Verordening van 20 juni 2018, met kenmerk 01524616, tot wijziging van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013

Provinciale Staten van Fryslân,

gelet op artikel 145 van de Provinciewet,

 

besluiten:

 

vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013.

 

Artikel I  

 

De Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013 wordt als volgt gewijzigd:

 

 

A.

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Artikel 1.1, aanhef komt te luiden:

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 2.

    Artikel 1.1, onderdelen d tot en met i worden verletterd naar e tot met j.

  • 3.

    Artikel 1.1, onderdeel j wordt verletterd naar d.

  • 4.

    Onder verlettering van de onderdelen e tot en met i tot f tot en met j, wordt na artikel 1.1, onderdeel d, een onderdeel ingevoegd luidende:

    • e.

      begrotingssubsidie: buitenwettelijke subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Awb waarvan de subsidie-ontvanger en het bedrag dat maximaal als subsidie vastgesteld kan worden expliciet op de begroting staat. Het kan zowel gaan om een boekjaar- als een projectsubsidie;

  • 5.

    Artikel 1.1 onderdeel f, komt te luiden:

    • f.

      boekjaarsubsidie: subsidie aan een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, die, met toepassing van artikel 4:23, derde lid, onderdeel c, van de Awb, wordt verstrekt voor een periode van maximaal vier aaneengesloten kalenderjaren of schooljaren, zoals die gelden in het onderwijs;

  • 6.

    Onder verlettering van de onderdelen h tot en met j tot i tot en met k, wordt na artikel 1.1, onderdeel g, een onderdeel ingevoegd luidende:

    • h.

      garantiesubsidie: subsidie als bijdrage in de kosten van een activiteit die in beginsel met een sluitende exploitatiebegroting kan worden uitgevoerd, waarbij Gedeputeerde Staten garant staan tot een nader te bepalen bedrag indien de subsidie-ontvanger de activiteit ten gevolge van onvoorziene omstandigheden met een negatief saldo afsluit;

  • 7.

    In artikel 1.1, onderdeel k, wordt de puntkomma aan het slot vervangen door een punt.

 

Toelichting

Met deze technische wijziging wordt uniformering tussen de begrippen zoals bepaald in deze verordening en die in de nadere regelgeving conform artikel 1.3 vierde lid geborgd. De begripsbepalingen worden nu in alfabetische volgorde gepresenteerd. Het begrip boekjaar wordt ruimer gedefinieerd dan alleen het kalenderjaar. Ook een schooljaar kan hieronder vallen. Vanuit de praktijk is het wenselijk gebleken om de begrippen begrotingssubsidie en garantiesubsidie te bepalen.

 

B.

Artikel 1.2, derde en vierde lid, komen te vervallen.

 

Toelichting

Lid 3 en 4 betreffen het wel of niet van toepassing zijn van de verordening en titel 4.2 van de Awb op financiële middelen die uitsluitend worden verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen. Deze bepalingen zijn niet nodig omdat artikel 4:21 derde lid, van de Awb, waarin de subsidietitel 4.2 niet van toepassing wordt verklaard, geen betrekking heeft op geldstromen tussen decentrale overheden. Bovendien kunnen Gedeputeerde Staten bij het stellen van nadere regels over subsidieverstrekking die uitsluitend gericht is op publiekrechtelijke rechtspersonen alsnog verwijzen naar subsidietitel 4.2 van de Awb.

 

C.

Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Artikel 1.3, eerste lid, komt te luiden:

    • 1.

      Gedeputeerde Staten zijn bevoegd te besluiten tot subsidieverstrekking, met inbegrip van de subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb.

  • 2.

    Artikel 1.3, tweede lid, vervalt.

  • 3.

    In artikel 1.3, derde lid, vervalt het zinsdeel ‘, uitgezonderd de boekjaarsubsidies’.

 

Toelichting

In het eerste lid is de omschreven bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om te besluiten tot subsidieverstrekking expliciet uitgebreid met inbegrip van de subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid van de Awb. Daarmee wordt onduidelijkheid over de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten tot buitenwettelijke subsidieverstrekking weggenomen; deze bevoegdheid wordt nu benoemd.

