Elfde wijzigingsregeling Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant; 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 1 december 2015 de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016 hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in paragraaf 2 van deze subsidieregeling de mogelijkheid hebben opgenomen om de aanleg van snelfietsroutes te subsidiëren;

 

Overwegende dat bij de uitvoering van deze paragraaf een aantal knelpunten aan het licht zijn gekomen die Gedeputeerde Staten wensen op te lossen en dat gezien het aantal wijzigingen van paragraaf 2, het wenselijk is deze paragraaf in zijn geheel opnieuw vast te stellen;

 

Overwegende dat in paragraaf 9 van deze subsidieregeling een aantal wijzigingen moeten worden doorgevoerd onder andere om de regeling in overeenstemming met de staatssteunregels te maken;

 

Overwegende dat in paragraaf 10 van deze subsidieregeling bij een eerdere wijziging abusievelijk een verkeerde kaart als bijlage was opgenomen; dat deze vervangen wordt en subsidieaanvragers opnieuw de mogelijkheid wordt geboden een aanvraag in te dienen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op basis van het Uitvoeringsprogramma Fiets in de Versnelling 2016-2020 de samenhang tussen recreatieve fietsroutes en utilitaire fietsverbindingen willen versterken, zodat meer fietsers de recreatieve fietsroutes kunnen gebruiken;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten met het oog hierop een paragraaf 11 wensen toe te voegen aan de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

A. Paragraaf 2 komt te luiden:

§ 2 Snelfietsroutes

 

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    CROW-richtlijnen: door CROW opgestelde richtlijnen voor vormgeving en maatvoering van verkeersinfrastructuur;

  • d.

    engineeringskosten: kosten gemaakt in de voorbereiding en de begeleiding van een project, geraamd conform de Standaardsystematiek voor kostenramingen, SSK 2010;

  • e.

    fietspad: vrijliggend fietspad, vrijliggend fiets/bromfietspad of een rijloper van een fietsstraat;

  • f.

    fietsstraat: straat die ingericht is als fietsroute, maar waarop tevens gemotoriseerd verkeer is toegestaan;

  • g.

    innovatieve producten of technieken: producten of technieken, die wat betreft functies en mogelijkheden positief opvallen ten opzichte van functies en mogelijkheden van bestaande producten of technieken in de zin van gebruiksmogelijkheden, snelheid, compactheid of zuinigheid en die nog niet of nauwelijks zijn toegepast;

  • h.

    kunstwerk: bouwconstructie in de vorm van een brug, viaduct, tunnel, duiker, stuw of spoorwegovergang;

  • i.

    snelfietsroute: hoogwaardige fietsverbinding als genoemd in bijlage 5, behorende bij deze regeling, uitgerust om grote aantallen fietsers met grote snelheidsverschillen te kunnen afwikkelen, die op lange afstanden kernen of economische toplocaties met elkaar verbindt;

  • j.

    snelfietsroutedeel: deel van een snelfietsroute, als bedoeld onder i;

  • k.

    zakelijk recht: zakelijk recht als bedoeld in boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

 

Artikel 2.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      een samenwerkingsverband van gemeenten.

  • 2.

    Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

 

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de aanleg of aanpassing van:

  • a.

    een snelfietsroute of snelfietsroutedeel;

  • b.

    een kunstwerk ten behoeve van een werk genoemd onder a;

  • c.

    een voetgangersvoorziening ten behoeve van een werk genoemd onder a;

  • d.

    bewegwijzering, markering of verlichting ten behoeve van een werk genoemd onder a, b of c.

 

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de totale projectkosten van projecten minder dan € 50.000 bedragen;

  • b.

    de subsidieaanvrager voor het project reeds subsidie heeft ontvangen op grond van een paragraaf uit de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016.

 

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project betreft de aanleg van een of meer van de volgende werken:

      • 1°.

        een snelfietsroute of een snelfietsroutedeel;

      • 2°.

        een kunstwerk ten behoeve van een snelfietsroute of snelfietsroutedeel;

      • 3°.

        een voetgangersvoorziening ten behoeve van een snelfietsroute of snelfietsroutedeel;

      • 4°.

        de bewegwijzering, markering of verlichting van een snelfietsroute, een snelfietsroutedeel of een kunstwerk;

    • b.

      de werken, genoemd onder onderdeel a maken deel uit van het snelfietsroutenetwerk dat is opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling;

    • c.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • d.

      de snelfietsroute voldoet aan eisen van veiligheid en is geschikt om grote aantallen fietsers met grote snelheidsverschillen te kunnen afwikkelen;

    • e.

      de snelfietsroute verbindt kernen of economische toplocaties met elkaar;

    • f.

      de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt voorzien van effectieve uniforme bewegwijzering en markering;

    • g.

      de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt herkenbaar als snelfietsroute door het gebruik van een snelfietsroute beeldmerk;

    • h.

      de subsidieaanvrager overlegt een bestuursovereenkomst conform het door Gedeputeerde Staten vastgestelde format, met daarbij de volgende bijlagen met betrekking tot de gehele snelfietsroute:

      • 1°.

        het ontwerp;

      • 2°.

        een toelichting op het kwaliteitsniveau;

      • 3°.

        een risicoparagraaf;

      • 4°.

        een kostenprognose;

      • 5°.

        de fasering en planning;

    • i.

      de bestuursovereenkomst, bedoeld onder h:

      • 1°.

        is ondertekend na 1 mei 2017 en voor 15 juli 2018;

      • 2°.

        is ondertekend door alle gemeenten waarin de snelfietsroute wordt aangelegd;

    • j.

      het project wordt volgens planning voor 1 januari 2021 afgerond;

    • k.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        op welke wijze gecommuniceerd zal worden over de realisatie van de snelfietsroute, het gebruik van de snelfietsroute gestimuleerd zal worden en de snelfietsroute gemonitord zal worden.

      • 3°.

        een sluitende begroting;

      • 4°.

        een geactualiseerde risicoparagraaf voor de gehele snelfietsroute;

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, voldoet het project aan de volgende kwaliteitseisen om in aanmerking te komen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4:

    • a.

      de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt voorzien van effectieve verlichting, tenzij:

      • 1°.

        er sprake is van verstoring van de natuur; of

      • 2°.

        de route zich buiten de bebouwde kom bevindt en kantmarkering voor voldoende veiligheid zorgt;

    • b.

      de snelfietsroute of het snelfietsroutedeel geeft zo veel mogelijk voorrang en prioriteit aan de fietser of bevat ongelijkvloerse kruisingen;

    • c.

      de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk, bevat zo min mogelijk obstakels op of direct naast het fietspad; eventuele obstakels worden zo uitgevoerd dat het veiligheidsrisico voor fietsers zo laag mogelijk is;

    • d.

      het fietspad van de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt vrijliggend, tenzij het een fietsstraat betreft;

    • e.

      de breedte van het fietspad van de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt:

      • 1°.

        ten minste 3,0 meter bij een eenrichtingsfietspad;

      • 2°.

        ten minste 4,0 meter bij een tweerichtingsfietspad;

    • f.

      het fietspad van de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk krijgt een gesloten en comfortabele verharding;

    • g.

      de onderdelen a tot en met f wijken niet af van de bijlagen 1 en 2 van de bestuursovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, onder h.

  • 3.

    In afwijking van de breedtes genoemd in het tweede lid, onder e, geldt over een lengte van maximaal 500 meter een vereiste breedte van ten minste 2,5 meter bij een eenrichtingsfietspad en tenminste 3,5 meter bij een tweerichtingsfietspad, indien het aannemelijk is dat op technische of economische gronden een breder fietspad niet haalbaar is.

 

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de verwerving van gronden ten behoeve van het project tot maximaal de taxatiewaarde;

    • b.

      kosten voor het aankopen van een onroerende zaak ten behoeve van het project tot maximaal de taxatiewaarde;

    • c.

      kosten voor het aanpassen van de verkeerssituatie;

    • d.

      kosten voor de aanleg en aanpassing van de snelfietsroute of het snelfietsroutedeel;

    • e.

      kosten voor de aanleg en aanpassing van een kunstwerk;

    • f.

      kosten voor de aanleg en aanpassing van een voetgangersvoorziening, bewegwijzering, markering en verlichting;

    • g.

      kosten voor projectonderdelen, die gericht zijn op de toepassing van innovatieve producten of technieken;

    • h.

      kosten voor het verleggen van kabels en leidingen;

    • i.

      interne loonkosten in de vorm van engineeringskosten;

    • j.

      externe adviseurskosten in de vorm van engineeringskosten.

  • 2.

    Voor de berekening van de interne loonkosten, bedoeld in het eerste lid, onder i, past de subsidieaanvrager naar keuze toe:

    • a.

      de berekeningswijze genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant 2017 en hanteert daarbij het in artikel 5, tweede en vierde lid van die regeling bedoelde uurtarief van € 75; of

    • b.

      de berekeningswijze genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a, juncto artikel 3 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant 2017.

  • 3.

    De kosten, genoemd in het eerste lid, onder i en j, bedragen gezamenlijk maximaal 15 procent van de kosten, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met h.

 

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor 1 januari 2017;

  • b.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager, met uitzondering van de kosten, bedoeld in artikel 2.7, onder i;

  • c.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • d.

    kosten voor vergunningen en leges;

  • e.

    kosten voor vergoeding van planschade en nadeelcompensatie;

  • f.

    kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden;

  • g.

    kosten voor planologische procedures;

  • h.

    kosten voor de accountantscontrole;

  • i.

    kosten voor juridische procedures.

 

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 mei 2018 tot en met 30 april 2020.

 

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de periode, genoemd in artikel 2.9, vast op € 35.600.000.

 

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder a, c en d, bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 15.000.000.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder b, bedraagt 80 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 5.000.000.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor de subsidiabele kostenpost, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder d, 60 procent, voor het deel waar het fietspad ten minste de volgende breedte heeft:

    • a.

      3,5 meter bij een eenrichtingsfietspad;

    • b.

      4,5 meter bij een tweerichtingsfietspad.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor de subsidiabele kostenpost, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder g, 60 procent, tot een maximum van € 2.000.000.

  • 5.

    In afwijking van het tweede lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor de subsidiabele kostenposten, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, b, c, h, i en j 50 procent.

  • 6.

    Indien toepassing van dit artikel tot gevolg heeft dat de subsidie voor projecten, als bedoeld in artikel 2.4, minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De beschikbare subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

 

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd conform het in de bestuursovereenkomst, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onder h, opgenomen ontwerp en kwaliteitsniveau van de snelfietsroute, waarbij zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij de CROW-richtlijnen;

    • b.

      de subsidieaanvrager draagt zorg dat hij:

      • 1°.

        eigenaar wordt van de gronden waarop het project wordt uitgevoerd, of:

      • 2°.

        een ander zakelijk recht vestigt op de gronden waarop het project wordt uitgevoerd, of;

      • 3°.

        een toestemmingsverklaring van de eigenaar verkrijgt, indien de gronden eigendom zijn van een medeoverheid;

    • c.

      het project wordt voor 1 januari 2021 afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar;

    • d.

      de subsidieontvanger zorgt voor:

      • 1°.

        communicatie over de realisatie en het gebruik van de snelfietsroute via de website onsbrabantfietst.nl;

      • 2°.

        stimulering van het gebruik van de snelfietsroute;

      • 3°.

        monitoring van de snelfietsroute;

    • e.

      de subsidieontvanger maakt de resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • f.

      de subsidieontvanger houdt het project tenminste 10 jaar in stand met minimaal kwaliteitsniveau A, zoals beschreven in CROW-publicatie D245.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • 3.

    Bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

 

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 6 maanden na het verricht zijn van de activiteiten.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een proces verbaal van oplevering.

  • 3.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • e.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

 

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt gedurende de looptijd van het project in gelijke jaarlijkse termijnen betaald.

  • 3.

    Gedeputeerden Staten kunnen van de termijnen, bedoeld in het tweede lid, afwijken als de aanvrager bij het indienen van de subsidieaanvraag hier om vraagt.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de hoogte van en de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede en derde lid, worden betaald.

 

Artikel 2.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

 

B. Artikel 9.1, onder b, komt te luiden:

  • b.

    MCA Brabant: Stichting Multimodaal Coördinatie- en Adviescentrum Brabant

 

C. Artikel 9.6, eerste lid, onder b, komt te luiden:

  • b.

    indien de subsidieaanvrager een onderneming is, voldoet hij aan de voorwaarden van de de-minimisverordening;

D. Artikel 9.11, vierde lid komt te luiden:

  • 4.

    Indien het verstrekken van de subsidie zou leiden tot staatssteun, mag, in afwijking van het eerste lid, het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 100.000 aan ondernemingen in het wegvervoer en van € 200.000 aan overige ondernemingen, dat over een periode van drie belastingjaren door bestuursorganen is verstrekt, niet worden overschreden.

E. In artikel 9.12 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    In het derde lid wordt “door middel van loting” vervangen door: door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 2.

    Er worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

    • 4.

      De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

    • 5.

      De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

F. Aan artikel 9.13 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 3.

    De subsidieontvanger maakt, in overleg met de Stichting MCA Brabant inzichtelijk welke bijdrage het project levert aan:

    • 1°.

      de verbetering van de bereikbaarheid;

    • 2°.

      de vermindering van emissies; en

    • 3°.

      de verbetering van het leefklimaat en verstrekt deze inzichten op verzoek van Gedeputeerde Staten aan de Stichting MCA Brabant.

G. In artikel 10.9 wordt “1 december 2017 tot en met 15 januari 2018” vervangen door: 3 mei 2018 tot en met 24 mei 2018.

 

H. Onder vernummering van paragraaf 11 tot paragraaf 12 en onder vernummering van de artikelen 11.1 tot en met 11.5 tot de artikelen 12.1 tot en met 12.5, wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 11 Recreatieve fietsroutes voor utilitair medegebruik

 

Artikel 11.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    engineeringskosten: kosten geraamd conform de Standaardsystematiek voor kostenramingen, SSK 2010;

  • d.

    openbare infrastructuur: infrastructuur die kosteloos ter beschikking wordt gesteld aan het publiek en niet bedoeld is om commercieel geëxploiteerd te worden;

  • e.

    recreatief fietspad: fietspad dat onderdeel uitmaakt van het samenstel van de landelijke lange afstandsroutes, het knooppuntennetwerk en de provinciale themaroutes;

  • f.

    utilitaire fietsers: fietsers die de fiets gebruiken om van of naar het werk, school of een niet-recreatieve voorziening te fietsen

  • g.

    utilitaire fietspaden: fietspaden die woonwijken, scholen, werkgelegenheidsconcentraties, voorzieningen of centra in dorpen en steden met elkaar verbinden.

 

Artikel 11.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten.

 

Artikel 11.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 11.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het realiseren of verbeteren van recreatieve fietspaden om deze geschikt te maken voor utilitaire fietsers.

 

Artikel 11.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 125.000;

  • b.

    het project niet gericht is op het verbeteren of realiseren van openbare infrastructuur;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze subsidieregeling;

 

Artikel 11.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      de aanleg van een nieuw recreatief fietspad dat ook een functie heeft als utilitaire fietspad;

    • 2°.

      het verbeteren van een recreatief fietspad dat ook een functie heeft als utilitair fietspad;

  • c.

    het project is onderdeel van een vastgesteld regionaal plan, waarbij het recreatief fietsen onderdeel uitmaakt van een integrale visie op de ontwikkeling van de vrijetijdseconomie;

  • d.

    de aan te leggen of verbeterde infrastructuur voldoet aan de volgende eisen:

    • 1°.

      het gaat om vrijliggende of solitaire fietspaden;

    • 2°.

      comfortabele en gesloten verharding;

    • 3°.

      minimaal 2,5 meter breedte bij eenrichtingsverkeer en minimaal 3,5 meter breedte bij tweerichtingsverkeer;

  • e.

    het project wordt volgens planning voor 2021 afgerond;

  • f.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

 

Artikel 11.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de aanleg en aanpassing van de recreatieve fietsroute of een deel daarvan;

    • b.

      kosten voor het verleggen van kabels en leidingen;

    • c.

      interne loonkosten in de vorm van engineeringskosten;

    • d.

      externe adviseurskosten in de vorm van engineeringskosten.

  • 2.

    Voor de berekening van interne loonkosten, past de subsidieaanvrager naar keuze toe:

    • a.

      de berekeningswijze genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant 2017 en hanteert daarbij het in artikel 5, tweede en vierde lid van die regeling genoemde uurtarief van € 75; of

    • b.

      de berekeningswijze genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a, juncto artikel 3 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant 2017.

  • 3.

    De kosten genoemd in het eerste lid onder c en d bedragen gezamenlijk maximaal 15% van de kosten genoemd in het eerste lid onder a tot en met b.

 

Artikel 11.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 11.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor 1 januari 2018;

  • b.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager, met uitzondering van de kosten bedoeld in artikel 11.7, eerste lid, onder c;

  • c.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • d.

    kosten voor vergunningen en leges;

  • e.

    kosten voor vergoeding van planschade en nadeelcompensatie;

  • f.

    kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden;

  • g.

    kosten voor planologische en juridische procedures;

  • h.

    kosten voor de accountantscontrole.

 

Artikel 11.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 mei 2018 tot en met 12 december 2018 en van 2 januari 2019 tot en met 11 december 2019.

 

Artikel 11.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 11.4, voor de perioden, genoemd in artikel 11.9, vast op € 500.000 voor 2018 en € 500.000 voor 2019.

 

Artikel 11.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 11.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 500.000.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 125.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Artikel 11.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De beschikbare subsidie wordt verdeeld in de volgorde zoals door loting is bepaald.

 

Artikel 11.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieaanvrager draagt zorg dat hij:

      • 1°.

        eigenaar wordt van de gronden waarop het project wordt uitgevoerd; of

      • 2°.

        een ander zakelijk recht vestigt op de gronden waarop het project wordt uitgevoerd; of

      • 3°.

        een toestemmingsverklaring van de eigenaar verkrijgt;

    • b.

      het project wordt voor 1 januari 2021 afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar;

    • c.

      de subsidieontvanger zorgt voor:

      • 1°.

        communicatie over de realisatie en het gebruik van de recreatieve fietsroute via de website onsbrabantfietst.nl;

      • 2°.

        bewegwijzering op, van en naar de route, zowel met de bebording voor recreatieve fietspaden als met de bebording voor utilitaire fietspaden conform de geldende standaarden;

    • d.

      de subsidieontvanger maakt de resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • e.

      de subsidieontvanger houdt de gesubsidieerde fietspaden ten minste 10 jaar in stand met minimaal kwaliteitsniveau A, zoals beschreven in CROW-publicatie D245.

  • 2.

    Bij subsidies van €125.000 en hoger:

    • a.

      overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

 

Artikel 11.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 6 maanden na het verricht zijn van de activiteiten.

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • e.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

 

Artikel 11.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt gedurende de looptijd van het project in gelijke jaarlijkse termijnen betaald.

  • 3.

    Gedeputeerden Staten kunnen van de termijnen, bedoeld in het tweede lid, afwijken als de aanvrager bij het indienen van de subsidieaanvraag hier om vraagt.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de hoogte van en de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede en derde lid, worden betaald.

 

Artikel 11.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

I. Bijlage 6 komt te luiden:

Bijlage 6 behorende bij artikel 10.6 van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Fietsnetwerk Noord-Brabant

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Elfde wijzigingsregeling Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016.

 

’s-Hertogenbosch, 24 april 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Elfde wijzigingsregeling Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016.  

Artikelsgewijs

 

Artikel I

A.

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

Onder d

De engineeringskosten (ook wel VAT-kosten) moeten worden geraamd conform het handboek ‘standaardsystematiek voor kostenramingen (SSK 2010)’, zoals opgesteld door CROW (nationaal kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte). Zie https://www.crow.nl/publicaties/standaardsystematiek-voor-kostenramingen-__-ssk-20.

 

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Derde lid

In uitzonderlijke gevallen is afwijking van de vereiste breedtes toegestaan. Dit is het geval indien een fietspad met de gebruikelijke afmetingen onevenredig hoge kosten met zich zou brengen. Of als ter plaatse een breder fietspad technisch niet te realiseren is. Daarbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan projecten die een verbinding maken tussen snelfietsroutedelen die zelf smaller zijn dan de voorgeschreven 3 of 4 meter.

 

Artikel 2.13 Verplichtingen

Eerste lid, onder f

Het met subsidie aangelegde pad dient te blijven voldoen aan kwaliteitsniveau A zoals beschreven in ‘Kwaliteitscatalogus openbare ruimte 2013’ van CROW (publicatie D245). Hieronder valt o.a. een adequaat maaibeheer en het tegengaan van wortelopdruk.

 

F.

Artikel 9.13 Verplichtingen

Derde lid

Stichting MCA Brabant is een samenwerking tussen diverse overheden en organisaties. De Stichting stelt zich ten doel multimodaal vervoer in Brabant te bevorderen (zie www.mca.brabant.nl).

 

G.

Artikel 11.13 Verplichtingen

Eerste lid, onder e

Het met subsidie aangelegde pad dient te blijven voldoen aan kwaliteitsniveau A zoals beschreven in ‘Kwaliteitscatalogus openbare ruimte 2013’ van CROW (publicatie D245). Hieronder valt o.a. een adequaat maaibeheer en het tegengaan van wortelopdruk.

Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,

 

de voorzitter de secretaris

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven