Zeventiende wijziging van de regels Ruimte voor Gelderland 2016

Bekendmaking van het besluit van 10 juli 2018 - zaaknummer 2018-007800 tot wijziging van een regeling

 

 

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

 

Gelet op artikel 3, zesde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;

 

BESLUITEN

 

Vast te stellen de zeventiende wijziging van de regels Ruimte voor Gelderland 2016:

 

Artikel I  

De regels Ruimte voor Gelderland 2016 worden als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.4.7 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat luidt:

 

Artikel 1.4.8. Medewerking aan evaluatie

  • 1.

    De subsidieontvanger werkt mee aan een door of namens Gedeputeerde Staten ingesteld onderzoek, erop gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking krachtens deze regels te evalueren.

  • 2.

    Voor zover deze niet bij deze regels zijn gesteld, kunnen Gedeputeerde Staten aan het besluit tot subsidieverlening of, als zodanig besluit niet is gegeven, aan het besluit tot subsidievaststelling voorschriften verbinden over de inlichtingen, gegevens en bescheiden die door de subsidieontvanger moeten worden verstrekt.

B

Artikel 2.11.8, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    De subsidie bedraagt per subsidieontvanger ten hoogste:

    • a.

      Waterschap Rijn en IJssel €2.220.000, bij een investeringsvolume van €7.300.000;

    • b.

      Waterschap Vallei en Veluwe €880.000, bij een investeringsvolume van €2.900.000;

    • c.

      Gemeente Aalten €5.114, bij een investeringsvolume van €19.400;

    • d.

      Gemeente Apeldoorn €287.055, bij een investeringsvolume van €1.100.000;

    • e.

      Gemeente Barneveld €26.677, bij een investeringsvolume van €102.000;

    • f.

      Gemeente Bronckhorst €15.682, bij een investeringsvolume van €60.000;

    • g.

      Gemeente Doetinchem €94.776, bij een investeringsvolume van €363.000;

    • h.

      Gemeente Ede €89.406, bij een investeringsvolume van €342.500;

    • i.

      Gemeente Elburg €62.644, bij een investeringsvolume van €240.000;

    • j.

      Gemeente Harderwijk €52.246, bij een investeringsvolume van €200.000;

    • k.

      Gemeente Montferland €65.542, bij een investeringsvolume van €250.924;

    • l.

      Gemeente Nunspeet €26.080, bij een investeringsvolume van €100.000;

    • m.

      Gemeente Putten €104.407, bij een investeringsvolume van €400.000;

    • n.

      Gemeente Renswoude €9.461, bij een investeringsvolume van €40.000;

    • o.

      Gemeente Rhenen €25.313, bij een investeringsvolume van €96.800;

    • p.

      Gemeente Soest €15.682, bij een investeringsvolume van €60.000;

    • q.

      Gemeente Voorst €46.962, bij een investeringsvolume van €180.000;

    • r.

      Gemeente Winterswijk €87.446, bij een investeringsvolume van €335.000;

    • s.

      Gemeente Zutphen €29.404, bij een investeringsvolume van €112.500.

C

In het opschrift van paragraaf 3.5 vervalt “via de Energie Prestatie Keuring”.

D

Artikel 3.5.1 komt te luiden:

 

Artikel 3.5.1 Begripsbepaling

In deze paragraaf wordt verstaan onder bedrijfscollectief: een samenwerkingsverband van bedrijven of instellingen dat rechtspersoonlijkheid bezit en waarvan de doelgroep in ieder geval de aangesloten bedrijven en instellingen betreft.

E

Artikel 3.5.2 komt te luiden:

 

Artikel 3.5.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het uitvoeren van een plan van aanpak voor het werven voor, het coördineren en het evalueren van en het communiceren over energiescans bij bedrijven en instellingen, en

  • b.

    het begeleiden van bedrijven of instellingen bij het inventariseren van maatregelen met behulp van een energiescan met als minimale basis de erkende maatregelen als bedoeld in bijlage 10 bij de Activiteitenregeling milieubeheer, voor zover die zijn vastgesteld voor de betreffende branche, waarbij de inventarisatie inzicht moet bieden in de kosten en de terugverdientijd van de wettelijk verplichte maatregelen, alsmede een termijn voor realisatie van die maatregelen.

F

In artikel 3.5.3, tweede lid, wordt “handhavingsinspanningen” vervangen door: toezichts- en handhavingsactiviteiten.

G

In artikel 3.5.5 wordt “individuele technische bedrijfsadviezen en” geschrapt.

H

In artikel 3.5.6 wordt “bedrijfscollectieven” vervangen door: een bedrijfscollectief.

I

Artikel 3.5.8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel a komt te luiden:

    • a.

      een plan van aanpak met daarin een communicatiestrategie, een rolverdeling van bij de subsidiabele activiteit betrokken partijen, een omschrijving van de doelgroep en een borging van de realisatie van minimaal de wettelijk vereiste maatregelen binnen een termijn van maximaal drie jaar;

  • 2.

    In onderdeel b wordt “de Omgevingsdienst” vervangen door: de gemeente of de Omgevingsdienst.

J

Artikel 3.5.9 komt te luiden:

 

Artikel 3.5.9 Vaststelling

  • 1.

    In de toelichting als bedoeld in artikel 1.5.1, onder a, wordt opgave gedaan van:

    • a.

      het aantal bedrijven en instellingen waar voorlichting aan is gegeven als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, het aantal bedrijven en instellingen waar een energiescan is uitgevoerd als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, en de wijze waarop die voorlichting heeft plaatsgevonden;

    • b.

      het aantal bedrijven en instellingen dat zich bereid heeft verklaard om binnen drie jaar na de energiescan de energiebesparende maatregelen uit te voeren met een terugverdientijd van maximaal vijf jaar en binnen een half jaar na de energiescan een plan van aanpak hebben opgesteld voor realisatie van deze maatregelen.

  • 2.

    De aanvraag om vaststelling bevat afschriften van de registratie of verklaringen van de bedrijven en instellingen als bedoeld in het eerste lid, onder b.

K

Na paragraaf 4.13 wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 4.14 Agrarisch waterbeheer door loonwerkbedrijven

 

Artikel 4.14.1 Begripsomschrijving

In deze paragraaf wordt verstaan onder loonwerkbedrijf: een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit het met, aan of door machines of werktuigen voor derden verrichten van landbouwambachtenwerkzaamheden, cultuurtechnische werkzaamheden of meststoffendistributie.

 

Artikel 4.14.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor bovenwettelijke investeringen door loonwerkbedrijven in machines die bijdragen aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn water (Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000) en de Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991).

 

Artikel 4.14.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt als:

  • a.

    de investering is opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, en

  • b.

    de aanvrager blijkens het Handelsregister een vestiging heeft in de provincie Gelderland.

 

Artikel 4.14.4 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking:

  • a.

    de kosten voor de koop van nieuwe onderdelen voor de aanpassing van bestaande machines;

  • b.

    de montage van de in onderdeel a bedoelde nieuwe onderdelen;

  • c.

    de meerkosten voor de koop van nieuwe machines die een aanpassing vormen ten opzichte van standaardmachines.

     

Artikel 4.14.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.

 

Artikel 4.14.6 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.3 verstrekt de aanvrager bij de aanvraag een offerte van een leverancier voor de kosten als bedoeld in artikel 4.14.4.

  • 2.

    Een aanvrager kan maximaal éénmaal per kalenderjaar subsidie ontvangen.

 

Artikel 4.14.7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De subsidie bedraagt ten minste € 3.000 en ten hoogste € 20.000.

 

Artikel 4.14.8 Verplichtingen

In afwijking van artikel 1.4.1, eerste lid, is de subsidieontvanger verplicht om de activiteit binnen 18 maanden na de subsidievaststelling uit te voeren.

 

Artikel 4.14.9 Communautair toetsingskader

In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 14 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening Verordening (EU), Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193).

