Dertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat de Europese Commissie op 16 februari 2015 het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (POP3) heeft goedgekeurd;

 

Overwegende dat naar aanleiding daarvan Nederland een Europese subsidie uit het Europees Fonds voor plattelandsontwikkeling ontvangt en Nederland een eigen bijdrage aan het Plattelandsontwikkelingsprogramma levert van minimaal eenzelfde bedrag;

 

Overwegende dat het Rijk en de provincies op 18 december 2014 het Convenant Uitvoering POP3 hebben gesloten over de hoofdlijnen van de invulling en werkwijze van de uitvoering van de plattelandsontwikkeling in het POP3;

 

Overwegende dat de Minister van Economische Zaken het beheer en de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma op grond van artikel 3 van de Regeling uitvoering ELFPO programmaperiode 2014-2020 heeft gedelegeerd aan de provinciebesturen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten met deze subsidieregeling beogen de gestelde doelen in het Plattelandsontwikkelingsprogramma, zoals verdere verduurzaming en innovatie van de agrarische sector en verbetering van de waterkwaliteit te behalen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten voor de tweede keer middelen beschikbaar stellen voor projecten gericht op herstel en inrichtingsmaatregelen water.

 

Overwegende de subsidieregeling aan te passen aan de landelijke lijn, de kostentypen en kostensoorten van elkaar te scheiden;

 

Overwegende dat in de tiende Wijzigingsregeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 artikel 1.5 is gewijzigd, waardoor het mogelijk werd voor aanvragers om bij de berekening van personeelskosten gebruik te maken van een door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland goedgekeurde kostensystematiek;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten deze kostensystematiek ook bij reeds ingediende subsidieaanvragen en bij reeds verleende subsidieaanvragen wensen toe te passen en daarom terugwerkende kracht wensen toe te kennen aan artikel 1.5;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel 1 Wijzigingen

De Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt als volgt gewijzigd:

  • A.

    In artikel 1.5 wordt “Artikel 1.5 Berekeningswijze kostensoorten” vervangen door: Artikel 1.5 Subsidiabele kosten.

  • B.

    In artikel 1.5 wordt onder vernummering van het eerste tot en met derde lid, naar het tweede tot en met vierde lid, een eerste lid ingevoegd, luidende:

    • 1.

      Subsidiabele kosten kunnen slechts bestaan uit de volgende kostentypen:

      • a.

        personeelskosten voor zover zij zijn berekend overeenkomstig het tweede tot en met het derde lid;

      • b.

        kosten derden: kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overgelegd;

      • c.

        bijdragen in natura voor zover zij voldoen aan het bepaalde in het vierde lid.

      • d.

        afschrijvingskosten.

  • C.

    In artikel 1.5, tweede lid, worden de woorden “de kostensoort” vervangen door: het kostentype.

  • D.

    Artikel 1.5 werkt terug tot en met 7 september 2015;

  • E.

    Artikel 2.6.1, onder c komt te luiden: KRW-opgave: verschil tussen de in bijlage 3 weergegeven toestand in 2015 van een waterlichaam en de inrichting die hoort bij de doelstellingen in 2027, zoals weergegeven in bijlage 2.

  • F.

    In artikel 2.6.4, wordt in het eerste lid, onder d, onderdeel 1°geschrapt, onder vernummering van de onderdelen 2° en 3°naar onderdelen 1°en 2°.

  • G.

    In artikel 2.6.4 wordt het eerste lid, onder d, onderdeel 2° vervangen door: het opheffen van knelpunten voor vismigratie in of nabij een of meer van de in bijlage 2 bedoelde KRW-waterlichamen.

  • H.

    In artikel 2.6.5, eerste lid, wordt onderdeel g geschrapt, onder verlettering van onderdeel h naar onderdeel g.

  • I.

    In artikel 2.6.5, eerste lid, onder g, wordt de letter “o” vervangen door: r.

  • J.

    Aan artikel 2.6.5, eerste lid, wordt een onderdeel h toegevoegd, luidende:

    • h.

      de kosten van projectmanagement en projectadministratie.

  • K.

    In artikel 2.6.6 wordt “20 februari 2017 tot en met 8 maart 2017” vervangen door: 1 oktober 2018, vanaf 9.00 uur, tot en met 19 november 2018, tot 17.00 uur.

  • L.

    Artikel 2.6.7 komt te luiden:

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.6.3 voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.6.6, vast op:

    • a.

      € 1.892.000 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap Aa en Maas en die betrekking hebben op het doel zoals genoemd in artikel 2.6.4, eerste lid, onder d, onderdeel 1º of 2º;

    • b.

      € 1.450.000 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta en die betrekking hebben op het doel zoals genoemd in artikel 2.6.4, eerste lid, onder d, onderdeel 2º;

    • c.

      € 525.000 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap Rivierenland en die betrekking hebben op het doel zoals genoemd in artikel 2.6.4, eerste lid, onder d, onderdeel 2º.

  • M.

    Artikel 2.6.9 komt te luiden:

    Artikel 2.6.9 Selectiecriteria

    • 1.

      Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, bedoeld in artikel 2.6.4, eerste lid, onder d, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen waarbij het hoofddoel van het project gewaardeerd wordt.

    • 2.

      Indien er sprake is van een project met een hoofddoel als bedoeld in artikel 2.6.4, eerste lid, onder d, onderdeel 1º, wordt het project op basis van resultaatsverwachtingen gewaardeerd met:

      • a.

        0 punten, indien het project niet beoogt de KRW-opgave in het projectgebied te realiseren;

      • b.

        1 punt, indien het project de KRW-opgave in het projectgebied niet binnen de planperiode en de projectperiode realiseert, maar wel binnen redelijke termijn na afloop van de projectperiode;

      • c.

        2 punten, indien het project de KWR-opgave in het projectgebied niet binnen de planperiode realiseert, maar wel voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat dit binnen de projectperiode gebeurt;

      • d.

        3 punten, indien het project de KRW-opgave in het projectgebied niet binnen de planperiode realiseert, maar wel met zekerheid binnen de projectperiode;

      • e.

        4 punten, indien voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het project de KRW-opgave in het projectgebied binnen de planperiode realiseert;

      • f.

        5 punten, indien het project de KRW-opgave in het projectgebied met zekerheid binnen de planperiode realiseert.

    • 3.

      Indien er sprake is van een project met een hoofddoel als bedoeld in artikel 2.6.4, eerste lid, onder d, onderdeel 2º, wordt het project op basis van resultaatsverwachtingen gewaardeerd met:

      • a.

        0 punten, indien het project niet beoogt de KRW-opgave voor vismigratie in het projectgebied te realiseren;

      • b.

        1 punt, indien het project de KRW-opgave voor vismigratie in het projectgebied niet binnen de planperiode en projectperiode realiseert, maar wel binnen redelijke termijn na afloop van de projectperiode;

      • c.

        2 punten, indien het project de KRW-opgave voor vismigratie in het projectgebied niet binnen de planperiode realiseert, maar wel voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat dit binnen de projectperiode gebeurt;

      • d.

        3 punten, indien het project de KRW-opgave voor vismigratie in het projectgebied niet binnen de planperiode realiseert, maar wel met zekerheid binnen de projectperiode;

      • e.

        4 punten, indien voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het project de KRW-opgave voor vismigratie in het projectgebied binnen de planperiode realiseert;

      • f.

        5 punten, indien het project de KRW-opgave voor vismigratie in het projectgebied met zekerheid binnen de planperiode realiseert.

    • 4.

      Indien na toepassing van het eerste tot en met het derde lid blijkt dat de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, als bedoeld in artikel 2.6.7 te boven gaan, worden de gerangschikte aanvragen behandeld op volgorde van puntenaantal beginnend bij de aanvraag met de meeste punten.

