Subsidieregeling Versneller Innovatieve Ambities 2018 plus

Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 26 juni 2018, kenmerk 4.8/2018001607, team Economie, tot bekendmaking van hun besluit tot vaststelling van de Subsidieregeling Versneller Innovatieve Ambities 2018 plus

 

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op de Algemene Subsidieverordening (ASV) van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) 2016;

 

gelet op artikel 25 van de Verordening nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 (gewijzigd bij Verordening van 14 juni 2017 (EG) nr. 1084/2017), waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (de Algemene Groepsvrijstellingsverordening);

 

gelet op de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L352);

 

gelezen de Gemeenschappelijke regeling SNN;

 

gelet op het Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland 2014-2020;

 

 

BESLUITEN:

 

 

de Subsidieregeling Versneller Innovatieve Ambities (VIA) 2018 plus vast te stellen;

 

in te trekken de Subsidieregeling Versneller Innovatieve Ambities (VIA) 2018, vastgesteld bij hun besluit van 27 juni 2017, kenmerk 4.5/2017001889, Provinciaal Blad 3017 van 2017.

 

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

mr. L. Maarleveld, secretaris a.i.

 

 

Uitgegeven 28 juni 2018

 

 

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    mkb-onderneming: kleine , middelgrote of micro-onderneming in de zin van bijlage I van de Al-gemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV);

  • b.

    AGVV nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, publicatieblad EU L187/1, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/1084 van de Commissie van 14 juni 2017;

  • c.

    fysiek prototype: fysiek model voor het aantonen van het werkingsprincipe van een te ontwikkelen product, dienst of proces dat aan productie of dienstverlening voorafgaat en niet commercieel wordt ingezet of gebruikt voor (industriële) toepassing, niet zijnde een softwarematig prototype;

  • d.

    softwarematig prototype: een digitale code, voor het aantonen van het werkingsprincipe van een te ontwikkelen product, dienst of proces dat aan productie of dienstverlening voorafgaat;

  • e.

    samenwerkingsproject: een project dat wordt uitgevoerd door minimaal twee mkb-ondernemingen, die elk een aantoonbaar belang hebben bij het project, en waarin geen van de ondernemingen meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening neemt;

  • f.

    penvoerder: een deelnemer in een samenwerkingsproject, die gemachtigd is door de andere partij(en) en zorgdraagt en verantwoordelijk is voor de projectadministratie, aanvragen en verzoeken;

  • g.

    RIS3: Research and Innovation Strategy for Smart Specialization Noord-Nederland;

  • h.

    NIA: de Noordelijke Innovatie Agenda;

  • i.

    SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

  • j.

    De-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L352).

 

Artikel 2 Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel het vermogen om te vernieuwen in het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen te vergroten.

 

Artikel 3 Aanvraagperiode

Subsidie kan worden aangevraagd van 2 juli 2018 tot en met 1 juli 2019.

 

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie wordt verstrekt aan een mkb-onderneming die op het moment van aanvragen een vestiging heeft in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.

 

Artikel 5 Penvoerder

  • 1.

    Indien sprake is van een samenwerkingsproject wordt een penvoerder aangewezen.

  • 2.

    Indien sprake is van een samenwerkingsproject dienen aanvragen en verzoeken in het project door de penvoerder gedaan te worden.

  • 3.

    Indien sprake is van een samenwerkingsproject worden betalingen enkel aan de penvoerder gedaan.

 

Artikel 6 Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.4 van de ASV SNN 2016 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval geweigerd, indien:

  • a.

    ter zake van de subsidiabele kosten vóór ontvangst van de aanvraag verplichtingen zijn aangegaan of de werkzaamheden in het subsidieproject zijn aangevangen vóór de ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling; of

  • c.

    het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling.

 

Artikel 7 Niet-subsidiabele kosten

In ieder geval niet-subsidiabel is omzetbelasting in de zin van de Wet op de omzetbelasting

1968 en vergelijkbare belasting van andere staten.