Het tweede lid komt te vervallen. Hierin was de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om te besluiten tot subsidieverstrekking geclausuleerd tot activiteiten die strekken tot realisering van in de begroting genoemde beleidsprogramma’s. Deze clausulering heeft geen externe werking en is daarom niet op zijn plek in deze verordening. Aangezien voor boekjaarsubsidie ook geldt dat subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld uitsluitend onder begrotingsvoorbehoud kan worden verleend is het zinsdeel van de uitzondering voor boekjaarsubsidie in het derde lid vervallen. Het derde en vierde lid worden niet vernummerd, daar het vierde lid de grondslag regelt voor alle vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde nadere regels.

 

D.

Artikel 1.4 vervalt.

 

Toelichting

De bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om gelden, die door het Rijk aan de provincie beschikbaar zijn gesteld voor specifiek aangewezen activiteiten, hiervoor als subsidie te verstrekken volgt al uit artikel 1.3 en kan daarom als eerste lid komen te vervallen. Het tweede lid, dat een afwijkingsbevoegdheid bevat, wordt verplaatst naar artikel 5.3 dat de afwijkingsbevoegdheden van Gedeputeerde Staten regelt.

 

E.

Artikel 1.6 vervalt.

 

Toelichting

Artikel 1.6 gaat over het beleid dat Gedeputeerde Staten voeren om misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies tegen te gaan. Dit beleid is vastgelegd in de op 18 juli 2017 door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidslijn onder intrekking van de oude. De beleidslijn geeft invulling aan de uitoefening van de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om subsidie te verstrekken. Vanwege het ontbreken van het algemeen verbindend karakter daarvan komt dit artikel nu te vervallen.

 

F.

Artikel 1.7 vervalt.

 

Toelichting

Artikel 1.7 komt te vervallen omdat dit artikel de informatieverplichting betreft die rust op het college van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten. Deze verplichting kent een interne werking en vloeit voort uit artikel 167 Provinciewet.

 

G.

Artikel 1.8 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het opschrift van artikel 1.8 komt te luiden:

     

    Artikel 1.8 Periodiek verslag

 

  • 2.

    Artikel 1.8, tweede lid, vervalt, alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

 

Toelichting

Het opschrift is in overeenstemming gebracht met de strekking van het artikel. Artikel 1.8, tweede lid, gaat erover dat het tenminste eenmaal in de vier jaren door Gedeputeerde Staten uit te brengen verslag over de doeltreffendheid en de effecten van subsidieverstrekking voor publicatie eerst aan Provinciale Staten wordt voorgelegd. Deze bepaling is vanwege haar intern bestuurlijk karakter overbodig.

 

H.

Artikel 1.10 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Artikel 1.10, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

    • d.

      omzetbelasting;

  • 2.

    In artikel 1.10, tweede lid, wordt ‘indien en voorzover’ vervangen door: ‘voor zover’.

  • 3.

    Artikel 1.10, vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Gedeputeerde Staten kunnen in nadere regels afwijken van het eerste lid, onderdeel d of h.

  • 4.

    Artikel 1.10, vijfde lid, komt te luiden:

    • 5.

      Gedeputeerde Staten kunnen bij een incidentele subsidie of een begrotingssubsidie:

      • a.

        afwijken van het eerste lid, onderdeel d, indien dit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in het belang is van een doelmatige subsidieverstrekking;

      • b.

        afwijken van het eerste lid, onderdeel h, indien de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd naar het oordeel van Gedeputeerde Staten van bijzonder belang is voor het bereiken van de provinciale doelstelling op het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Toelichting

Door deze aanpassing wordt niet verrekenbare of niet compensabele omzetbelasting niet meer standaard als subsidiabele kosten genoemd. Daarmee wordt voorkomen dat er veel tijd verloren gaat met het moeten aantonen door de subsidieaanvrager, veelal met een verklaring van de belastingdienst, dat het gaat om niet-verrekenbare of niet-compensabele omzetbelasting. Het vierde lid maakt het mogelijk om in een specifieke subsidieregeling en het vijfde lid bij incidentele subsidie of een begrotingssubsidie omzetbelasting, bijvoorbeeld voor zover niet compensabel of verrekenbaar, wel subsidiabel te stellen.

 

I.

Het opschrift van artikel 1.12 komt te luiden:

 

  • Artikel 1.12 Bestemmingsfonds bij boekjaarsubsidies

 

Toelichting

In het opschrift is de term reservevorming vervangen door bestemmingsfonds. Daarmee sluit het opschrift aan bij de in het artikel gebruikte terminologie.

 

J.

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Na artikel 2.1, zevende lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

 

  • 8.

    In het geval Gedeputeerde Staten in een bestuursovereenkomst met een publieke partij besluiten om een projectsubsidie te verstrekken aan laatstgenoemde, kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 2.3, tweede lid, indien Gedeputeerde Staten voor het sluiten van genoemde bestuursovereenkomst van de desbetreffende partij de informatie, als vermeld in de onderdelen a en b van het tweede lid van artikel 2.3, hebben ontvangen.

 

Toelichting

Het kan blijken dat in het kader van een bestuursovereenkomst bij Gedeputeerde Staten aangeleverde stukken voldoen aan de aanvraagvereisten zoals genoemd in artikel 2.3, tweede lid. Op grond van het toegevoegde achtste lid hoeven deze stukken dan niet opnieuw als subsidieaanvraag te worden ingediend.

 

K.

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Artikel 2.2, eerste lid, komt te luiden:

    • 1.

      Een aanvraag dient te zijn ontvangen voor 1 september voorafgaand aan het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft, tenzij Gedeputeerde Staten in de uitnodiging tot het indienen van een aanvraag een andere datum vermelden.

  • 2.

    Artikel 2.2, tweede lid, komt te luiden:

    • 2.

      Het in het eerste lid genoemde tijdvak vangt niet eerder aan, dan in het kalenderjaar of het schooljaar nadat de aanvraag als bedoeld in het eerste lid is ontvangen.

 

Toelichting

Deze wijziging maakt het mogelijk dat een aanvrager voor een boekjaarsubsidie vanaf 1 september nog een aanvraag indient. Daarmee is consistentie aangebracht met artikel 2.4, tweede lid.

 

L.

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 2.3, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Subsidie kan het gehele jaar worden aangevraagd, tenzij Gedeputeerde Staten een aanvraagperiode of uiterlijke ontvangstdatum vaststellen, waarbinnen respectievelijk waarop een aanvraag moet zijn ontvangen.

 

Toelichting

De wijziging beperkt de vaststelling van een aanvraagperiode of uiterlijke ontvangstdatum niet langer tot hetgeen in een nadere regel als bedoeld in artikel 1.3, vierde lid is opgenomen. Daarmee valt een door Gedeputeerde Staten vastgesteld openstellingsbesluit al dan niet met subsidieplafond ook onder de werking van dit artikel.

 

M.

Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    De aanhef van artikel 2.7, eerste lid, komt te luiden:

    • 1.

      Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb weigeren Gedeputeerde Staten een subsidie voor zover:

  • 2.

    Artikel 2.7, derde lid, komt te luiden:

    • 3.

      Een subsidie kan met inachtneming van artikel 4:35 van de Awb worden geweigerd, indien de aanvrager is opgenomen in het Subsidieregister misbruik en oneigenlijk gebruik van de provincie Fryslân.

 

Toelichting

In de aanhef is “voor zover” toegevoegd, zodat ook gedeeltelijke weigering mogelijk is. Vermelding in het Subsidieregister misbruik en oneigenlijk gebruik kan niet punitief worden ingezet, maar kan wel als indicator worden toegepast voor de mate van waarschijnlijkheid waarmee de in artikel 4:35 Awb genoemde weigeringsgronden zich zullen voordoen.

 

N.

Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In artikel 2.8, onderdeel d, wordt de punt aan het slot vervangen door een puntkomma.

  • 2.

    Artikel 2.8, onderdeel e, komt te luiden:

    • e.

      de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor op grond van nadere regels als bedoeld in artikel 1.3, vierde lid, subsidie kan worden verstrekt, of in het jaar voorafgaand aan de aanvraag kon worden verstrekt;

  • 3.

    Artikel 2.8, onderdeel f, komt te luiden:

    • f.

      de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die in het provinciale beleid onvoldoende prioriteit heeft.

 

Toelichting

De wijzigingen van de onderdelen e en f zijn redactioneel, niet materieel van karakter. Door de herformulering van genoemde onderdelen wordt duidelijker dat ook daarin de “gehele” aanvraag wordt beoordeeld en een incidentele subsidie wordt geweigerd “voor zover” de aanvraag betrekking heeft op de in de onderdelen e en f genoemde activiteit.

 

O.

Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Artikel 2.9, eerste lid, vervalt.

  • 2.

    Artikel 2.9, tweede lid tot en met zesde lid wordt vernummerd tot eerste lid tot met vijfde lid.

  • 3.

    In artikel 2.9, vierde lid, wordt ‘tweede’ vervangen door: ‘eerste’.

  • 4.

    in artikel 2.9, vijfde lid, wordt ‘derde en vierde’ vervangen door: ‘tweede en derde’.

 

Toelichting

Het eerste lid van dit artikel is overbodig, daar overeenkomstig artikel 4:87 Awb de betaling van een vastgestelde subsidie in beginsel in één keer plaatsvindt.

 

P.

Artikel 2.14 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Artikel 2.14, derde lid, vervalt.

  • 2.

    Artikel, vierde lid tot en met zevende lid wordt vernummerd tot derde lid tot en met zesde lid.

  • 3.

    In artikel 2.14, derde lid, vervalt de tweede volzin.

  • 4.

    Artikel 2.14, vierde lid, komt te luiden:

    • 4.

      Gedeputeerde Staten bepalen in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb dat een subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan hen een vergoeding verschuldigd is. Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding worden de activa gewaardeerd op hun actuele waarde in het economisch verkeer. De waarde van een onroerende zaak geschiedt op basis van de waarde die hieraan is toegekend op grond van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 5.

    Artikel 2.14, zesde lid, vervalt.

 

Toelichting

De aanvangsdatum van uitvoering van de activiteiten kan van ondergeschikt belang zijn zodat bij het ontbreken van een dergelijke termijn in de beschikking niet een standaardtermijn van twee maanden hoeft te gelden. Hetzelfde geldt voor de standaardtermijn van een jaar na de bekendmaking van het subsidieverleningsbesluit voor de datum van voltooiing. In het vierde lid (voorheen het vijfde lid) is de discretionaire bevoegdheid via het werkwoord “kunnen” vervangen door “bepalen”. Dit is in overeenstemming met het imperatieve karakter van artikel 4:41 Awb. Artikel 2.14, zesde lid, komt te vervallen, omdat het verzoek in publicitaire uitingen in het Fries, het Nederlands of één van de gebezigde streektalen te vermelden dat de gesubsidieerde activiteit mede mogelijk is gemaakt door de provincie Fryslân geen verplichting betreft die kan worden opgelegd op grond van Afdeling 4.2.4 van de Awb.

 

Q.

Artikel 2.18 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Artikel 2.18, onderdeel d, vervalt.

  • 2.

    In artikel 2.18, onderdeel c, wordt de puntkomma aan het slot vervangen door een punt.

 

Toelichting

De toestemmingsverplichting voor faillissement is in strijd met de meldingsplicht zoals bepaald in artikel 2.13 en wordt in de praktijk niet toegepast. Daarmee is dit onderdeel overbodig.

 

R.

Artikel 3.1 komt te luiden:

  • Artikel 3.1 Aanvraag tot vaststelling van een boekjaarsubsidie

  • 1.

    Voor 1 mei ofwel binnen 17 weken na afloop van het tijdvak waarop de subsidie betrekking heeft, dient van de subsidie-ontvanger een schriftelijke aanvraag tot vaststelling van de subsidie te zijn ontvangen, tenzij Gedeputeerde Staten bij de subsidieverlening hebben bepaald dat de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld.

  • 2.

    Op verzoek van de subsidie-ontvanger kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van de in het eerste lid genoemde datum of termijn.

 

Toelichting

Deze technische wijziging voorziet in afwijking van de ontvangstdatum van 1 mei indien het tijdvak waarop de subsidie betrekking heeft niet parallel loopt met het kalenderjaar en de daarmee samenhangende begrotingscyclus. Het tweede lid geeft Gedeputeerde Staten de bevoegdheid om af te mogen wijken van de in het eerste lid genoemde termijn indien de subsidieontvanger met redenen omkleed verzoekt om verlenging van de termijn. De afwijkingsbevoegdheid bestaat al bij de vaststelling van projectsubsidies zoals bepaald in artikel 3.2, tweede lid.

 

S.

Na artikel 3.7, eerste lid, onderdeel b, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

 

  • c.

    het onder a bedoelde activiteitenverslag en onder b bedoelde financieel verslag worden op dezelfde wijze gerubriceerd als bij de aanvraag en voorzien van een toelichting op afwijkingen ten opzichte van de aanvraag.

 

Toelichting

Deze wijziging zorgt ervoor dat het activiteitenverslag en het financieel verslag bij de eindverantwoording goed te vergelijken zijn met de bij de aanvraag bijgevoegde stukken en dat afwijkingen hierop worden toegelicht.

 

T.

Het opschrift van artikel 3.7a komt te luiden:

  • Artikel 3.7a Controleverklaring van het financieel verslag

 

Toelichting

Het opschrift is in overeenstemming gebracht met de strekking van het artikel.

 

U.

Artikel 3.7f komt te luiden:

 

  • Artikel 3.7f Verplichting periodieke gegevensverstrekking

  • Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

 

Toelichting

Doorverwijzing naar artikel 4:67 Awb is weggenomen door genoemd artikel integraal over te nemen. Hiermee wordt onduidelijkheid voor subsidie-ontvangers en de uitvoeringspraktijk weggenomen.

 

V.

Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:

 

In artikel 4.2, eerste lid, onderdeel d, wordt ‘moet worden aangetoond’ vervangen door: ‘wordt aangetoond’.

 

Toelichting

Het werkwoord “moeten” wordt vervangen door toepassing van het werkwoord “aantonen”, omdat “moeten” hier niets bijdraagt aan de duidelijkheid of strekking van het onderdeel.

 

W.

Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Artikel 4.3, eerste lid, onderdeel b, vervalt.

  • 2.

    Artikel 4.3, eerste lid, onderdelen c tot en met e worden verletterd tot b tot en met d.

 

Toelichting

In de praktijk bleek geen beleidsmatige behoefte te bestaan om imperatief een door de subsidie-ontvanger te betalen vergoeding deel te laten uitmaken van de garantiesubsidie. Daarom komt dit onderdeel te vervallen.

 

X.

Artikel 5.1 vervalt.

 

Toelichting

Artikel 5.1 komt te vervallen omdat de formulering in strijd is met het bepaalde in artikel 4:57 van de Awb en hierop geen aanvulling biedt.

 

Y.

Artikel 5.2 vervalt.

 

Toelichting

Artikel 5.2 komt te vervallen, omdat de formulering niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:97 Awb is. Het biedt op voornoemd artikel ook geen aanvulling.

 

Z.

Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Onder verlettering van onderdeel c naar onderdeel d, wordt na artikel 5.3, onderdeel b, een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

 

  • c.

    bij de verstrekking van subsidies uit gelden, die door het Rijk aan de provincie beschikbaar zijn gesteld voor specifiek aangewezen activiteiten;

 

Toelichting

De afwijkingsbevoegdheid van onderdeel c is verplaatst vanuit artikel 1.4 naar dit artikel. Artikel 5.3 regelt de afwijkingsbevoegdheid van Gedeputeerde Staten.

 

AA.

Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 5.4, tweede lid vervalt, alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

 

Toelichting

Het tweede lid is overbodig en komt daarom te vervallen.

Artikel II  

De artikelsgewijze toelichting van de Algemene subsidieverordening provincie

Fryslân 2013 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1.3 komt te luiden:

 

Artikel 1.3 Bevoegdheid

 

De Asv kent de bevoegdheid tot subsidieverstrekking toe aan Gedeputeerde Staten. Het begrip subsidieverstrekking omvat alle besluiten en handelingen in de subsidieketen, van subsidieverlening tot subsidievaststelling, met inbegrip van onder andere, weigering, bevoorschotting, betaling, terugvordering, wijziging, intrekking en het voeren van bezwaar- en beroepsprocedures.

De bevoegdheid tot subsidieverstrekking geldt niet onverkort. Met het vaststellen van de Asv bakenen Provinciale Staten de buitengrenzen van deze bevoegdheid af. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt indien Provinciale Staten daarvoor middelen beschikbaar hebben gesteld. Dat betekent dat subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld uitsluitend kan worden verleend onder het uitdrukkelijke voorbehoud dat Provinciale Staten op die begroting voldoende middelen beschikbaar stellen.

Op grond van het vierde lid kunnen Gedeputeerde Staten, krachtens delegatie van regelgevende bevoegdheid, nadere regels stellen ten behoeve van activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt. Hierdoor kunnen een vijftal delegatieverordeningen worden ingetrokken, hetgeen bijdraagt aan de vermindering van regels.

Het is binnen de provincie Fryslân gebruikelijk dat de ontvanger van een boekjaarsubsidie, alsmede de hoogte van het bedrag waarop het subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, in de provinciale begroting wordt opgenomen. Een afzonderlijke wettelijke grondslag is dan niet langer vereist, zoals in het algemeen deel van de toelichting uiteen is gezet.

 

B.

Artikel 1.4 vervalt.

 

C.

Artikel 1.6 vervalt.

 

D.

Artikel 1.7 vervalt

 

E.

Artikel 2.1 komt te luiden:

 

Artikel 2.1 Algemene bepalingen over de indiening van de aanvraag.

 

Het tweede lid geeft aan dat de actuele statuten moeten worden overgelegd bij privaatrechtelijke rechtspersonen, voor zover zij nog niet bekend zijn bij de provincie. Gedeputeerde Staten kunnen wel afwijken van laatstgenoemde vereisten. De overige bepalingen zien op het overleggen van de jaarrekening of financieel jaarverslag en de verplichting om melding te maken van subsidieaanvragen die bij Gedeputeerde Staten (bijvoorbeeld bij een andere afdeling) of bij andere bestuursorganen voor dezelfde activiteit zijn aangevraagd. Het kan blijken dat in het kader van een bestuursovereenkomst bij Gedeputeerde Staten aangeleverde stukken voldoen aan de aanvraagvereisten voor een projectsubsidie zoals genoemd in artikel 2.3, tweede lid. Op grond van het achtste lid hoeven deze stukken dan niet opnieuw als subsidieaanvraag te worden ingediend.

 

F.

Artikel 2.2 komt te luiden:

 

Artikel 2.2 Aanvragen van een boekjaarsubsidie

Voor boekjaarsubsidies is in deze verordening de uiterste indieningstermijn bepaald op 1 september van het jaar, voorafgaand aan het tijdvak waarop de subsidie betrekking heeft, tenzij Gedeputeerde Staten hier een andere termijn voor stellen.

 

G.

Artikel 2.14 komt te luiden:

 

Artikel 2.14 Algemene verplichtingen

 

Het tweede lid geeft Gedeputeerde Staten de bevoegdheid om doelgerichte verplichtingen aan de subsidie te stellen. Artikel 4:38 van de Awb stelt allereerst buiten twijfel dat aan de subsidie ook andere dan de in artikel 4:37 van de Awb bedoelde verplichtingen kunnen worden verbonden. In de tweede plaats behelst de bepaling de norm, dat de verplichtingen moeten strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Alleen die verplichtingen kunnen worden opgelegd, die redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om het met de subsidie nagestreefde doel te verwezenlijken. Naar hun inhoud kunnen de verplichtingen sterk variëren. Zij kunnen rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten. Men denke bijvoorbeeld aan de aan een instelling opgelegde verplichting om bepaalde activiteiten ten behoeve van derden (cursussen o.i.d.) uitsluitend te laten verzorgen door personen die aan bepaalde opleidingseisen voldoen. De verplichtingen kunnen ook een meer afgeleid en ondersteunend karakter hebben. Dat is bijvoorbeeld het geval bij verplichtingen met betrekking tot de wijze, waarop de subsidie-ontvanger haar administratie moet voeren of de wijze, waarop aan de subsidieverlener moet worden gerapporteerd over de verrichte activiteiten. Indien er sprake is van de in het vierde lid genoemde situatie van vermogensvorming door de subsidie-ontvanger als gevolg van de verstrekte subsidie, bepalen Gedeputeerde Staten dat de subsidie-ontvanger een vergoeding is verschuldigd, zoals is bedoeld in artikel 4:41 van de Awb. Deze vergoeding is alleen verschuldigd indien zich een geval voordoet als genoemd in het tweede lid van artikel 4:41 van de Awb. In al deze gevallen komt de subsidie niet meer ten goede aan de activiteiten waarvoor deze is verstrekt. De waardering van de onroerende zaak wordt vastgesteld aan de hand van de actuele WOZ-waarde van de onroerende zaak.

 

H.

Artikel 4.3 komt te luiden:

 

Artikel 4.3 Garantiesubsidies

 

In het eerste lid worden imperatief de gegevens genoemd die opgenomen moeten worden in de subsidieregeling of de subsidieverleningsbeschikking.

 

Bij het verstrekken van een garantiesubsidie kan een door de subsidie-ontvanger te betalen vergoeding in de subsidieverleningsbeschikking worden opgenomen. Een dergelijke vergoeding kan - naast een beleidsmatige wens - mede van belang zijn om te voorkomen dat er sprake is van ongeoorloofde staatssteun.

 

I.

Artikel 5.1 vervalt.

 

J.

Artikel 5.2 vervalt.

 

K.

Artikel 5.3 komt te luiden:

 

Artikel 5.3 Afwijkingsbevoegdheid

 

Deze bepaling beschrijft een viertal situaties waarin Gedeputeerde Staten mogen afwijken van de Asv. Het eerste onderdeel a betreft de situatie waarin ook andere bestuursorganen subsidie verstrekken. In dat geval kan zich de situatie voordoen dat een subsidie-ontvanger te maken krijgt met voorwaarden of verplichtingen die strijdig aan elkaar zijn dan wel leiden tot onaanvaardbare administratieve lasten vanwege en stapeling van verplichtingen. Voor dergelijke niet voorzienbare gevallen kan een afwijkingsbevoegdheid niet worden gemist. Het tweede en vierde onderdeel, b en d, zien op het voorkomen van strijdigheid tussen bepalingen van de Asv en Europese regelgeving, in die gevallen waarin de subsidieverstrekking, vanwege het voorkomen van ongeoorloofde staatssteun, een kennisgeving of een melding aan de Europese Commissie vereist, respectievelijk in het geval van cofinanciering van een Europees programma. Onderdeel c betreft de situatie dat er gelden door het rijk aan de provincie beschikbaar zijn gesteld voor specifiek aangewezen activiteiten.

Artikel III  

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Leeuwarden, 20 juni 2018

Drs. A.M.M. Brok,

Voorzitter

G.W. Huisman,

Griffier

Naar boven