    • 5.

      Indien toepassing van het eerste tot en met vierde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen en het subsidieplafond te boven gaan, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door eerst de projecten te honoreren die bijdragen aan artikel 2.6.4, eerste lid, onder d, onderdeel 1º en vervolgens projecten te honoreren die bijdragen aan artikel 2.6.4, eerste lid, onder d, onderdeel 2º;

    • 6.

      Indien toepassing van het eerste tot en met vijfde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, bijdragen aan hetzelfde hoofddoel en het subsidieplafond te boven gaan wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

  • N.

    Bijlage 2 bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt vervangen door de volgende bijlage:

 

Bijlage 2 bij de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

 

KRW-waterlichamen waarbinnen trajecten zijn gelegen die voor subsidie in aanmerking komen (bron: Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021)

Toelichting: de tabel geeft naam, code, status en type aan. Tevens de zes voor deze regeling relevante ecologische kwaliteitsdoelen.

naam waterlichaam

Waterlichaamcode

Status 1

Type

Fytoplankton (EKR) 2

Overige waterflora (EKR)

Vis (EKR)

Macrofauna (EKR)

Stroomgebied Rijn 

Kreekrestanten Alm en Biesbosch

NL09_15_2

SV

R8

nvt

0,55

0,3

0,6

Stroomgebied Schelde 

Agger

NL25_44

SV

M14

0,6

0,5

0,4

0,55

Rietkreek - Lange Water

NL25_45

SV

M14

0,6

0,5

0,4

0,55

Stroomgebied Maas  

Beneden Donge

NL25_22

SV

R6

nvt

0,45

0,33

0,55

Tonnekreek complex

NL25_30

SV

M14

0,6

0,5

0,4

0,55

Kruislandse kreken

NL25_48

SV

M14

0,6

0,5

0,4

0,55

Gat van den Ham

NL25_63

SV

M14

0,6

0,5

0,4

0,55

Aa vanaf Eeuwselse Loop tot Helmond

NL38_3G

SV

R5

nvt

0,45

0,22

0,55

Beekerloop

NL38_3O

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

Kleine Aa

NL38_3P

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

Voordeldonkse Broekloop

NL38_3Q

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

Bakelse Aa, Oude Aa en Kaweise Loop

NL38_4E

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

Koningsvliet en Koppelsloot

NL38_6G

K

M3

0,6

0,6

0,6

0,6

Halsche Beek en Hooge Raam

NL38_8F

SV

R14

nvt

0,6

0,5

0,6

Aa, Eeuwelscheloop en Kievitsloop

NL99_BRA_02_3E

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

 

  • O.

    Bijlage 3 bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt vervangen door de volgende bijlage:

 

Bijlage 3 bij de Subsidieregeling

Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

 

Ecologische toestand per KRW-waterlichaam in 2015

Toelichting: Deze tabel is gebaseerd op de factsheets die in december 2015 zijn gepubliceerd op: www.waterkwaliteitsportaal.nl

naam waterlichaam

Fytoplankton

Overige waterflora

Vis

Macrofauna

Stroomgebied Rijn 

Kreekrestanten Alm en Biesbosch

 

goed

goed

goed

Stroomgebied Schelde 

Agger

goed

ontoereikend

ontoereikend

ontoereikend

Rietkreek - Lange Water

matig

ontoereikend

matig

ontoereikend

Stroomgebied Maas

Beneden Donge

 

goed

ontoereikend

ontoereikend

Tonnekreek complex

matig

ontoereikend

ontoereikend

matig

Kruislandse kreken

matig

matig

matig

ontoereikend

Gat van den Ham

matig

slecht

matig

matig

Aa vanaf Eeuwselse Loop tot Helmond

 

goed

matig

ontoereikend

Beekerloop

 

goed

ontoereikend

ontoereikend

Kleine Aa

 

goed

ontoereikend

ontoereikend

Voordeldonkse Broekloop

 

matig

ontoereikend

ontoereikend

Bakelse Aa, Oude Aa en Kaweise Loop

 

goed

ontoereikend

ontoereikend

Koningsvliet en Koppelsloot

goed

matig

matig

goed

Halsche Beek en Hooge Raam

 

matig

slecht

matig

Aa, Eeuwelscheloop en Kievitsloop

 

matig

slecht

ontoereikend

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 23 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Dertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020.