 

Artikel 8 Wijzigings- of intrekkingsgronden

De subsidie kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

  • a.

    het project niet wordt uitgevoerd in overeenstemming met het doel of de voorschriften van deze re-geling; of

  • b.

    de aanvrager niet de minimale subsidiabele kosten in het project heeft gemaakt en betaald, die zijn vastgesteld in artikel 15, lid 3, en artikel 21, lid 2, van deze regeling.

 

Artikel 9 Voorschotten

Binnen drie weken na de verleningsbeschikking worden subsidies voor 40% van het verleende subsidiebedrag bevoorschot. Een tweede voorschot van maximaal 40% kan op aanvraag van de subsidieontvanger eenmaal worden verleend naar evenredigheid van de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten.

 

Artikel 10 Subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidieaanvrager dient uiterlijk vier weken na de realisatie van het project een verzoek om vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient ten minste tien jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden zijn administratie ten aanzien van de kosten van de uitvoering van het project te bewaren en toegankelijk te houden.

 

Artikel 11 Bedrag vaststelling

Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de subsidiabele kosten die door de subsidieontvanger zijn gemaakt en betaald ten behoeve van het project.

 

 

Hoofdstuk 2 Ontwikkeling product, dienst of procedé

Artikel 12 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor een project waarvan de effecten neerslaan in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen.

  • 2.

    Subsidie wordt verstrekt voor een activiteit die:

    • a.

      bijdraagt aan de RIS3 en NIA; en

    • b.

      ziet op ontwikkeling van:

      • 1.

        een voor de onderneming nieuw product, nieuwe dienst of nieuw procedé;

      • 2.

        het voor de onderneming aanmerkelijk vernieuwen van bestaande producten, procedés of diensten. De vernieuwing heeft betrekking op een oplossing voor een technische onzekerheid; of onderzoek ten behoeve hiervan; of

    • c.

      ziet op de ontwikkeling van voor de onderneming nieuwe software door het bouwen van een softwarematig prototype en het testen door gebruikers daarvan, zolang het doel het aanbrengen van verdere technische of functionele verbeteringen is, die niet grotendeels vast staan. De te ontwikkelen software mag niet zien op ondersteunende activiteiten van de onderneming.

  • 3.

    Onder de ontwikkeling en het onderzoek genoemd in lid 2, sub b valt ook het ontwikkelen, bouwen en testen van een fysiek prototype en het testen en valideren in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, zolang het doel het aanbrengen van verdere technische verbeteringen is, die niet grotendeels vast staan.

  • 4.

    Voor zover de activiteit als bedoeld in lid 2 betrekking heeft op een koolstofarme economie, dient het te gaan om vernieuwingen in producten, diensten, concepten en technologieën, die direct gerelateerd zijn aan koolstofarme technologieën en die bijdragen aan de reductie van broeikasgassen.

 

Artikel 13 Subsidieplafonds

  • 1.

    Het subsidieplafond, voor een activiteit als bedoeld in artikel 12, lid 2 van deze regeling, bedraagt € 7.000.000,--.

  • 2.

    Het subsidieplafond, voor een activiteit gericht op een koolstofarme economie als bedoeld in artikel 12, lid 4 van deze regeling bedraagt € 3.000.000,--.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur SNN verdeelt de in de vorige leden bedoelde bedragen op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 4.

    Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het vorige lid, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rang-schikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

 

Artikel 14 Weigeringsgronden

De subsidie wordt in aanvulling op artikel 6 van deze regeling, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    producten of diensten op verzoek van of specifiek voor een bepaalde klant worden ontwikkeld;

  • b.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de AGVV;

  • c.

    één onderneming reeds tweemaal subsidie in de aanvraagperiode heeft gekregen op grond van dit hoofdstuk, waarbij voor de toepassing van dit artikelonderdeel één onderneming alle rechtspersonen omvat die de volgende band met elkaar onderhouden:

    • 1.

      de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of

    • 2.

      de meerderheid van vennoten van een andere onderneming;

  • d.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden van hoofdstuk I en II en artikel 25 AGVV.

 

Artikel 15 Subsidiehoogte

  • 1.

    Voor een project, als bedoeld in artikel 12 van deze regeling, dat door één mkb-onderneming wordt uitgevoerd bedraagt het subsidiepercentage 35.

  • 2.

    Voor een samenwerkingsproject, als bedoeld in artikel 12 van deze regeling, bedraagt het subsidiepercentage 50.

  • 3.

    Het bedrag aan subsidiabele kosten van een project als bedoeld in artikel 12 van deze regeling bedraagt minimaal € 10.000,--.

  • 4.

    De subsidie voor een project als bedoeld in deze regeling bedraagt maximaal € 100.000,--.

  • 5.

    Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien de normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

 

Artikel 16 Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten komen de volgende, in redelijkheid ten behoeve van de activiteit zoals opgenomen in artikel 12, te maken kosten in aanmerking:

  • a.

    het inschakelen van een onafhankelijke organisatie, die is ingeschreven in een handelsregister;

  • b.

    materialen die onderdeel zijn van een prototype;

  • c.

    de loonkosten van de onderzoekers, technici en ander ondersteund personeel en bijdrage eigen uren van de onderzoekers, technici en ander ondersteund personeel voor zover zij zich met de activiteit bezighouden;Loonkosten of de bijdrage in eigen uren worden berekend door het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de volgende methodieken berekend tarief:

    • 1.

      een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van bruto jaarloon, vermeerderd met een opslag van 32% voor werkgeverslasten, waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend en dat bedrag vervolgens door 1720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld. Het bruto jaarloon wordt berekend exclusief vakantiegeld, exclusief (overige) vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen;

    • 2.

      eigen arbeid. Indien er geen sprake is van een dienstverband wordt er geacht geen sprake te zijn van loonkosten als hiervoor bedoeld onder sub c onder 1. Er is in dat geval sprake van eigen arbeid, die gezien moet worden als een bijdrage in natura, waarvoor een uurtarief van € 39,-- geldt. De betaalde overheidssteun aan een project dat bijdragen in natura bevat, mag aan het einde van het project niet hoger zijn dan de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura.

  • d.

    de tegen kostprijs doorbelaste loonkosten van werknemers de onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met de activiteit bezighouden van verbonden ondernemingen en partnerondernemingen conform de in sub c genoemde berekening;

  • e.

    huurkosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project.

 

Artikel 17 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de kosten van de uitvoering van het project worden op een eenduidige wijze in de administratie van de subsidieontvanger weergegeven;

  • b.

    het project wordt binnen een termijn van 18 maanden vanaf de datum van de subsidieverlening gerealiseerd;

  • c.

    het plaatsen van een korte beschrijving van het project op de website van de aanvrager, met het embleem van de Europese Unie, en vermelding van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);

  • d.

    het plaatsen van ten minste een affiche met informatie over het project (minimaal in A3-formaat) met vermelding van de steun door de Europese Unie op een voor het publiek goed zichtbare plaats. Het format hiervoor wordt beschikbaar gesteld door het SNN;

  • e.

    wijzigingen in het project worden zo spoedig mogelijk gemeld aan het SNN.

 

 

Hoofdstuk 3 Organisatie-innovatie

Artikel 18 Subsidiabele activiteit

Subsidie wordt verstrekt voor een project dat ziet op het inspelen op nieuwe ontwikkelingen of marktomstandigheden door het ontwikkelen van organisatie-, samenwerkings- of verdienmodellen, inclusief de implementatie hiervan.

 

Artikel 19 Subsidieplafonds

  • 1.

    Het subsidieplafond, voor de activiteiten als bedoeld in artikel 18 bedraagt € 900.000,--.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur SNN verdeelt de in het vorige lid bedoelde bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 3.

    Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het eerste lid, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

 

Artikel 20 Weigeringsgronden

De subsidie wordt in aanvulling op artikel 6 van deze regeling, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    één onderneming reeds subsidie in de aanvraagperiode heeft gekregen op grond van dit hoofdstuk, waarbij voor de toepassing van dit artikelonderdeel één onderneming alle rechtspersonen omvat die de volgende banden met elkaar onderhouden:

    • 1.

      de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of

    • 2.

      de meerderheid van vennoten van een andere onderneming;

  • b.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de De-minimisverordening.