S

Na paragraaf 5.11 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 5.12 Slimme Mobiliteit

Artikel 5.12.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit: plan van de regio voor Slimme Mobiliteit;

  • b.

    regio: Arnhem Nijmegen City Region, Regio FoodValley, Regio Achterhoek, Regio Rivierenland, Regio Stedendriehoek en de meervoudige centrumregeling Noord-Veluwe;

  • c.

    Slimme Mobiliteit: toepassing of gebruik van nieuwe techniek, data, diensten, kennis en mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding met als doel bestaande infrastructuur beter te benutten.

 

Artikel 5.12.2 Regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit

  • 1.

    Op verzoek van een regio kunnen Gedeputeerde Staten een regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit goedkeuren.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten verlenen goedkeuring aan het plan als aan de volgende vereisten wordt voldaan:

    • a.

      het plan bevat projecten gericht op Slimme Mobiliteit;

    • b.

      het plan bevat een beschrijving van de voorgenomen aanpak voor het verrichten van de beschreven projecten;

    • c.

      het plan bevat een sluitende begroting, en

    • d.

      het plan past binnen de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Werkagenda Slimme Mobiliteit.

 

Artikel 5.12.3 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit.

 

Artikel 5.12.4 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien Gedeputeerde Staten het regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit van de betreffende regio hebben goedgekeurd.

 

Artikel 5.12.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    een deelnemende gemeente als bedoeld in de Regeling Gemeenschappelijk Orgaan Arnhem Nijmegen City Region;

  • b.

    Regio FoodValley;

  • c.

    Regio Achterhoek;

  • d.

    Regio Rivierenland;

  • e.

    Regio Stedendriehoek;

  • f.

    een gastheergemeente als bedoeld in de meervoudige centrumregeling Noord-Veluwe 2017.

     

Artikel 5.12.6 Subsidiabele kosten

Kosten voor de uitvoering van een regionaal uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen in afwijking van artikel 1.3.5, aanhef en onder b, voor subsidie in aanmerking als deze zijn gemaakt in het kalenderjaar waarin Gedeputeerde Staten het regionale uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit hebben goedgekeurd.

 

Artikel 5.12.7 Indieningstermijn

De aanvraag om subsidie wordt ingediend binnen 13 weken nadat Gedeputeerde Staten het regionale uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit hebben goedgekeurd.

 

Artikel 5.12.8 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal de bijdrage van de provincie Gelderland die in het regionale uitvoeringsplan Slimme Mobiliteit is opgenomen.

 

Artikel 5.12.9 Aanvraag

Als de subsidie wordt aangevraagd door een deelnemende gemeente of een gastheergemeente, dan wordt bij de aanvraag onverminderd artikel 1.2.3 een verklaring overlegd waaruit blijkt dat de deelnemende gemeente of de gastheergemeente als zodanig is aangewezen door de andere gemeenten in de Regeling Gemeenschappelijk Orgaan Arnhem Nijmegen City Region of de meervoudige centrumregeling Noord-Veluwe 2017.

 

Artikel 5.12.10 Vaststelling

In afwijking van de artikelen 25 en 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies op grond van deze paragraaf, met dien verstande dat voor subsidies tot €125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.

T

Paragraaf 6.25 komt te luiden:

 

Paragraaf 6.25 Sportevenementen

 

Artikel 6.25.1 Evenementenkalender

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen een evenementenkalender vast.

  • 2.

    Op de kalender worden sportevenementen geplaatst, die voor subsidieverlening in aanmerkingen kunnen komen.

  • 3.

    Op de kalender wordt vermeld of subsidieverlening mogelijk is voor het sportevenement met inbegrip van het programma van side events of alleen voor het programma van side events.

     

Artikel 6.25.2 Aanvraag en besluit plaatsing

  • 1.

    De organisator van een sportevenement kan een aanvraag doen voor plaatsing van het evenement op de kalender.

  • 2.

    De aanvraag wordt uiterlijk negen maanden voorafgaande aan de uitvoering van het evenement ingediend. Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen van deze termijn ontheffing verlenen.

  • 3.

    Uit de aanvraag blijkt of plaatsing wordt gevraagd voor het sportevenement met inbegrip van een programma van side events of uitsluitend voor het programma van side events. Uit de aanvraag blijkt voorts of individuele side events worden uitgevoerd in de aanloop naar het evenement.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten nemen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing omtrent plaatsing. Zij kunnen deze termijn eenmaal met maximaal acht weken verlengen.

 

Artikel 6.25.3 Criteria voor plaatsing

  • 1.

    Een sportevenement wordt op de kalender geplaatst als aan de volgende vereisten wordt voldaan:

    • a.

      het evenement heeft betrekking op een kernsport of een tweederingskernsport;

    • b.

      het evenement wordt in Gelderland uitgevoerd;

    • c.

      het evenement houdt in:

      • 1e.

        een Europees of wereldkampioenschap;

      • 2e.

        een Nederlands kampioenschap, of

      • 3e.

        een wedstrijd met een nationaal of internationaal deelnemersveld, waarin sporters tegen elkaar uitkomen op een competitieniveau, dat tenminste vergelijkbaar is met een Nederlands kampioenschap;

    • d.

      aannemelijk is dat aan de volgende vereisten wordt voldaan:

      • 1e.

        het evenement trekt tenminste 4.000 deelnemers en bezoeken;

      • 2e.

        de totale kosten van het evenement worden voor tenminste de helft bekostigd met private middelen;

      • 3e.

        het evenement heeft een aanzienlijke positieve economische en maatschappelijke impact binnen de provincie Gelderland, en

      • 4e.

        in samenhang met het evenement wordt een programma van side events uitgevoerd dat voldoet aan de subsidievereisten, genoemd in artikel 6.25.8, eerste lid onder b;

    • e.

      wanneer het evenement betrekking heeft op een tweederingskernsport, gebruik wordt gemaakt van een accommodatie die met subsidie van de provincie tot stand is gebracht;

    • f.

      aannemelijk is dat het evenement in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport past.

  • 2.

    Op aanvraag van de organisator wordt een multisportevenement of ander sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking op de kalender geplaatst, als het een nationaal of internationaal karakter heeft en voldoet aan de voorwaarde van het eerste lid, onder f, alsmede door aanvrager aannemelijk wordt gemaakt dat:

    • a.

      het aantal deelnemers meer dan 500 bedraagt;

    • b.

      het aantal bezoeken meer dan 500 bedraagt, en

    • c.

      het aantal gemeenten, zorg- en andere maatschappelijke organisaties en sportverenigingen uit de regio, dat actief bij de organisatie betrokken is, tenminste vier bedraagt.

  • 3.

    De vereisten van het eerste lid, onder d, aanhef en 2e en 3e, voor zover het de economische impact betreft, zijn niet van toepassing op een Nederlands kampioenschap voor jeugd of junioren dan wel voor sporters met een beperking, niet zijnde een verstandelijke beperking, en op wedstrijden die tenminste daarmee vergelijkbaar zijn.

  • 4.

    Op aanvraag van de organisator kan een aansprekend internationaal evenement, dat niet voldoet aan een of meer vereisten, vermeld in het eerste lid, onder a, c, d, aanhef en 1e en 2e, en e, niettemin op de kalender worden geplaatst als het uitzonderlijk van aard en omvang is en aannemelijk is dat het een zeer aanzienlijke positieve economische en maatschappelijke impact voor de provincie Gelderland heeft. Gedeputeerde Staten overleggen omtrent plaatsing op de kalender tevoren met Provinciale Staten of de betrokken Statencommissie.

 

Artikel 6.25.4 Samenwerkingsovereenkomst als voorwaarde voor plaatsing

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen aan het besluit tot plaatsing de opschortende voorwaarde verbinden, dat de organisator binnen vier weken na de bekendmaking van het besluit een samenwerkingsovereenkomst met de provincie en andere betrokken partijen sluit over de realisering van het evenement.

  • 2.

    De samenwerkingsovereenkomst bevat in elk geval afspraken over de volgende onderwerpen:

    • a.

      de planning en uitvoering van het evenement;

    • b.

      de inhoud en doelgroepen van het programma van side events;

    • c.

      de uitvoering van individuele side events in de aanloop naar het evenement;

    • d.

      de wijze waarop sport- en andere organisaties in de regio bij de organisatie van de side even worden betrokken; en

    • e.

      de wijze waarop de economische of maatschappelijke impact van het programma van side events en de individuele side events wordt geëvalueerd.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen de in het eerste lid genoemde termijn een keer verlengen.

 

Artikel 6.25.5 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de uitvoering van een sportevenement dat ook een programma van side events omvat;

  • b.

    de uitvoering van uitsluitend een programma van side events, en

  • c.

    de uitvoering van een of meer individuele side events in de aanloop naar een evenement.

 

Artikel 6.25.6 Aanvrager

De organisator van een sportevenement dat op de evenementenkalender staat kan een aanvraag doen voor subsidie voor het betreffende evenement.

 

Artikel 6.25.7 Aanvraag subsidie

  • 1.

    De aanvraag voor een activiteit als bedoeld in artikel 6.25.5, onder a of b, bevat een beschrijving van het programma van de side events, waaruit blijkt dat de side events betrekking hebben op het jaarthema en tenminste een themagebied, genoemd in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport, dan wel tenminste twee themagebieden.

  • 2.

    De aanvraag voor een activiteit als bedoeld in artikel 6.25.5, onder c, bevat een beschrijving waaruit blijkt dat deze betrekking heeft op het jaarthema of een themagebied.

 

Artikel 6.25.8 Subsidiecriteria sportevenement met programma van side events

  • 1.

    Subsidie voor de uitvoering van een sportevenement dat ook een programma van side events inhoudt, wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het evenement op de evenementenkalender staat;

    • b.

      in samenhang met het evenement een programma van side events wordt uitgevoerd, dat voldoet aan de volgende vereisten:

      • 1e.

        het programma wordt uitgevoerd in Gelderland;

      • 2e.

        het programma omvat side events, die:

        • i.

          in verhouding tot het sportevenement kwalitatief van hoogwaardig niveau zijn;

        • ii.

          passen binnen het jaarthema en tenminste een themagebied, genoemd in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport dan wel tenminste twee themagebieden, en

        • iii.

          gezamenlijk zorgen voor een aanzienlijke positieve economische of maatschappelijke impact van het evenement binnen de provincie Gelderland;

      • 3e.

        bij de organisatie en uitvoering van de side events zijn zoveel mogelijk sport- en andere organisaties uit de regio betrokken; en

      • 4e.

        de side events worden zoveel als mogelijk over meer gemeenten in Gelderland verspreid;

    • c.

      het evenement voldoet aan de vereisten van artikel 6.25.3, eerste lid, onder a, b, c, en e, en voorts aan de vereisten genoemd in artikel 6.25.3, eerste lid, onder d, dan wel

    • d.

      wanneer het een evenement is als bedoeld in artikel 6.25.3, vierde lid, het voldoet aan de vereisten van die bepaling alsmede aan het vereiste van artikel 6.25.3, eerste lid, onder b, en het vereiste genoemd in het eerste lid, onder d, 4e.

  • 2.

    Wanneer het sportevenement een Nederlands kampioenschap inhoudt of een wedstrijd die tenminste daarmee vergelijkbaar is, wordt subsidie als bedoeld in het eerste lid alleen verstrekt als dit een kampioenschap of wedstrijd betreft voor jeugd of junioren dan wel voor sporters met een beperking, niet zijnde een verstandelijke beperking.

  • 3.

    Wanneer het sportevenement als bedoeld in het tweede lid meer Nederlandse kampioenschappen of wedstrijden inhoudt, wordt subsidie alleen verstrekt als het evenement betrekking heeft op tenminste twee kernsporten.

 

Artikel 6.25.9 Subsidiecriteria voor uitsluitend programma van side events

Subsidie voor uitsluitend de uitvoering van een programma van side events wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    het programma wordt uitgevoerd in samenhang met een sportevenement dat op de evenementenkalender staat, waarvoor geen subsidie wordt verleend op grond van artikel 6.25.5, aanhef en onder a;

  • b.

    het programma voldoet aan de vereisten van artikel 6.25.8, eerste lid, onder b.

     

Artikel 6.25.10 Subsidiecriteria multisportevenement

Subsidie voor een multisportevenement of ander sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking wordt verstrekt als het evenement:

  • a.

    op de evenementenkalender staat;

  • b.

    een nationaal of internationaal karakter heeft, en

  • c.

    voldoet aan de vereisten genoemd in artikel 6.25.3, tweede lid, onder a, b en c.

 

Artikel 6.25.11 Subsidiecriteria side events in aanloop naar sportevenement

  • 1.

    Subsidie voor de uitvoering van individuele side events wordt verstrekt als deze:

    • a.

      plaatsvinden in samenhang met een sportevenement dat op de evenementenkalender staat;

    • b.

      plaatsvinden vooruitlopend op de uitvoering van het sportevenement en het bijbehorende programma van side events;

    • c.

      worden uitgevoerd in Gelderland;

    • d.

      worden georganiseerd en uitgevoerd met sport- en andere organisaties in de regio;

    • e.

      zijn gericht op de regio;

    • f.

      activiteiten omvatten binnen het jaarthema of de themagebieden, genoemd in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport, en

    • g.

      bijdragen aan een aanzienlijke positieve economische of maatschappelijke impact van het sportevenement binnen de provincie Gelderland.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het vereiste van het eerste lid, onder a.

 

Artikel 6.25.12 Hoogte subsidie sportevenement met programma van side events

  • 1.

    De subsidie voor de uitvoering van een sportevenement dat ook een programma van side events inhoudt, bedraagt voor een Nederlands kampioenschap:

    • a.

      in 2018: maximaal € 65.000, waarvan voor het sportevenement ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 45.000 en voor het programma van side events ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000;

    • b.

      in 2019: maximaal € 55.000, waarvan voor het sportevenement ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 35.000 en voor het programma van side events ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000.

  • 2.

    De subsidie voor de uitvoering van een sportevenement dat ook een programma van side events inhoudt, bedraagt voor een Europees kampioenschap maximaal € 150.000, waarvan voor het sportevenement ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 120.000 en voor het programma van side events ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 30.000.

  • 3.

    De subsidie voor de uitvoering van een sportevenement dat ook een programma van side events inhoudt, bedraagt voor een wereldkampioenschap maximaal € 200.000, waarvan voor het sportevenement ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 160.000 en voor het programma van side events ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 40.000.

  • 4.

    Voor de uitvoering van een evenement dat een vergelijkbare wedstrijd als bedoeld in artikel 6.25.3, eerste lid, onder c, 3e, inhoudt, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 6.25.13 Hoogte subsidie voor uitsluitend programma van side events

De subsidie voor uitsluitend de uitvoering van een programma van side events bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten van het programma met een maximum van:

  • a.

    € 20.000 voor een Nederlands kampioenschap;

  • b.

    € 30.000 voor een Europees kampioenschap;

  • c.

    € 40.000 voor een wereldkampioenschap, en

  • d.

    € 20.000 voor een vergelijkbare wedstrijd als bedoeld in artikel 6.25.3, eerste lid, onder c, 3e.

 

Artikel 6.25.14 Hoogte subsidie overige evenementen

  • 1.

    De subsidie voor de uitvoering van een multisportevenement of ander sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking en een eventueel programma van side events bedraagt maximaal € 160.000.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie voor de uitvoering van een sportevenement als bedoeld in artikel 6.25.3, vierde lid, met het daarmee samenhangende programma van side events wordt door Gedeputeerde Staten per evenement bepaald. Zij overleggen daarover tevoren met Provinciale Staten of de betrokken Statencommissie.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten bepalen welk deel van de subsidie, bedoeld in het tweede lid, ten minste is bestemd voor de uitvoering van het programma van side events. De subsidie voor het programma van side events bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

     

Artikel 6.25.15 Hoogte subsidie individuele side events in aanloop naar sportevenement

  • 1.

    Bij een sportevenement kan voor meer individuele side events subsidie worden aangevraagd, in totaal tot een maximum van:

    • a.

      € 20.000 voor een Nederlands kampioenschap;

    • b.

      € 30.000 voor een Europees kampioenschap;

    • c.

      € 40.000 voor een wereldkampioenschap;

    • d.

      € 20.000 voor een vergelijkbare wedstrijd als bedoeld in artikel 6.25.3, eerste lid, onder c, 3e;

    • e.

      € 20.000 voor een multisportevenement of ander sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking.

  • 2.

    Het bedrag waarvoor in totaal subsidie kan worden verleend voor individuele side events bij een sportevenement als bedoeld in artikel 6.25.3, vierde lid, wordt door Gedeputeerde Staten per evenement bepaald.

  • 3.

    De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 6.25.16 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Kosten van een evenement dat wordt georganiseerd op basis van toewijzing door een landelijke of internationale organisatie, onder auspiciën waarvan nationale of internationale kampioenschappen en vergelijkbare wedstrijden worden gehouden, komen in afwijking van artikel 1.3.5, aanhef en onder b, voor subsidie in aanmerking voor zover deze zijn gemaakt na toewijzing van het evenement.

  • 2.

    Artikel 1.3.5, aanhef en onder g, is niet van toepassing voor subsidies krachtens deze paragraaf.

 

Artikel 6.25.17 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als het evenement, het programma van side events of het individuele side event niet voldoet aan het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport.

 

Artikel 6.25.18 Aanvraag vaststelling

  • 1.

    In afwijking van artikel 24, eerste lid, van de AsG dient de subsidieontvanger op wie de verplichting rust van artikel 6.25.19, eerste lid, binnen negen maanden na afloop van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    In afwijking van artikel 24, eerste lid, van de AsG dient de ontvanger van subsidie voor de uitvoering van uitsluitend een programma van side events of voor de uitvoering van individuele side events, voor zover hij daartoe is verplicht, binnen 13 weken na afloop van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie.

 

Artikel 6.25.19 Verplichtingen

  • 1.

    Behoudens ontheffing van Gedeputeerde Staten legt de ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 6.25.5, onder a, bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor de uitvoering van een sportevenement een rapport over, waarin de resultaten van een onderzoek staan beschreven naar de economische impact van het sportevenement voor het bedrijfsleven in Gelderland. Het onderzoek moet zijn uitgevoerd met toepassing van de WESP-methodiek volgens de meest actuele richtlijn. Deze verplichting geldt niet voor evenementen, voor de subsidiëring waarvan het vereiste van economische impact niet is gesteld.

  • 2.

    De ontvanger van subsidie voor de uitvoering van uitsluitend een programma van side events of van individuele side events, die zonder voorafgaand verleningsbesluit is vastgesteld, informeert Gedeputeerde Staten gelijktijdig met de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 6.25.5, onder a, over het resultaat van de side events door overlegging van foto- en videomateriaal of ander, bij de subsidiebeschikking aangewezen bewijsmateriaal, waaruit blijkt dat de side events zijn uitgevoerd.

  • 3.

    De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accommodatie of locatie waar het sportevenement wordt georganiseerd, toegankelijk is voor mensen met een beperking.

 

Artikel 6.25.20 Bijzondere bepalingen voor evenementen van dezelfde organisator in een cluster

  • 1.

    Op aanvraag van de organisator worden evenementen als bedoeld in artikel 6.25.3, eerste, tweede en vierde lid, die in samenhang met elkaar worden uitgevoerd, als cluster op de evenementenkalender geplaatst.

  • 2.

    Voor plaatsing als cluster is vereist dat de evenementen aan de voor de betreffende evenementen geldende vereisten van artikel 6.25.3 voldoen, uitgezonderd de vereisten van het eerste lid, onder d, 2e, 3e en 4e, voor zover deze op het evenement van toepassing zijn. Laatstbedoelde vereisten gelden voor de evenementen gezamenlijk.

  • 3.

    Voor de aanvraag en verlening van subsidie worden evenementen in een cluster als één evenement aangemerkt.

  • 4.

    De subsidie voor de evenementen in een cluster bedraagt maximaal het bedrag, dat op grond van de artikelen 6.25.12, 6.25.13 en 6.25.14, met inachtneming van de daarin genoemde uiterste percentages en bedragen, in totaal kan worden verkregen voor de afzonderlijke evenementen.

  • 5.

    Voor evenementen die afzonderlijk op de kalender staan kan als cluster subsidie worden aangevraagd als zij in samenhang met elkaar worden uitgevoerd. Het tweede tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

     

Artikel 6.25.21 Bijzondere bepalingen voor een programma van side events bij meer evenementen van dezelfde organisator

  • 1.

    Onverminderd artikel 6.25.10 kan subsidie voor uitsluitend de uitvoering van een programma van side events ook worden verstrekt wanneer het programma samenhangt met twee of meer sportevenementen van dezelfde organisator, die op de evenementenkalender staan.

  • 2.

    De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, tot ten hoogste de som van de bedragen die volgens artikel 6.25.13 ten behoeve van de afzonderlijke programma’s van side events zouden kunnen worden verkregen.

 

Artikel 6.25.22 Bijzondere bepalingen voor een programma van side events bij meer evenementen op grond van een samenwerkingsovereenkomst

  • 1.

    Als programma van side events als bedoeld in artikel 6.25.8, eerste lid, onder b, en artikel 6.25.9, onder b, wordt aangemerkt een programma van side events, dat door de organisator in samenhang met het evenement wordt uitgevoerd op grond van een samenwerkingsovereenkomst tussen de provincie, een sportbond, de organisator en, voor zover daarvan sprake is, de organisatoren van andere betrokken sportevenementen.

  • 2.

    Het programma van side events heeft betrekking op tenminste drie sportevenementen in dezelfde sport en voldoet aan de vereisten van artikel 6.25.8, eerste lid, onder b, en artikel 6.25.9, onder b.

  • 3.

    Op de samenwerkingsovereenkomst is artikel 6.25.4, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

U

Artikel 6.26.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt “Subsidie als bedoeld in artikel 6.26.1, tweede lid” gewijzigd in: Subsidie als bedoeld in artikel 6.26.1.1, tweede lid.

V

Artikel 6.26.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt “Subsidie als bedoeld in artikel 6.26.1, derde lid” gewijzigd in: Subsidie als bedoeld in artikel 6.26.1.1, derde lid.

W

Artikel 6.26.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

In het tweede lid, onder a, wordt na de puntkomma toegevoegd: de overeenkomst is opgesteld met gebruikmaking van het format, dat hiertoe door Gedeputeerde Staten is vastgesteld;”.

X

Artikel 7.1.1, onderdeel a, komt te luiden:

  • a.

    artistieke productie: creatie, ontwikkeling of uitvoering van een uiting op het terrein van minstens één van de volgende kunstdisciplines: muziek, theater, dans, beeldende kunst en vormgeving, film, nieuwe media of literaire cultuur;

Y

Paragraaf 7.2 komt te vervallen.

X

Na paragraaf 7.10 worden twee nieuwe paragrafen ingevoegd, die luiden:

 

Paragraaf 7.11 Grote artistieke producties en festivals

 

Artikel 7.11.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het maken van een artistieke productie op het gebied van muziek, theater, dans, film, nieuwe media of literaire cultuur;

  • b.

    het maken van een artistieke productie op het gebied van beeldende kunst of vormgeving;

  • c.

    het organiseren van een cultuurfestival of erfgoedfestival in Gelderland.

