Provinciaal blad van Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2018, 7130 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2018, 7130 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent de openstelling Samenwerking voor innovaties op lokaal niveau en de nadere regels Openstellingsbesluit Korte Voorzieningsketens Gelderland, oktober 2018
Bekendmaking van het besluit van 21 september 2018 – zaaknummer 2018-011080 tot vaststelling van een regeling
GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
[Gelet op artikel 1.3 en hoofdstuk 2 paragraaf 7 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018
BESLUITEN vast te stellen het Openstellingsbesluit Samenwerking voor innovaties op lokaal niveau – korte voorzieningsketens, oktober 2018:
Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,
Bijlage 1 Nadere regels bij het Openstellingsbesluit Korte Voorzieningsketens Gelderland, oktober 2018
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op de definities in artikel 1.1 van de Verordening wordt in dit besluit verstaan onder:
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Artikel 3 Samenwerkingsverband
Op grond van artikel 2.7.1, lid 3 van de Verordening dient het samenwerkingsverband te zijn samengesteld uit tenminste twee partijen waaronder een gemeente en een streekproducent.
Subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers van het samenwerkingsverband of aan de penvoerder. De deelnemers wijzen één penvoerder aan die de verplichtingen van artikel 1.6, lid 3 aanhef en onder b op zich neemt.
Als subsidiabele kosten worden aangemerkt de kosten zoals opgenomen in artikel 2.7.6 lid 1 en 2 van de Verordening.
Als de aanvraag ziet op zowel het opzetten van een projectmatig samenwerkingsverband of het gezamenlijk formuleren van een projectplan als op de uitvoering van dat plan dan wordt de aanvraag met betrekking tot de hoogte van de subsidie aangemerkt als een aanvraag in de zin van lid 8 van dit artikel.
In het coalitieakkoord 2015 – 2019 “Ruimte voor Gelderland” is aangegeven dat innovatie een belangrijk middel is om te komen tot een duurzame landbouw. De provincie Gelderland wenst het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden en acht daarvoor een concurrerende landbouw noodzakelijk. Economisch gezond maar tegelijk ook de opgave om te verduurzamen met aspecten als milieu, dierwelzijn, volksgezondheid, voedsel kwaliteit en klimaat.
Als uitwerking daarvan hebben Gedeputeerde Staten op 12 december 2017 de Statenbrief “Gelderse kijk op voedsel” (PS2017-814) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat de provincie Gelderland gemeenten ondersteunt voornamelijk met kennisontwikkeling, zoals via het Gelders Kennisnetwerk Voedsel. Daarbij biedt het derde Europese Plattelandsontwikkelings Programma (POP3) subsidiemogelijkheden voor local for local-projecten. Tevens is in die Statenbrief aandacht gevraagd voor de rol van de consument. Korte ketens kunnen een brug slaan tussen de consument en de boer. Het Openstellingsbesluit Korte Voorzieningsketens Gelderland, oktober 2018 maakt concrete activiteiten op de genoemde onderdelen mogelijk.
In het kader van de Agenda Stad werken drie ministeries (LNV, BZK en VWS), twaalf steden (Amsterdam, Almere, Den Haag, Ede, Groningen, Leeuwarden, Den Bosch, Venlo, Helmond, Utrecht, Oss en Rotterdam) en de provincie Gelderland aan de City Deal ”Voedsel op de stedelijke agenda”. De deelnemende steden streven er naar om te komen tot integraal en interactief voedselbeleid door nauwe samenwerking met Rijkspartijen, kennisinstellingen en bovendien door van elkaar te leren. Waarbij het de ambitie is om te komen tot veilige, gezonde, ecologisch houdbare, robuuste en toegankelijk voedselsystemen in en rond de stad voor al haar inwoners.
Binnen deze City Deal wisselen de partners ook informatie uit over korte ketens. Zo is er een Receptenboek gemaakt van “goede praktijken van voedselbeleid uit 12 steden en 1 provincie”. Daarin zijn diverse korte keten projecten opgenomen. Het receptenboek is te vinden op de site van de City Deal via: https://citydealvoedsel.nl/receptenboek.
Tevens benut de provincie Gelderland de bijeenkomsten van het Gelders Kennisnetwerk Voedsel om kennis en ervaring over korte ketens uit te wisselen zodat de verschillende initiatieven van elkaar kunnen leren en niet iedere keer het “wiel opnieuw hoeven uit te vinden” (http://www.voedselbijgeldersegemeenten.nl/). Daarnaast heeft de provincie een consulent aangesteld; met betrekking tot lokale (voedsel)initiatieven en het opzetten van een korte voorzieningsketen levert de consulent advies op maat aan gemeenten.
Ook op landelijk niveau worden ervaringen over korte ketens uitgewisseld zoals door Voedsel Anders (https://www.voedselanders.nl/).
Om dit leren van elkaar te bevorderen zijn in dit Openstellingsbesluit kosten voor het verspreiden van resultaten van het project subsidiabel gesteld.