 

Artikel 21 Subsidiehoogte

  • 1.

    Het subsidiepercentage voor een project als bedoeld in artikel 18 van deze regeling bedraagt 50.

  • 2.

    Het bedrag aan subsidiabele kosten voor project als bedoeld in artikel 18 van deze regeling bedraagt minimaal € 10.000,--.

  • 3.

    De subsidie voor een project als bedoeld in artikel 18 van deze regeling bedraagt maximaal € 12.500,--.

  • 4.

    Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien de normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

 

Artikel 22 Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten voor een project als bedoeld in artikel 18 van deze regeling komen in aanmerking de kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke organisatie, die is ingeschreven in het handelsregister, voor een advies en voor begeleiding of coaching.

 

Artikel 23 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de kosten van de uitvoering van het project worden op een eenduidige wijze in de administratie van de subsidieontvanger weergegeven;

  • b.

    het project wordt binnen een termijn van 18 maanden vanaf de datum van de subsidieverlening gerealiseerd.

 

Hoofdstuk 4: Slot

Artikel 24 Afkondiging en inwerkingtreding

Deze subsidieregeling wordt in de Provinciale Bladen van Drenthe, Fryslân en Groningen bekendgemaakt en treedt in werking op 2 juli 2018.

 

Artikel 25 Overgangsrecht

  • 1.

    De VIA 2018 wordt ingetrokken op de dag dat de VIA 2018 plus in werking treedt.

  • 2.

    Op aanvragen die zijn ingediend op grond van de VIA 2018, blijft de VIA 2018 van toepassing.

  • 3.

    Artikel 9 van deze subsidieregeling vervangt artikel 13 van de VIA 2018, en werkt terug tot en met 1 juli 2017.

 

Artikel 26 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: VIA 2018 plus.

 

Toelichting  

 

Deze subsidieregeling wordt medegefinancierd door het EFRO.

 

Hoofdstuk 1  

 

Dit hoofdstuk geeft algemene bepalingen. De hoofdstukken 2 en 3 spitsen zich toe op de type projecten waarvoor subsidie kan worden aangevraagd. Op deze hoofdstukken zijn de bepalingen uit hoofdstuk 1 ook van toepassing.

 

Artikel 1 sub a

Op grond van de regeling kunnen alleen ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) in aanmerking komen voor een subsidie op grond van deze subsidieregeling. Dit artikel geeft een definitie van wat onder het mkb valt. Hierbij is aangesloten bij de definitie die wordt gehanteerd in verordening (EG) Nr. 651/2014 (gewijzigd bij verordening van 14 juni 2017 (EG) nr. 1084/2017), waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard, de zogenoemde 'algemene groepsvrijstellingsverordening'.

 

In bijlage 1 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is een definitie gegeven van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen. Conform deze definitie behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 FTE werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt.

 

Gevolg van deze Europese regelgeving is dat voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, gekeken wordt naar het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende onderneming behoort. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer, maar niet meer dan 50%, qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft.

 

Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal fte, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.

 

Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.

 

Een stichting wordt als een onderneming beschouwd als deze economische activiteiten uitvoert. Bij economische activiteiten moet er onder meer sprake zijn van een 'transactie'. Hierbij kan gedacht worden aan het halen van omzet of, wanneer het om een startende onderneming gaat, een aannemelijk perspectief daarop. De stichting moet een goed of dienst aanbieden en een winstoogmerk hebben.

 

Artikel 1 sub c

Het prototype dient betrekking te hebben op het oplossen van een technische onzekerheid. Het gaat er om dat met het prototype beoogd wordt het werkingsprincipe aan te tonen.

 

Artikel 1 sub d

Het softwarematig prototype dient betrekking te hebben op het oplossen van een technische of functionele onzekerheid. Het gaat er om dat met het softwarematig prototype beoogd wordt het werkingsprincipe aan te tonen.

 

Artikel 6 sub a

Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een deskundige of een ondertekening voor akkoord van een offerte. Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met de werkzaamheden wordt ervan uitgegaan dat de verplichting is aangegaan. Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend. In het geval er voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, dan zal de gehele aanvraag worden afgewezen.

 

Hoofdstuk 2  

 

Dit hoofdstuk betreft de aanvragen voor subsidie voor projecten gericht op ontwikkeling van een product, dienst of procedé.

 

Voor het mkb is het, om te kunnen blijven concurreren, van belang dat ze zich bezighouden met vernieuwing. Met dit onderdeel worden innovaties en vernieuwingen die onderscheidend zijn gestimuleerd. Voor het betrokken bedrijf is vernieuwing van strategisch belang.

 

Op grond van artikel 25 van de AGVV kan geoorloofde staatssteun verstrekt worden. Er moet dan sprake zijn van innovatie en daarmee dient de ontwikkeling te zien op iets wat nog niet bestaat. Het moet gaan om de ontwikkeling van een nieuw product, dienst of procedé of het aanmerkelijk vernieuwen daarvan.

 

Indien de ontwikkeling alleen nieuw is voor de onderneming, maar verder al bestaat, kan subsidie worden verleend onder de de-minimisverordening, als de aanvrager aan de voorwaarden voldoet.

 

In het kort, houdt de de-minimisverordening in dat een onderneming (Europese definitie van een onderneming) in drie belastingjaren maximaal € 200.000,-- aan de de-minimissteun mag ontvangen.

 

Artikel 12 lid 2 sub a

De bijdrage aan de RIS3 en NIA wordt beoordeeld naar de mate waarin de projectactiviteiten een maatschappelijk belang dienen. Een maatschappelijk belang betreft een belang of behoefte die het individuele niveau overstijgt en op maatschappelijk vlak moet worden aangepakt.

 

Artikel 12 lid 2 sub b

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de ontwikkeling waar het project op ziet minimaal nieuw te zijn voor de onderneming. Het moet gaan om de ontwikkeling van een product, dienst of procedé. De activiteit waarvoor subsidie wordt gegeven moet een aanmerkelijk element van nieuwheid in zich hebben en er moet sprake zijn van het zoeken naar een oplossing voor een technische onzekerheid.

 

Indien de activiteit ziet op het aanmerkelijk vernieuwen van bestaande producten, procedés of diensten dan dient dit betrekking hebben op een nieuwe toevoeging.

 

De subsidiabele activiteiten kunnen geen betrekking hebben op routinematige of periodieke wijzigingen van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten

 

Artikel 12 lid 2 sub c

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de ontwikkeling van software minimaal nieuw te zijn voor de onderneming. De activiteit waarvoor subsidie wordt gegeven moet een aanmerkelijk element van nieuwheid in zich hebben en er moet sprake zijn van het zoeken naar een oplossing voor een technische of functionele onzekerheid.

 

Indien de activiteit voortborduurt op bestaande software dient de ontwikkeling betrekking te hebben op een nieuwe functionaliteit.

 

De subsidiabele activiteiten kunnen geen betrekking hebben op routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten.

 

Het testen mag ook betrekking hebben op testen met eindgebruikers zolang het doel is het aantonen van het werkingsprincipe. Uitgesloten zijn activiteiten die zien op het finetunen van de gebruikerservaring.

 

De te ontwikkelen software mag niet zien op ondersteunende activiteiten van de onderneming; denk aan processen gericht op: personeel, informatisering, organisatie, financiën, administratie en middelen.

 

Artikel 13 lid 3 en artikel 19 lid 2

In de Algemene subsidieverordening, die hier van toepassing is, is het volgende opgenomen:

Wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Awb in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen met betrekking tot de verdeling als de datum van ontvangst.

 

Artikel 14 sub b

Op basis van artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening dient een onderneming niet in moeilijkheden te verkeren. Artikel 2 lid 18 sub a t/m e van de AGVV geeft aan wanneer er sprake is van moeilijkheden.

Deze bepaling is in deze regeling ook van toepassing indien de steun onder de de-minimisverordening wordt verleend. De betreffende eis volgt uit de EFRO-regels die van toepassing zijn op deze regeling.

 

Artikel 14 sub c

Op grond van artikel 14 sub c mag niet vaker dan twee keer per aanvraagperiode subsidie worden verstrekt aan één onderneming. Meerdere rechtspersonen kunnen in dit verband als één onderneming worden gezien. Voor het begrip onderneming wordt gekeken hoe de onderneming economisch opereert. Indien meerdere rechtspersonen nauw met elkaar verweven zijn, worden deze gezien als één onderneming. Daarbij kan gedacht worden aan het opereren op dezelfde economische markt en het hebben van stemrechten dan wel aandelen in elkaar.

 

Artikel 16 sub a

De organisatie die ingehuurd wordt moet ingeschreven zijn bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, of vergelijkbare handelsregisters in andere staten. Particulieren kunnen daarmee niet optreden als onafhankelijke organisatie. De uren van de in te schakelen onafhankelijke organisatie zijn subsidiabel.

 

Onafhankelijk:

De organisatie dient onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming.

 

In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er in ieder geval geen sprake is van onafhankelijkheid:

als de organisatie een (financieel) belang in de aanvragende onderneming heeft;

als de aanvragende onderneming een (financieel) belang heeft in de organisatie;

als de directeur/bestuurder van de aanvragende onderneming ook de directeur/bestuurder van de in te schakelen organisatie is;

in het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind/broer/zuster) of een gezinsrelatie aanwezig is;

als de organisatie een duidelijk belang heeft in de uitkomsten van het project, verder dan gebruikelijk is.

Deze opsomming is niet limitatief. Dit betekent dat er ook andere situaties kunnen zijn waarin tot de conclusie wordt gekomen dat er geen sprake is van onafhankelijkheid van de organisatie van de aanvragende onderneming.

 

Artikel 16 sub c onder 2°

In geval van eigen arbeid is er geen sprake van een dienstverband en daarmee geen sprake van loonkosten. De inbreng van eigen arbeid wordt gezien als een bijdrage in natura. De overige projectkosten die subsidiabel zijn op grond van de regeling betreffen zogenaamde 'out of pocketkosten'. Dit zijn kosten die gemaakt en betaald worden door de aanvrager.

 

De betaalde overheidssteun aan een project, dat bijdragen in natura bevat, mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura. Met ander woorden: de subsidie kan niet meer bedragen dan het bedrag dat aan 'out of pocketkosten' wordt gemaakt.

 

 

 

Voorbeeld 1:

 

Begrote kosten

Eigen arbeid (natura)

€ 10.000,--

Out of pocketkosten

€ 20.000,--

Totale subsidiabele kosten

€ 30.000,--

 

In dit voorbeeld kan de subsidie maximaal € 20.000,-- bedragen. Aangezien in dit voorbeeld de totale subsidiabele uitgaven exclusief de bijdragen in natura € 20.000,-- bedraagt.

 

 

Voorbeeld 2:

 

Begrote kosten

Eigen arbeid (natura)

€ 20.000,--

Out of pocketkosten

€ 6.000,--

Totale subsidiabele kosten

€ 26.000,--

 

In dit voorbeeld kan de subsidie maximaal € 6.000,-- bedragen. Aangezien in dit voorbeeld de totale subsidiabele kosten exclusief bijdragen in natura € 6.000,-- bedraagt.

 

Artikel 16 sub d

Een partneronderneming bezit minstens 25% en hoogstens 50% van de aandelen of stemrechten van de aanvrager(s) of is voor minstens 25% en hoogstens 50% in bezit van de aanvrager(s).

 

Een verbonden onderneming bezit de meerderheid (meer dan 50%) van de aandelen of stemrechten van de aanvrager(s) of is voor meer dan 50% in bezit van de aanvrager(s).

 

Artikel 16 sub e

De apparatuur en uitrusting worden van een derde partij gehuurd. Bij vaststelling worden deze kosten onderbouwd middels facturen en betalingsbewijzen.

 

Artikel 17 sub c en d

Deze publicatie-eisen zijn gebaseerd op de voorwaarden in bijlage XII van verordening 1303/2013. Daarin zijn voorschriften gegeven over voorlichting en communicatie van de steun uit Europese fondsen. Op basis hiervan is er de verplichting om logo’s, die aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen, te plaatsen. De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor het naleven van deze publicatie-eisen. Het SNN zal faciliteren in het voldoen aan deze voorwaarden. Bij publicaties op de website van de onderneming dient het Europese logo direct zichtbaar (zonder te hoeven scrollen) te zijn op dat deel van de website dat betrekking heeft op het gesubsidieerde project.

 

Het affiche dient voor het publiek zichtbaar te zijn op de bedrijfslocatie van de aanvragende onderneming, bijvoorbeeld bij de ingang van het gebouw. De onderneming is verplicht aan te tonen dat is voldaan aan de publicatie-eisen.

 

Hoofdstuk 3  

 

Dit hoofdstuk betreft de aanvragen voor subsidie voor projecten gericht op organisatie-innovatie.

 

De wereld om ons heen verandert continu. Voortschrijdende digitalisering en verduurzaming leiden de komende jaren tot grote transities. Ontwikkelingen zoals robotisering, biotechnologie, 3D printen, virtual reality, 5G en Internet of Things zullen dit allemaal versnellen. Deze ontwikkelingen zullen de manier waarop we produceren, consumeren en als mensen met elkaar omgaan veranderen. Deze veranderende omstandigheden en nieuwe mogelijkheden vragen om een andere manier van organiseren en nieuwe verdienmodellen.

 

De mkb'er kan subsidie krijgen voor het inschakelen van een externe deskundige voor advies, begeleiding of coaching bij het vernieuwen van zijn organisatie- of verdienmodel, inclusief de implementatie hiervan. Ook is het mogelijk om alleen of gezamenlijk een externe deskundige in te schakelen om nieuwe samenwerkingen vorm te geven gericht op het benutten van nieuwe mogelijkheden en ontwikkelingen.

 

Artikel 18  

Het mag niet gaan om reguliere activiteiten. Zo worden gebruikelijke HR-activiteiten (zoals het aanpassen van vacatureteksten en het opstellen van ontwikkelingsplannen van individuele medewerkers), gebruikelijke werkzaamheden van een accountant, het anders laten inrichten van de financiële administratie en het voldoen aan wettelijke verplichtingen/certificeringen, niet gesubsidieerd.

 

Artikel 20 sub a

Op grond van artikel 20 sub a mag niet vaker dan één keer per aanvraagperiode subsidie worden verstrekt aan één onderneming. Meerdere rechtspersonen kunnen in dit verband als één onderneming worden gezien. Voor het begrip onderneming wordt gekeken hoe de onderneming economisch opereert. Indien meerdere rechtspersonen nauw met elkaar verweven zijn, worden deze gezien als één onderneming. Daarbij kan gedacht worden aan het opereren op dezelfde economische markt en het hebben van stemrechten dan wel aandelen in elkaar.

 

Artikel 22  

De organisatie die ingehuurd wordt moet ingeschreven zijn bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, of vergelijkbare handelsregisters in andere staten. Particulieren kunnen daarmee niet optreden als onafhankelijke organisatie. De uren van de in te schakelen onafhankelijke organisatie zijn subsidiabel.

 

Onafhankelijk:

De organisatie dient onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming.

 

In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er in ieder geval geen sprake is van onafhankelijkheid:

  • als de organisatie een (financieel) belang in de aanvragende onderneming heeft;

  • als de aanvragende onderneming een (financieel) belang heeft in de organisatie;

  • als de directeur/bestuurder van de aanvragende onderneming ook de directeur/bestuurder van de in te schakelen organisatie is;

  • in het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind/broer/zuster) of een gezinsrelatie aanwezig is;

  • als de organisatie een duidelijk belang heeft in de uitkomsten van het project, verder dan gebruikelijk is.

 

Deze opsomming is niet limitatief. Dit betekent dat er ook andere situaties kunnen zijn waarin tot de conclusie wordt gekomen dat er geen sprake is van onafhankelijkheid van de organisatie van de aanvragende onderneming.

 

 

Naar boven