede lid onder a van de Wet milieubeheer en de artikelen 105, eerste en tweede lid en 143, eerste lid van de Provinciewet;
Het Actualisatieplan tot wijziging van de Omgevingsvisie Gelderland met planidentificatienummer NL.IMRO.9925.SVOVa5-vst1 vast te stellen.
Het Actualisatieplan tot wijziging van de Omgevingsverordening Gelderland met planidentificatienummer NL.IMRO.9925.PVOVa4-vst1 vast te stellen.
Artikel I In artikel 1.1.1 komt het begrip “Bestemmingsplan” te luiden:
omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken ten behoeve van een project van lokaal ruimtelijk belang, tenzij uit de betreffende bepaling uitdrukkelijk anders volgt;
omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken uitsluitend ten behoeve van de vestiging van detailhandelsvoorzieningen in volumineuze goederen op perifere detailhandelslocaties als bedoeld in artikel 2.3.4.2, eerste lid, en detailhandel in voedings- en genotsmiddelen op perifere locaties als bedoeld in artikel 2.3.4.2, tweede lid; en
Aan artikel 2.1.1 worden begrippen toegevoegd luidende:
Bedrijven die een vestigingslocatie hebben in de nabijheid van vaarwater en die zijn verbonden met vaarwater voor de aan- en afvoer van goederen door gebruik te maken van openbare goederenoverslagbedrijven of toegevoegde waarde te leveren in de productiekolom van direct watergebonden productiebedrijven.
Artikel III Titel 2.3 komt te luiden:
Een nadere toelichting vindt u onder Toelichting 2.3 Werklocaties.
Artikel 2.3.1.1 Regionaal Programma Werklocaties
Indien een Regionaal Programma Werklocaties naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet tijdig tot stand komt of wordt geactualiseerd, of indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvoldoende rekening is gehouden met de nadere eisen in artikel 2.3.1.3, kunnen Gedeputeerde Staten in de plaats daarvan een Programma Werklocaties voor de gemeenten in de betreffende regio vaststellen.
Artikel 2.3.1.2 Inwerkingtreding en actualisatie Regionaal Programma Werklocaties
Een ten tijde van de inwerkingtreding van deze bepaling door Gedeputeerde Staten vastgesteld Regionaal Programma Bedrijventerreinen of een Regionaal Programma Detailhandel behoudt zijn werking tot het moment dat dit periodiek geactualiseerd moet worden en als een einddatum ontbreekt in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen of het Regionaal Programma Detailhandel, geldt de actualiseringstermijn, genoemd in artikel 2.3.1.1.
Artikel 2.3.1.3 Nadere eisen Regionaal Programma Werklocaties
Indien Gedeputeerde Staten overeenkomstig het tweede lid hebben bepaald dat voor de gemeenten in de betreffende regio over kantoren geen afspraken nodig zijn, kunnen in een bestemmingsplan zelfstandige kantoren met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1000 m2 uitsluitend worden toegestaan, indien hierover regionale afstemming heeft plaatsgevonden.
Artikel 2.3.2.2 Nieuwe zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen
Artikel 2.3.3.1 Bedrijventerreinen
Artikel 2.3.3.2 Regionale bedrijventerreinen
Artikel 2.3.3.3 Lokale bedrijventerreinen
In afwijking van het eerste lid kan een ruimere kavelgrootte worden toegestaan indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat er sprake is van een aan de betreffende gemeente, kern of locatie gebonden bedrijf waarbij de bedrijfsvoering een ruimere kavelgrootte noodzakelijk maakt.
Artikel 2.3.3.4 Kadegebonden bedrijventerrein
Artikel 2.3.3.5 Solitaire bedrijvigheid
In bestemmingsplannen wordt uitbreiding van solitaire bedrijvigheid die leidt tot bedrijfsbebouwing groter dan 1.000 m2 en waarbij de uitbreiding zelf groter is dan 250 m² bedrijfsbebouwing niet toegestaan in het buitengebied, tenzij in de toelichting van het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:
Artikel 2.3.4.1 Perifere detailhandel
Indien Gedeputeerde Staten overeenkomstig het tweede lid hebben bepaald dat voor de gemeenten in de betreffende regio over perifere detailhandel geen afspraken nodig zijn, kunnen in een bestemmingsplan detailhandelsvoorzieningen met een bovenlokale functie en een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 uitsluitend worden toegestaan indien hierover regionale afstemming heeft plaatsgevonden
Artikel 2.3.4.2 Perifere detailhandellocaties
Artikel 2.3.5.1 Opdracht tot aanpassing bestemmingsplannen
Artikel VI Artikel 3.3.2.1 komt te luiden:
Deze paragraaf is niet van toepassing op het waterwingebied aangewezen op de in Bijlage 5 Beschermingsgebieden grondwater behorende kaart genummerd 56.
Artikel VII Artikel 3.3.3.1 komt te luiden:
Deze paragraaf is, met uitzondering van artikel 3.3.3.2 en artikel 3.3.3.12 niet van toepassing op het grondwaterbeschermingsgebied aangewezen op de in Bijlage 5 Beschermingsgebieden grondwater behorende kaart genummerd 56.
Artikel VIII Artikel 3.3.3.7 komt te luiden:
Artikel 3.3.3.7 Boorputten en grond- of funderingswerken
Het is in een Grondwaterbeschermingsgebied verboden boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben.
Ten aanzien van deze melding is artikel 3.3.6.4 van toepassing.
Artikel X Na artikel 3.3.5.5 wordt een artikel toegevoegd luidende:
Artikel 3.3.5.6 Afstromend water
Het is in een koude-warmteopslagvrije zone verboden afstromend water via diepinfiltratie in het grondwater te lozen.
Artikel XI Na titel 3.8 wordt een titel toegevoegd luidende:
3.9 Industriële grondwateronttrekkingen
In deze titel wordt verstaan onder:
Een document dat inzicht geeft in de kenmerken van een grondwateronttrekking op basis van een beschrijving van:
Grondwater bestemd voor menselijke consumptie
Voor menselijke consumptie bestemd water zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Richtlijn 98/83/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water.
3.9.2 Verplichting feitendossier
Een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder a, van de Waterwet voor het onttrekken van grondwater bestemd voor menselijke consumptie gaat vergezeld van een feitendossier.
Onderdeel D van bijlage 4 ‘Grondwaterbescherming met oog op de waterwinning’ komt te luiden:
D. Voorschriften voor inrichtingen, regels voor niet inrichtinggebonden activiteiten voor zover hier in de verordening naar wordt verwezen en voorschriften voor lozingen op oppervlaktewateren in milieubeschermingsgebieden
In deze bijlage wordt verstaan onder:
PGS 15: Richtlijn PGS 15, getiteld 'Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen', zoals gepubliceerd op www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl;
PGS 30: Richtlijn PGS 30, getiteld 'Vloeibare brandstoffen: bovengrondse tankinstallaties en afleverinstallaties', zoals gepubliceerd op www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl;
Aanwijzing van categorieën van gevallen, beperkingen en voorschriften, afwijkingen en nadere eisen
Artikel III Aan bijlage 4 wordt na onderdeel E een onderdeel F toegevoegd luidende:
F. Algemene voorschriften voor mechanische ingrepen in de bodem.
Algemene voorschriften voor mechanische ingrepen in grondwaterbeschermingsgebieden, boringsvrije zones en koude-warmteopslagvrije zones zoals bedoeld in artikel 3.3.3.7, derde lid, van de Omgevingsverordening en de voorschriften 19 en 21 in onderdeel D van deze bijlage.
Ten aanzien van boorputten geldt het volgende:
Aan voorschrift 1 wordt in ieder geval voldaan indien:
Aan voorschrift 2 wordt in ieder geval voldaan indien:
de aanwezigheid van slecht doorlatende lagen is vastgesteld aan de hand van een profielopname van de doorboorde grondkolom. Indien de boormethode dit onvoldoende nauwkeurig mogelijk maakt, wat bijvoorbeeld het geval is bij toepassing van spuit- of roterende boormethoden, dient het profiel door middel van een geofysisch boorgatonderzoek te worden vastgesteld;
Aan voorschrift 3 wordt in ieder geval voldaan indien:
de in het boorgat geplaatste peilbuizen/putfilters aan de bovenzijde worden beschermd met afsluitbare straatpotten of putdeksels.
Aan voorschrift 4 wordt in ieder geval voldaan indien:
Ten aanzien van grond- of funderingswerken op een diepte van 2 meter of meer onder het maaiveld geldt het volgende:
Aan voorschrift 1 wordt in ieder geval voldaan indien:
Aan voorschrift 2 wordt in ieder geval voldaan indien:
de grond uit de ontgraving zoveel mogelijk op dezelfde plaats wordt teruggebracht in de ontgraving, zodat de slecht doorlatende bodemlagen die zijn doorboord, weer afsluitend en/of weerstand biedend worden gemaakt.
Aan voorschrift 4 wordt in ieder geval voldaan indien:
bij het verwijderen van een damwand, diepwand of scherm geen schadelijke stoffen worden toegepast.
Provinciale Staten van Gelderland
voorzitter
griffier
Gepubliceerd te Arnhem
Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland
H.F. van de Wart
Het voorstel bevat een aantal onderdelen.
Onderdeel A heeft betrekking op de wijziging van de digitale Omgevingsvisie Gelderland. De wijzigingen hebben betrekking op de onderdelen Werklocaties, Glastuinbouw, Gelders Natuurnetwerk, Grondwaterbescherming en Industriële grondwateronttrekkingen.
De Omgevingsvisie is een integrale visie, waarin de Structuurvisie van de Wet ruimtelijke ordening, het milieubeleidsplan van de Wet milieubeheer en het regionale waterplan van de Waterwet zijn samengevoegd tot een geheel.
De Structuurvisie moet op grond van de Wet ruimtelijke ordening digitaal opgesteld, vastgesteld en gepubliceerd worden. Voor het milieubeleidsplan en het waterplan geldt dat niet, maar nu zij verweven zijn met de Structuurvisie is de digitale vorm voor deze plannen ook aangewezen.
Het onderdeel strekt tot vaststelling van de wijzigingen in de Omgevingsvisie Gelderland.
De onderdelen B en C hebben betrekking op de wijziging van de Omgevingsverordening Gelderland. Hierin zijn de wijzigingen in het beleid (de Omgevingsvisie) vertaald naar regels. Voor zover de regels voortvloeien uit wijziging in de Structuurvisie, moeten zij, net als de visie, digitaal opgesteld, vastgesteld en gepubliceerd worden. Dit betreft de onderdelen Werklocaties, Glastuinbouw en Gelders Natuurnetwerk. De digitale bekendmaking zorgt er voor dat de regels in werking treden. Dit is een afwijking van de normale regels in de Provinciewet.
Voor het onderdeel Grondwaterbescherming geldt geen digitaliseringplicht. Deze regels moeten daarom normaal volgens de Provinciewet opgesteld, vastgesteld en gepubliceerd worden. Dat betekent dat er een analoge versie opgesteld moet worden die vervolgens in het Provinciaal Blad kan worden geplaatst om deze wijzigingen in werking te kunnen laten treden. Dit is onderdeel C van het voorstel.
Aangezien de Omgevingsverordening ook integraal is, moet het wijzigingsbesluit aan beide vereisten (digitaal en analoog) voldoen. Het voorstel strekt dus tot vaststelling van onderdeel B en onderdeel C.
Dit onderdeel heeft betrekking op de wijzigingen in bijlage 4 van de verordening. Deze bijlage gaat over grondwaterbescherming. In de bijlage zijn instructieregels voor omgevingsvergunningen (Wabo) opgenomen en direct werkende regels voor activiteiten die niet onder de Wabo vallen.
Dit onderdeel heeft betrekking op de inwerkingtreding van de wijzigingsbesluiten.
Artikel I, II en III Werklocaties
Ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening hebben de Gelderse regio’s een door Gedeputeerde Staten vastgesteld Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB). Gedeputeerde Staten hebben in 2014 voor de regio Arnhem Nijmegen een Regionaal Programma Detailhandel (RPD) vastgesteld. Enkele regio’s werken op dit moment aan een Regionaal Programma Werklocaties (RPW). In een RPW kunnen naast afspraken over bedrijventerreinen ook afspraken over kantoren en/of perifere detailhandel worden gemaakt. De provincie kiest ervoor om voor elke regio een RPW verplicht te stellen. Tot er een nieuw RPW is blijven de afspraken die zijn gemaakt in het kader van het RPB en RPD gelden. Enkele regio’s werken ten tijde van inwerkingtreding van deze verordening, aan een nieuw RPW. Gedeputeerde Staten kunnen voor deze regio’s een termijn stellen waarbinnen het in voorbereiding genomen RPW moet worden afgerond.
In een RPW worden ten minste afspraken gemaakt over de programmering van bedrijventerreinen. Gedeputeerde Staten geven per regio aan of er ook afspraken gemaakt moeten worden over perifere detailhandel en/of kantoren. In de Omgevingsverordening zijn nadere eisen genoemd waaraan een RPW minimaal moet voldoen. De verantwoordelijkheid om afspraken te maken ligt bij de regio’s. De provincie is als partner betrokken bij de uitwerking van de afspraken. Op het moment dat een meerderheid van de gemeenten de afspraken vaststelt, wordt het afsprakenkader voorgelegd aan Gedeputeerde Staten. Zij maken vervolgens de afweging of het van voldoende kwaliteit is. Indien dit het geval is gaan Gedeputeerde Staten over tot vaststelling. Gedeputeerde Staten kunnen ook zelfstandig afspraken op- en vaststellen als de regionale afspraken niet of niet tijdig tot stand komen, of de regionale afspraken naar oordeel van Gedeputeerde Staten van onvoldoende kwaliteit zijn. Alvorens Gedeputeerde Staten hiertoe overgaan, krijgen de regiogemeenten een redelijke termijn om te komen tot regionale afspraken of tot kwaliteitsverbetering van de regionale afspraken. Gedeputeerde Staten zullen deze bevoegdheid slechts in het uiterste geval inzetten. Denk hierbij aan een situatie dat een regio na een lange tijd van overleg niet tot een goed voorstel komt, er geen zicht is op verbetering en nieuwe ontwikkelingen worden belemmerd. Ons streven is om in partnerschap te komen tot afspraken.
Het RPW is geen statisch document. Jaarlijks zal er bestuurlijk overleg met de Gelderse regio's worden gevoerd waarin de stand van zaken met betrekking tot de afspraken in het RPW worden geagendeerd. Daarbij speelt monitoring van de feitelijke ontwikkelingen (feitelijke uitgifte, het beschikbare aanbod en de vraag) een belangrijke rol. Afhankelijk van feitelijke ontwikkelingen worden de afspraken uit het RPW bijgesteld of aangescherpt. Als uitgangspunt geldt dat een RPW binnen 4 jaar na vaststelling wordt geactualiseerd. Ten behoeve van de flexibiliteit is het in uitzonderlijke gevallen mogelijk om van een RPW af te wijken, vooruitlopend op de actualisatie van het afsprakenkader.
De artikelen over kantoren, bedrijventerreinen en perifere detailhandel zijn aangepast aan de nieuwe systematiek. Dit betekent dat afspraken in regionaal verband verplicht moeten worden opgenomen in een RPW, tenzij ons college aangeeft dat dit niet nodig is. Gewenste ontwikkelingen die niet in een RPW zijn opgenomen kunnen onder voorwaarden vooruitlopend op een actualisatie van het RPW gerealiseerd worden. Regionale afstemming bij kantoren groter dan 1.000 m2 bruto vloeroppervlak is verplicht voor regio’s die geen afspraken over kantoren hoeven te maken, tenzij het een kantoor betreft met een lokaal vestigingsgebied zoals een gemeentehuis. Als tenslotte in een regio sprake is van een overcapaciteit aan onherroepelijke bestemmingsplannen kan het nodig zijn om in het RPW afspraken te maken over deprogrammeren. Dit wordt geregeld in de nieuwe paragraaf 2.3.5. Indien de desbetreffende gemeente na het verlopen van de termijn voor het creëren van voorzienbaarheid geen actie heeft ondernomen om de bestemming te wijzigen kan de provincie ingrijpen.
Er is een nieuw artikel over solitaire bedrijvigheid toegevoegd. Solitaire bedrijvigheid die volgens de huidige planologische inzichten op een bedrijventerrein thuishoren, sluiten wij uit in het buitengebied. Dit verbod voor nieuwvestiging geldt niet als er sprake is van functieverandering of als de ontwikkeling past in de afspraken die in het kader van het RPW zijn gemaakt over solitaire bedrijvigheid. Uitbreiding van dit type bedrijvigheid is alleen onder voorwaarden toegestaan.
Binnen titel 2.4 Glastuinbouw is sprake van een zogenaamde ‘zoekzone regionaal cluster glastuinbouw’. Tot op heden was er op de kaart behorend bij de omgevingsvisie en de omgevingsverordening nog één zoekzone aangewezen bij Tuil (Gemeente Neerijnen). Op het moment dat door middel van een vastgesteld bestemmingsplan de zoekzone is begrensd, wordt de zoekzone aangeduid als regionaal cluster. Betreffende zoekzone in de gemeente Neerijnen is inmiddels begrensd in een nieuw bestemmingsplan. Dat betekent dat er niet langer sprake is van zoekzones en daarom worden de bepalingen over de zoekzone regionaal cluster geschrapt.
Artikel V Gelders Natuurnetwerk
In artikel 2.7.1.1 is opgenomen dat bepaalde activiteiten in het Gelders Natuur Netwerk mogen worden verricht, mits er compensatie plaatsvindt. In het artikel is bepaald dat onder meer gecompenseerd kan worden in het zoekgebied van 7300 hectare nieuwe natuur. Bij nader inzien is het niet flexibel om hier precies de oppervlakte van de nieuwe natuur aan te geven, omdat deze voortdurend aan verandering onderhevig is. Wij stellen daarom voor om “het zoekgebied van 7300 hectare nieuwe natuur’’ te vervangen door: het zoekgebied voor nieuwe natuur.
Artikel VI, VII, VII en IX Grondwaterbescherming
De drinkwaterwinning Vierakker te Zutphen is komen te vervallen. Dit betekent dat Bijlage 5 ‘Beschermingsgebieden grondwater’ hierop wordt aangepast. Daarnaast kunnen de verwijzingen naar dit betreffende beschermingsgebied in de artikelen 3.3.2.1 en 3.3.3.1 komen te vervallen.
Het VKB-protocol 2006 ‘Mechanisch boren’ waarnaar wordt verwezen in artikel 3.3.3.7, voor het boren in beschermingsgebieden, is niet langer actueel. Daarom wordt nu voorgesteld om in plaats daarvan te verwijzen naar Bijlage 4 ‘Grondwaterbescherming met oog op de waterwinning’, waar in een nieuw onderdeel F voorschriften voor mechanische ingrepen in de bodem worden opgenomen overeenkomstig de Omgevingsverordening Overijssel.
De verschillende NPR-richtlijnen met betrekking tot riolering waarnaar wordt verwezen in het derde lid van artikel 3.3.3.8 zijn niet meer actueel. In samenwerking met betrokken gemeenten zijn nieuwe voorschriften geformuleerd.
Het verbod om afstromend water via diepinfiltratie in het grondwater te lozen geldt op basis van de huidige regels alleen binnen grondwaterbeschermingsgebieden. In de koude-warmteopslagvrije zones zit echter, net als in de grondwaterbeschermingsgebieden, geen beschermende deklaag boven het grondwater dat wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening. Daarom is het noodzakelijk om de bescherming binnen koude-warmteopslagvrije zones op dit aspect in overeenstemming te brengen met de grondwaterbeschermingsgebieden. In dat verband wordt een nieuw artikel 3.3.5.7 toegevoegd met het verbod om in een koude-warmteopslagvrije zone afstromend water via diepinfiltratie in het grondwater te lozen.
Artikel X en XI Industriële grondwateronttrekkingen
Voor industriële grondwateronttrekkingen bestemd voor menselijke consumptie gelden op grond van de Kaderrichtlijn Water dezelfde doelstellingen als voor winningen voor de openbare drinkwatervoorziening. Alle zoetwaterlichamen in Nederland zijn in dat kader aangewezen als waterlichamen bestemd voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water. Winningen voor de openbare drinkwatervoorziening worden beschermd middels de beschermingsgebieden, maar dat geldt niet voor de industriële grondwateronttrekkingen. Grondwateronttrekkingen ten behoeve van industriële toepassingen worden nader gereguleerd middels vergunningverlening. Voor een goede beoordeling in dat kader is de informatie noodzakelijk dat inzicht geeft in de kenmerken van een grondwateronttrekking. Een zogenaamd feitendossier moet dat inzicht verschaffen en wordt daarom verplicht gesteld bij een aanvraag voor een vergunning voor het onttrekken van grondwater bestemd voor menselijke consumptie. Daarbij wordt de Europese definitie van ‘voor menselijke consumptie bestemd water’ gevolgd.
Het gaat uiteindelijk om grondwateronttrekkingen ten behoeve van industriële toepassingen als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder a, van de Waterwet. Dit zijn bijvoorbeeld onttrekkingen van levensmiddelenbedrijven die het onttrokken water gebruiken voor de vervaardiging, behandeling of conservering van voor menselijke consumptie bestemde producten of onttrekkingen ten behoeve van een private drinkwatervoorziening zoals bij een camping.
Artikel I, II en III Wijziging bijlage Grondwaterbescherming met oog op de waterwinning
Er wordt een nieuwe versie van bijlage 4 ‘Grondwaterbescherming met oog op de waterwinning’ vastgesteld. Hiervoor is al aangegeven dat in deze bijlage een nieuw onderdeel F wordt opgenomen met voorschriften voor mechanische ingrepen in de bodem. Maar ook onderdeel D is herzien, betreffende de specifieke grondwater beschermende voorschriften voor diverse activiteiten binnen de milieubeschermingsgebieden. Het gaat om wijzigingen van redactionele aard voor een duidelijker overzicht, maar ook van inhoudelijke aard door bijvoorbeeld gewijzigde protocollen en richtlijnen of de wens vanuit de praktijk om meer maatwerk mogelijk te maken. Een voorbeeld van dat laatste zijn de voorschriften voor terreinen voor gemotoriseerd verkeer. In de praktijk blijkt het namelijk niet altijd mogelijk om de kwaliteit van het afvloeiend hemelwater te bepalen zoals wordt voorgeschreven. Daarom is nu een extra afwijkingsmogelijkheid opgenomen, zodat het bevoegd gezag ook andere vormen van controle kan toestaan. In totaliteit is sprake van een algehele herziening van de voorschriften op basis van de laatste inzichten. Tenslotte wordt in onderdeel E van bijlage 4 nog een enkele wijziging van redactionele aard doorgevoerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2018-73.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.