De ervaring wijst uit dat veel projecten wachten met de start van het project op de beschikking. Kosten kunnen echter al subsidiabel zijn vanaf het moment van indienen van de aanvraag. Wel wordt er pas zekerheid gegeven over de subsidiabiliteit van de kosten in de verleningsbeschikking. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen.
Uitdrukkelijk zij vermeld dat het ondertekenen van een offerte - voor de datum van indiening van de aanvraag - zonder dat daarin een voorbehoud is gemaakt over het ontvangen van subsidie, uitgelegd wordt als start met de uitvoering van de activiteit. Als er gestart wordt met een activiteit voor de datum van indienen van de aanvraag zijn die kosten niet subsidiabel.
In de subsidieverleningsbeschikking wordt de startdatum van de activiteit opgenomen. Dit is in overeenstemming met artikel 1.17 eerste lid, onder e van de Verordening.
Deze subsidie is bedoeld voor het opzetten van een samenwerking ten behoeve van een korte keten, het gezamenlijk formuleren van een projectplan en de uitvoering van dat plan, dit alles binnen de maximale duur van drie jaar. De subsidie in niet bedoeld voor reguliere bedrijfsvoering van een bestaand samenwerkingsverband of voor fysieke investeringen. Ook is de regeling niet bedoeld voor verdere voorzetting of opschaling van een project. Andere partijen zoals de Groeiversneller van Oost NL, LTO Projecten, Rabobank, Triodos en Groenfonds bieden overigens ook mogelijkheden tot financiële ondersteuning. Ook kan gedacht worden aan crowd-funding of andere vormen om consumenten direct te verbinden met het landbouwbedrijf (bijvoorbeeld de initiatieven Burgers en Boeren for food (BB4F) of Herenboeren).
Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Als de aanvraag binnen tien werkdagen voor de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag in beginsel niet meer mogelijk. Een ambtelijke adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van de selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd.
Bij een korte voorzieningsketen wordt gestreefd naar samenwerking in een streek. Door economische relaties te verbeteren tussen producenten, verwerkers en consumenten wordt de economische en sociale ontwikkeling in die streek gestimuleerd.
De subsidiabel gestelde activiteiten maken onderdeel uit van een samenhangend pakket aan
maatregelen waarmee de provincie Gelderland innovaties op lokaal niveau stimuleert.
De voorwaarden van artikel 1.6 van de Verordening zijn van toepassing op het samenwerkingsverband. Er dient onder andere een samenwerkingsovereenkomst te worden overgelegd, die door alle deelnemers moet zijn ondertekend.
Een samenwerkingsverband dient uit tenminste twee partijen te bestaan: een gemeente en een streekproducent, bij voorkeur aangevuld met nog meer streekproducenten, verwerker(s), distributeur(s)en/of horecaondernemer(s) of vertegenwoordigers van consumenten. Met die vertegenwoordigers worden rechtspersonen bedoeld.
Een samenwerkingsverband kan gemeente overschrijdend werken. In dat geval worden meerdere gemeenten betrokken in het samenwerkingsverband. Als het samenwerkingsverband met meerdere gemeenten werkt, dan is een hoger bedrag subsidiabel.
De koers van de provincie Gelderland met betrekking tot het stimuleren van innovaties in de land- en tuinbouw houdt onder andere in dat de provincie het samenwerken en verbinden van lokale initiatieven met betrekking tot voedsel een rol vindt die het beste op lokaal niveau kan worden opgepakt waarbij gemeenten een rol hebben in het verbinden van lokale partijen. De provincie Gelderland ondersteunt gemeenten in deze rol. De deelnemers van het samenwerkingsverband zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle verplichtingen die uit de verlening voortvloeien (zie artikel 1.6 van de Verordening).
De subsidiabele kosten voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan (die vallen onder artikel 2.7.6 lid 1 van de Verordening) kennen een subsidiepercentage van 100%. Het gaat hierbij om:
De kosten voor de uitvoering van een project kennen een subsidiepercentage van 70%. Het gaat hierbij om de volgende kosten:
Om het inzichtelijk te maken zullen de kosten voor de uitvoering apart in de begroting apart in beeld gebracht moeten worden. Kosten voor fysieke investering zijn uitgesloten.
De subsidie wordt toegekend aan een projectmatig samenwerkingsverband. De kosten voor inzet van menskracht voor (de oprichting van) het samenwerkingsverband zijn subsidiabel. Voor de kosten van een persoon in loondienst is artikel 1.9 van de Verordening POP3 van toepassing: de werkgever berekent de personeelskosten volgens de methode als beschreven in artikel 1.9 van de Verordening POP3. Personeelskosten zijn 100% subsidiabel.
Reiskosten en communicatiekosten zijn subsidiabel mits deze worden gemaakt voor het werven van deelnemers of het schrijven van een projectplan.
In aanvulling op paragraaf 4 van de toelichting op de Verordening en de toelichting op artikel 1.9 van de Verordening nog een toelichting op de verschillende kosten.
De loonkosten van de eigenaar van een bedrijf worden in beginsel aangemerkt als bijdragen in natura (zie artikel 1.11). Dit geldt onder meer voor de houder van een eenmanszaak en voor de directeur grootaandeelhouder van een Besloten Vennootschap (BV). Als de directeur van een BV in loondienst is bij de BV, dan worden die kosten in beginsel aangemerkt als personeelskosten. Op grond van artikel 1.9 van de Verordening komen die kosten voor subsidie in aanmerking als daarvoor een onderbouwing wordt gegeven.
Bij een samenwerkingsverband van landbouwers/streekproducenten kan het voorkomen dat een van de deelnemers (zijnde een eigenaar van een van de deelnemende bedrijven) van het samenwerkingsverband een opdracht krijgt om bepaalde werkzaamheden voor het samenwerkingsverband uit te voeren. Die werkzaamheden worden aangemerkt als bijdrage in natura en zijn slechts subsidiabel als de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden. Dat laatste betekent dat er een tijdschrijfsysteem moet worden bijgehouden. Als het samenwerkingsverband een opdracht geeft aan iemand die in loondienst is bij een van de deelnemers aan het samenwerkingsverband en deze opdracht wordt als onderdeel van de reguliere werkzaamheden van die persoon uitgevoerd, dan komen deze kosten als loonkosten op grond van artikel 1.9 voor subsidie in aanmerking.
Om de administratieve lasten te beperken voor de provincie wordt een minimum aan subsidiabele kosten gehanteerd van € 20.000,- respectievelijke € 35.000,- gehanteerd per aanvraag.
Het bedrag van de subsidie is mede afhankelijk van het aantal gemeenten dat meedoet op het moment van indienen van de aanvraag. Indien sprake is van een gemeentelijke herindeling, dan wordt bij de vaststelling van de subsidie uitgegaan van het aantal gemeenten zoals dat in de verleningsbeschikking is opgenomen.
Tevens is bepaald dat er geen sprake kan van zijn van stapeling van de maximale subsidie indien het project meerdere typen activiteiten, conform artikel 2, lid 1 omvat (a; samenwerkingsverband, b; projectplan en c; de uitvoering).
Het totaal aantal te behalen punten bedraagt 40. Daarvan 60% levert een rekenkundig getal op van 24.
De scores die gehanteerd worden zijn:
0 punten: Zeer geringe bijdrage
Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium.
Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium.
Het project draagt matig bij aan het criterium.
Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium.
De bijdrage van het project aan het criterium is goed.
5 punten De bijdrage van het project aan het criterium is heel goed.
a. Selectiecriterium effectiviteit
Bij dit selectiecriterium gaat het om het effect dat het project, waarvoor subsidie wordt gevraagd,
levert aan de thema’s van het openstellingsbesluit.
Dit criterium weegt de meerwaarde van het project voor het verkorten van de voedselketen (streekproducent, verwerking, retail en consument). Ook is het de vraag of het project een voorbeeldwerking heeft. En indien een samenwerkingsverband een goed beeld heeft van alle streekproducten in haar werkgebied, kan zij meer effect sorteren en of een grotere marktkracht bewerkstelligen. Of juist een onderbouwde focus aanbrengen en daarmee sterker opereren.
Het is belangrijk of in ieder geval de activiteiten van het samenwerkingsverband na afloop van de subsidie kunnen worden voortgezet. Indien duidelijk nagedacht en beschreven is wat de verwachtingen zijn ten aanzien van voorzetting van het project nadat de subsidie is afgelopen en hoe daar rekening mee wordt gehouden, kan de voorgestelde activiteit effectiever worden. Ook wordt bij dit criterium een beeld gevormd van de mate waarin het project bijdraagt aan het vergroten van de afzet van streekproducten. Daarbij wordt geen complete studie naar de marktsituatie verlangd maar er wordt wel verwacht dat een globaal en realistisch inzicht wordt gegeven naar de groei van afzet(mogelijkheden) van streekproducten door het project.
Bij dit criterium is het vooral van belang dat er goed over is nagedacht, bewuste keuzes gemaakt worden, dat die beschreven zijn en daarmee voor de beoordeling inzichtelijk worden gemaakt.
b. haalbaarheid/kans op succes
Kans op succes/haalbaarheid: kans dat het project succesvol uitgevoerd kan worden en/of succesvol zal zijn in het ‘verder gaan’. De “kans op succes” wordt gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het -idee uit te werken c.q. uit te voeren. Bij dit criterium worden de genoemde aspecten in samenhang bekeken.
De volgende vragen worden daarbij gehanteerd:
Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking nieuwe verbanden / verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend. Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking / de beoogde innovatie zelf geldt: het gaat om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat het project te weeg kan brengen.
Efficiëntie wordt beoordeelt door de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) te relateren aan de output van het project Daarbij wordt bezien of de opgevoerde inzet en kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.
Onder efficiëntie wordt dus verstaan: gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2018-7130.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.