Besluit van Gedeputeerde Staten van 22 mei 2018, PZH-2018- 647110236 (DOS-2013-0010135) tot wijziging van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland betreffende wijzigingen in paragraaf 2.7 en 2.8

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

 

Overwegende dat het wenselijk is om technische wijzigingen door te voeren in paragraaf 2.7 en 2.8 van de Uitvoeringsregeling POP-3 in verband met wijzigingen in de landelijke modelsubsidieregeling voor POP-3;

 

Besluiten:

Artikel I  

De Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 2.7.7 komt te luiden:

 

Artikel 2.7.7 subsidiabele kosten

 

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • kosten voor het werven van deelnemers;

  • kosten voor het netwerken om het innovatieproject goed te definiëren;

  • kosten voor het opstellen van een projectplan en de samenwerkingsovereenkomst;

  • kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

 

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor de uitvoering van een innovatieproject, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • coördinatiekosten van het samenwerkingsverband;

  • kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

  • operationele kosten direct verbonden aan de uitvoering van het innovatieproject;

  • kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

 

Indien voor de uitvoering van een innovatieproject een investering wordt gedaan, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken:

  • kosten voor verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • kosten voor aankoop van grond;

  • kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • algemene kosten als bedoeld in artikel 1.8a.

 

In aanvulling op het derde lid kunnen gedeputeerde staten in een openstellingsbesluit bepalen dat ten behoeve van investeringen, de volgende kosten ook voor subsidie in aanmerking komen:

  • kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • kosten van de koop van tweedehands machines en installaties tot maximaal de marktwaarde;

  • voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 1.8, vierde lid.

 

B.

Artikel 2.7.8 komt te luiden:

 

Artikel 2.7.8 niet subsidiabele kosten

 

In afwijking van artikel 1.8 komen voorbereidingskosten die worden gemaakt voor indiening van een aanvraag voor subsidie met betrekking tot de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband en het gezamenlijk formuleren van een projectplan, niet voor subsidie in aanmerking.

 

C.

Artikel 2.7.9 komt te luiden:

 

Artikel 2.7.9 subsidiehoogte

 

Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van de subsidie:

  • 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.7, eerste lid;

  • 70% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.7, tweede lid;

  • 40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.7, derde en vierde lid, voor zover het kosten van een productieve investering betreft;

  • 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.7.7, derde en vierde lid, voor zover het kosten van een niet-productieve investering betreft.

 

Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van de subsidie:

  • 25% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een grote onderneming is;

  • 35% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een middelgrote onderneming is;

  • 45% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een kleine onderneming is.

 

De percentages genoemd in het tweede lid, kunnen worden verhoogd met 15% indien:

  • het samenwerkingsverband bestaat uit tenminste één kleine- of middelgrote onderneming als omschreven in bijlage 1 bij Vo (EU) 651/2014 en geen van de partijen meer dan 70% van de kosten draagt;

  • een onderzoeks- of onderwijsinstelling aan het samenwerkingsverband deelneemt en deze instelling minimaal 10% van de kosten draagt.

 

D

Artikel 2.7.10 komt te luiden:

 

Artikel 2.7.10 rangschikking

 

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

  • de mate van effectiviteit van de activiteit;

  • de haalbaarheid van de activiteit;

  • de mate van innovatie

  • de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

 

E.

Artikel 2.7.11 komt te luiden:

 

Artikel 2.7.11 verplichting

 

De subsidieontvanger is verplicht om de resultaten van de activiteit openbaar te maken via he EIP-netwerk als bedoeld in artikel 57, derde lid van Vo (EU) 1305/2013 en andere geëigende netwerken.

 

F.

Artikel 2.8.8 komt te luiden:

 

Artikel 2.8.8 subsidiabele kosten

 

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor de oprichting van een operationele groep en het gezamenlijk formuleren van een projectplan, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • kosten voor het werven van deelnemers;

  • kosten voor het netwerken om het innovatieproject goed te definiëren;

  • kosten voor het opstellen van een projectplan en de samenwerkingsovereenkomst;

  • kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

 

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor de uitvoering van een innovatieproject, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • coördinatiekosten van de operationele groep;

  • kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

  • operationele kosten direct verbonden aan de uitvoering van het innovatieproject;

  • kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

 

Indien voor de uitvoering van een innovatieproject een investering wordt gedaan, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken:

  • kosten voor verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • kosten voor aankoop van grond;

  • kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • algemene kosten als bedoeld in artikel 1.8a.

 

In aanvulling op het derde lid kunnen gedeputeerde staten in een openstellingsbesluit bepalen dat ten behoeve van investeringen, de volgende kosten ook voor subsidie in aanmerking komen:

  • kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • kosten van de koop van tweedehands machines en installaties tot maximaal de marktwaarde;

  • voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 1.8, vierde lid.

 

G.

Artikel 2.8.9 komt te luiden:

 

Artikel 2.8.9 niet subsidiabele kosten

 

In afwijking van artikel 1.8 komen voorbereidingskosten die worden gemaakt voor indiening van een aanvraag voor subsidie met betrekking tot de oprichting van een operationele groep en het gezamenlijk formuleren van een projectplan, niet voor subsidie in aanmerking.

 

H.

Artikel 2.8.10 komt te luiden

 

Artikel 2.8.10 subsidiehoogte

 

Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van de subsidie:

  • 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.8, eerste lid;

  • 70% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.8, tweede lid;

  • 40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.8, derde en vierde lid, voor zover het kosten van een productieve investering betreft;

  • 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 2.8.8, derde en vierde lid, voor zover het kosten van een niet-productieve investering betreft.

 

Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van de subsidie:

  • 25% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een grote onderneming is;

  • 35% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een middelgrote onderneming is;

  • 45% van de subsidiabele kosten indien de subsidieontvanger een kleine onderneming is.

 

De percentages genoemd in het tweede lid, kunnen worden verhoogd met 15% indien:

  • het samenwerkingsverband bestaat uit tenminste één kleine- of middelgrote onderneming als omschreven in bijlage 1 bij Vo (EU) 651/2014 en geen van de partijen meer dan 70% van de kosten draagt;

  • of een onderzoeks- of onderwijsinstelling aan het samenwerkingsverband deelneemt en deze instelling minimaal 10% van de kosten draagt.

 

I.

Artikel 2.8.11 komt te luiden

 

Artikel 2.8.11 rangschikking

 

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

  • de mate van effectiviteit van de activiteit;

  • de haalbaarheid van de activiteit;

  • de mate van innovatie

  • de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

 

Artikel II  

De uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland, zoals die luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op subsidies die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn aangevraagd.

 

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit is geplaatst.

 

 

Den Haag, 22 mei 2018

F. Vermeulen, plv. voorzitter

ir. J.C. van Ginkel MCM, wnd. secretaris.

Naar boven