 

’s-Hertogenbosch, 25 juni 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter de

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Dertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020.

Algemeen

 

Inleiding

Paragraaf 6 van hoofdstuk 2 is eerder opengesteld geweest, namelijk in de periode van 23 januari 2017 tot en met 8 maart 2017. Om de gestelde doelstellingen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 te behalen kiezen Gedeputeerde Staten ervoor om de paragraaf 6 nog een keer open te stellen en daarbij van de gelegenheid gebruik te maken om enkele wijzigingen door te voeren. Deze hebben betrekking op het subsidieplafond en de selectiecriteria. Dit laatste om de selectiecriteria in lijn te brengen met het op 8 december 2017 vastgestelde Handboek Selectiecriteria.

 

Beleidsmatige uitgangspunten van de maatregel uit paragraaf 6

Deze tweede openstelling is net als de eerste openstelling in 2017 wederom gericht op niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op de (her)inrichting of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen.

 

Beoogd wordt om investeringen te stimuleren die bijdragen aan een volhoudbare balans tussen waterwensen voor de landbouw en waterwensen voor de aquatische ecologie. Omdat het waterbeheer in de afgelopen eeuwen sterk gericht is geweest op het faciliteren van de landbouw, ligt het accent in deze openstelling op investeringen die de negatieve gevolgen voor de aquatische ecologie verminderen, zodanig dat de ontwikkelruimte voor de landbouw behouden en zo mogelijk versterkt wordt. De opgaven voor de Kaderrichtlijn Water worden daarbij als leidraad gebruikt. Daarbij gaat het om investeringen die verder gaan dan de eisen, die direct en rechtstreeks voortvloeien uit de KRW of Nitraatrichtlijn, zoals beschreven in de basismaatregelen KRW (artikel 11, lid 3, onder a t/m l, KRW) en omschreven in de ‘Samenvatting maatregelprogramma’ van de stroomgebied-beheerplannen.

 

 

ARTIKELSGEWIJS

 

Artikel 1.5 Subsidiabele activiteiten

Dit artikel is aangepast aan de landelijk gehanteerde lijn, de kostentypen te scheiden van de kostensoorten. Het betreft een technische wijziging, ten gevolge waarvan de kostentypen staan omschreven in het eerste lid van artikel 1.5 en de kostensoorten steeds zijn terug te vinden in de specifieke paragrafen van de subsidieregeling. Voor onderhavige openstelling is dat artikel 2.6.5.

Daarnaast is in de tiende Wijzigingsregeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020, vastgesteld op 19 december 2017, een gewijzigde kostensystematiek ten aanzien van personeelskosten opgenomen die is goedgekeurd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, zonder hieraan terugwerkende kracht toe te kennen. Om ook eerder aangevraagde en eerder verleende subsidie van deze kostensystematiek te kunnen laten profiteren wordt nu terugwerkende kracht aan dit artikel toegekend tot aan het moment van vaststelling op 7 september 2015, van de allereerste Subsidieregeling plattelandsontwikkeling 3 Noord-Brabant binnen de programmaperiode 2014-2020. Het gaat hier om een door de Minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-Subsidies.

 

Artikel 2.6.1 Begripsbepalingen specifiek

De KRW-opgave heeft betrekking op zowel inrichting als nutriëntengehalte. Met inrichtingsmaatregelen is het nutriëntengehalte echter nauwelijks te beïnvloeden. Het is niet redelijk om projecten die de juiste herstel- en inrichtingsmaatregelen treffen laag te beoordelen omdat ze geen invloed hebben op het nutriëntengehalte. Daarom is de begripsbepaling aangepast en zijn de kolommen ‘totaal stikstof’ en ‘totaal fosfaat’ uit bijlage 2 en bijlage 3 verwijderd.

 

Artikel 2.6.4 Subsidievereisten

In poldergebieden blijken waterlichamen zelf soms vispasseerbaar te zijn, terwijl het aangrenzende oppervlaktewater door stuwen niet bereikbaar is voor vissen. In dat geval is het nodig ook een of meer van deze stuwen vispasseerbaar te maken.

 

Artikel 2.6.5 Subsidiabele kosten

Dit artikel is net als artikel 1.5 in overeenstemming gebracht met de landelijke lijn de kostentypen van de kostensoorten te scheiden. Dientengevolge zijn in deze bepaling de personeelskosten voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt geschrapt en zijn hieraan de kosten van projectmanagement en projectadministratie toegevoegd.

 

Artikel 2.6.7 Subsidieplafond

Bij POP3 bestaat de helft van het subsidiebedrag uit ‘cofinanciering’, middelen die door nationale of regionale overheden beschikbaar zijn gesteld. Bij de voorliggende openstelling betreft het middelen die door de Brabantse waterschappen beschikbaar worden gesteld. Om te voorkomen dat een waterschap investeringen in een ander waterschap moet cofinancieren, is ook in deze tweede openstelling wederom gekozen voor deelplafonds per waterschap.

Omdat binnen het beheersgebied van waterschap De Dommel reeds verschillende POP-projecten lopen, is dit beheersgebied niet opgenomen in de deelplafonds.

Voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van het waterschap Aa en Maas is een deelplafond opgenomen van € 1.892.000, voor zover deze projecten betrekking hebben op het behalen van of bijdragen aan een of meer ecologische kwaliteitsdoelen voor een of meer KRW-waterlichamen uit de tabel in bijlage 2 en/of voor zover deze projecten knelpunten voor vismigratie in een of meer van de in bijlage 2 bedoelde KRW-waterlichamen opheffen.

Voor projecten binnen het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta en waterschap Rivierenland zijn deelplafonds van € 1.450.000 respectievelijk € 525.000 vastgesteld, in beide gevallen uitsluitend voor het opheffen van knelpunten voor vismigratie in een of meer van de in bijlage 2 bedoelde KRW-waterlichamen.

 

Artikel 2.6.9 Selectiecriteria

Deze openstelling richt zich uitsluitend op niet-productieve investeringen in bepaalde probleemgebieden als gevolg van de inspanning die nodig is om aan de Kaderrichtlijn Water te voldoen. Deze probleemgebieden zijn concreet begrensd.

Voor het bepalen van deze probleemgebieden is gebruik gemaakt van het overzicht ‘Ecologische toestand per KRW-oppervlaktewaterlichaam in 2015, zoals weergegeven in bijlage 2. Deze bijlage is afgeleid uit de factsheets die zijn gepubliceerd op: https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/Beheer/Rapportage/Publiek?viewName=Factsheets&jaar=2015&maand=December

Binnen deze groslijst van probleemgebieden is een nadere selectie gemaakt. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.6.4 Subsidievereisten, eerste lid, onder d, van de vijfde Wijzigingsregeling Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020.

 

De selectiecriteria zoals opgenomen in de vijfde Wijzigingsregeling Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 ten behoeve van de eerste openstelling, zijn in onderhavige wijzigingsregeling aangepast aan het Handboek selectiecriteria zoals vastgesteld door het Comité van Toezicht op 8 december 2017. Dit betekent dat nu wordt uitgegaan van het geografisch selectiecriterium als enig criterium, omdat het aannemelijk is dat elke activiteit die binnen de subsidievereisten past, zal bijdragen aan vermindering van het probleem binnen aangewezen gebieden of binnen aangewezen gebieden die direct van invloed zijn op het probleemgebied.

 

Omdat het toch wenselijk is om projecten, die voldoen aan het geografisch criterium, te kunnen prioriteren in het geval meerdere subsidieaanvragen worden ingediend die gezamenlijk het subsidieplafond overschrijden, is in het tweede en derde lid ten aanzien van deze projecten een nadere selectiemethode opgenomen gebaseerd op een zes puntsschaal. Deze schaal is gebaseerd op de mate van doelbereik dat het voorliggende project binnen het betreffende gebied beoogt te bereiken en zegt iets over het tijdstip van het doelbereik, waarbij een hoger aantal punten wordt toegekend naarmate een knelpunt sneller wordt opgelost.

In aanvulling op het Handboek selectiecriteria is ook het begrip ‘projectperiode’ opgenomen in de selectiecriteria. Dit vanwege het feit dat bij de voorliggende openstelling vertraging bij het honoreren van een project tot gevolg kan hebben dat de einddatum van het project kan opschuiven tot ná 22 december 2021, de einddatum van de planperiode van de huidige waterbeheerplannen. Zo wordt voorkomen dat zo’n vertraging invloed heeft op de beoordeling van een project.

 

De puntentelling zal worden gebaseerd op feiten en informatie die op dat moment beschikbaar is en die voldoende meetbaar en verifieerbaar is. Bij ‘er met zekerheid toe bijdragen’ kan bijvoorbeeld worden gedacht aan projecten waarbij de restopgave gerealiseerd wordt vanuit een ander project dat op het moment van indienen in uitvoering is of is aanbesteed. Bij ‘voldoende aannemelijk wordt gemaakt’ kan worden gedacht aan projecten waarbij de restopgave gerealiseerd wordt vanuit een ander project dat op het moment van indienen nog niet in uitvoering is, maar waarover wel besluiten zijn opgenomen of middelen zijn begroot. In alle gevallen zal dat meetbaar en verifieerbaar moeten worden aangetoond. Wellicht is het ook mogelijk dat meetbaar en verifieerbaar kan worden aangetoond dat autonome ontwikkelingen helpen om doelbereik binnen de planperiode te realiseren.

 

Tweede lid

Omdat waterlichamen vaak erg langgerekt zijn is het niet altijd doelmatig een heel waterlichaam ineens aan te pakken. Vandaar dat bij dit criterium de mogelijkheid is geboden het project te beperken tot een deel van het waterlichaam, het projectgebied. Naast het uitvoeren van herinrichtingsmaatregelen is ook het beheer van groot belang in het behalen van de doelstellingen van de KRW. Dit beheer moet gericht zijn op de KRW-doelstellingen en voor de lange termijn geborgd zijn.

 

Derde lid

Het vispasseerbaar maken van watergangen bestaat meestal uit losstaande lokale ingrepen. Uit oogpunt van kosteneffectiviteit worden dit soort ingrepen vaak geclusterd uitgevoerd. Soms ook in verschillende waterlichamen tegelijk. Vandaar dat dit criterium met deze werkwijze rekening houdt.

 

Vijfde lid

Indien meerdere projecten na toepassing van het eerste tot en met het vierde lid gelijk worden gewaardeerd, dat wil zeggen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt op grond van het vijfde lid prioriteit gegeven aan projecten die bijdragen aan integrale KRW-opgaven. Daarna komen de sectorale KRW-opgaven pas aan de beurt voor subsidie.

 

Bijlage 2 bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

Bijlage 2 is gewijzigd doordat in overleg met de waterschappen de waterlichamen zijn geschrapt waar inzet van ELFPO-middelen op dit moment niet doelmatig is bij het aanpakken van KRW-knelpunten, bijvoorbeeld omdat andere uitvoeringstrajecten zijn voorzien of knelpunten reeds worden aangepakt.

 

 

Bijlage 3 bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

Bijlage 3 is gewijzigd door de waterlichamen te schrappen die ook in Bijlage 2 zijn geschrapt.

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

 

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven