Eerste wijzigingsregeling Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 10 oktober 2017 het Uitvoeringsprogramma ondersteunende maatregelen transitie Veehouderij hebben vastgesteld; dat dit programma is gericht op een verdere ontwikkeling van de veehouderij naar een duurzame en rendabele sector;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten bij de uitvoering van dit programma streven naar een financieel gezonde en vitale sector die op rechtmatige wijze het hoofd weet te bieden aan de uitdagingen die er liggen op het terrein van milieu, volksgezondheid en dierenwelzijn;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe een aanbouwregeling veehouderijen hebben vastgesteld, waarin diverse paragrafen met stimuleringsmogelijkheden zullen worden opgenomen om bovenstaand doel te bereiken;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de in de subsidieregeling opgenomen paragraaf 1 aangaande validatiemetingen opnieuw wenst open te stellen; dat daarbij tevens een aantal technische wijzigingen worden doorgevoerd;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daarnaast een nieuwe paragraaf ‘Stalsystemen first movers en jonge veehouders’ wensen toe te voegen, waarmee zij willen bereiken dat stalsystemen die op integrale wijze en via aanpak bij de bron bijdragen aan de doelstellingen van de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant, op versnelde wijze in gebruik zullen worden genomen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten met deze paragraaf tevens jonge veehouders willen stimuleren brongerichte investeringen te doen in emissiearme stallen en daartoe voor jonge veehouders extra budget en een hoger subsidiebedrag wensen vast te stellen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op deze paragraaf, hoofdstuk 1 en artikel 14 Verordening 702/2014 van de Europese Commissie (PBEU 2014 L193/1) van toepassing willen verklaren;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de in de subsidieregeling opgenomen paragraaf 1 aangaande validatiemetingen opnieuw wenst open te stellen; dat daarbij tevens een aantal technische wijzigingen worden doorgevoerd;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieregeling transitie veehouderijen wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1.5, tweede lid komt te luiden:

2. Subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager in de afgelopen vijf jaar strafrechtelijk is veroordeeld, een strafbeschikking heeft gekregen, met het Openbaar Ministerie een schikking is aangegaan, strafrechtelijk, bestuurlijk of fiscaalrechtelijk is beboet, dan wel in het kader van een bestuursrechtelijk handhavingstraject een last onder dwangsom of bestuursdwang opgelegd heeft gekregen, wegens het overtreden van bij of krachtens natuur- en milieuregelgeving vastgestelde voorschriften, waaronder die op grond van de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming en de Wet natuurbescherming, indien aard, ernst of duur van de overtreding en het tijdsverloop sinds die overtreding daartoe aanleiding geven.

 

B.

In artikel 1.6, onder e wordt “minimaal de streefreducties die gelden tot en met 31-12-2019 zoals genoemd in bijlage 2, tweede kolom” vervangen door: de maximale emissiefactoren uit bijlage 2.

 

C.

In artikel 1.9 wordt “2 juli 2018” vervangen door: 31 januari 2019.

 

D.

Artikel 1.13, eerste lid, onder e komt te luiden:

  • e.

    de veehouderijlocaties waar de metingen verricht zullen worden, beschikken bij aanvang van de werkzaamheden over de uit hoofde van de Meststoffenwet benodigde dierrechten en fosfaatrechten en de benodigde omgevings- en natuurbeschermingsvergunningen en zijn conform deze rechten en vergunningen in bedrijf;

     

E.

Onder vernummering van paragraaf 2 tot paragraaf 3 en onder vernummering van de artikelen 2.1 en 2.2 tot de artikelen 3.1 en 3.2, wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

 

§ 2 Stalsystemen first movers en jonge veehouders

 

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    aanpak aan de bron: techniek waarbij voorkomen wordt dat emissies ontstaan dan wel in de stallucht terecht komen;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap: blokkerende zeggenschap voor ondernemersbeslissingen met een financieel belang van meer dan € 25.000, blijkend uit de statuten of een schriftelijke overeenkomst;

  • e.

    emissiereductie: vermindering van uitstoot van ammoniak, geur en fijnstof, berekend ten opzichte van de uitstoot bij de traditionele huisvesting;

  • f.

    jonge veehouder: veehouder waarvan het bedrijfshoofd op de datum van indiening van de aanvraag niet ouder is dan 40 jaar, beschikt over adequate vakbekwaamheid en deskundigheid, blijkend uit een landbouwkundige of gelijkwaardige opleiding dan wel uit drie jaar werkervaring op een veehouderij en daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap heeft ten aanzien van beheer, winst en financiële risico’s;

  • g.

    landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (PBEU 2014 L193/1);

  • h.

    MKB-bedrijf: kleine, middelgrote of micro-onderneming zoals bedoeld in bijlage I bij de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • i.

    toekomstbestendig stalsysteem: stalsysteem dat de emissie van ammoniak, geur en fijnstof integraal en aan de bron reduceert en voldoet aan de normen van de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant;

  • j.

    veehouder: agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van landbouwhuisdieren.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    een veehouder;

  • b.

    een jonge veehouder.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor investeringen in een toekomstbestendig stalsysteem, voor de volgende diercategorieën:

  • a.

    varkens;

  • b.

    melkrundvee inclusief jongvee;

  • c.

    pluimvee;

  • d.

    vleesrunderen, geiten en overige diercategorieën, uitgezonderd pelsdieren.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

  • 1.

    Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      de totale projectkosten minder bedragen dan € 5.000;

    • b.

      reeds eerder een provinciale subsidie is verleend voor hetzelfde stalsysteem;

    • c.

      aanvrager geen MKB-bedrijf is;

    • d.

      reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

    • e.

      ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

    • f.

      aanvrager een onderneming in moeilijkheden is, als bedoeld in artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie, aangevraagd door veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder a, geweigerd indien:

    • a.

      het project betrekking heeft op een stalsysteem waarvoor op grond van deze paragraaf voor dezelfde diercategorie reeds vijf subsidieverleningen hebben plaatsgevonden;

    • b.

      het project betrekking heeft op een stalsysteem waarvoor reeds vijf omgevingsvergunningen zijn verstrekt.

  • 3.

    Subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager in de afgelopen vijf jaar strafrechtelijk is veroordeeld, een strafbeschikking heeft gekregen, met het Openbaar Ministerie een schikking is aangegaan, strafrechtelijk, bestuurlijk of fiscaalrechtelijk is beboet, dan wel in het kader van een bestuursrechtelijk handhavingstraject een last onder dwangsom of bestuursdwang opgelegd heeft gekregen, wegens het overtreden van bij of krachtens natuur- en milieuregelgeving vastgestelde voorschriften, waaronder die op grond van de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Meststoffenwet, de Wet bodembescherming en de Wet natuurbescherming, indien aard, ernst of duur van de overtreding en het tijdsverloop sinds die overtreding daartoe aanleiding geven.

  • 4.

    Onder aanvrager wordt in dit artikel mede verstaan: een deelnemer aan het samenwerkingsverband dat de subsidie aanvraagt.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project heeft betrekking op een van de volgende diercategorieën:

      • 1°.

        varkens;

      • 2°.

        melkrundvee, inclusief jongvee;

      • 3°.

        pluimvee;

      • 4°.

        vleesrunderen, geiten en overige diercategorieën, uitgezonderd pelsdieren;

    • c.

      het project heeft betrekking op een stalsysteem waaraan een voorlopige of definitieve emissiefactor is toegekend, blijkend uit bijlage 1 bij de Regeling Ammoniak veehouderij;

    • d.

      de voorlopige of definitieve emissiefactor voldoet aan de maximale emissiefactoren uit bijlage 2, bij de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant;

    • e.

      het stalsysteem zorgt voor een emissiereductie,

      • 1°.

        voor de diercategorie melkrundvee: in elk geval voor ammoniak en

      • 2°.

        voor de overige diercategorieën: voor zowel ammoniak, fijnstof als geur;

    • f.

      de emissiereductie als bedoeld onder e, wordt voor minimaal 75 % gerealiseerd aan de bron;

    • g.

      het stalsysteem brengt ten opzichte van de huidige stalsystemen een kwaliteitsverbetering met zich mee op minimaal twee van de volgende aspecten: gezondheid mens en dier, dierenwelzijn, geluid, emissies methaan en endotoxines, energieverbruik, anticipatie op mestbewerking, hergebruik materialen, efficiënte bedrijfsvoering;

    • h.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt aangenomen dat stalsystemen die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling, voldoen aan de subsidievereisten als bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met g.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten derden;

  • b.

    materiaalkosten voor aanleg van het stalsysteem;

  • c.

    materiaalkosten voor aanpassing van het stalsysteem;

  • d.

    materiaalkosten voor aanpassing van stallen voor zover noodzakelijk om het stalsysteem te laten functioneren.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor het indienen van de aanvraag;

  • b.

    legeskosten;

  • c.

    kosten voor afschrijving en onderhoud van stallen en stalsystemen;

  • d.

    vervangingsinvesteringen;

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 augustus 2018 tot en met 31 januari 2019.

 

Artikel 2.10 Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 2.9, voor veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder a, vast op:

    • a.

      € 500.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

    • b.

      € 350.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

    • c.

      € 200.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

    • d.

      € 200.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 2.9, voor jonge veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder b, vast op:

    • a.

      € 300.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

    • b.

      € 210.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

    • c.

      € 120.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

    • d.

      € 120.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt:

    • a.

      voor veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder a: 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 25.000.

    • b.

      voor jonge veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder b: 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 30.000.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat de in de landbouwgroepsvrijstelling toegestane maximale steunintenstiteit niet wordt overschreden.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in het eerste lid, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6.

    Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen twee jaar na verlening van de subsidie afgerond door middel van de oplevering van het project met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal zes maanden;

    • b.

      de subsidieontvanger beschikt bij aanvang van de werkzaamheden over de op grond van de Meststoffenwet benodigde dierrechten en fosfaatrechten en over de benodigde omgevings- en natuurbeschermingsvergunningen en is conform deze rechten en vergunningen in bedrijf;

    • c.

      onverminderd artikel 16, onder a, Asv houdt subsidieontvanger het innovatieve stalsysteem gedurende vijf jaar na realisering in werking conform de subsidieaanvraag, tenzij hij gebruik maakt van een ander stalsysteem dat een grotere emissiereductie teweeg brengt.

  • 2.

    Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede en vierde lid van de Asv.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het voorgaande lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde en vierde lid van de Asv.

Artikel 2.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

 

F.

Er wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

 

Bijlage 1, behorende bij artikel 2.6, derde lid, van de Subsidieregeling transitie veehouderij

 

Rav-code  

Huisvestingsysteem  

Emissie 

Diercategorie  

Voldoet  t/m  

A1.21

ligboxenstal met vlakke vloerplaten met tegelprofiel, hellende sleuven en regelmatige mestafstorten voorzien van afdichtflappen of -kleppen en mestschuif 

7 kg 

melkvee  

31-12-23*  

 

A1.23

ligboxenstal met geprofileerde vloerplaten met sterk hellende langssleuven 

met urineafvoergat en hellende 

dwarsgroeven, aaneengesloten gelegd of gescheiden door mestafstorten voorzien van emissiereductiekleppen, met mestschuif 

6 kg 

melkvee  

31-12-27* 

31-12-23**

D 1.2.20 

Mestpan met mestkanaal met koelsysteem en waterkanaal onder het kraamhok 

1.3 kg 

varkens 

Tot na

31-12-28 

* Beweiden

** Permanent opstallen in open stal

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin deze regeling wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen E en F die in werking treden met ingang van 31 juli 2018.

 

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Eerste wijzigingsregeling Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant.

 

 

’s-Hertogenbosch, 25 juni 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Eerste wijziging Subsidieregeling veehouderijen Noord-Brabant

 

Algemeen

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is bestudering van de Asv dus noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Achtergrond

Veehouders moeten om aan de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant te kunnen voldoen, de komende jaren op grote schaal hun stallen aanpassen zodat de ammoniakemissies sterk afnemen. De nieuwe paragraaf 2 van de Subsidieregeling transitie veehouderijen beoogt het gebruik van toekomstbestendige stalsystemen te bevorderen door een eerste groep agrarische ondernemers (‘first movers’) een subsidie te verstrekken voor het aanpassen of bouwen van stalsystemen die voldoen aan de nieuwe eisen. Ook besteedt deze paragraaf specifiek aandacht aan ‘jonge veehouders’. Ten opzichte van andere veehouders gelden voor hen minder vereisten en een hoger subsidiebedrag. Aanleiding voor de aanvullende middelen en gunstigere voorwaarden voor jonge veehouders is dat deze groep vaak, naast de financieringslasten om te voldoen aan de vervoegde ammoniak emissie-eisen, ook te maken hebben met hoge financieringslasten voor recentelijke bedrijfsovernames.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv.

 

eerste lid, onder d

Een subsidie wordt geweigerd indien al begonnen is met de uitvoering van de activiteiten vóórdat een subsidieaanvraag is ingediend. In dat geval zou het “stimulerend effect” van de subsidie, als vereist in artikel 6, tweede lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, ontbreken.

 

tweede lid, onder a

Deze regeling beoogt nieuwe innovaties zichtbaar te maken voor de agrarische sector en op die manier een snellere uitrol van die innovaties te bewerkstelligen. Gedeputeerde Staten wensen dan ook de diversiteit aan stalsystemen te bevorderen, zodat stalsystemen op de markt geïntroduceerd worden die voor verschillende situaties een oplossing kunnen bieden. Zo kunnen stalsystemen aanzienlijke verschillen vertonen qua prijs, aspecten van kwaliteitsverbetering, emissiereductie, toekomstbestendigheid en duurzaamheid. Om die reden wordt per type stalsysteem een maximum gesteld aan het aantal subsidies dat verleend kan worden. Dit geldt per diercategorie. Een stalsysteem dat dus voor twee diercategorieën kan worden ingezet kan dus maximaal twee maal vijf keer met subsidie worden gebouwd.

Voor jonge veehouders geldt deze weigeringsgrond niet.

 

tweede lid, onder b

Deze regeling beoogt nieuwe technieken te stimuleren die nog niet of slechts in zeer beperkte mate worden toegepast. Technieken die aan de voorwaarden en doelstelling van deze subsidieregeling voldoen, maar reeds breed worden toegepast, komen niet voor subsidie in aanmerking. Uitgangspunt hierbij is dat zodra er aan vijf of meer bedrijven voor een bepaald stalsysteem een vergunning is verleend, GS in het kader van deze regeling, dit stalsysteem niet meer subsidiëren. Aanvragers kunnen via het Bestand Veehouderij Bedrijven (bvb.brabant.nl) bekijken of bepaalde stalsystemen reeds worden toegepast.

Voor jonge veehouders geldt deze weigeringsgrond niet.

 

derde lid

Gedeputeerde Staten willen voorkómen dat veehouders die zich hebben schuldig gemaakt aan mestfraude of andere milieuovertredingen, desondanks kunnen profiteren van provinciale subsidiegelden die juist bedoeld zijn om mest- en andere milieuproblemen aan te pakken. Gedeputeerde kunnen een subsidie aan dergelijke veehouders dan ook weigeren.

 

Artikel 2.6 Subsidievereisten

 

eerste lid, onder c en d

De voorlopige of definitieve emissiefactor wordt gepubliceerd in de zogenaamde Rav-lijst (Regeling ammoniak veehouderij). De voorlopige of definitieve emissiefactor die voor het betreffende stalsysteem beschikbaar is, zal minimaal moeten voldoen aan de eisen die krachtens bijlage 2 van de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant van toepassing zijn.

 

eerste lid, onder e tot en met g

Voor de in de regeling genoemde diercategorieën wordt gestreefd naar stalsystemen die ‘aan de bron’ en ‘integraal’ voor emissiereductie zorgen. ‘Aan de bron’ wil zeggen dat end-of-pipe technieken (zoals bijv. luchtwassers) alleen als aanvulling op andere maatregelen zijn toegestaan: voor 75% moet de emissiereductie veroorzaakt worden door maatregelen ‘aan de bron’. ‘Integraal’ houdt in dat zowel de reductie van ammoniak, geur en fijnstof wordt aangepakt als dat er ook aandacht is voor andere aspecten, als dierenwelzijn, gezondheid mens en dier, geluidsbelasting, emissie methaan, energieverbruik, anticipatie op mestbewerking, hergebruik materialen en efficiënte bedrijfsvoering. Voor melkrundvee geldt een uitzondering van de verplichting om de emissie van fijnstof en geur te reduceren, aangezien in die sector dergelijke emissies een minder grote rol spelen.

Voor alle innovatieve stalsystemen geldt dat gebruik kan worden gemaakt van een combinatie van technieken en maatregelen die tezamen leiden tot de gewenste emissiereductie.

 

Artikel 2.10

Er zijn twee subsidieplafonds opgenomen: één algemene en één voor jonge veehouders. Elk van de subsidieplafonds is op zijn beurt onderverdeeld in deelplafonds per diercategorie. Indien jonge veehouders gebruik wensen te maken van het algemene subsidieplafond, dan gelden voor hen de aanvullende eisen die voor alle veehouders gelden (zie weigeringsgronden artikel 2.5, tweede lid).

 

Artikel 2.13

De subsidieontvanger moet het stalsysteem minimaal vijf jaar in stand houden conform de subsidieaanvraag. Zo hij daarvan wenst af te wijken, zal hij eerst Gedeputeerde Staten daarvan op de hoogte moeten stellen (artikel 17 Asv). Deze melding kan aanleiding zijn om op grond van 4:49 Awb lid 1 onder c de verleende subsidie in te trekken of ten nadele van de ontvanger te wijzigen.

 

Bijlage 1

Ondernemers kunnen een verzoek indienen om een stalsysteem op de bijlage te plaatsen. Dit heeft als voordeel dat subsidieaanvragers de technische en milieugegevens van dat stalsysteem niet hoeven te overleggen. Aangenomen wordt dat stalsystemen die op de bijlage staan, voldoen aan de technische en milieueisen uit deze paragraaf (artikel 2.6, eerste lid, onder c tot en met g). De bijlage wordt op gezette tijden met terugwerkende kracht gewijzigd zodat ook tussentijds aangemelde systemen kunnen profiteren van de soepeler subsidieaanvraagprocedure.

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

 

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

 

 

 

 

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

 

Naar boven