Provinciaal blad van Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2018, 4074 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2018, 4074 | Beleidsregels |
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent natuurbescherming Uitvoeringsregels Wet natuurbescherming Gelderland 2018
Hoofdstuk 2 Soortenbescherming
Artikel 2.1 ontheffing bij bescherming flora en fauna
Gedeputeerde Staten beoordelen of de ontheffing van de verboden zoals bedoeld in de artikelen 3.5, 3.6, tweede lid, en 3.10, eerste lid, van de wet nodig is in het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna, of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats zoals bedoeld in artikel 3.8, vijfde lid onder b ten 1°, van de wet.
Artikel 2.2 ontheffing bij dwingende redenen en ruimtelijke ingrepen
Gedeputeerde Staten beoordelen of de ontheffing van de verboden zoals bedoeld in artikel 3.5 en 3.6, tweede lid, van de wet nodig is in het belang in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten, zoals bedoeld in artikel 3.8, vijfde lid onder b ten 3°, van de wet.
Gedeputeerde Staten beoordelen of de ontheffing van de verboden zoals bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van de wet nodig is in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, zoals bedoeld in artikel 3.10, tweede lid onder a, van de wet.
Gepubliceerd te Arnhem
Gedeputeerde Staten van Gelderland
C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning
P.G.G. Hilhorst - secretaris
Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, dient de aanvrager een activiteitenplan in, dat bestaat uit de volgende onderdelen en gegevens:
een beschrijving van de staat van instandhouding en de verspreiding op en nabij het gebied van vogels als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming, dieren en planten van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, van die wet en dieren en planten van soorten als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a, van die wet;
in voorkomend geval een beschrijving van de functies van in dat gebied voorkomende nesten of rustplaatsen voor vogels als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, van die wet of vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren van soorten als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a, van die wet en hoe essentieel deze zijn voor de staat van instandhouding van de desbetreffende soorten;
al naar gelang de handeling gevolgen heeft voor vogels, voor dieren of planten van soorten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, van de Wet natuurbescherming of voor dieren of planten van soorten als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, van die wet, een onderbouwing vanwege welk belang de handeling nodig is, genoemd in artikel 3.3, vierde lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 3.8, vijfde lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 3.10, tweede lid, al dan niet in samenhang met artikel 3.8, vijfde lid, onderdeel b, van die wet.
Om de aanvraag om een gebiedsgerichte ontheffing te kunnen beoordelen, verstrekt de aanvrager een soortenmanagementplan. Dit soortenmanagementplan bevat in elk geval de volgende informatie:
Uitwerkingen per soort. Daaronder vallen in elk geval:
Een beschrijving per soort van de nul-situatie van de beschermde soorten (in tekst en verspreidingskaarten) die deel uitmaken van het SMP ten tijde van de aanvraag. De nul-situatie dient ook inzicht te geven over de projectgrens heen, zodat inzicht ontstaat in de samenhang met populaties net buiten het plangebied;
Een concrete uitwerking van maatregelen die tot de beoogde verbetering moeten leiden, zo mogelijk onderverdeeld naar generieke maatregelen en meer specifieke maatregelen die tot de beoogde plus moeten leiden. Hieronder vallen ook kaarten met de potentiële locaties voor maatregelen. De maatregelen dienen geformuleerd te worden op een wijze die aansluit bij het format van de onder verantwoordelijkheid van de Provincie samen te stellen ‘maatregelencatalogus’;
Omschrijving van de voorgenomen monitoring en evaluatie voor een periode van 10 jaar (monitoringplan). Gezien de relatieve onbekendheid met de effectiviteit van sommige maatregelen dient het SMP te voorzien in een tussentijdse evaluatie plaats na 5 jaar). Voor zover hieruit zou blijken dat maatregelen tekortschieten worden dan aanvullende maatregelen uitgewerkt zodat het doel van het SMP (de beoogde plus voor soorten) alsnog gehaald wordt.
Om de aanvraag om een ontheffing voor het uitzetten en herintroduceren van soorten te kunnen beoordelen, verstrekt de aanvrager een plan dat de volgende informatie bevat:
Protocol opvang niet aangewezen diersoorten en beschermde diersoorten
In deze bijlage wordt verstaan onder:
niet aangewezen diersoorten: diersoorten die niet geplaatst zijn op bijlage 1 van de Regeling houders van dieren, met inbegrip van hybride dieren die in de laatste vier vooroudergeneraties van de lijn een of meer dieren telt die behoren of hebben behoord tot een zodanige diersoort, met uitzondering van van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoorten en niet van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoorten;
niet van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoort: diersoort als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit houders van dieren, niet zijnde een diersoort als bedoeld in de artikelen 3.1, eerste lid, 3.5, eerste lid, of 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming;
opvanginrichting: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes, bestemd voor het ten behoeve van opvang houden van gewonde, zieke, gevonden of afgestane dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort, een beschermde inheemse diersoort of tot een zoogdiersoort die niet is opgenomen op de bijlage 1 van de Regeling houders van dieren;
Het opvangcentrum heeft in ieder geval als doel:
dieren behorend tot een van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoort, die door ziekte, verwonding, verwezing, of door direct of indirect menselijk handelen of nalaten tijdelijk niet zelfstandig in de vrije natuur kunnen overleven, tijdelijk op te vangen, te verzorgen en te revalideren, en
Het opvangcentrum heeft mede als doel om, waar mogelijk voorlichting te geven over de wilde flora en fauna en draagt actief uit, in het bijzonder aan personen die een dier ter opvang aanbieden, dat de wilde inheemse flora en fauna en de natuurlijke processen die daarbij horen, niet verstoord mogen worden en dat het houden van de desbetreffende diersoort op een verantwoorde wijze dient te gebeuren dan wel wordt ontmoedigd.
Artikel 3. Beperking activiteiten
Met de opgevangen dieren vinden in het opvangcentrum geen commerciële activiteiten plaats, waaronder zijn begrepen het tentoonstellen van opgevangen dieren voor zover dit in tegenspraak is met de doelstellingen, bedoeld in artikel 2, het verkopen, verhuren, verhandelen of uitlenen van opgevangen dieren.
Indien in het opvangcentrum andere dieren dan uit de vrije natuur afkomstige dieren van van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoorten aanwezig zijn, wordt de huisvesting van de eerstgenoemde dieren strikt gescheiden gehouden van de andere dieren in de faciliteiten van het opvangcentrum.
Artikel 6. Samenwerking andere opvangcentra
Het opvangcentrum werkt constructief samen met andere opvangcentra samen ten einde kennis en kunde te vergroten en de best denkbare structurele oplossing voor het opgevangen dier te bewerkstelligen. Het opvangcentrum doet dit door gevraagd en ongevraagd informatie, kennis en kunde te delen met andere opvangcentra.
Paragraaf 2. Opvang, specialisatie van het opvangcentrum in een diersoort of diersoorten of soortgroepen, opname en acceptatie
Als onderdeel van het beleid, bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, stelt het bestuur van het opvangcentrum vast welke diersoort, diersoorten of soortgroepen opgevangen worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de aantoonbare expertise van de medewerkers en de mogelijkheden die de middelen en de locatie van het opvangcentrum met zich brengen.
Artikel 8. Opname en acceptatie
Paragraaf 3. Huisvesting en verzorging
Artikel 3.12, eerste lid, van het Besluit houders van dieren is van toepassing, met dien verstande dat ‘gezelschapsdier’ wordt vervangen door ‘dier behorend tot een niet van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoort, een van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoort of een niet aangewezen diersoort’.
Artikel 3.13 van het Besluit houders van dieren is van toepassing, met dien verstande dat ‘gezelschapsdier’ wordt vervangen door ‘dier behorend tot een niet van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoort, een van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoort of een niet aangewezen diersoort’.
