Kennisgeving Wet milieubeheer

Tervisielegging Startdocument ‘Aanpak Leefomgevingstoets Omgevingsvisie Zuid-Holland’ voor de planm.e.r .-procedure voor de Omgevingsvisie Zuid-Holland

 

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben op 10 juli 2018 het startdocument ‘Aanpak Leefomgevingstoets Omgevingsvisie Zuid-Holland’ vastgesteld als start van de planm.e.r.-procedure voor de door Provinciale Staten vast te stellen Omgevingsvisie. Deze provinciale omgevingsvisie voorziet in de samenvoeging van grotendeels ongewijzigd beleid uit bestaande wettelijk voorgeschreven provinciale plannen tot één integrale omgevingsvisie. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal deze visie daarom fungeren als provinciale structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (art. 2.2), provinciaal milieubeleidsplan als bedoeld in de Wet milieubeheer (4.9, provinciaal waterplan als bedoeld in de Waterwet (art. 4.4), provinciaal verkeers- en vervoersplan als bedoeld in de Planwet Verkeer en Vervoer (art. 5) en natuurvisie zoals bedoeld in de Wet natuurbescherming (1.7).

 

PlanMER

Op grond van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage moet voor de genoemde plannen een planMER worden opgesteld indien deze kaders stellen voor toekomstige m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Indien van toepassing zal in het planMER tevens een passende beoordeling vanwege mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden worden opgenomen. Het doel van de planm.e.r.-procedure is om relevante milieu-informatie in beeld te brengen en het milieubelang volwaardig mee te wegen bij de besluitvorming over de omgevingsvisie.

 

De resultaten van de planm.e.r.-procedure worden door de provincie Zuid-Holland opgenomen in een Leefomgevingstoets die wordt opgesteld volgens de vereisten van een milieueffectrapport. Alvorens de Leefomgevingstoets kan worden gemaakt dient de reikwijdte en het detailniveau te worden bepaald. Daartoe hebben Gedeputeerde Staten het Startdocument ‘Aanpak Leefomgevingstoets Omgevingsvisie Zuid-Holland’ opgesteld, waarin wordt beschreven hoe het onderzoek zal worden uitgevoerd, welke effecten zullen worden onderzocht en op welk detailniveau.

 

Een ieder wordt in de gelegenheid gesteld te reageren op dit voornemen en zijn of haar zienswijze kenbaar te maken.

 

Waar kunt u de stukken inzien?

Het startdocument ligt van vrijdag 20 juli tot en met donderdag 30 augustus 2018 ter visie.

 

U kunt het startdocument inzien en downloaden op de webpagina van de provincie https://www.zuid-holland.nl/actueel/bekendmakingen en het is tijdens kantooruren tevens in te zien bij “het Loket” van de provincie Zuid-Holland aan het Zuid-Hollandplein 1 in Den Haag.

 

Hoe dient u uw zienswijze in?

U kunt uw zienswijze op het startdocument ‘Aanpak Leefomgevingstoets Omgevingsvisie Zuid-Holland’ uitsluitend digitaal of schriftelijk indienen. Vermeld op de zienswijze in ieder geval uw naam, adres en contactgegevens.

Een digitale zienswijze kunt u sturen naar: omgevingsbeleid@pzh.nl

 

Een schriftelijke zienswijze kunt u sturen naar:

Provincie Zuid-Holland, t.a.v. Aron Duindam

Postbus 90602

2509 LP Den Haag

 

Vervolg

Uw zienswijze zal worden betrokken bij het op te stellen planMER.

 

Meer informatie

Voor meer informatie of vragen kunt u terecht bij team Omgevingsbeleid, telefoon 06-55190543 of via mailadres adm.duindam@pzh.nl

 

 

 

 

 

 

 

 

RAPPORT

 

Aanpak Leefomgevingstoets Omgevingsvisie Zuid-Holland

 

 

Startdocument voor de m.e.r.-procedure voor de Omgevingsvisie Zuid-Holland

 

 

Klant:

Provincie Zuid-Holland

 

 

Referentie:

T&PBG2204R001F01

Versie:

01/Finale versie

Datum:

9 juli 2018

 

 

HASKONINGDHV NEDERLAND B.V.

 

Laan 1914 no.35

3818 EX AMERSFOORT

Netherlands

Transport & Planning

Trade register number: 56515154

 

+31 88 348 20 00 T

+31 33 463 36 52 F

info@rhdhv.com E

royalhaskoningdhv.com W

 

 

Titel document:

Aanpak Leefomgevingstoets Omgevingsvisie Zuid-Holland

 

 

Ondertitel:

Aanpak leefomgevingstoets omgevingsvisie Zuid-Holland

Referentie:

T&PBG2204R001F01

Versie:

01/Finale versie

Datum:

9 juli 2018

Projectnaam:

Leefomgevingstoets omgevingsvisie Zuid-Holland

Projectnummer:

BG2204

 

 

Auteur(s):

Tijmen van de Poll

 

Opgesteld door:

 

Tijmen van de Poll

 

Gecontroleerd door:

 

Caroline Winkelhorst

 

Datum/Initialen:

 

4 juli 2018/CW

 

 

Classificatie

Projectgerelateerd

 

 

Disclaimer

No part of these specifications/printed matter may be reproduced and/or published by print, photocopy, microfilm or by any other means, without the prior written permission of HaskoningDHV Nederland B.V.; nor may they be used, without such permission, for any purposes other than that for which they were produced. HaskoningDHV Nederland B.V. accepts no responsibility or liability for these specifications/printed matter to any party other than the persons by whom it was commissioned and as concluded under that Appointment. The integrated QHSE management system of HaskoningDHV Nederland B.V. has been certified in accordance with ISO 9001:2015, ISO 14001:2015 and OHSAS 18001:2007.

 

 

Inhoud

 

 

1

Introductie

1

2

Wat gaan we onderzoeken?

3

2.1

Karakter en rol Leefomgevingstoets

3

2.2

Verterkpunt voor de Leefomgevingstoets

3

2.3

Geen afweging van strategische alternatieven

4

3

Hoe gaan we het onderzoeken?

6

3.1

Beschrijving leefomgeving: hoofdlijnen, lange termijn

6

3.2

Beoordelingskader leefomgevingsthema's

6

4

Wanneer vervolgstappen?

8

4.1

Proces en tijdpad Omgevingsvisie

8

4.2

Proces en tijdpad Leefomgevingstoets

8

Begrippenlijst

9

 

 

 

 

1 Introductie

Omgevingsvisie provincie Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland werkt aan de vernieuwing van haar omgevingsbeleid [1]. Het visiedeel van het Omgevingsbeleid (hierna te noemen: de omgevingsvisie) beschrijft hoe de Zuid-Hollandse leefomgeving zich op de langere termijn ontwikkelt en wat de provincie daar op hoofdlijnen aan wil doen; een strategie voor de lange termijn. De provincie anticipeert hiermee op de invoering van de Omgevingswet, die treedt naar verwachting in 2021 in werking. In de Omgevingswet is de omgevingsvisie hét instrument om samenhang in het beleid voor de fysieke leefomgeving aan te brengen. Bestaande wettelijk voorgeschreven provinciale plannen (structuurvisie, milieubeleidsplan, provinciaal waterplan, verkeers- en vervoersplan, natuurvisie) komen als afzonderlijke plannen te vervallen, ze gaan op in één integrale omgevingsvisie met onderliggende programma’s. De provincie voegt ook alle bestaande beleidsnota’s voor de fysieke leefomgeving samen in één digitaal toegankelijk Omgevingsbeleid, waaronder de Visie Ruimte en Mobiliteit en Visie Duurzaamheid en Milieu.

 

Op 28 maart 2018 hebben provinciale staten de ambitienotitie voor de omgevingsvisie vastgesteld als vertrekpunt voor het gesprek met partners. In deze notitie beschrijft de provincie op hoofdlijnen haar ambities voor de fysieke leefomgeving voor de langere termijn. De ambities uit deze notitie geven inhoudelijk invulling aan de ontwikkelrichting van het omgevingsbeleid.

 

De provincie ontwikkelt haar omgevingsbeleid als een ´levende database´ met een ´dynamisch karakter´. De bestaande vorm van beleidsdocumenten wordt losgelaten. Het omgevingsbeleid (waaronder de omgevingsvisie) wordt volledig opgenomen in een digitaal systeem, waarin beleidsonderdelen vernieuwd kunnen worden wanneer dat nodig is. De provincie verwacht met het grootste deel van het bestaande beleid nog goed uit de voeten te kunnen. Daarom wordt nu eerst het bestaande beleid grotendeels ongewijzigd (‘beleidsneutraal’) in de omgevingsvisie opgenomen. Op een gering aantal onderdelen is er sprake van beleidsaanpassing. Deze ‘beleidsneutrale’ omgevingsvisie met een paar nieuwe en/of aangepaste beleidsuitspraken, wordt nu eerst vastgesteld. Op basis daarvan kan de visie in de toekomst worden aangevuld of gewijzigd.

 

Waarom een Leefomgevingstoets?

De provincie Zuid-Holland wil met een Leefomgevingstoets informatie over de leefomgeving, de kwaliteit ervan en de mogelijke effecten van nieuwe beleidsonderdelen in beeld brengen. Het laat zien waar ambities van de omgevingsvisie niet gehaald dreigen te worden en op welke aspecten de kwaliteit van de leefomgeving bij verder ongewijzigd beleid tekort dreigt te schieten. Met deze informatie in de hand kan de provincie verder werken aan doorgaande verbetering van de leefomgeving. Zo biedt de Leefomgevingstoets meerwaarde om omgevingsbeleid aan te scherpen. Daarnaast biedt het bouwstenen voor monitoring van beleidseffecten in de praktijk.

 

[1] Beleid voor afzonderlijke onderdelen van de leefomgeving voegt de provincie samen, dubbelingen worden eruit gehaald en waar nodig wordt samenhang aangebracht. Bestaande plannen en nota´s gaan op in één omgevingsvisie, de huidige 17 verordeningen gaan op in één provinciale omgevingsverordening en de provincie geeft aan met welke programma’s het beleid wordt uitgevoerd.

 

 

Daarnaast is het voor de besluitvorming over de Omgevingsvisie van belang om milieu-informatie in beeld te brengen voor belanghebbenden en om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij de besluitvorming over de omgevingsvisie. Tot de inwerkingtreding van de omgevingswet is de omgevingsvisie een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro artikel 2.2). De Wet milieubeheer schrijft voor dat voor een structuurvisie een milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd moet worden als het kaderstellend is voor toekomstige m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Doel van de m.e.r. is dat de gevolgen van een besluit voor het milieu (‘de leefomgeving’) in beeld gebracht worden en dat die volwaardig meegewogen worden in de besluitvorming.

 

De verplichting geldt ook als een structuurvisie onderdelen bevat waarvoor op grond van de Wet natuurbescherming met een Passende beoordeling uitgesloten moet worden dat er verstorende effecten in Natura 2000 gebieden optreden. Voorbeelden van m.e.r.-plichtige activiteiten zijn aanleg van autosnelwegen, aanleg, wijziging of uitbreiding van wegen, spoorwegen of binnenvaarwegen van een bepaalde lengte, realisatie van meer dan 2.000 woningen, oprichting wijziging of uitbreiding van een windturbinepark (vanaf 20 turbines), thermische centrales of verbrandingsinstallaties, onttrekking van grondwater aan de bodem. Als een m.e.r.(beoordeling) bij een structuurvisie verplicht is, dan moet de uitgebreide m.e.r-procedure doorlopen worden. Er wordt dan een milieueffectrapport opgesteld, dat tegelijk met de ontwerp omgevingsvisie ter inzage gaat en waar de Commissie voor de m.e.r. een advies over moet geven.

 

De provincie Zuid-Holland gaat nu een omgevingsvisie vaststellen die voorziet in samenvoeging van grotendeels ongewijzigd beleid (‘beleidsneutraal’) tot één integrale omgevingsvisie. In de toekomst kan dit beleid verder worden aangevuld of gewijzigd. Het is wenselijk om daar milieu-informatie voor in beeld te brengen voor belanghebbenden en om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij de besluitvorming over de omgevingsvisie. De provincie Zuid-Holland start daarom een m.e.r.-procedure op en laat de resultaten daarvan opnemen in een Leefomgevingstoets. Deze Leefomgevingstoets wordt opgesteld conform de vereisten van een Milieueffectrapport en heeft ook de status van een Milieueffectrapport.

 

Startdocument en aanpak Leefomgevingstoets

Dit document is het startdocument voor de m.e.r.-procedure en bevat de aanpak voor het opstellen van de Leefomgevingstoets. De publicatie van dit startdocument is de eerste stap in de m.e.r.-procedure. Doel van het startdocument is om aan te geven welke informatie in de Leefomgevingstoets wordt opgenomen. Met dit startdocument worden betrokken bestuursorganen en instanties geraadpleegd voor advies over de reikwijdte en aanpak van de milieubeoordeling van de op te stellen Leefomgevingstoets. Met een openbare kennisgeving en het openbaar maken van dit startdocument wordt ook een ieder ander de mogelijkheid geboden om een zienswijze in te dienen over de inhoud van de op te stellen Leefomgevingstoets. Het resultaat van deze consultatie wordt betrokken bij het opstellen van de Leefomgevingstoets.

 

Commissie voor de milieueffectrapportage

Na publicatie wordt de Leefomgevingstoets getoetst door de onafhankelijke Commissie voor de m.e.r. De commissie beoordeelt of de Leefomgevingstoets alle informatie bevat om het milieubelang volwaardig

mee te kunnen wegen bij de besluitvorming over de omgevingsvisie.

 

Leeswijzer

Dit startdocument is uitgewerkt op basis van 3 vragen, die elk in een hoofdstuk beantwoord worden:

Hoofdstuk 2: wat gaan we onderzoeken?

Hoofdstuk 3: hoe gaan we het onderzoeken?

Hoofdstuk 4: wanneer welke vervolgstappen?

Na hoofdstuk 4 is een begrippenlijst opgenomen met per begrip een uitleg wat het betekent.

 

 

 

2 Wat gaan we onderzoeken?

2.1 Karakter en rol Leefomgevingstoets

In de Leefomgevingstoets ligt de focus ligt op het beschrijven van de bestaande kwaliteit van de leefomgeving en de ontwikkeling hiervan op basis van het bestaande beleid. Voor het in beeld brengen van effecten van nieuw beleid op de leefomgeving en of daarmee de doelen van het beleid gehaald worden, zijn beleidsuitspraken nodig die nieuw zijn en voldoende concreet om er een relatie met de leefomgeving mee te kunnen leggen. Omdat het in dit geval om een zo goed als beleidsneutrale samenvoeging met nauwelijks nieuwe beleidsuitspraken gaat, neemt het in beeld brengen van effecten van nieuw beleid een duidelijk minder prominente plek in dan gebruikelijk bij een milieueffectrapportage.

 

De Leefomgevingstoetsbeperkt zich in hoofdzaak op het beantwoorden van de volgende vragen:

 

  • 1.

    Wat is de huidige kwaliteit van de Zuid-Hollandse leefomgeving, hoe ontwikkelt die zich bij dit (zo goed als) ongewijzigde beleid en op welke vlakken en waar zijn er op de langere termijn 2030 risico’s of problemen of te verwachten knelpunten?

  • 2.

    Op welke vlakken en waar leidt de samenvoeging van het beleid tot spanning of tegenstrijdigheden die risico’s voor de leefomgeving met zich meebrengen? 3. In welke mate is het aannemelijk dat met het (zo goed als) ongewijzigde beleid de ambities van de omgevingsvisie behaald kunnen worden, rekening houdend met de invloed en de sturingsmogelijkheden van de provincie?

     

  • 3.

    Op welke manieren kan de provincie geconstateerde risico’s op problemen of knelpunten in de leefomgeving verminderen of wegnemen?

 

Voor de enkele beleidsonderdelen waar in de omgevingsvisie een beleidsaanpassingwordt opgenomen, brengt de Leefomgevingstoets de effecten in beeld op de leefomgeving en in welke mate zij bijdragen aan

het halen van de doelen van de omgevingsvisie voor de leefomgeving. Voorwaarde daarvoor is dat ze voldoende concreet zijn om er een relatie met effecten op de leefomgeving mee te kunnen leggen.

 

2.2 Vertrekpunt voor de Leefomgevingstoets

De vast te stellen omgevingsvisie bestaat uit richtinggevende ambities voor de fysieke leefomgeving (als opgenomen in de ambitienotitie) en een digitaal systeem met beleidskeuzes.

 

Ambitienotitie

In de ambitienotitie beschrijft de provincie op hoofdlijnen zes richtinggevende ambities voor de fysieke leefomgeving voor de langere termijn. In de tabel hieronder zijn de ambities weergegeven, met daarbij wat

voorbeelden van opgaven die de provincie bij de ambitie heeft geformuleerd. De ambities en opgaven vormen voor de Leefomgevingstoets de basis om te beoordelen in hoeverre de provincie met de

omgevingsvisie haar inhoudelijke beleidsdoelen voor de leefomgeving kan behalen. Hoewel de omgevingsvisie streeft naar consistentie in ambities en doelen, kunnen ze ook strijdig zijn met elkaar.

Daarom brengt de Leefomgevingstoets bij het doelbereik ook de kans op onderlinge strijdigheid tussen ambities en opgaven onderling in beeld.

 

 

Tabel 1. Ambities omgevingsvisie Zuid-Holland en voorbeeld van opgaven.

 

Ambitie

Voorbeeld van opgaven

1. Naar een klimaatbestendige Delta

Aanpassen ruimtelijke inrichting op klimaatverandering

 

Klimaatbestendig bouwen

 

Waarborgen van zoetwatervoorziening

2. Naar een nieuwe economie: the next level

Een CO2 neutrale haven en tuinbouwcluster

 

Het bieden van experimenteerruimten voor innovaties

 

Stimuleren hergebruik van grondstoffen

3. Naar een levendige meerkernige metropool

Verdichting van stedelijke knooppunten (wonen, werken, voorzieningen)

 

Voldoen aan groeiende woningbehoefte

 

Leefbaar houden van kleine kernen

4. Energievernieuwing

Goede ruimtelijke inpassing van windopgave en andere vormen van energievernieuwing

 

Benutting restwarmte en aardwarmte

 

Energie-innovatie stimuleren en innoveren

5. Best bereikbare stad

Verbetering ontsluiting stedelijke centra en economische clusters

 

Betere verbinding daily urban systems

 

Doorontwikkeling hoogwaardig openbaar vervoer (R-net)

6. Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

Behouden en waar mogelijk versterken van biodiversiteit

 

Ontwikkeling van groen en blauw in en om de stad

 

Verbetering luchtkwaliteit door beperken emissies

 

Digitaal systeem met beleidskeuzes

De uitgewerkte omgevingsvisie wordt als onderdeel van het omgevingsbeleid in een digitaal systeem gepubliceerd. Al het bestaande beleid over de leefomgeving wordt daarvoor samengevoegd in een database. Dit zijn beleidsuitspraken die beschrijven waar het beleid uit bestaat. De omgevingsvisie die nu vastgesteld gaat worden bestaat uit ongeveer 80 kaderstellende beleidskeuzes, dat zijn beleidsuitspraken die op een paar na uit bestaande beleidsplannen komen. De Leefomgevingstoets wordt gebaseerd op de beleidskeuzen van de omgevingsvisie in het digitale systeem.

 

Onderdeel van de strategische keuzes is hoe beleid van de omgevingsvisie wordt uitgewerkt in programma’s en andere instrumenten en op welke termijn. In de programma’s wordt opgenomen hoe het beleid vorm zal krijgen, hoe de provincie daarin wil sturen en welke acties de provincie daarbij onderneemt. Deze uitwerkingen kunnen zowel een thematisch als een gebiedsgericht karakter hebben. Uitwerking van beleid kan leiden tot vervolgbesluitvorming. Als daarbij aanzienlijke omgevingseffecten worden verwacht, wordt ter ondersteuning van de besluitvorming daarover opnieuw het instrument m.e.r. ingezet.

 

2.3 Geen afweging van strategische alternatieven

Omdat het in dit geval om een zo goed als beleidsneutrale samenvoeging gaat, vindt er in de Leefomgevingstoets geen afweging van strategische alternatieven plaats. De provincie Zuid-Holland kiest ervoor om nu eerst een omgevingsvisie vast te stellen waarin al het bestaande afzonderlijke beleid wordt samengevoegd. Van daaruit kan het beleid in de toekomst gewijzigd of aangepast worden. Afhankelijk van de omvang en aard (ook qua milieu-effecten) kunnen beleidswijzigingen of -aanvullingen dan in de toekomst op basis van alternatieven afgewogen worden. Het is ook mogelijk dat de wijzigingen in bijvoorbeeld onderliggende programma’s opgenomen worden. Ook voor programma’s kan een m.e.r. doorlopen worden, zowel verplicht als vrijwillig.

 

In de nu uit te voeren Leefomgevingstoets worden beleidskeuzes uit bestaande plannen of nota’s als ‘bestaand beleid’ en daarmee als autonome ontwikkeling beschouwd. Het komt immers voort uit plannen of nota’s die al eerder met een besluit zijn vastgesteld. Ze beschrijven wat nu al gedaan wordt of gaat worden, het is geen nieuw beleid. In de leefomgevingstoets beoordelen we of de samenvoeging van bestaand afzonderlijk beleid tot één omvattende visie tot conflictpunten in de leefomgeving kan leiden. Dit moet gezien worden als een beoordeling van de consistentie van het beleid.

 

Van de nieuwe beleidsuitspraken wordt in de leefomgevingstoets beoordeeld wat de effecten op de leefomgeving zijn en in welke mate ze bijdragen aan het behalen van de ambities. Dat wordt afgezet tegen de situatie bij autonome ontwikkeling, oftewel de situatie met al het samengevoegde bestaande beleid.

 

 

3 Hoe gaan we het onderzoeken?

3.1 Beschrijving leefomgeving: hoofdlijnen, lange termijn

Een omgevingsvisie beschrijft op hoofdlijnen het beleid voor de lange termijn. De Leefomgevingstoets sluit daar op aan en beschrijft evenzo op hoofdlijnen de gevolgen van de omgevingsvisie voor de lange termijn. In de omgevingsvisie wordt geen toekomstjaar genoemd voor het halen van ambities. In de Leefomgevingstoets wordt 2030 als toekomstjaar gehanteerd. Voor dat jaar kunnen nog met voldoende robuustheid inschattingen gemaakt worden voor de leefomgeving, voor latere jaren nemen de onzekerheden sterk toe. Naast de huidige situatie wordt voor 2030 beoordeeld wat de kwaliteit van leefomgeving is, wat de effecten van de nieuwe beleidsuitspraken zijn en of de ambities van de omgevingsvisie in dat jaar behaald kunnen worden.

 

De kwaliteit van de leefomgeving in de huidige situatie en bij autonome ontwikkeling wordt op basis van het beoordelingskader beschreven op basis van bestaande informatie beschikbaar bij de provincie (onder andere de Staat van Zuid-Holland, klimaatatlas, bodematlas, geluidcontouren langs wegen). Effecten van de nieuwe beleidsuitspraken worden kwalitatief in beeld gebracht op basis van deskundigenoordeel. Omdat het om de lange termijn gaat en om richtinggevende uitspraken die hun beslag nog moeten krijgen in bijvoorbeeld programma’s of, moeten de effecten in deze Leefomgevingstoets gezien worden als kansen voor positieve effecten en risico’s op negatieve effecten. Na verdere uitwerking in bijvoorbeeld programma’s, is het beleid voldoende concreet om er modelberekeningen voor uit te voeren. Dat is nu nog niet het geval.

 

3.2 Beoordelingskader met leefomgevingsthema’s

In de Leefomgevingstoets wordt de kwaliteit van de leefomgeving beschreven en beoordeeld op de basis van onderstaand beoordelingskader met indicatoren.

 

Een deel van de indicatoren wordt ook gebruikt als criterium voor het beoordelen of ambities gehaald kunnen worden (‘doelbereik’), daar is rekening mee gehouden met de keuze van indicatoren.

 

Het beoordelingskader kan op onderdelen (indicatoren) nog aangescherpt worden tijdens het opstellen van de Leefomgevingstoets (‘finetuning’).

 

 

Thema

Indicator

Beoordelingsaspect

 

 

 

Klimaatverandering

Wateroverlast

Omvang verharding vs neerslag

 

 

Waterveiligheid

Overstromingsrisico

 

 

Hittestress

Verhouding verhard oppervlak versus groen en water

 

Verdroging

Omvang gebieden met droogtestress

 

Bodem en water

Bodemkwaliteit en -vruchtbaarheid

Bodemkwaliteit en –vruchtbaarheid

 

 

Bodemdaling

Bodemdaling (metrisch) per tijdseenheid

 

 

Kwaliteit en kwantiteit grond- en oppervlaktewater

Kwaliteit en kwantiteit van grondwater en oppervlaktewater, inclusief verzilting

Gezondheid en leefbaarheid

Luchtkwaliteit

Concentraties NO2, PM10, PM2,5 en daaraan bloodgestelden

 

Geluidhinder

Geluidgehinderden

 

 

Externe veiligheid

Inwoners binnen risicocontouren

 

 

Geur

Geurgehinderden

 

 

Lichthinder

Hemelhelderheid ’s nachts

 

 

Mogelijkheden tot bewegen en recreatie

Kwantiteit, kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen

Natuur en biodiversiteit

Natura 2000 gebieden

Staat van instandhouding soorten en habitattypen Natura2000-gebieden

 

Natuurnetwerk Zuid-Holland

Wezenlijke kenmerken en waarden

 

 

Biodiversiteit buiten Natuurnetwerk Zuid-Holland

Omvang biodiversiteit: aantal soorten en groepen en omvang leefgebieden

Ruimtelijke kwaliteit

Cultuurhistorische en landschappelijke waarden

Beschermde/erkende gebieden van cultuurhistorische waarden en gebruiks-, belevings- en toekomstige landschappelijke waarde

 

Archeologie en aardkunde

Gebieden van provinciaal archeologisch belang (incl. monumenten) en beschermde aardkundige monumenten

 

 

Energietransitie

Aandeel duurzame energie

De omvang van hernieuwbare energiebronnen ten opzichte van het totaal (wind, zon, water, thermisch, etc)

 

Energiegebruik

Aantal petajoule per jaar

 

 

Energieinfrastructuur ruimtegebruik

Omvang van boven- en ondergrondse energienetten

 

Uitstoot broeikasgassen

Uitstoot CO2, methaan en lachgas

 

Economische transitie

Circulaire economie

Kansen op een circulaire economie in de aanleg-, gebruik- en herstelfase

 

Duurzame landbouw

Areaal biologische landbouw vs grondgebonden/intensieve landbouw, areaal glastuinbouw

Mobiliteit

Internationale bereikbaarheid

Milieugebruiksruimte van mainports

 

 

Bereikbaarheid weg, spoor, water en fiets

Knelpunten en capaciteit tussen herkomst en bestemming

 

Verkeersveiligheid

Aantal slachtoffers

 

Verstedelijking

Kwantiteit en kwaliteit van woon- en werklocaties

kwantiteit en kwaliteit woon- en werklocaties

 

 

Voorzieningenniveau

Aanbod aan voorzieningen binnen een gebied (ziekenhuizen, hoger onderwijsinstellingen en winkelgebieden).

 

 

4 Wanneer vervolgstappen?

4.1 Proces en tijdpad Omgevingsvisie

De huidige planning is erop gericht dat op 1 oktober 2018 een ontwerp omgevingsvisie ter inzage wordt gelegd en daarmee in procedure wordt gebracht. Het ligt hierna 6 weken ter visie, waarbij eenieder kan

reageren door een ‘zienswijze’ in te dienen. Mede aan de hand hiervan wordt aan Provinciale Staten een besluit gevraagd voor de vaststelling van de Omgevingsvisie.

 

4.2 Proces en tijdpad Leefomgevingstoets

De m.e.r.-procedure voor de omgevingsvisie Zuid-Holland, resulterend in een Leefomgevingstoets verloopt als volgt.

  • 1.

    Openbare kennisgeving van het voornemen door bevoegd gezag. De m.e.r.-procedure start met een bekendmaking van het voornemen via een openbare kennisgeving en publicatie van voorliggende startdocument en aanpak Leefomgevingstoets. De bekendmaking vindt plaats via het provinciaal blad en de provinciale website https://www.zuid-holland.nl/actueel/bekendmakingen. Het startdocument kan een ieder inzien op het provinciehuis van Zuid-Holland en via de provinciale website.

  •  

  • 2.

    Raadplegen betrokken instanties over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport en vaststellen reikwijdte en detailniveau [verwachting 13 juli] Bij de planvorming betrokken bestuursorganen en organisaties worden actief geraadpleegd over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport. Verder kan een ieder schriftelijk reageren op deze Notitie Reikwijdte en Detailniveau. De ontvangen opmerkingen/adviezen worden meegenomen bij het opstellen van de Leefomgevingstoets.

  •  

  • 3.

    Opstellen Leefomgevingstoets [juli – september 2018]

  •  

  • 4.

    Ter inzage leggen de Leefomgevingsoets en ontwerp omgevingsvisie [1 oktober 2018] De Leefomgevingstoets wordt samen met het ontwerp Omgevingsvisie 6 weken ter visie gelegd. De Leefomgevingstoets heeft de status van een Milieueffectrapport, als product van de m.e.r.procedure. Een ieder wordt in deze 6 weken in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen. De Commissie voor de m.e.r. toetst in deze periode de kwaliteit van de Leefomgevingstoets en beoordeelt of de juiste (milieu)informatie aanwezig is om een besluit over de omgevingsvisie te kunnen nemen.

  •  

  • 5.

    Besluit en vervolg [naar verwachting begin 2019] De omgevingsvisie als onderdeel van het Omgevingsbeleid en de Leefomgevingstoets worden vastgesteld door het bevoegd gezag, Provinciale Staten van Zuid-Holland. Tegen dit besluit kan beroep worden aangetekend.

 

 

Begrippenlijst

 

Ambitie

Toestand van de leefomgeving die nagestreefd wordt.

 

Alternatieven

De mogelijke ‘manieren’ waarop het beleid gerealiseerd kan worden. Daarbij gaat het om andere manieren om de doelstellingen gekoppeld aan een bepaalde activiteit (in aanvaardbare mate) te behalen. De Wet milieubeheer stelt dat alleen de alternatieven die redelijkerwijs een rol kunnen spelen in de besluitvorming beschouwd moeten worden.

 

Autonome ontwikkeling

Ontwikkelingen (meestal op het gebied van de ruimtelijke ordening) die plaatsvinden op basis van ontwikkelingen waarover een besluit is genomen, ongeacht of één van de alternatieven uit het plan-MER gerealiseerd worden.

 

Beoordelingskader

Set indicatoren waarmee beoordeeld wordt a) in hoeverre met het beoogde beleid (in dit geval vooral ontwikkelprincipes) de beleidsdoelen worden gehaald ('doelbereik') en b) wat de effecten van het beleid zijn op de leefomgeving.

 

Commissie voor de m.e.r.

Een bij wet ingestelde landelijke commissie van onafhankelijke milieudeskundigen. Zij adviseren het bevoegd gezag over de kwaliteit van de informatie in het milieueffectrapport en naar wens ook over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport.

 

Effect

Concreet gevolg van beleid op de leefomgeving.

Inspraak

Mogelijkheid om informatie te krijgen en op basis daarvan een mening, wensen of bezwaren kenbaar te maken, bijvoorbeeld voor een activiteit waarover door de overheid een besluit zal worden genomen.

 

Kennisgeving

Het openbaar maken van een voornemen om een m.e.r.-procedure te starten en of een m.e.r.-plichtig plan vast te stellen.

 

Leefomgevingstoets

Document met status van een Milieueffectrapport als product van m.e.r.-procedure, waar in relatie tot de omgevingsvisie Zuid-Holland de kwaliteit van de leefomgeving wordt beschreven in de huidige situatie en op de langere termijn, op basis van bestaand beleid en nieuw beleid. Het bevat de milieu-informatie die in het kader van een m.e.r.-procedure nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij de besluitvorming over de omgevingsvisie.

 

Omgevingsvisie

Plan waarin de provincie het beleid voor de leefomgeving op lange termijn vastlegt.

Plan-m.e.r.

M.e.r. staat voor ‘milieueffectrapportage’ en is de procedure waarbinnen een MER wordt opgesteld. De toevoeging ‘Plan’ wil zeggen dat het om een m.e.r. voor een plan gaat, zoals een omgevingsvisie.

 

 

 

PlanMER

MER staat voor ‘Milieueffectrapport’ en bevat de resultaten van het onderzoek naar de (milieu)effecten binnen een m.e.r. De toevoeging ‘Plan’ wil zeggen dat het om een MER voor een plan gaat, zoals een omgevingsvisie.

 

Ter inzage leggen

Gedurende een bepaalde periode belanghebbende de gelegenheid geven om op een voornemen of ontwerp-plan te reageren met een zienswijze.

 

Programma

Programma waarin beleidsdoelstellingen (wat gaan we doen?) worden vertaald naar concrete acties en interventies (hoe gaan we dat doen?)

 

Zienswijze

Reactie die een belanghebbende aan het bevoegd gezag kan sturen als reactie op de kennisgeving over een voornemen.

 

 

 

Naar boven