 

Artikel 7.11.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit:

    • a.

      van artistieke kwaliteit is, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat de artistieke productie of het festival:

      • i.

        artistieke zeggingskracht heeft, tot uiting komend in creativiteit en originaliteit;

      • ii.

        tot stand komt door kunstenaars of uitvoerenden die beschikken over artistiek vakmanschap;

    • b.

      van provinciaal belang is, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat de artistieke productie of het festival:

      • i.

        op provinciale schaal een voorbeeldfunctie heeft;

      • ii.

        op provinciale schaal voor zichtbaarheid van cultuur zorgt;

    • c.

      toegankelijk is, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • i.

        de artistieke productie of het festival past bij de beoogde doelgroep;

      • ii.

        de wijze waarop de aanvrager deze doelgroep wil bereiken door de keuze van plaats, promotie en toegangsprijs past bij de artistieke productie of het festival;

    • d.

      van cultureel ondernemerschap getuigt, te bepalen op basis van de mate waarin:

      • i.

        de organisatie van de artistieke productie of het festival met een realistische doelstelling, planning en begroting werkt;

      • ii.

        de artistieke doelstelling van de artistieke productie of het festival bereikt wordt met een optimale inzet van middelen.

2. Aan de subsidiabele activiteit wordt een score van maximaal 100 punten toegekend.

3. De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:

a. maximaal 40 punten voor het criterium, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a;

b. maximaal 20 punten per criterium, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder b, c en d.

 

Artikel 7.11.3 Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      voor het criterium, genoemd in artikel 7.11.2, eerste lid aanhef en onder a, een score van minder dan 20 punten wordt toegekend;

    • b.

      voor enig criterium, genoemd in artikel 7.11.2, eerste lid aanhef en onder b, c of d, een score van minder dan 10 punten wordt toegekend; of

    • c.

      aan de subsidiabele activiteit niet ten minste een score van 60 punten wordt toegekend.

  • 2.

    De subsidie wordt geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 7.11.1, aanhef en onder a of c:

    • a.

      een regulier programma betreft;

    • b.

      een herhaling van een voorstelling betreft.

 

Artikel 7.11.4 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 9.00 uur op 3 september tot 17:00 uur op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin gestart wordt met de activiteiten.

  • 2.

    Een aanvrager kan maximaal twee aanvragen per openstellingsperiode indienen.

  • 3.

    Per artistieke productie of festival kan slechts één aanvraag worden ingediend.

 

Artikel 7.11.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 75.000.

 

Artikel 7.11.6 Adviescommissie

  • 1.

    Volledige aanvragen worden voor advies voorgelegd aan een door Gedeputeerde Staten voor deze regeling ingestelde Adviescommissie Cultuur.

  • 2.

    De adviescommissie beoordeelt of een subsidieaanvraag voldoet aan artikel 7.11.2, eerste lid, en adviseert over de toekenning van de score als bedoeld in artikel 7.11.2, derde lid.

Artikel 7.11.7 Verplichtingen

  • 1.

    Een impressie van de artistieke productie of het festival wordt geplaatst op het provinciale forum www.cultuurenerfgoed.gelderland.nl, zo mogelijk ondersteund met beeld en geluid.

  • 2.

    De subsidiabele activiteit is binnen 12 maanden na datum van de beschikking tot subsidieverlening afgerond.

Artikel 7.11.8 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 53 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Paragraaf 7.12 Kleine artistieke producties en festivals

 

Artikel 7.12.1 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het maken van een artistieke productie op het gebied van muziek, theater, dans, film, nieuwe media of literaire cultuur;

  • b.

    het maken van een artistieke productie op het gebied van beeldende kunst of vormgeving;

  • c.

    het organiseren van een cultuurfestival of erfgoedfestival in Gelderland.

 

Artikel 7.12.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit:

    • a.

      van artistieke kwaliteit is, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat de artistieke productie of het festival:

      • i.

        artistieke zeggingskracht heeft, tot uiting komend in creativiteit en originaliteit;

      • ii.

        tot stand komt door kunstenaars of uitvoerenden die beschikken over artistiek vakmanschap.

        • 3.

          Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit:

          • a.

            van regionaal belang is, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat de artistieke productie of het festival:

            • i.

              op regionale schaal een voorbeeldfunctie heeft, of

            • ii.

              op regionale schaal voor zichtbaarheid van cultuur zorgt, en

          • a.

            de potentie heeft om binnen drie jaar door te groeien naar een artistieke productie of festival van provinciaal belang, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk wordt gemaakt dat de artistieke productie of het festival:

            • i.

              op provinciale schaal een voorbeeldfunctie zal hebben, of

            • ii.

              op provinciale schaal voor zichtbaarheid van cultuur zal zorgen.

 

Artikel 7.12.3 Weigeringsgronden

De subsidie wordt geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 7.12.1, aanhef en onder a of c:

  • a.

    een regulier programma betreft;

  • b.

    een herhaling van een voorstelling betreft.

 

Artikel 7.12.4 Aanvrager

  • 1.

    In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

  • 2.

    Een aanvrager kan per kalenderjaar maximaal twee aanvragen indienen.

  • 3.

    Per artistieke productie of festival kan slechts één aanvraag worden ingediend.

 

Artikel 7.12.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 7.500 en een maximum van € 15.000.

 

Artikel 7.12.6 Verplichtingen

  • 1.

    Een impressie van de artistieke productie of het festival wordt geplaatst op het provinciale forum www.cultuurenerfgoed.gelderland.nl, zo mogelijk ondersteund met beeld en geluid.

  • 2.

    De subsidiabele activiteit is binnen 12 maanden na datum van de beschikking tot subsidievaststelling afgerond.

 

Artikel 7.12.7 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 53 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Y

De toelichting op het onderdeel Staatssteun wordt als volgt gewijzigd:

De laatste zin van de derde alinea komt te luiden:

Dit is het geval bij de paragrafen 2.4, 2.7, 2.10, 3.6, 3.7, 3.9, 3.12, 3.13, 4.3, 4.6, 4.12, 6.11, 6.28, 6.30, 6.31, 6.32, 6.33, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 7.10, 8.1 en 8.2.

 

2. De laatste zin van de zevende alinea komt te luiden:

Dit betreft de paragrafen 2.2, 2.3, 4.5, 4.7, 4.10, 4.13, 4.14, 6.12, 6.12a, 6.15, 6.16, 6.18, 6.26, 6.34, 6.35, 7.4, 7.9, 7.11 en 7.12.

3. De vierde zin van de achtste alinea komt te luiden:

Voor aanvragen onder de paragrafen 2.8, 2.9, 2.11, 5.12 en 6.25 geldt maatwerk.

Z

De artikelsgewijze toelichting wordt als volgt gewijzigd:

Na de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 1.4.8. Op grond van de AsG worden subsidieregelingen eens per vier jaar geëvalueerd. Om voor de evaluatie mogelijk te maken bestaat de behoefte om de subsidieontvanger te verplichten om bepaalde informatie over te leggen. Om inzicht te kunnen krijgen in de doeltreffendheid van een subsidieregeling kan andere informatie nodig zijn dan die bij de aanvraag voor de verlening of vaststelling wordt gevraagd. Die laatste gegevens zijn gericht op de beoordeling of de gesubsidieerde activiteit conform de regeling en beschikking is uitgevoerd. Niet of en in welke mate met de subsidie het doel van de regeling - en het achterliggende beleid - is bereikt is. Met een expliciete grondslag kan het provinciebestuur sturen op de informatie die het nodig heeft voor de evaluatie en vanaf welk moment die informatie gewenst is. Toepassing van dit artikel dient in verhouden te staan met onder andere het bepaalde in artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht.

AA

Na de toelichting op paragraaf 4.9 wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, dat luidt:

 

Paragraaf 4.14 Agrarisch waterbeheer door loonwerkbedrijven

De landbouwsector moet economisch gezond kunnen functioneren en tegelijkertijd verder verduurzamen ten aanzien van milieu, dierenwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid én klimaat. In het coalitieakkoord ‘Ruimte voor Gelderland’ is aangegeven dat innovatie een belangrijk middel is om te komen tot een duurzame landbouw. Om de innovatie in de landbouw op het gebied van water op een hoger plan te trekken is het van belang dat de landbouwsector gaat investeren in fysieke maatregelen. Gelet hierop biedt de provincie Gelderland landbouwers een subsidiemogelijkheid in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland. Om te bewerkstelligen dat de provincie haar doelen zo goed mogelijk kan bereiken, biedt paragraaf 4.12 de mogelijkheid om een vergelijkbare subsidie te verstrekken aan loonwerkbedrijven.

Artikel 4.14.2 Subsidie is beschikbaar voor investeringen in machines die bijdragen aan de doelstellingen uit de Kaderrichtlijn water en de Nitraatrichtlijn. Zo kan bijvoorbeeld subsidie worden verstrekt voor de aanschaf van systemen voor precisiebemesting of voor investeringen in machines voor onkruidbestrijding. Exploitatiekosten en wettelijke verplichte maatregelen worden niet gesubsidieerd. Er is alleen subsidie beschikbaar voor bovenwettelijke investeringen.

 

De investeringen die zijn opgenomen zijn afkomstig van de zogenoemde landelijke BOOT-lijst, zoals vastgesteld door het Bestuurlijk Overleg Open Teelten (zie: http://agrarischwaterbeheer.nl/document/pop3-financiering-icm-daw-boot-lijst ) en de milieulijst (https://www.rvo.nl/sites/default/files/2017/12/Milieulijst%202018.pdf). De lijst in bijlage 2 is tot stand gekomen na overleg met diverse vertegenwoordigers en deskundigen vanuit de waterschappen en de landbouwsector. Hierbij is nadrukkelijk getoetst op het bovenwettelijke karakter van de investeringen. Hierdoor is op voorhand de kwaliteit van de investering verzekerd via een verifieerbare selectie van investeringen die een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers garandeert.

 

Artikel 4.14.4 Bij de kosten voor aanpassing van machines door nieuwe toevoegingen gaat het erom dat bestaande machines worden voorzien van nieuwe onderdelen die bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling (zie artikel 4.12.2). De subsidiemogelijkheid betreft nieuwe machines en onderdelen. Het gaat dus uitdrukkelijk niet om tweedehands machines of onderdelen. De reden hiervoor is onze wens dat de subsidieontvangers de laatst beschikbare techniek gebruiken.

 

Het gebruik van de term ‘koop’ sluit personeelskosten van de subsidieontvangers die zelf aan de slag willen gaan om machines aan te passen uit van subsidie. De subsidieontvanger die in een steekproef valt, moet dus een nota voor de aanschaf van een onderdeel of een machine kunnen tonen die de subsidiabele kosten dekt. Bij nieuwe onderdelen kan de koop ook de montage door de leverancier omvatten. Dat element dient dan uit de offerte te blijken.

 

Artikel 4.14.7 Om de administratieve lasten te bepreken voor de provincie wordt een minimum van € 3.000 per aanvraag gehanteerd voor de subsidiabele kosten. Het maximale bedrag per aanvrager is beperkt tot een maximum van € 20.000 per aanvraag om zoveel mogelijk aanvragers te kunnen bedienen en daarmee een zo groot mogelijk effect te bereiken. Vereist is dat de subsidie wordt verstrekt aan loonwerkers.

 

Artikel 4.14.9 Artikel 14 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening vormt het staatssteunkader voor deze subsidie. Dit houdt onder meer in dat de aanvraag van een mkb-onderneming afkomstig moet zijn. Een ander belangrijk punt is dat een aanvrager pas na het indienen van de aanvraag begint met de activiteit.

CC

De toelichting bij de artikelen 7.2.1, onderdelen a en b, 7.2.1, onderdelen c en d, 7.2.2, onderdeel a, en 7.2.7, onderdeel c, komt te vervallen.

DD

Na de toelichting op paragraaf 7.10 wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Paragraaf 7.11

Artikel 7.11.3, tweede lid. De subsidie wordt geweigerd voor reguliere activiteiten van bijvoorbeeld koren en toneelgezelschappen of podiumprogrammering. Evenmin wordt subsidie verstrekt voor het herhalen van een artistieke productie of festival in Gelderland, welke eerder binnen of buiten Gelderland is gemaakt of georganiseerd.

Paragraaf 7.12

Artikel 7.12.2 Er wordt bijgedragen aan artistieke producties en festivals met een hoge artistieke kwaliteit, die zowel van regionaal belang zijn als de potentie hebben om door te groeien naar een artistieke productie of festival van provinciaal belang.

Artikel 7.12.3 De subsidie wordt geweigerd voor reguliere activiteiten van bijvoorbeeld koren en toneelgezelschappen of podiumprogrammering. Evenmin wordt subsidie verstrekt voor het herhalen van een artistieke productie of festival in Gelderland, welke eerder binnen of buiten Gelderland is gemaakt of georganiseerd.

Artikel II

De bij dit besluit gevoegde “Bijlage 2. Lijst met investeringen voor paragraaf 4.14, agrarisch waterbeheer door loonwerkbedrijven” vast te stellen behorende bij paragraaf 4.14 Agrarisch waterbeheer door loonwerkbedrijven, artikel 4.14.3 van de regels Ruimte voor Gelderland 2016.

Artikel IV  

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 september 2018.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treedt onderdeel F van artikel I in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017, en treedt onderdeel S in werking op 15 juli 2018.

  • 3.

    De regels Ruimte voor Gelderland 2016 zoals die luidden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling blijven van toepassing op aanvragen om subsidie op grond van de paragrafen 2.12, 6.25 en 7.2 van de regels Ruimte voor Gelderland 2016 die zijn ingediend en besluiten omtrent subsidie die zijn genomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning

P.G.G. Hilhorst - secretaris

Bijlage 2. Lijst met investeringen voor paragraaf 4.14, agrarisch waterbeheer door loonwerkbedrijven

 

Maatregel / omschrijving investering

Opmerkingen

 

 

 

 

Gebruik mest en nutriënten

 

1

I. Investeringen in systemen voor precisiebemesting of precisiegewasbescherming, bestaande uit plaats specifieke bemesting, plaats specifieke gewasbescherming of plaats specifieke bewatering inclusief GPS/GIS apparatuur en eenmalige aanschaf van software bij het apparaat, waarbij de GPS/GIS apparatuur altijd in combinatie wordt gebruikt met precisie apparatuur voor het verzorgen van landbouw­gewassen en met een maximale afwijking van ten hoogste 10 cm nauwkeurig voor de onder a tot en met c genoemde toepassingen:

a. systemen voor het gericht emissiearm, in de juiste dosering, zonder overlapping in de bodem toedienen van vloeibare of vaste stikstofhoudende meststoffen bij het planten, zaaien, aanaarden of het moment dat het gewas er aantoonbaar om vraagt;

b. systemen voor het meten van het stikstofgehalte van het gewas door middel van gewasreflectie van het gewas waarbij direct de stikstofbehoefte van het gewas wordt bepaald, of

c. systemen voor het meten van het stikstofgehalte en fosfaatgehalte van drijfmest met NIRS op mestdoseerwerktuigen waarbij direct de dosering van de hoeveelheid drijfmest wordt bepaald en tevens de mest wordt aangewend op het perceel.

 

II. Investeringen in apparatuur om de bodem in kaart te brengen ten behoeve van plaats specifieke bemesting, plaats specifieke gewasbescherming of plaats specifieke bewatering in combinatie met GPS/GIS apparatuur met een maximale afwijking van 10 cm nauwkeuring. Apparatuur voor plaats specifiek verzorgen van landbouwgewassen

a. bestemd voor: het zodanig toedienen van meststoffen dat rekening wordt gehouden met de plaatselijke omstandigheden door meting van de in de grond aanwezige voorraad meststoffen, waarbij:

- de verkregen gegevens via elektronische koppeling in een GPS/GIS-systeem met een afwijking van ten hoogste 10 centimeter worden vastgelegd,

- vervolgens op basis van de vastgelegde gegevens (taakkaarten) de optimale hoeveelheid door een regeleenheid wordt bepaald,

- in geval van een mestinjectie-machine of zodenbemester door een regeleenheid op basis van taakkaarten per sectie of per dop onafhankelijk het middel of de mest aan het gewas wordt toegediend,

- in geval van vaste mest- of organische stofstrooiers door een regeleenheid op basis van taakkaarten gebaseerd op bodemscans of grondmonsters waarbij plaats specifiek meer of minder mest wordt toegediend aan het gewas, en

b. bestaande uit: bemestingsapparatuur, meetapparatuur met GPS/GIS-koppeling, een GPS/GIS-systeem, een regeleenheid voor optimale dosering, een autopilot systeem en al dan niet de volgende onderdelen: sensoren, een plantherkenningssysteem, een ISObus 11783-systeem, een automatisch sectieafsluitingssysteem met GPS/GIS-koppeling, een sneltester voor stikstof, een NIR-sensor in de mesttank en een uitschuifbare as bij een mestinjectie-machine of een zodenbemester.

 

Bij de systemen onder a) gaat het om precisiebemesters (ook kunstmest).

Bij de systemen onder c) gaat het om een bovenwettelijke investering. Het gaat niet om investeringen in technologie op voertuigen die alleen drijfmest transporteren van het ene bedrijf naar het andere. Dit omdat bemonstering van vrachten verplicht is gesteld door de Rijksoverheid.

 

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

 

2

I. Investeringen in machines voor mechanische en/of niet chemische onkruidbestrijding, die geen gebruik maken van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen,

a. bestemd voor: het mechanisch bestrijden van onkruid in en tussen de rijen van het gewas

b. bestaande uit: een mechanische onkruidbestrijdingmachine, GPS/GIS-systeem met een afwijking van ten hoogste 10 centimeter en al dan niet de volgende onderdelen: onkruidsensoren, een plantherkenningssysteem, een autopilotsysteem en een klaverdoorzaaimodule.

II. Investeringen in intrarijwieders,

a. bestemd voor: het mechanisch of pneumatisch bestrijden van onkruid zowel tussen als in de rijen van het gewas,

b. bestaande uit: een intrarijwieder met een mechanisch of pneumatisch onkruidbestrijdingssysteem en al dan niet de volgende onderdelen: onkruidsensoren en een plantherkenningssysteem.

III. Investeringen in mechanische onkruidknippers

a. bestemd voor: het doorsnijden van de dikkere stengels van onkruid met een machine voorzien van kam- en kniptechniek, waarbij het geteelde gewas niet wordt beschadigd en de onkruiddruk in akkerbouwgewassen of grasland wordt verminderd,

b. bestaande uit: een mechanische onkruidknipper met een vingerbalk, messen en een bezem.

 

3

I. Investeringen in spuittechnieken die drift vergaand reduceren (zoals wingsprayer), luchtondersteuning en driftarmere doppen meer dan wettelijk voorgeschreven, die drift met 95% reduceren, met driftreducerende technieken conform de criteria op de DRT lijst,

a. bestemd voor: het in horizontale richting bespuiten van boomgaarden met een spuitmachine die het gewasbeschermingsmiddel in de vorm van grote druppels het gewas inblaast, waarbij een toegepast GPS/GIS-systeem een afwijking van ten hoogste 10 centimeter heeft, en die,

1. door middel van een laserscanner nauwkeurig de spuitplek bepaalt, of

2. ten minste 95% driftreductie realiseert,

b. bestaande uit: een spuitmachine en al dan niet de volgende onderdelen: een GPS/GIS-systeem, sensoren, een laserscanner en een volledig gesloten vulsysteem of  

II. Investeringen in spuitmachines met drift beperkend systeem voor de akkerbouw

a. bestemd voor: het toedienen van gewasbeschermings- of loofdodingsmiddelen aan landbouwgewassen met een systeem dat de drift van de toegediende middelen aantoonbaar met ten minste 95% reduceert ten opzichte van een spuitmachine zonder driftbeperkende voorzieningen,

b. bestaande uit: een spuitmachine met een driftbeperkend systeem en al dan niet een volledig gesloten vulsysteem of

III. Investeringen in voorzieningen of apparatuur voor het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de fruitteelt of glastuinbouw (aanpassen bestaande situatie)

a. bestemd voor: het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ten opzichte van de bestaande situatie door een voorziening of apparatuur, niet zijnde apparatuur waarmee het gewasbeschermingsmiddel wordt toegediend, waarbij aangetoond wordt dat de betreffende voorziening of apparatuur het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen daadwerkelijk vermindert,

b. bestaande uit: een voorziening of apparatuur voor het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

 

4

Investeringen in sensorgestuurde of andere selectieve en/of gerichte spuitapparatuur

1.

a. bestaande uit UV-gewasbeschermingsinstallatie,

b. bestemd voor: het doden van plantpathogenen in open teelten door behandeling met UV-licht, ter beperking van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen,

2.

a. bestaande uit: een hangende, getrokken of al dan niet zelfrijdende gewasbeschermingsinstallatie, UV-lampen, voeding en meet- en regelapparatuur, met uitzondering van het trekkend voertuig of de rail of Spuitmachine voor plaats specifiek toedienen van gewasbeschermings- of loofdodingsmiddelen met doponafhankelijke aansturing ,

b. bestemd voor: het zodanig toedienen van gewasbeschermings- of loofdodingsmiddelen aan landbouwgewassen dat rekening wordt gehouden met de plaatselijke omstandigheden door meting van de in het gewas aanwezige onkruiddruk of ziektedruk, waarbij:

- de verkregen gegevens via elektronische koppeling in een GPS/GIS-systeem worden vastgelegd,

- vervolgens op basis van de vastgelegde gegevens (taakkaarten) de optimale hoeveelheid door een regeleenheid wordt bepaald, en

- de spuitinstallatie door een regeleenheid op basis van taakkaarten per dop onafhankelijk het middel aan het gewas toedient,

3.

a. bestaande uit: een spuitmachine, een GPS/GIS-systeem, een regeleenheid voor optimale dosering, een autopilot systeem, een automatisch sectie-afsluitingssysteem met GPS/GIS-koppeling, een aanpassings- of stuursysteem voor de spuitinstallatie en al dan niet de volgende onderdelen: meetapparatuur met GPS/GIS-koppeling, een ISObus 11783-systeem, een volledig gesloten vulsysteem, een plantherkenningssysteem en onkruidsensoren.

 

 

 

Maatregelen voor de erfsituatie en bedrijfsgebouwen

 

5

1. Investeringen in de herinrichting van het erf en de aanleg van opvangvoorzieningen met als doel het verminderen van emissie vanaf het verharde erf door:

a. Het opvangen en hergebruiken van schoon erf-/dakwater, waarbij per 100 m2 erf- en dakoppervlak is minimaal 3.000 liter opvangcapaciteit aanwezig is,

b. Infiltratie van schoon erf-/dakwater in de bodem of infiltratiekoffers door het rechtstreeks afvoeren van hemelwater vanaf het erf en het dak naar een infiltratievoorziening (in vrij afwaterende gebieden) of infiltratiekoffers met een capaciteit van minimaal 3.000 liter per 100 m2 erf- en dakoppervlak,

c. Een waterdichte opvangput waarmee verontreinigd afvalwater van het bedrijf gescheiden blijft van regulier rioolsysteem, inclusief de buizen, goten, richels voor afvoer of

d. Waterveegmachines met opvangbak, of

e. Veegmachines voor het schoonhouden van het erf ter voorkoming van erfafspoeling bij regen.

2. De investering is slechts subsidiabel als deze voldoet aan de volgende randvoorwaarden:

a. er is sprake van een stabiele ondergrond,

b. er is sprake van een vloeistofkerende voorziening,

c. de aanvrager legt per 100 m2 en straatkolk aan met een rechtstreekse afvoer naar de sloot,

d. er is sprake van afschot van het erf van ten minste 1% waardoor het hemelwater rechtstreeks via de straatkolken kan worden afgevoerd. Het afschotpercentage dient duidelijk aantoonbaar en gespecificeerd in ontwerpplan zijn opgenomen, en

e. het dakwater wordt gescheiden van het erfwater afgevoerd naar het oppervlaktewater.

3. De volgende kostenposten zijn in ieder geval niet subsidiabel:

a. overkapping voor een voederopslag,

b. overkapping voor een mestopslag,

c. kosten voor herinrichting van het erf,

d. erfverharding,

e. hemelwatersysteem waaronder dakgoten, buizen voor afvoer en reguliere riolering,

f. kuilplaten,

g. installaties of machines voor opvang van perssap of percolaat indien een overloopvoorziening is of wordt aangebracht naar het reguliere riool, de bodem of het oppervlaktewater, en

h. waterzuiveringsinstallaties.

Subsidiabel is alleen wat meer dan wettelijk verplicht en afdwingbaar is. Bij de subsidiëring van deze investering zal daarom rekening gehouden moeten worden met de voorwaarden zoals beschreven in het activiteitenbesluit Milieubeheer. Bij de randvoorwaarde in het tweede lid, onder e, geldt dat het dakwater niet over het erf wordt afgespoeld. Zo mogelijk wordt dakwater (tijdelijk) opgevangen en hergebruikt of geïnfiltreerd.

6

Investeringen voor het overdekt opslaan van ontsmettingsfusten

 

7

1. Investeringen in machinewasplaats bestaande uit een permanente weer- en windbestendige overkapping van de wasplaats met maximaal 2 zijwanden met als doel het verminderen van emissie bij het inwendig en uitwendig reinigen van machines en werktuigen met gewasbeschermingsmiddelen.

2. De investering is slechts subsidiabel als deze voldoet aan de volgende randvoorwaarden:

a. er is sprake van een stabiele ondergrond,

b. de wasplaats heeft een vloeistofdichte vloer,

c. als de wasplaats ook gebruikt wordt voor het reinigen van werktuigen en machines zonder gewasbeschermingsmiddelen is een slibvangput en olieafscheider verplicht,

d. het afvoerpunt van de slibvangput moet altijd zichtbaar zijn,

e. de opvangput van de slibvangput is geschikt voor agrarisch gebruik, waterdicht, en geschikt voor zware verkeersbelasting,

f. de vloeistofdichte vloer is voorzien van opstaande randen (10 cm) waardoor het reinigingswater niet over de randen kan gaan,

g. er is sprake van een afschot vloeistofdichte voorziening naar het afvoerpunt in de richting van het afvoersysteem van ten minste 1%, dat duidelijk aantoonbaar en gespecificeerd is in ontwerpplan,

h. de afvoer van het reinigingswater naar een (zuiverings-) voorziening vindt plaats op basis van verdamping (of een andere nader te erkennen techniek) waarbij geen restlozing plaatsvindt,

i. het reinigingswater wordt via het vuilwaterriool afgevoerd. Indien geen vuilwaterriool aanwezig is, wordt het reinigingswater opgevangen in een opvangput met een inhoud van ten minste 2.500 liter,

j. de capaciteit van de onder i) genoemde zuiveringsvoorziening moet voldoende zijn voor de behandeling van het waswater dat jaarlijks vrijkomt. De aanvrager overlegt een capaciteitsberekening waarmee hij dit aantoont.

Met een weer- en windbestendige overkapping wordt bedoeld dat deze waterdicht is en niet kan scheuren bij harde wind. Dun plastic voldoet derhalve niet. Goed bevestigde golfplaten of dik zeil dat niet scheurt bij harde wind voldoet wel. Subsidiabel is alleen wat meer dan wettelijk verplicht en afdwingbaar is. Bij de subsidiëring van deze investering zal daarom rekening gehouden moeten worden met de voorwaarden zoals beschreven in het activiteitenbesluit. Het zichtbaar houden van het afvoerpunt (tweede lid, onder d) houdt mede in dat dit altijd wordt vrijgehouden van vuil.

8

1. Investeringen in een biologisch systeem voor het verwijderen van gewasbeschermingsmiddelen bestemd voor het op biologische wijze behandelen van met gewasbeschermingsmiddelen verontreinigd spoel- of afvalwater uit de land- en tuinbouw, niet zijnde de glastuinbouw. In het biologisch systeem wordt het water verdampt of geconcentreerd en worden reststromen, zoals het substraat en het geconcentreerde afvalwater, afgevoerd naar een erkend afvalverwerkingsbedrijf of, in geval van substraat, ten minste één jaar gecomposteerd.

2. Het biologische systeem bestaat uit: biologisch waterbehandelingssysteem met bijbehorende overkapping en een afvalwaterbuffer, met uitzondering van de volgende onderdelen: wasplaats, olie/water-afscheider en slibvangput.

3. De investering is slechts subsidiabel als deze voldoet aan de volgende randvoorwaarden:

a. er is sprake van een stabiele ondergrond,

b. de wasplaats heeft een vloeistofdichte vloer,

c. als de wasplaats ook gebruikt wordt voor het reinigen van werktuigen en machines zonder gewasbeschermingsmiddelen is een slibvangput en olieafscheider verplicht,

d. het afvoerpunt van de slibvangput moet altijd zichtbaar zijn,

e. de opvangput van de slibvangput is geschikt voor agrarisch gebruik, waterdicht, en geschikt voor zware verkeersbelasting,

f. de vloeistofdichte vloer is voorzien van opstaande randen (10 cm) waardoor het reinigingswater niet over de randen kan gaan,

g. er is sprake van een afschot vloeistofdichte voorziening naar het afvoerpunt in de richting van het afvoersysteem van ten minste 1%, dat duidelijk aantoonbaar en gespecificeerd is in ontwerpplan,

h. de afvoer van het reinigingswater naar een (zuiverings-)voorziening vindt plaats op basis van verdamping (of een andere nader te erkennen techniek) waarbij geen restlozing plaatsvindt,

i. het reinigingswater wordt via het vuilwaterriool afgevoerd. Indien geen vuilwaterriool aanwezig is, wordt het reinigingswater opgevangen in een opvangput met een inhoud van ten minste 2.500 liter,

j. de capaciteit van de onder i) genoemde zuiveringsvoorziening moet voldoende zijn voor de behandeling van het waswater dat jaarlijks vrijkomt. De aanvrager overlegt een capaciteitsberekening waarmee hij dit aantoont.

Subsidiabel is alleen wat meer dan wettelijk verplicht en afdwingbaar is. Bij de subsidiëring van deze investering zal daarom rekening gehouden moeten worden met de voorwaarden zoals beschreven in het activiteitenbesluit.

9

Investeringen in het toepassen van gesloten vul- en doseersysteem spuitapparatuur met als doel het verminderen van emissie bij het inwendig en uitwendig reinigen van machines en werktuigen met gewasbeschermingsmiddelen.

 

 

 Bodemmaatregelen

 

10

1. Investeringen in systemen voor structuur behoud in de bodem, bestaande uit:

a. rupsen voor tractoren: meerkosten voor rupsen onder een tractor, of

b. brede banden voor tractoren en (zelfrijdende)machines in combinatie met luchtdrukwisselsystematiek.

2. De volgende kostenposten zijn in ieder geval niet subsidiabel:

a. trekkers,

b. zelfrijders, en

c. banden zonder luchtdrukwisselsysteem.

 

11

Een schijveneg met gekartelde schijven in combinatie met een verkruimelrol.

Een schijveneg is een machine om een vanggewas te vernietigen en een zaaibed te maken in dezelfde werkgang.

12

Ecoploeg

 

Een ecoploeg is een ploeg die minder dan 20 cm ploegt.

 

Naar boven