Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende een openstellingsbesluit en nadere regels Openstellingsbesluit Natuurinclusieve Landbouw 2018

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Gelet op artikel 1.3 en paragraaf 1 van Hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 Subsidies provincie Gelderland, mei 2018

 

 

BESLUITEN vast te stellen een POP3 subsidieregeling voor kennisoverdracht en ondernemers-coaching duurzame grondgebonden landbouw:

 

  • I.

    Het subsidieplafond bedraagt: € 600.000,- waarvan € 300.000,- bestaat uit middelen uit ELFPO en € 300.000,- uit provinciale middelen.

     

  • II.

    Aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend in de periode van 24 september 2018 tot en met 26 november 2018 tot 17.00 uur.

     

  • III.

    In Bijlage 1 zijn de nadere regels opgenomen die voor dit besluit gelden.

     

  • IV.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Openstellingsbesluit Natuurinclusieve Landbouw 2018”.

     

  • V.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

Bijlage 1 Nadere regels bij het Openstellingsbesluit Natuurinclusieve Landbouw 2018

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op de definities in artikel 1.1 van de Verordening wordt in dit besluit verstaan onder:

  • a.

    Duurzame landbouw: dit is een vorm van landbouw die toekomstbestendig is, zowel in ecologisch, economisch als sociaal opzicht.

  • b.

    Natuurinclusieve landbouw: een ecologisch houdbare vorm van voedselproductie waarbij gebruik wordt gemaakt van wat de natuur op, om en onder het bedrijf te bieden heeft (het ‘natuurlijk kapitaal’) de biodiversiteit op en rond het boerenland wordt versterkt en de natuur zo min mogelijk wordt belast.

  • c.

    Grondgebonden landbouw: akkerbouw, vollegronds-tuinbouw en fruit(boom)teelt en rundveehouderij en teelten op of in het water.

  • d.

    Beleidsdoelen omschreven in:

    • 1e.

      Agenda Vitaal Platteland vastgesteld door het College van Gedeputeerde Staten PS2018-257 op 17 april 2018;

    • 2e.

      Ambitiedocument Natuur vastgesteld door het College van Gedeputeerde Staten op 12 december 2017, PS2017-796;

    • 3e.

      Agenda Landschap vastgesteld door het College van Gedeputeerde Staten op 12 december 2017, PS2017-797;

    • 4e.

      Meerjarenprogramma Bodem en ondergrond 2015-2020 vastgesteld door het College van Gedeputeerde Staten op 14 december 2014, PS2014-985;

    • 5e.

      Kamerbrief, Deltaplan Ruimtelijke adaptatie, van de Tweede Kamer van 21 september 2017;

    • 6e.

      Klimaatinitiatief vastgesteld door Provinciale Staten op 6 februari 2018, PS2018-39;

    • 7e.

      Ontwerp-omgevingsvisie vastgesteld door het College van Gedeputeerde Staten op 5 juni 2018;

    • 8e.

      Kamerbrief Natuurinclusieve landbouw, van de Tweede Kamer van 10 juli 2017 met kenmerk DGAN-NB / 17093609;

    • 9e.

      Kaderrichtlijn Water (KRW): Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

Subsidie kan worden verstrekt voor demonstraties of het verzorgen van trainingen, workshops en coaching aan een groep van landbouwondernemers indien:

 

  • 1.

    de activiteiten bijdragen aan de in artikel 1 aanhef en onder d genoemde beleidsdoelen

  • 2.

    en bijdragen aan een of meer van de volgende thema’s:

    • a.

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • b.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik of een meer gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • c.

      klimaatmitigatie;

    • d.

      klimaatadaptatie;

    • e.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 3 Aanvraag

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan de aanvrager die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert waarbij hij:

    • a.

      In de aanvraag aantoont over voldoende gekwalificeerd en getraind personeel te kunnen beschikken om de activiteit uit voeren en

    • b.

      het onder a bedoelde personeel beschikt over een afgeronde opleiding op ten minste MBO-niveau en drie jaar relevante werkervaring, waaronder relevante werkervaring binnen drie jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag en een relevante training of opleiding genoten te hebben binnen drie jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 van de Verordening bevat de aanvraag om subsidie een omschrijving van de organisatie waaruit blijkt dat de organisatie beschikt over voldoende gekwalificeerd en getraind personeel om de activiteit uit te voeren.

  • 3.

    Indien het voornemen is om voor deelname aan een kennisoverdrachtsactiviteit bij de deelnemers een bijdrage in rekening te brengen dan dient dit inzichtelijk gemaakt te worden bij de subsidieaanvraag.

Artikel 4 Doelgroep en deelnemers

Alleen landbouwers die actief zijn in de grondgebonden landbouw kunnen deelnemen aan de activiteiten van de aanvrager. Het minimum aantal deelnemers is per (deel) activiteit 10 landbouwers.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

1Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    kosten en reiskosten van procesbegeleiders en adviseurs;

  • b.

    materiaalkosten;

  • c.

    huur voor ruimten en bijbehorende faciliteiten;

  • d.

    kosten voor drukwerk, mailings en de inrichting van website(s) gekoppeld aan de activiteit;

  • e.

    niet-verrekenbare BTW;

  • f.

    voorbereidingskosten voor zover zij bestaan uit:

    • 1e.

      kosten van adviseurs;

    • 2e.

      kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economische gebied.

Artikel 6 Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.13 zijn de navolgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    kosten voor de ontwikkeling van nieuwe kennis;

  • b.

    kosten voor cursussen of stages die deel uitmaken van programma's of leergangen van het reguliere onderwijs;

  • c.

    Inbreng van eigen uren door landbouwers om als deelnemer aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen.

  • d.

    kosten van koop of huurkoop van fysieke investeringen die noodzakelijk zijn bij demonstratieactiviteiten;

Artikel 7 Hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Op grond van artikel 1.3 lid 4 sub f van de Verordening wordt subsidie slechts verleend als de subsidiabele kosten € 35.000,- of meer bedragen.

Artikel 8 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.1.7 en 1.15a van de Verordening de volgende selectiecriteria:

    • a.

      effectiviteit

    • b.

      haalbaarheid/kans op succes

    • c.

      efficiëntie

  • 2.

    Per selectiecriterium kunnen nul tot en met vijf punten worden behaald.

  • 3.

    Bij de bepaling van het aantal punten per aanvraag wordt aan de selectiecriteria het volgende gewicht toegekend:

    • a.

      effectiviteit: gewicht: 1

    • b.

      haalbaarheid: gewicht 1

    • c.

      efficiëntie: gewicht 1

  • 4.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, moeten minstens 9 punten behaald zijn.

  • 5.

    Op grond van artikel 1.15 lid 4 van de Verordening bepalen Gedeputeerde Staten dat bij ontoereikend subsidieplafond en gelijke score van twee of meer projecten, het project met de meeste deelnemers voorrang krijgt.

  • 6.

    Als er na toepassing van de procedure genoemd in het vierde lid nog steeds geen onderscheid te maken is tussen twee of meer projecten, dan vindt op grond van artikel 1.15 lid 5 van de Verordening rangschikking tussen die projecten plaats op basis van loting.

Artikel 9 Adviescommissie

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden voorgelegd aan een adviescommissie.

 

Gepubliceerd te Arnhem

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

mw. S.A.M. Pancras

Toelichting bij het Openstellingsbesluit Natuurinclusieve Landbouw 2018

Algemeen

 

Het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) is op 16 februari 2015 dor de Europese Commissie goedgekeurd. Het POP3 is een Europees subsidieprogramma dat is gericht op de versterking van het Nederlandse platteland. POP3 wordt gefinancierd vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

 

De provincie Gelderland werkt aan een duurzame landbouw, die bijdraagt aan een economisch gezond en leefbaar platteland. In dat kader wil zij een verandering naar een natuurinclusieve grondgebonden landbouw bevorderen. Dit is een vorm van duurzame landbouw die optimaal gebruik maakt van de natuurlijke processen en deze integreert in de bedrijfsvoering. Natuurinclusieve landbouw is ook: een klimaatbestendige landbouw. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van voldoende bomen op of langs landbouwpercelen helpen CO2 vast te houden en zorgen voor voldoende schaduw voor de koeien bij hittestress.

 

Biodiversiteit als sleutel voor ontwikkeling

Een gezond functionerende landbouw hangt samen met biodiversiteit. Biodiversiteit speelt namelijk op alle niveaus en in alle processen binnen een landbouwbedrijf: de bodem, het water, het gewas, het dier en de omgeving. Werken aan biodiversiteit levert veel op: het resultaat is een efficiëntere benutting van input, weerbaardere productiefactoren, een stabielere productie, een evenwichtiger bedrijfssysteem, en een gevarieerd landschap

 

Het begrip ‘’natuurinclusieve landbouw’ wordt voor het eerst genoemd in de Rijksnatuurvisie “Natuurlijk Verder “ uit 2014. De provincie Gelderland hanteert in haar Ambitiedocument Natuur de volgende omschrijving van natuurinclusieve landbouw (blz. 23) gebaseerd op de kamerbrief over natuurinclusieve landbouw van 10 juli 2017 en bijbehorende rapport maatregelen natuurinclusieve landbouw:

 

Natuurinclusieve landbouw is een ecologisch houdbare vorm van voedselproductie. Het maakt gebruik van wat de natuur op, om en onder het bedrijf te bieden heeft (het ‘natuurlijk kapitaal’), versterkt de biodiversiteit op en rond het boerenland en belast de natuur zo min mogelijk. De uitdaging van natuurinclusieve landbouw is om natuur en biodiversiteit op een rendabele wijze te integreren in de bedrijfsvoering en de wisselwerking tussen ecologische en economische randvoorwaarden te zoeken en te benutten.

 

Figuur 1: De vier elementen van biodiversiteit in de melkveehouderij ( Louis Bolck Erisman et al., 2014)

 

 

Klimaat vergt een integrale aanpak en een focus op bodem, water en landschapskwaliteit in de breedte.

Natuurinclusieve landbouw kan hier een uitstekende rol in spelen. De vier elementen van biodiversiteit in de agrarische bedrijfsvoering, zoal weergegeven in figuur 1, vormen de basis voor een klimaatadaptief bedrijfssysteem met minder gevoeligheid voor droogte en ernstige regenval. Een weerbare en gezonde bodem in combinatie met een divers en groen landschap kan een zeer grote rol spelen in versterking van het adaptieve vermogen van de landbouw en werkt positief op klimaat. De bodem vormt naast de potentie voor zijn bijdrage aan klimaatadaptatie een basis voor veel andere thema’s, zoals verduurzaming van de landbouw, voedsel, biodiversiteit, leefomgeving, waterkwantiteit en – kwaliteit.

 

Natuurinclusieve landbouw wordt vanuit verschillende provinciale programma’s ondersteund zoals Landbouw (Agenda Vitaal Platteland), Natuur & Landschap (Ambitiedocument Natuur en de Agenda Landschap ), Bodem & Ondergrond (Meerjarenprogramma Bodem en Ondergrond 2015-2020, werken aan een gezonde toplaag voor de landbouw), Water (klimaatadaptatie en KRW) en het Gelders energie akkoord.

 

Het hangt van de ambities van de ondernemer, de omstandigheden en de omgeving (ecosysteem, bodemkwaliteit, waterkwaliteit, landschap, aanwezige soorten) van het bedrijf af welke combinaties van maatregelen passend zijn. Daarbij speelt ook een rol hoe de samenwerking van de ondernemer is met zijn omgeving, met andere boeren, de consumenten, de keten partijen of een passend verdienmodel is te ontwikkelen.

 

Al doende leert men: De lerende boer en lerend beheren

Van belang voor een veranderingsproces van gangbare landbouw naar duurzame grondgebonden landbouw is het vergroten van de kennis bij de boeren en het toepassen daarvan in de praktijk. Dit is een continu proces. Dit hele proces van kennis opdoen, plannen, uitvoeren, evalueren en aanpassen noemen we ‘Lerend beheren’.

Kennisoverdracht en ondernemerscoaching zijn hierbij belangrijke maatregelen om de grondgebonden landbouwsector te ondersteunen bij een verandering naar een meer duurzame, natuurinclusieve landbouw.

De regeling richt zich op het verspreiden van de beschikbare kennis over natuurinclusieve landbouw en deze toe te passen in de praktijk naar zoveel mogelijk landbouwers in heel Gelderland. Tegelijkertijd is de regeling ook bedoeld voor landbouwers die al voorlopers zijn omdat zij bijvoorbeeld meedoen met Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer of aan het programma Vruchtbare Kringloop of landbouwers die in een gebied zitten nabij een natuurgebied of in een grondwaterbeschermingsgebied waar het gewenst is dat de landbouw meer natuurinclusief wordt.

Wij denken daarbij aan een traject waarbij groepen van landbouwers trainingen, workshops masterclasses of excursies krijgen over de beschikbare kennis en het toepassen daarvan op het eigen bedrijf. Het gaat daarbij om kennis over het ecosysteem, bodem, waterkwaliteit, bijbehorende kosten en opbrengsten, een nieuw verdienmodel en dergelijke. Deze kennis wordt zodanig aangeboden dat ze in de eigen bedrijfssituatie toepasbaar is. Als onderdeel hiervan kunnen gesprekken met individuele landbouwers uit de deelnemersgroep plaatsvinden en kan inhoudelijke input worden geleverd aan de individuele bedrijfsplannen van de deelnemende landbouwers. In de bedrijfsplannen wordt uitgewerkt welke aanpassingen een deelnemende landbouwer gaat uitvoeren om meer natuurinclusieve vormen van bedrijfsvoering te implementeren in het eigen bedrijf. Het resultaat van deze van de activiteiten is dat landbouwers over een bedrijfsplan beschikken waarmee zij aan de slag kunnen met het veranderen van hun bedrijfsvoering. Daarmee zijn de eerste stappen - kennis opdoen, plannen en uitvoeren - vormgegeven. Ook de volgende stap, het coachen van landbouwers in hun veranderingsproces, is onderdeel van deze regeling. In feite zijn de eerste stappen daarvoor de basis, vervolgens worden de (tussen) resultaten geëvalueerd en de plannen en uitvoering aangepast. Ook deze ondernemers-coaching vindt plaats in groepen van landbouwers, waardoor de boeren ook weer van elkaar leren. Maar ook hierin is ruimte om aanvullend gesprekken te hebben met individuele landbouwers.

 

Met deze regeling zijn wij op zoek naar projecten waarbij zoveel mogelijk landbouwers bereikt worden en die een veranderingsproces willen in gaan naar duurzaam en natuurinclusief landbouwbedrijf.

 

Tendersystematiek

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Indien de aanvraag binnen tien werkdagen voor de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag in beginsel niet meer mogelijk. Een onafhankelijke adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De uitdaging van natuurinclusieve landbouw is om natuur en biodiversiteit op een rendabele wijze te integreren in de bedrijfsvoering en de wisselwerking tussen ecologische en economische randvoorwaarden te zoeken en te benutten. De beschrijving van natuurinclusieve grondgebonden landbouw sluit aan bij de beschrijving die is opgenomen in de in artikel 1 opgenomen kamerbrief van 10 juli 2017.

 

In het Ambitiedocument Natuur en de Agenda Landschap is aangegeven te streven naar een meer natuurinclusieve samenleving en zijn vier ambities onderscheiden, waaronder die van natuurinclusief werken als norm. Natuurinclusieve landbouw heeft de toekomst. Dit is ook vertaald in de ontwerp-Omgevingsvisie. Ook in de derde Agenda Vitaal Platteland is deze natuurinclusieve benadering voor met name de landbouw verder uitgewerkt. Evenals voor bodem (meerjarenprogramma Bodem en Ondergrond) en water (KRW en klimaat).

 

Aan de basis van deze openstelling ligt het beleid zoals omschreven in dit artikel. Meer informatie over de onderliggende documenten zijn terug te vinden op de website van de provincie Gelderland of op de website van de Rijksoverheid.

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

Subsidiabele activiteit:

Let op dat alle activiteiten gericht dienen te zijn op groepen van landbouwers. In aanmerking voor subsidie komen ook de activiteiten die betrekking hebben op het werven van boeren, de voorbereiding en het instandhouden van studiegroepen e.d. waarbij een grote groep landbouwers onderling en met adviseurs en andere partijen (waar nuttig), kennis en ervaring kunnen uitwisselen over een de verschillende beleidsthema’s binnen deze regeling.

 

Trainingen en workshops

Deze openstelling voorziet in de mogelijkheid van subsidie verlening aan bijeenkomsten, studiegroepen, masterclasses, trainingen, excursies e.d. gericht op kennisoverdracht aan groepen van grondgebonden landbouwers. Dit kan gaan over de theorie, over de vertaling van de theorie naar een plan voor het gebied waar het bedrijf in ligt en/of voor het bedrijf en over de toepassing van kennis in een gebied of op het bedrijf die leidt tot verduurzaming van de grondgebonden landbouw.

 

Bij excursies als onderdeel van de trainingen en workshops gaat het er om dat landbouwers kennisnemen van ontwikkelingen om te komen tot duurzame, natuurinclusieve grondgebonden landbouw en dan vooral de toepassing ervan in het eigen bedrijf met de daar aanwezige specifieke omstandigheden (het uitvoeren). Het gaat om excursies bijvoorbeeld op het gebied van bodembeheer, landschapsbeheer, management activiteiten, maar ook productontwikkeling, marketing, samenwerking met anderen. De excursies vinden plaats op proefstations, agrarische bedrijven van koplopers of elke willekeurige andere locatie waar toepassing van kennis kan worden laten zien, onder het motto 'eerst zien dan geloven' Kennisoverdracht aan groepen van agrarische ondernemers is de motor voor de toepassing van veranderingen in de agrarische sector. Veranderingen worden sneller op grote schaal in de agrarische sector toegepast wanneer de kennis hierover, met name samen met kennisinstellingen, adviesdiensten en andere actoren in de landbouw en voedingsmiddelensector en de lokale omgeving, wordt uitgewisseld.

 

Coaching van ondernemers

Coaching van ondernemers gebeurt groepsgewijs. Bij de coaching worden individuele en gezamenlijke vraagstukken en ervaringen van de deelnemende landbouwers besproken. In aansluiting op het lerend beheren zoals hierboven omschreven staat bij de coaching het uitvoeren/toepassen, evalueren en aanpassen van de bedrijfsvoering en maatregelen centraal. Nadat in het eerste traject is gekomen tot plannen hoe te veranderen naar een meer natuurinclusieve landbouw (in een gebied, individueel, als leden van het collectief etc) wordt bij de coaching besproken waar men tijdens de uitvoering tegen aanloopt en worden de plannen of de wijze van uitvoering eventueel aangepast. De coaching vindt plaats gedurende de looptijd van het project.

 

 

 

Bijdrage aan beleidsdoelen:

De activiteiten dragen bij aan zoveel mogelijk beleidsdoelen zoals omschreven in diverse programma’s:

  • a.

    Verbeteren biodiversiteit

  • b.

    Versterken landschappelijke kwaliteit

  • c.

    Verbetering van de toplaag bodem

  • d.

    Verbeteren waterkwaliteit

  • e.

    Sluiten van de kringlopen

  • f.

    Klimaat mitigatie en adaptatie.

 

 

Artikel 3 Aanvraag

De aanvraag moet worden gedaan door een organisatie die de kennisoverdracht of ondernemerscoaching levert en die over de gevraagde ervaring kan beschikken. De aanvrager kan eigen personeel inzetten en/of derden inhuren. Bij de aanvraag dienen curricula vitae van de uitvoerders van de activiteiten te worden overlegd met informatie over de (bij)scholing en ervaring, waaruit blijkt dat zij over voldoende bekwaamheid beschikken om de activiteiten uit te voeren.

 

Inbreng van eigen uren door een landbouwers om deel te nemen aan de kennisoverdrachtsactiviteiten is niet subsidiabel. Indien een bijdrage wordt gevraagd aan de deelnemers dan dient dit inzichtelijk gemaakt te worden in het kostenoverzicht bij de aanvraag.

 

Artikel 4 Doelgroep en aantal deelnemers

Voor een duurzame natuurinclusieve grondgebonden landbouw en het tot waarde brengen van verandering die het rendement en het imago van de primaire sector maar ook de leefomgevingskwaliteit verbeteren is het belangrijk om er voor zorg te dragen dat kennis en de verandering door een zo groot mogelijke groep van landbouwers werkzaam in de grondgebonden landbouw toegepast gaan worden. Daarom is het minimum aantal deelnemers per (deel) activiteit gesteld op 10. Bijvoorbeeld: een workshop komt pas voor subsidie in aanmerking als er 10 deelnemers zijn.

 

 

Artikel 5 en 6 (niet)-Subsidiabele kosten

 

Kosten en reiskosten van procesbegeleiders en adviseurs:

Deze kosten kunnen bestaan uit

  • personeelskosten voor zover zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9 van de Verordening;

  • kosten derden: kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overgelegd;

  • bijdragen in natura voor zover zij voldoen aan het bepaalde in artikel 1.11 van de Verordening;

  • afschrijvingskosten.

 

Niet-Verrekenbare BTW is in dit openstellingsbesluit subsidiabel gesteld. Dat betekent dat indien de aanvrager BTW niet kan verrekenen dat dan de BTW als kosten kunnen worden opgevoerd. Indien de aanvrager BTW wel kan verrekenen (bij inkomsten met BTW) dan is de BTW niet subsidiabel.

 

Op grond van artikel 1.12 lid 3, van de Verordening komen voorbereidingskosten in aanmerking voor subsidie indien zij zijn gemaakt binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

 

 

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

Bij deze openstelling richt de provincie Gelderland zich op projecten met een omvang van minimaal € 35.000,- aan subsidiabele kosten. Daarmee kunnen zoveel mogelijk boeren en beleidsthema’s (zoals biodiversiteit, bodem, waterkwaliteit, klimaat en het bijbehorende verdienmodel) worden bereikt in de uitvoering.

 

 

Artikel 8 Selectiecriteria, weging en selectie

Subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dat wil zeggen dat gedurende een beperkte periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. De beste voorstellen komen in aanmerking voor subsidie. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn.

Uitgangspunt is dat projecten die onvoldoende scoren op de selectiecriteria niet voor POP-3 subsidie in aanmerking komen. Alleen projecten die goed genoeg zijn, komen voor POP-3 subsidie in aanmerking. Omdat de gemiddelde score op de criteria minimaal voldoende dient te zijn, wordt de minimumscore vastgesteld op minimaal 60% van de totaal te behalen score. In dit geval betekent dat 9 punten.

 

De scores die gehanteerd worden zijn:

0 punten: Zeer geringe bijdrage

Het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan het criterium.

1 punt: Geringe bijdrage

Het project draagt in geringe mate bij aan het criterium.

2 punten: Matige bijdrage

Het project draagt matig bij aan het criterium.

3 punten: Voldoende bijdrage.

Het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium.

4 punten: Goede bijdrage

De bijdrage van het project aan het criterium is goed.

5 punten: Zeer goede bijdrage

Een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden.

 

 

 

Kosteneffectiviteit

De efficiëntie wordt bepaald door in samenhang te kijken naar de volgende aspecten:

  • 1.

    Redelijkheid van kosten - staat de begroting (uren en tarieven) in een reële verhouding tot de geplande prestatie, hoe is dit aannemelijk gemaakt.

  • 2.

    Relevantie van de kosten – wordt de gevraagde bijdrage aan de juiste zaken besteed.

  • 3.

    Efficiënt gebruik van kennis, kunde en arbeid - in hoeverre wordt bestaande kennis goed benut, staat de overhead van het project in redelijke verhouding tot de prestatie.

 

 

Kans op succes

De kans op succes wordt bij kennisoverdrachtsacties door verschillende aspecten beïnvloed. Deze aspecten zullen in samenhang worden bezien. Er zal in gelijke mate worden getoetst op:

  • a.

    de kwaliteit van de aanbieder van de kennis. De volgende aspecten worden daarbij bezien:

    • *

      de aanbieder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn voor het werk:

    • *

      de mate waarin de aanbieder – gelet op kennis, ervaring en netwerk van de docenten – kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen.

  • b.

    de kwaliteit van het projectplan. Hierbij wordt gekeken naar:

    • *

      hoe realistisch is het plan,

    • *

      zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken,

    • *

      kent het project een realistische planning, opzet en begroting,

    • *

      zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.

  • c.

    Mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven passen.

 

Mate van effectiviteit van de activiteit

De mate van effectiviteit van een kennisoverdrachtsactie is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling en het aantal te bereiken deelnemers. Bij de bepaling wat de bijdrage is die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden gelet op de volgende aspecten:

 

  • a.

    de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de verschillende beleidsdoelstellingen / mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van de Openstelling.

  • b.

    bereik van de activiteit. Hierbij wordt gekeken naar

    • o

      aantal deelnemers (minimaal 10, hoe meer deelnemers hoe hoger het aantal punten)

    • o

      aantal bijeenkomsten per deelnemer

    • o

      coaching:

      • -

        aantal contacturen per deelnemer

      • -

        aantal vervolgbijeenkomsten per deelnemer

  • c.

    wijze waarop en mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd.

 

Artikel 9 Adviescommissie

 

De aanvragen worden inhoudelijk beoordeeld door een onafhankelijke adviescommissie. Deze commissie adviseert Gedeputeerde Staten.

 

 

 

 

 

Naar boven