Achtste wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 24 januari 2017 de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten, door het beschikbaar stellen van financiële middelen de bijensterfte willen terugdringen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten derhalve de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant wensen te wijzigen door een nieuwe paragraaf inzake het leefgebied van de bij toe te voegen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op deze paragraaf, hoofdstuk 1 en de artikelen 14 en 21 van Verordening 702/2014 van de Europese Commissie (PBEU 2014 L193/1) van toepassing willen verklaren;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

Onder vernummering van paragraaf 8 tot paragraaf 9 en onder vernummering van de artikelen 8.1 tot en met 8.4 tot de artikelen 9.1 tot en met 9.4 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant, wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

 

§ 8 Leefgebied van de bij

 

Artikel 8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ecologisch wegbermbeheer: zodanig beheer van wegbermen dat inheemse flora en fauna zich optimaal ontwikkelen, met inachtneming van de verkeersveiligheid;

  • b.

    MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die aan de criteria van bijlage I van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening voldoet;

  • c.

    landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (PBEU 2014 L193/1);

  • d.

    niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het bedrijf.

 

Artikel 8.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    MKB-ondernemingen die actief zijn in de primaire landbouwproductie, de verwerking van landbouwproducten en de afzet van landbouwproducten.

 

Artikel 8.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    de volledige omschakeling naar ecologisch wegbermbeheer van gemeentewegen buiten de bebouwde kom;

  • b.

    de verwezenlijking van agromilieuklimaatdoelstellingen door middel van het verbeteren van het leefgebied van bijen op percelen met een agrarische bestemming.

 

Artikel 8.5 Weigeringsgronden

  • 1.

    Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

    • b.

      voor het project reeds provinciale subsidie is verstrekt.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, geweigerd indien:

    • a.

      ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

    • b.

      de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is, als bedoeld in artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

    • c.

      het project niet in overeenstemming is met de wetgeving van de Europese Unie en met de Nederlandse milieubeschermingswetgeving;

    • d.

      de aanvrager geen MKB-onderneming is.

Artikel 8.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      aan de aanvraag ligt ten grondslag een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een beschrijving van de partners die betrokken zijn bij het project;

      • 3°.

        op welke wijze opgedane ervaringen worden gedeeld;

      • 4°.

        een realistische en sluitende begroting met onderbouwing.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder a, in aanmerking te komen, in het projectplan als bedoeld in het eerste lid, onder b, opgenomen hoe het ecologisch wegbermbeheer na afloop van de subsidie wordt uitgevoerd.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op niet-productieve investeringen;

    • b.

      het project is op bedrijfsniveau economisch rendabel of rendabel te maken;

    • c.

      in het projectplan als bedoeld in het eerste lid, onder b, is opgenomen op welke wijze de subsidiabele activiteit na afloop van de subsidie wordt voortgezet.

Artikel 8.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidies als bedoeld onder artikel 8.4, onder a, geldt een vast bedrag.

  • 2.

    Voor subsidies als bedoeld onder artikel 8.4, onder b, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie alle kosten voor niet productieve investeringen in verband met de subsidiabele activiteit voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8.8 Niet subsidiabele kosten

  • 1.

    In afwijking van artikel 8.7 komen inbreng van eigen uren en personeelskosten van de aanvrager niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    In afwijking van artikel 8.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, in aanmerking:

    • a.

      de inzet van vrijwilligers;

    • b.

      kosten voor machines, grond en gebouwen;

    • c.

      de aankoop van productierechten, betalingsrechten en eenjarige gewassen;

    • d.

      de aanplant van eenjarige gewassen;

    • e.

      kosten voor afwateringswerkzaamheden;

    • f.

      investeringen om aan de geldende Unienormen te voldoen;

    • g.

      de aankoop van dieren.

Artikel 8.9 Vereisten voor de aanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 15 oktober 2018 tot en met 14 oktober 2020.

 

Artikel 8.10 Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, onder a, voor de periode genoemd in artikel 8.9, vast op € 250.000.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, onder b, voor de periode genoemd in artikel 8.9, vast op € 500.000.

Artikel 8.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder a, bedraagt € 24.999.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder b, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999.

Artikel 8.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6.

    Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 8.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder a, heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      De subsidieontvanger stelt een beheerplan vast, waarin voor haar gemeentelijke wegbermen buiten de bebouwde kom is beschreven:

      • 1°.

        wat de actuele en de beoogde ecologische waarden zijn per wegbermvlak;

      • 2°.

        hoe rekening wordt gehouden met de natuur- en landschapswaarden van de omgeving;

      • 3°.

        welke beheer beoogd wordt om tot de beoogde ecologische waarden te komen;

      • 4°.

        welke bermen in verband met de verkeersveiligheid niet ecologisch zullen worden beheerd;

    • b.

      het ecologisch wegbermbeheer buiten de bebouwde kom bedraagt binnen vijf jaar na subsidieverlening:

      • 1°.

        ten minste 80% van die wegbermen die, rekening houdend met de verkeersveiligheid, ecologisch beheerd kunnen worden; of

      • 2°.

        een zodanig percentage als het resultaat is van de inkoop van het wegbermbeheer, met de mate van het ecologisch wegbermbeheer als bepalend subgunningscriterium.

    • a.

      Het ecologisch wegbermbeheer voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

      • 1°.

        op kleigronden wordt maximaal twee keer per jaar gemaaid, op overige gronden maximaal één keer per jaar;

      • 2°.

        er wordt gefaseerd gemaaid, waarbij ten minste de helft van de vegetatie per wegbermvak ten minste een jaar blijft staan;

      • 3°.

        maaisel wordt na minimaal 1 dag en maximaal 3 dagen afgevoerd;

      • 4°.

        de bodem wordt niet verrijkt met (kunst)mest, compost, slib of bagger van bijvoorbeeld slootkanten;

      • 5°.

        de toplaag wordt niet vaker dan één maal per vier jaar verwijderd, waarbij ten minste de helft van de toplaag per wegbermvak aanwezig blijft;

      • 6°.

        indien de kale bodem opnieuw wordt ingezaaid, bevat het zaadmengsel geen exoten.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, is er ook sprake van ecologisch wegbermbeheer indien, ter bescherming van hoge actuele natuurwaarden, het actuele beheer wordt gehandhaafd, ongeacht de wijze waarop dat beheer plaats vindt.

  • 3.

    De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project start uiterlijk een jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;

    • b.

      het project wordt uiterlijk twee jaar na de start van het project afgerond;

    • c.

      op verzoek wordt een enquête over het project ingevuld na afloop van het project;

    • d.

      de bevindingen en resultaten van het project worden toegankelijk gemaakt voor derden.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen de periode als bedoeld in het derde lid, onder b, eenmalig op verzoek van de subsidieontvanger verlengen met maximaal 12 maanden.

  • 4.

    Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het derde lid, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 8.14 Prestatieverantwoording

Bij subsidies als bedoeld in artikel 8.4, onder b, toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

 

Artikel 8.15 Bevoorschotting en betaling

Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag en betalen dit in een keer uit.

 

Artikel 8.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze paragraaf in de praktijk.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 15 oktober 2018.

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Achtste wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

 

’s-Hertogenbosch, 11 september 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven