Mandaatbesluit Stichting Kunstloc Brabant betreffende de paragrafen 5, 6, 7, 8 en 10 van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten om redenen van doelmatigheid de bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van verschillende subsidieregelingen hebben gemandateerd aan de directeur-bestuurder van Stichting brabants kenniscentrum kunst en cultuur en de directeur-bestuurder van de Stichting Kunstbalie;

 

Overwegende dat de Stichting brabants kenniscentrum kunst en cultuur en de Stichting Kunstbalie per 1 juni 2018 samen verder gaan onder de naam Stichting Kunstloc Brabant;

 

Overwegende dat, in verband met genoemde fusie, Gedeputeerde Staten de bestaande mandaatbesluiten wensen in te trekken en mandaat wensen te verlenen aan de directeur-bestuurder van Stichting Kunstloc Brabant;

 

Gezien de schriftelijke instemming als bedoeld in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht van de directeur-bestuurder blijkende uit de ondertekening van de uitvoeringsovereenkomsten van 20 december 2016 ( documentnummer 4124875), 30 januari 2018 (documentnummer 4306890) en 27 maart 2018 (documentnummer 4334539).

 

Besluiten vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    directeur-bestuurder: directeur-bestuurder van de Stichting Kunstloc Brabant;

  • b.

    mandaatregister: openbaar register als bedoeld in artikel 11 van de Regeling mandaatbesluit Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

Artikel 2 Mandaatverlening

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verlenen aan de directeur-bestuurder mandaat tot het namens hen nemen van besluiten betreffende de verstrekking van subsidie op grond van de paragrafen 5, 6, 7, 8 en 10 van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

  • 2.

    Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, in acht genomen het bepaalde in hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht, ziet tevens op de bevoegdheid tot:

    • a.

      het weigeren, intrekken of wijzigen van subsidieverleningen;

    • b.

      het verlenen van voorschotten;

    • c.

      het betalen van voorschotten en subsidiebedragen;

    • d.

      het betalen van subsidiebedragen in gedeelten;

    • e.

      het opschorten van de verplichting tot betaling van voorschotten of subsidiebedragen;

    • f.

      het terugvorderen van onverschuldigd betaalde voorschotten en subsidiebedragen;

    • g.

      het vaststellen van subsidies;

    • h.

      de overige ter zake van subsidiëring te nemen uitvoeringsbeslissingen;

    • i.

      het ondertekenen van namens Gedeputeerde Staten genomen besluiten.

  • 3.

    Het mandaat zoals bedoeld in voorgaande lid ziet in ieder geval niet op:

    • a.

      het behandelen van, en beslissen op, bezwaar-, en beroepschriften;

    • b.

      het wijzigen of intrekken van reeds vastgestelde subsidies;

    • c.

      het toepassing geven aan artikel 4:51 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 Ondertekening

  • 1.

    De directeur-bestuurder brengt in de door hem te nemen besluiten tot uitdrukking dat er sprake is van een in mandaat, namens Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, genomen besluit en van een door de provincie Noord-Brabant beschikbaar gestelde subsidie.

  • 2.

    De ondertekening van besluiten als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, luidt:

     

    ‘Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

    namens deze,

     

    [naam directeur-bestuurder], directeur-bestuurder Stichting Kunstloc Brabant’

     

    gevolgd door de handtekening van de directeur-bestuurder.

Artikel 4 Rechtsmiddelenverwijzing

Onder de besluiten, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, wordt de volgende rechtsmiddelenverwijzing opgenomen:

 

Bezwaar

Bent u het niet eens met dit besluit, dan kunt u schriftelijk een bezwaarschrift indienen. Zorgt u ervoor dat u het bezwaarschrift indient binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is verzonden. Daarmee voorkomt u dat wij uw bezwaarschrift niet meer mogen behandelen. Vermeld in uw bezwaarschrift in ieder geval uw naam en adres, de datum van uw bezwaarschrift, het besluit waartegen het bezwaar is gericht, de redenen van het bezwaar en voorzie het bezwaarschrift van een handtekening. U richt uw bezwaarschrift aan:

Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Secretariaat van de hoor- en adviescommissie

Postbus 90151

5200 MC ’s-Hertogenbosch

 

Wij verzoeken u om op de linkerbovenhoek van de envelop het woord ‘bezwaarschrift’ te vermelden.

 

Voor meer informatie over de behandeling van bezwaarschriften verwijzen wij u naar www.brabant.nl/bezwaar .

Het secretariaat van de hoor- en adviescommissie is bereikbaar op telefoonnummer (073) 680 83 04, faxnummer (073) 680 76 16 en e-mailadres bezwaar@brabant.nl .

 

Voorlopige voorziening

Bovenstaand besluit treedt in werking, ook al wordt een bezwaarschrift ingediend. Het is daarom mogelijk om gelijktijdig met of na het indienen van een bezwaarschrift een zogenaamde “voorlopige voorziening” te vragen bij: Voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, postbus 90125, 5200 MA te ’s-Hertogenbosch.

 

Een voorlopige voorziening is in feite het nemen van een tijdelijke maatregel, bijvoorbeeld het schorsen van het besluit gedurende de tijd die nodig is om de bezwaren te behandelen en daarop een besluit te nemen. Voorwaarde om zo’n voorlopige voorziening te vragen is, dat er sprake is van spoedeisend belang.

 

Voor het vragen van een voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd.

Artikel 5 Instructies

De directeur-bestuurder neemt bij de uitoefening van de aan hem gemandateerde bevoegdheden algemene instructies en instructies per geval van Gedeputeerde Staten als bedoeld in artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht in acht.

Artikel 6 Toepasselijke wet- en regelgeving

De directeur-bestuurder neemt bij de uitoefening van de aan hem gemandateerde bevoegdheden de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant en de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant in acht.

Artikel 7 Informatieplicht

  • 1.

    De directeur-bestuurder stelt Gedeputeerde Staten tijdig in kennis van krachtens mandaat te nemen of reeds genomen besluiten, waarvan hij redelijkerwijs moet aannemen dat kennisneming door hen gewenst is.

  • 2.

    Kennisgeving als bedoeld in het eerste lid, vindt in ieder geval plaats indien:

    • a.

      de maatschappelijke, beleidsmatige, politieke, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven;

    • b.

      het besluit ertoe kan leiden dat de provincie aansprakelijk wordt gesteld.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen op grond van de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van een voorgenomen besluit bepalen dat van het bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaat geen gebruik mag worden gemaakt.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten voorzien de directeur-bestuurder van alle benodigde informatie ten behoeve van de invulling van zijn mandaat.

Artikel 8 Verantwoording

  • 1.

    De directeur-bestuurder brengt jaarlijks aan Gedeputeerde Staten verslag uit over de krachtens dit mandaatbesluit genomen besluiten.

  • 2.

    Het verslag, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de besteding van het uitgetrokken budget voor te verlenen subsidies.

    • b.

      een uiteenzetting van de bij de besteding opgedane ervaringen en de daaruit te trekken conclusies;

    • c.

      een opgave van alle in de voorafgaande periode in mandaat genomen besluiten.

  • 3.

    Onverminderd het eerste en tweede lid, verschaft de directeur-bestuurder desgevraagd alle informatie aan Gedeputeerde Staten ter zake van de uitoefening van de ingevolge dit besluit aan hem gemandateerde bevoegdheden.

Artikel 9 Intrekking

De volgende besluiten worden ingetrokken:

  • a.

    Mandaatbesluit Brabants Kenniscentrum voor Kunst en Cultuur (BKKC);

  • b.

    Mandaatbesluit Brabants Kenniscentrum voor Kunst en Cultuur;

  • c.

    Mandaatbesluit impulsgelden cultuur stichting bkkc;

  • d.

    Mandaatbesluit kunsteducatie en kunstbeoefening stichting Kunstbalie Noord-Brabant;

  • e.

    mandaatbesluit Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant, paragraaf 5 Jeugdcultuurfonds Brabant aan Stichting Kunstbalie

Artikel 10 Registratie en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit wordt gevoegd in het mandaatregister.

  • 2.

    Dit besluit wordt aan de directeur-bestuurder gezonden.

  • 3.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 2018.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Stichting Kunstloc Brabant betreffende de paragrafen 5, 6, 7, 8 en 10 van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

 

’s-Hertogenbosch, 22 mei 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven