Opdracht ex artikel 3.18 Wet natuurbescherming voor het verrichten van handelingen ten aanzien van aangereden wild, provincie Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Gelet op artikel 3.18 van de Wet natuurbescherming;

 

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 24 juni 2013 een aanwijzingsbesluit (ISSN 0920-1408, nr. 101/13) op basis van artikel 67 van de Flora- en faunawet hebben vastgesteld waarbij daarbij aangewezen personen, voor een periode van 5 jaar zijn gerechtigd tot het verrichten van handelingen ten aanzien van valwild;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 18 april 2017 de Nota faunabeheer Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende hetgeen in het Faunabeheerplan 2017-2023, zoals dat door Gedeputeerde Staten op 13 juni 2017 is goedgekeurd, is gesteld met betrekking tot aanrijdingen met wilde diersoorten en de daaruit voortvloeiende bedreiging voor de verkeersveiligheid;

 

Overwegende dat uit de jaarlijkse beheerrapportages van de Faunabeheereenheid Noord-Brabant is gebleken dat de afhandeling van wildaanrijdingen en het beperken van dierenleed op een deskundige en adequate wijze door de Faunabeheereenheid Noord-Brabant/SAMF is uitgevoerd;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het gelet op het belang van de openbare veiligheid, waaronder begrepen de verkeersveiligheid, en ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren het derhalve wenselijk achten opdracht te verlenen;

Besluiten:

 

  • I.

    Aan personen in bezit van een jachtakte en op voordracht van de Stichting Afhandeling en Monitoring Fauna-aanrijdingen te ’s-Hertogenbosch, hierna te noemen SAMF, door de Faunabeheereenheid Noord-Brabant geregistreerd, de opdracht te verstrekken voor het doden van valwild alsmede het, in dit kader, onder zich hebben dan wel vervoeren van de betreffende diersoorten.

 

  • II.

    De diersoorten, bedoeld onder I, betreffen de soorten edelhert, ree, damhert, vos o wild zwijn.

 

  • III.

    Handelingen ten aanzien van deze opdracht mogen zonder toestemming van de grondgebruiker worden uitgevoerd op de openbare weg tot een afstand van 50 meter uit de kant van de weg, of verderaf indien het dier zichtbaar is binnen genoemde afstand, op wegen gelegen binnen de provincie Noord-Brabant.

 

  • IV.

    Handelingen ten aanzien van deze opdracht mogen alleen worden uitgevoerd wanneer deze zijn aangemeld bij de meldkamer van de politie. Het gebruik van een geweer is alleen toegestaan met een door de politie verstrekt verlof WM4.

 

  • V.

    Indien de in dit besluit genoemde dieren moeten worden gedood dan geschiedt dit op proportionele wijze met behulp van de voor beheer en schadebestrijding toegestane middelen.

 

  • VI.

    In het kader van deze opdracht geldt op basis van artikel 3.22, eerste en derde lid, van de Regeling natuurbescherming, vrijstelling van het verbod betreffende het voorhanden hebben en vervoeren van de onder II genoemde diersoorten.

 

  • VII.

    Het vervoer van edelhert, ree, damhert of wild zwijn dat geschikt is voor consumptie is alleen mogelijk indien het voorzien is van een door de Faunabeheereenheid Noord-Brabant ter beschikking gesteld wildmerk voor valwild.

 

  • VIII.

    De afhandeling van fauna-aanrijdingen geschiedt overeenkomst de door de SAMF vastgestelde Werkwijzer (bijlage 1). Eventuele aanpassingen van deze werkwijzer behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

 

  • IX.

    Jaarlijks zal rapportage plaatsvinden met betrekking tot de uitvoering van de opdracht in de beheerrapportage van de Faunabeheereenheid Noord-Brabant, conform artikel 3.12, achtste lid, van de Wet natuurbescherming.

 

  • X.

    De opdracht wordt verleend voor onbepaalde tijd.

 

  • XI.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

     

’s-Hertogenbosch, 11 juni 2018

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter,

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1. Werkwijzer Stichting Afhandeling en Monitoring Fauna-aanrijdingen (SAMF)

 

  • 1.

    Overeenkomsten

    Stichting afhandeling monitoring fauna-aanrijdingen (SAMF) heeft de intentie om met de wegbeheerders Rijk, provincie en gemeenten binnen haar werkgebied overeenkomsten af te sluiten. Uit deze overeenkomst zal voort vloeien dat de SAMF er voor zorgt dat het aangereden of anderszins verongelukte (grof-)wild van de weg en uit de nabijheid van de weg verwijderd en afgevoerd zal worden. Dit ten behoeve van de verkeersveiligheid en ter voorkoming van onnodig lijden van deze dieren.

 

  • 2.

    Rooster/bereikbaarheid

    In Noord Brabant wordt gebruik gemaakt van coördinatoren en deelnemers.

    Coördinatoren zijn direct aanspreekpunt voor de meldkamers waar de betreffende meldingen worden ontvangen.

    Er wordt periodiek (eens per drie maanden) een beschikbaarheids- rooster opgemaakt door de regiocoördinator in de betreffende regio. De regiocoördinator overlegt met de coördinatoren in die regio wanneer zij beschikbaar zijn. Vakanties dienen op tijd doorgegeven te worden aan de regiocoördinator. Elke coördinator neemt een week piket voor zijn rekening. Indien een coördinator tijdens zijn piketdienst verhinderd is, zorgt hij zelf voor een vervanger en meldt dit aan de regiocoördinator. Deze vervanger dient een andere coördinator te zijn.

    Hier dient serieus mee omgegaan te worden, zodat de meldkamer altijd de melding kwijt kan!

 

  • 3.

    Melding

    Wanneer een melding via de meldkamer is ontvangen, geregistreerd en doorgezet naar de dienstdoende coördinator, dan zet deze op zijn beurt de melding door naar de beschikbare deelnemer in de betreffende WBE (regio/gebied). De deelnemer wordt per telefoon op de hoogte gebracht van de melding. Wanneer de melding niet direct kan worden opgenomen dan wordt een vervangende deelnemer benaderd. De deelnemer welke ter plaatse gaat meldt zich bij de meldkamer. Dit kan ook via de coördinator.

    Pas dan is de deelnemer gerechtigd uitvoering te geven aan de aanwijzing.

    Door de meldkamer kan nog extra informatie over de aanrijding worden gegeven. Tevens is het voor de meldkamer duidelijk dat er iemand onderweg is. De deelnemer gaat vervolgens zo spoedig mogelijk ter plaatse.

    Krijgt een deelnemer zelf de melding binnen, dan neemt hij eerst contact op met de meldkamer van de politie alvorens ter plaatse te gaan. Hij informeert (eventueel achteraf) de regiocoördinator.

    Zonder aanmelding bij de meldkamer is de aanwijzing niet rechtsgeldig. De meldkamer registreert de melding.

    De deelnemer is er verantwoordelijk voor dat de dienstdoende coördinator op de hoogte wordt gesteld voor het geval er een tweede melding over het voorval binnen komt.

 

  • 4.

    Plaats aanrijding

    Indien de deelnemer op de plaats van de aanrijding is, bekijkt hij de situatie die wordt aangetroffen. Als het betreffende dier nog leeft wordt dit op gepaste wijze uit zijn lijden verlost. Dit dient op een verantwoorde en veilige manier te geschieden. Zeker wanneer de betrokken bestuurder nog ter plaatse is, dient men hier zeer zorgvuldig mee om te gaan. Doden met een jachtwapen is slecht toegestaan aan die deelnemers die in het bezit zijn van een Verlof tot het Doden van Dieren.

    Leg, indien nodig, geduldig en tactvol aan de betrokkenen bij de aanrijding of omstanders uit, waarom een dier uit zijn lijden verlost moet worden en wat er met het dier gaat gebeuren.

    De beschikbare folder kan daarbij uitgereikt worden. Vraag aanwezigen om uit het zicht te gaan als een dier gedood moet worden.

    Wanneer een surveillance-eenheid van de politie ter plaatse is, handelt zij eventueel het materiële gedeelte van de aanrijding af. De deelnemer handelt alles af met betrekking tot het aangereden wild.

    De betrokken bestuurder kan bij de deelnemer geen enkele aanspraak maken op het aangereden wild of de mogelijke opbrengst daarvan. Verwijs betrokkene in het uiterste geval naar de regiocoördinator.

 

  • 5.

    Veiligheid

    Tijdens de werkzaamheden worden altijd de volgende veiligheidsmaatregelen genomen:

    • het dragen van het door de SAMF beschikbaar gestelde reflecterende vest;

    • voeren van de alarmverlichting;

    • aanwijzingen van de aanwezige politie of wegbeheerder worden altijd opgevolgd;

    • op autosnelwegen en spoorwegen wordt alleen opgetreden onder begeleiding van politie of wegbeheerder;

    • alle logisch te nemen maatregelen ten behoeve van uw eigen of andermans veiligheid worden genomen.

  • Denk er aan, u bent geen verkeersregelaar! Maak dit bekend aan betrokkenen, bijvoorbeeld de politie. Als dat nodig is kunt u aan de politie vragen te assisteren bij het regelen van het verkeer of bij het geven van aanwijzingen aan het verkeer. U mag dus geen verkeer regelen.

 

  • 6.

    Nazoek

    De deelnemer mag zonder toestemming van de jachthouder een eerste nazoek doen tot 50 meter uit de kant van de weg. Indien het dier, vermoedelijk gewond, weggevlucht is, zorgt de deelnemer er voor dat de plaats van de aanrijding en de vluchtrichting van het dier duidelijk gemarkeerd wordt, bv door middel van markeringslint.

    De wenselijkheid van een nazoek wordt beoordeeld door de deelnemer die ter plaatse is geweest. Hij beoordeelt dit ondermeer op basis van de aanwezige schade.

    In de nachtelijke uren wordt er in principe niet nagezocht. De deelnemer draagt er zorg voor dat de jachthouder in kennis wordt gesteld bij een mogelijke nazoek. De jachthouder is verantwoordelijk voor het organiseren van een nazoek met een (gecertificeerde) zweethond.

    Wanneer het dier geraakt is maar ogenschijnlijk niet gewond, kan voor de zekerheid door de jachthouder een controle met een zweethond uitgevoerd worden.

    Het dier komt aan de jachthouder toe als hij de nazoek regelt.

 

  • 7.

    Biomassa

    Dieren die als biomassa weggaan, worden op een niet voor het publiek zichtbare plaats in het veld gebracht.

    Ook dieren die als biomassa de natuur ingaan worden voorzien van een valwildmerk. Elk aangetroffen dood ree krijgt zo een uniek nummer.

 

  • 8.

    Dassen

    Dode dassen hoeven niet meer ten behoeve van onderzoek opgestuurd te worden. Bij dode dassen bekijken of de das een tatoeage in de lies heeft. Bij aantreffen van een tatoeage dit nummer tevens vermelden in BRS.

    Tegenwoordig worden sommige dassen door de Stichting Das en Boom niet meer getatoeëerd, maar voorzien van een chip.

    Dode dassen worden gemeld mij de Dassenwerkgroep Brabant:

    06-48279968. Met de desbetreffende persoon kan afgesproken worden wat te doen met de dode das.

 

  • 9.

    Wasbeerhonden

    De oprukkende wasbeerhond is in Noord-Brabant al verschillende malen als valwild aangetroffen. In verband met zijn mogelijke rol bij de verspreiding van de vossenlintworm is het RIVM te Bilthoven gestart met het inzamelen en onderzoeken van dode wasbeerhonden. Hierin wordt de medewerking van een ieder gevraagd. Bij het aantreffen van een dode wasbeerhond RIVM bellen (030-2743926 of 2742661). RIVM laat de wasbeerhond zo spoedig mogelijk bij u ophalen door de koeriersdienst van de Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). De deelnemer kan het dier ook melden via de DWHC (030-2537925 24/7)

 

  • 10.

    Marters

    Dode marters worden zoveel mogelijk in de diepvries opgeslagen en gemeld bij de Werkgroep Zoogdiervereniging, t.a.v.

    • -

      dhr. P. Twisk, 073 6445664, petertwisk@planet.nl of

    • -

      dhr. H. Wijsman, 035-5399031, hwijsman@ncrvnet.nl.

  • Zij komen de marter ophalen.

 

  • 11.

    Ontweiden

    Ontweid nooit een stuk wild direct aan de weg. Laat daar ook geen delen van het aangereden dier liggen. De kans is groot dat hier wilde zwijnen, vossen of dassen op af komen, wat het risico op weer een aanrijding op diezelfde plaats verhoogt. Bovendien moeten alle resten van de weg of uit de berm verwijderd worden.

 

  • 12.

    Aantreffen dode dieren

    Het komt ook regelmatig voor dat er dode dieren worden aangetroffen die, anders dan door een aanrijding, gewond zijn of om het leven zijn gekomen. Hierbij valt te denken aan raster- en verdrinkingsslachtoffers. Van sommige dieren is er geen doodsoorzaak te achterhalen. Dieren die verdronken zijn of waar de doodsoorzaak niet van bekend is worden altijd als biomassa achtergelaten in de natuur. Tevens is het mogelijk om deze dieren aan te bieden aan de Dutch Wildlife Health Center te Utrecht. Zij vragen om zoveel mogelijk onderzoeksmateriaal en halen de kadavers zelf op. Kijk op hun site voor meer informatie, Externe link: www.dwhc.nl.

    Wel is het van belang ook deze dieren te melden en in het systeem FRS op te nemen.

 

  • 13.

    Verklaring eerste onderzoek

    In het kader van de nieuwe Regeling Vleeskeuring is het wenselijk dat de coördinator en deelnemer gekwalificeerde persoon (GP) is. indien (delen van) aangereden dieren in de voedselketen worden gebracht moet een eerste verklaring worden opgemaakt. De deelnemer verricht dan de beoordeling en het eerste onderzoek (organen en ingewanden) van het eventueel voor consumptie geschikte wild.

    De deelnemer die de aanrijding heeft afgehandeld zorgt voor de invulling en ondertekening van deel I en deel II van het document “verklaring eerste onderzoek”.

    Dit geldt dus slechts voor dieren die nog voor consumptie geschikt zijn én in de voedselketen worden gebracht. Bij dieren die als biomassa worden achtergelaten in de natuur dient dit formulier niet ingevuld te worden.

    De eerste beoordeling gebeurd ter plaatse.

    Valwild mag niet naar een EG erkende wildbewerkingsinrichting, zie blz. 14 cursusmap “Wildhygiëne” van de Stichting Jachtopleidingen Nederland. Indien het valwild betreft moet de gekwalificeerde deelnemer op deel I bij bijzonderheden vermelden:“wildaanrijding”.

     

    Wanneer het een wild zwijn betreft wordt de zwartwildcoördinator in kennis gesteld. De zwartwildcoördinator zal de bloedmonsters en eventuele trichinenmonsters opsturen voor onderzoek.

    Trichnineonderzoek gebeurd op kosten van diegene die het stuk afneemt.

    De zwartwildcoördinator voor Brabant is Gerard Bosmans, Antoniusstraat 35 te Asten Heusden, mob. 06-29012718.

 

  • 14.

    Wildmerk

    In het dode stuk wordt zo snel mogelijk een wildmerk aangebracht. De wildmerken worden door de FBE aan de deelnemer verstrekt. Ook dieren, die als biomassa de natuur ingaan, worden voorzien van een wildmerk.

    Het nummer van dit merk wordt op het registratieformulier in BRS vermeld (alleen de cijfers invoeren en niet de letters ervoor).

 

  • 15.

    Vastleggen in BRS

    Alle inzetten via de meldkamer van de politie van de deelnemer worden vermeld in BRS. Vermeld de gevraagde gegevens betreffende het dier en vindplaats. Vermeld eventuele bijzonderheden (b.v. biomassa, wildmerknummer).

 

  • 16.

    Flora- en faunawet

    De deelnemer is binnen het kader van deze regeling bevoegd tot het doden, voorhanden hebben en vervoeren van in deze regeling genoemde beschermde dieren op grond van een door tussenkomst van de SAMF afgegeven aanwijzing door de Provincie op basis van artikel 67 van de de Flora- en faunawet. Op basis van die aanwijzing kan conform de voorwaarden die zijn gesteld in het hoofdstuk “ 6. nazoek” nagezocht worden, ook zonder schriftelijke toestemming van de grondgebruiker.

 

  • 17.

    Verzekering deelnemer

    Tijdens de uitvoering van werkzaamheden die liggen binnen het kader van deze regeling is de deelnemer verzekerd tegen het risico van Wettelijke Aansprakelijkheid.

    De dekking valt onder de WA verzekering die de WBE heeft als lid van de KNJV.

    De KNJV heeft een WA verzekering afgesloten voor bestuurders, BOA’s, toezichthouders, veldverzorgers en vrijwilligers die voor de WBE taken verrichten. (de WBE dient wel lid te zijn van de KNJV)

    De deelnemers zijn voorgedragen door de WBE waarvan de deelnemer lid is en de deelnemers voeren in deze hoedanigheid hun werkzaamheden uit voor de WBE.

     

    n.b. Samf heeft geen aparte W.A. verzekering voor de deelnemers afgesloten.

     

    Deelnemers dienen zich aan dit protocol te houden. Bij het niet opvolgen van het protocol volgt slechts eenmalig een waarschuwing. Daarna zal de deelnemer worden uitgesloten van verdere deelname.

    Het bestuur van de SAMF kan op geen enkele wijze verantwoordelijk gesteld worden voor schade voortvloeiend uit handelen van deelnemers in het kader van deze regeling.

 

  • 18.

    Opmerking

    Handel integer.

    Het succes en voortbestaan van deze regeling staat en valt met de houding, de inzet, het verantwoordelijkheidsgevoel en de collegialiteit van de deelnemers.

    Ga respectvol om met ieders mening en werkwijze.

 

 

 

Naar boven