De handelwijze, bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel b, bevat een op de soort toegepaste omschrijving van hetgeen als passende huisvesting en verzorging wordt gezien. Daarbij wordt rekening gehouden met:
Artikel 16. Voorkomen voortplanting
Artikel 18. Beoordeling binnengebracht dier
Artikel 20. Verdenking aangifteplichtige dierziekten
Paragraaf 4. Structurele oplossingen
Artikel 21. Duur verblijf per soort
Artikel 22. Structurele oplossingen
Indien de structurele oplossing, genoemd in het tweede lid, onderdelen a en b, niet kan worden toegepast, wordt gekozen voor de structurele oplossingen, genoemd in het tweede lid, onderdelen c tot en met f. Indien de oplossingen, genoemd in het tweede lid, onderdelen a tot en met f, niet kunnen worden toegepast, wordt gekozen voor een structurele oplossing, genoemd in het tweede lid, onderdeel g en h.
Artikel 23. In vrijheid stellen van dieren behorende tot uit de natuur afkomstige van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoorten
Artikel 24. In vrijheid stellen van uit de vrije natuur afkomstige niet van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoorten
Indien het oorspronkelijke biotoop van een dier van een niet van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoort of niet aangewezen diersoort is te achterhalen en een dier terug kan naar het land van oorsprong, wordt bij de afweging voor de keuze om het dier in vrijheid te stellen, in ieder geval rekening gehouden met:
Artikel 25. Uitwenverblijf voor uit de vrije natuur afkomstige dieren van van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoorten
Artikel 26. Internationaal fokprogramma
Artikel 27. Educatieve of wetenschappelijke doeleinden
Artikel 28. Dier inzetten voor herstel van soortgenoten
Artikel 29. Onderbrengen bij particulieren
Artikel 30. Afwegingskader met betrekking tot de keuze voor een structurele oplossing
Ieder opvangcentrum stelt een afwegingskader vast met betrekking tot de keuze voor een structurele oplossing voor een dier. In het afwegingskader dient bij de keuze rekening te worden gehouden met de artikelen 26 tot en met 31. Dit kader wordt vastgelegd in het beleid, bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel i.
Een overleden dier als bedoeld in het eerste lid waar de doodsoorzaak niet van bekend is, en waar de bepaling van de oorzaak van belang kan zijn voor het opsporen van vergiftigingen, of een dier dat is gestorven aan een onnatuurlijke doodsoorzaak, wordt uitsluitend aangeboden aan opsporingsambtenaren van de politie, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken of andere bevoegde instanties.
De persoon, bedoeld in het eerste lid, is in ieder geval vakbekwaam als hij voldoet aan de in artikel 3.11 van het Besluit houders van dieren gestelde eisen, met dien verstande dat indien geen deelkwalificatie beschikbaar is voor de betreffende soort, volstaan kan worden met de deelkwalificaties die wel van toepassing kunnen zijn op de op te vangen soort.
De persoon, bedoeld in het eerste lid, is vakbekwaam met betrekking tot
niet als gezelschapsdier gehouden dieren van niet van nature in Nederland voorkomende beschermde diersoorten, als hij kan aantonen dat hij ten minste de afgelopen drie jaar ervaring heeft opgedaan in het huisvesten en verzorgen van de specifieke categorie van dieren waarvoor de aanvrager ontheffing aanvraagt, en hij daartoe minimaal twee positieve referenties van deskundig te achten personen kan overleggen.
Artikel 35. Operationele continuïteit
In het beleid, bedoeld in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel n, wordt vastgelegd hoe de operationele continuïteit wordt gewaarborgd. Daartoe behoren ten minste voorzieningen in geval dat essentiële medewerkers, zoals de beheerder, niet beschikbaar zijn.
Paragraaf 8. Register en logboek
Artikel 39. Afwijkingsmogelijkheid
Indien het opvangcentrum te maken krijgt met een onvoorziene situatie waardoor het zich gedwongen ziet van de voorschriften van dit protocol af te wijken, stelt het onverwijld het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland daarvan op de hoogte.
Ontheffing bij bescherming flora en fauna, volksgezondheid, dwingende redenen en ruimtelijke ingrepen (artikel 2.1-2.2)
De wet natuurbescherming kent een beschermingsregime voor diersoorten die onder de Vogelrichtlijn vallen (artikelen 3.1, 3.2) en voor soorten die onder de Habitatrichtlijn vallen (artikelen 3.5, 3.6). Daarnaast is er een beschermingsregime voor overige soorten (artikel 3.10). Een initiatiefnemer kan een aanvraag indienen om ontheffing te krijgen van de verboden uit de wet. De eerste toets van Gedeputeerde Staten op de aanvraag bestaat uit het verkrijgen van een indruk van de omvang van de ingreep en de mogelijke gevolgen voor beschermde diersoorten. In het geval de ingreep relatief kleinschalig is, er slechts weinig soorten/individuen in het geding zijn, de soort(en) bovendien niet in een ongunstige staat van instandhouding verkeren, en er verder slechts een risico bestaat op verstoren en niet op doden/verwonden, wordt de aanvraag globaler beoordeeld dan wanneer dit niet het geval is. Indien de aanvrager aangeeft dat bij het onderzoek en/of de uitvoering van maatregelen soortenorganisaties betrokken zijn, hebben Gedeputeerde Staten eerder voldoende zekerheid dat de staat van instandhouding niet in het geding is, zodat de ontheffing kan worden verleend. Een belangrijk punt bij de beoordeling is steeds in hoeverre de kwaliteit van het ecologisch onderzoek afdoende is.
De wet kent in de artikelen 3.3, 3.8 en 3.10 in totaal 19 verschillende redenen die aanleiding kunnen vormen om een ontheffing te verlenen van de verboden uit het beschermingsregime. Deze uitvoeringsregels zijn beperkt tot vier van die redenen. De reden voor deze beperking is de ervaringsregel dat vrijwel alle ontheffingsaanvragen op een van deze vier redenen zijn gebaseerd.
De kwaliteit van het ecologisch onderzoek
Aan de basis van elke ontheffingsaanvraag ligt een ecologisch onderzoek ten grondslag. Meestal vindt dat onderzoek getrapt plaats, met een quick-scan als eerste stap. Hierin geeft de aanvrager op grond van een globale inventarisatie aan of er een risico bestaat op het overtreden van verbodsbepalingen van de wet. Indien uit de quick-scan blijkt dat dat risico niet kan worden uitgesloten, dient er vervolgonderzoek plaats te vinden. Gedeputeerde Staten beoordelen dat onderzoek. Op grond van jurisprudentie dient het nader onderzoek voldoende recent (3-5 jaar oud) en compleet te zijn. Dit betekent ook dat de aanvrager aangeeft welke compenserende maatregelen hij treft. Door de branche (de groene, ecologische onderzoeksbureaus) zijn onderzoeksprotocollen opgesteld die een centrale rol spelen in de praktijk van vergunningverlening (en in juridische procedures).
Ontheffing bij bescherming flora en fauna (2.1)
Om de noodzaak, de effectiviteit en de gevolgen op het ecosysteem te kunnen beoordelen, verlangen Gedeputeerde Staten een onderbouwing op basis van betrouwbare gegevens als onderdeel
Ontheffing bij dwingende redenen en ruimtelijke ingrepen (artikel 2.2)
In het kader van de in dit artikel genoemde belangen heeft RVO in 2014 soortenstandaarden opgesteld. Vanaf 2017 heeft BIJ12 ‘kennisdocumenten soorten’ opgesteld. Hierin is informatie opgenomen over onder andere de kenmerkende ecologische aspecten van de soort en welke maatregelen genomen kunnen worden bij veel voorkomende activiteiten om effecten op de betreffende soort te voorkomen of te verminderen. Bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen zullen Gedeputeerde Staten deze standaarden en kennisdocumenten gebruiken. Omdat ontheffingen bij, samengevat, dwingende redenen van openbaar belang en bij ruimtelijke ontwikkelingen in verschillende situaties andere effecten kunnen hebben, is afwijken van de beschrijvingen in de standaarden en kennisdocumenten soms noodzakelijk. De aanvrager dient een onderbouwing te leveren gebaseerd op betrouwbare gegevens en inzicht te geven in de uitvoering van het project (projectplan). Dit geldt ook indien de soort(en) niet in de standaarden of kennisdocumenten voorkomen.
Gebiedsgerichte ontheffing (artikel 2.3)
Bij de inzet van een gebiedsgerichte ontheffing wordt beoogd om zowel een soort duurzaam te beschermen als ruimte te verschaffen voor ontwikkelingen waarvan op voorhand nog niet precies duidelijk is hoe, waar en wanneer deze zullen worden uitgevoerd. De gebiedsgerichte ontheffing behelst als het ware overcompensatie: ook al weet de aanvrager vooraf nog niet precies wat hij tijdens het uitvoeren van activiteiten allemaal zal aantreffen, vast staat dat hij vooraf duidelijk heeft kunnen maken dat de situatie van de soorten na het uitvoeren van activiteiten niet gelijk zal blijven, maar beter zal worden. Het is daarbij belangrijk om de meest wezenlijke functionaliteiten van een gebied voor het voortbestaan van de soort in beeld te hebben. Als een soort, afhankelijk van de tijd van het jaar, verschillende gebieden gebruikt dan moeten de verschillende functies afzonderlijk in beeld zijn.
Het gaat hierbij dus nadrukkelijk om het behoud van de soort, niet het individu. De inventarisatie die aan het soortenmanagementplan vooraf gaat hoeft derhalve niet tot op grote zekerheid ook het laatste individu in beeld te hebben gebracht.
Ontheffing voor het uitzetten en herintroduceren van soorten (artikel 2.4)
Een herintroductie is het uitzetten van een diersoort in een gebied, terwijl die soort elders in Nederland nog voorkomt. Daarnaast kan sprake zijn van bijplaatsing of repopulatie. In dat geval gaat het om het uitzetten van dieren in een bestaande populatie. Bijplaatsing of repopulatie valt eveneens onder de noemer van herintroductie. Het gaat in alle gevallen om lokale herintroducties. Van landelijke herintroducties, waarvoor de minister van Landbouw bevoegd is, is dus geen sprake.
Gedeputeerde Staten zien drie situaties voor zich waarbij uitzetten aan de orde kan zijn:
Er wordt een belangrijke bijdrage geleverd bij de instandhouding van een bedreigde soort op provinciaal of landelijk niveau. Daarbij moet niet alleen aan herintroductie in geschikte gebieden gedacht worden maar ook aan het bijplaatsen van dieren in geval aantallen ernstig zijn terug gelopen. Een goed voorbeeld van dit laatste is de knoflookpad. Deze soort vertoonde geen toename na herstelmaatregelen van zijn leefgebied. Uit onderzoek kwam naar voren dat inteelt hierbij een belangrijk rol speelt. Dieren uit vitale populaties zijn daarom bijgeplaatst.
Er wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het functioneren van het ecosysteem. Door bepaalde soorten, zogenaamde sleutelsoorten, uit te zetten kan de ontwikkeling van een ecosysteem in een bepaalde richting gestuurd worden. Daarvan kunnen andere soorten weer profiteren. Een goed voorbeeld hiervan is de herintroductie van de bever die een behoorlijke invloed kan hebben op de waterhuishouding en de vegetatiestructuur.
Er wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de compleetheid van het ecosysteem. Het gaat hier om het terugbrengen van een kenmerkende soort van een bepaald ecosysteem, die veelal ook een soort van ambassadeursfunctie heeft. Herstelmaatregelen die moeten worden getroffen om een gebied weer voor deze soort geschikt te maken zijn daarmee ook gunstig voor andere soorten en voor het ecosysteem als zodanig. Het hoeft hier niet om grote dieren te gaan. Ook een vlinder kan als vlaggensoort functioneren.
Voorwaarde in alle gevallen is dat het onwaarschijnlijk is dat een soort op eigen kracht zich kan vestigen, dan wel in aantal kan herstellen, ook als er maatregelen worden getroffen om dit te bespoedigen.
Ontheffing voor het erkennen van opvangcentra voor dieren (artikel 2.5)
Burgers krijgen soms te maken met een ziek of gewond wild dier. Vooral als het dier in de stad of in de directe omgeving van bebouwing wordt aangetroffen, wil men vaak dat dier helpen. Door particulier initiatief zijn daardoor centra ontstaan die zich in meer of mindere mate gespecialiseerd hebben in de opvang van bepaalde soorten wilde dieren. Daarbij kan gedacht worden aan egelopvangcentra en vogelhospitalen. De opvang dient in het belang van de dieren wel aan bepaalde kwaliteitseisen te voldoen
De ontheffingen zijn bedoeld voor opvangcentra die dieren opvangen of gaan opvangen. Het gaat hierbij om beschermde diersoorten en dieren behorende tot de soorten die niet op bijlage 1 bij de Regeling houders van dieren zijn geplaatst. Bij die bijlage gaat het grof samengevat om gezelschaps- en nutsdieren. Aan de ontheffingen worden kwaliteitseisen gesteld aan de opvang van beschermde dieren.
Gedeputeerde Staten hanteren daarbij de kwaliteitseisen die de staatssecretaris van Economische Zaken hanteert bij de opvang van die soorten waarvoor hij bevoegd gezag is. De uitvoeringsregels zijn met name gericht op de kwaliteit en de duur van de opvang. Daardoor is verzekerd dat de opvang zorgvuldig geschiedt en dat de dieren zodra dat mogelijk is weer in de natuur worden teruggezet. Indien een aanvrager een beroep doet op bijzondere omstandigheden die een afwijking van de opgenomen eisen zouden moeten rechtvaardigen, beoordelen Gedeputeerde Staten of daarvan sprake is.
Beoordeling melding (artikel 3.1)
Bij elke kapmelding wordt in principe beoordeeld of de voorgenomen velling uit oogpunt van natuur en landschapsschoon aanvaardbaar is. In die gevallen waarin dat niet het geval is, kunnen wij een kapverbod overwegen. Dit geldt in ieder geval bij bijzondere beplantingen zoals die in het artikel zijn verduidelijkt.
Een kapverbod geldt voor telkens vijf jaar. Wij beschouwen een kapverbod als een ultiem middel. In overleg met de eigenaar zoeken wij eerst naar andere oplossingen.
Ontheffing meldingsplicht houtkap (artikel 3.2)
Voor grote terreinbeheerders vormt het vooraf melden van vellingen een grote administratieve last. Ditzelfde geldt voor bestuursorganen die op grond van de Wegenwet als wegbeheerder onderhoud verrichten aan de beplanting die naast de weg staat. Bij de berekening van de 500 hectaren geldt bij de wegbeheerders dat 200 naast de weg staande bomen als een hectare tellen. Om deze last te verminderen, kunnen zij gebruik maken van een alternatief. Gedurende het jaar houden zij hun houtkap in een boekhouding bij. Achteraf maken zij deze boekhouding jaarlijks bij Gedeputeerde Staten inzichtelijk. De gedragscode bosbeheer waarnaar dit artikel verwijst, wordt goedgekeurd door Economische Zaken. Bij eventuele portefeuillewisselingen dient voor ‘de minister’ de verantwoordelijke bewindspersoon te worden gelezen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2018-4074.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.