Verkeersbesluit voor provinciaal vaarwegtraject 1: de Haagse Trekvliet (tussen km 24.56a en km 25.33a), het Rijn-Schiekanaal (tussen km 24.53 en km 31.33) en de Delftse Schie (tussen km 31.33 en km 40.15

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

overwegende, dat hun college op grond van het bepaalde in artikel 2 van de

Scheepvaartverkeerswet bevoegd is tot het nemen van de in die wet bedoelde verkeersbesluiten

ter regeling van het scheepvaartverkeer op de provinciale vaarwegen;

 

dat de Haagse Trekvliet (tussen km 24.56a en km 25.33a), het Rijn-Schiekanaal (tussen km 24.53 en km 31.33) en de Delftse Schie (tussen km 31.33 en km 40.15), hierna genoemd: “traject 1”, provinciale vaarwegen zijn die onder het beheer van de provincie Zuid-Holland vallen;

 

dat het nautisch beheer zich richt op het belang van de instandhouding en bruikbaarheid van de vaarweg voor de scheepvaart en het waarborgen van de vrijheid en de veiligheid van de scheepvaart (overeenkomstig artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet) en dat scheepvaart vlot en veilig gebruik moet kunnen maken van traject 1;

 

dat bij besluit van 29 maart 2013 (met kenmerk PZH-2013-3779420255) is besloten tot een ligplaatsverbod voor traject 1;

 

dat in genoemd besluit meerdere ligplaatsvakken zijn aangewezen waar schepen voor bepaalde tijd een ligplaats kunnen innemen;

 

dat de gemeente Delft in samenspraak met de provincie Zuid-Holland inmiddels meerdere locaties langs traject 1 heeft ingericht ten behoeve van het in- en uitstappen van passagiers bij toeristische locaties;

dat langs de loswal van de gemeente Delft tussen km 32.33 en km 32.57 nieuwe afmeervoorzieningen zijn geplaatst waardoor het mogelijk is voor grote schepen om ter plaatse te overnachten;

 

dat om dit afmeren langs deze loswal te reguleren de gemeente Delft ons verzocht heeft om hiertoe een verkeersbesluit te nemen;

 

dat het om administratieve redenen en voor de eenduidigheid de voorkeur verdient het besluit van 29 maart 2013 (met kenmerk PZH-2013-3779420255) in te trekken en een nieuw alles omvattend verkeersbesluit voor traject 1 vast te stellen;

 

dat ter voorbereiding op het onderhavige besluit uitvoering is gegeven aan het bepaalde in artikel 6 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer;

 

gelet op het bepaalde in de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement (BPR), het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, alsmede het door hun college vastgestelde Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de provinciale organisatie 2016;

 

BESLUITEN:

  • I.

    in te trekken het besluit van 29 maart 2013 (met kenmerk PZH-2013-3779420255);

 

  • II.

    het volgende Verkeersbesluit te nemen ter regeling van het innemen van ligplaatsen op traject 1, de Haagse Trekvliet (tussen km 24.56a en km 25.33a), het Rijn-Schie-kanaal (tussen km 24.53 en km 31.33) en de Delftse Schie (km 31.33 - km 40.15);

 

  • 1.

    door plaatsing van verkeerstekens A.5, met aanvullende aanduidingen F.2, zoals bedoeld in bijlage 7 van het BPR, een ligplaatsverbod in te stellen op traject 1;

 

  • 2.

    te bepalen dat het in sub 1 bedoelde verbod niet van toepassing is op de met een ontheffing (verleend door of namens Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland) aanwezige ligplaatsen voor vaartuigen:

     

    • a.

      dat het in sub 1 bedoelde verbod niet van toepassing is op de wachtplaatsen als bedoeld in art. 6.26 lid 2 BPR bij de bruggen over traject 1 welke worden aangeduid met de aanwijzingstekens E.7, met richting aanduidingen F.2, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Wachtplaats, art. 6.26 lid 2 BPR’ eventueel aangevuld met de tekst ‘groot schip (>20m)’ of ‘klein schip (<20m)’;

       

    • b.

      dat het in sub 1 bedoelde verbod niet van toepassing is op provinciale loswallen aangeduid met het bord E.7 met richting aanduidingen F.2, voorzien van een onderbord met de tekst ’Provinciale loswal Meldplicht VHF 18’, voor zover er toestemming is verleend door of namens GS van Zuid-Holland na melding via het ter plaatse aanwezige marifoonkanaal en afgemeerd wordt ten behoeve van het laden en lossen van goederen danwel het in en uit laten stappen van passagiers door passagiersschepen;

       

    • c.

      dat het in sub 1 bedoelde verbod niet van toepassing is op de wachtplaatsen nabij Abtswoudsebrug aangeduid met het bord A.7 met richting aanduidingen F.2, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Uitzondering bij calamiteiten’(tussen km 31.89 en km 31.94) en ‘Wachtplaats art. 6.26 lid 2 BPR kleine schepen’ (<20m)’ (tussen km 32.05 en km 32.12);

 

  • 3.

    door plaatsing van aanwijzingstekens E.7 met richting aanduidingen F.2 zoals bedoeld in bijlage 7 van het BPR een ligplaatsvak in te stellen langs:

    • a.

      de noordoostelijke oever van het Rijn-Schiekanaal tussen km 28.42 en km 28.68,voorzien van een onderbord met de tekst ‘Grote schepen maximaal 3 x 24 uur’;

       

    • b.

      de oostelijke oever van de Delftse Schie tussen km 36.95 en km 37.02, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Opslagterrein provincie Zuid-Holland’;

       

    • c.

      de oostelijke oever van de Delftse Schie tussen km 39.23 en km 39.33, voorzien van een onderbord met de tekst ‘Grote schepen maximaal 3 x 24 uur’;

       

  • 4.

    door plaatsing van het bord A.7 met richting aanduidingen F.2 zoals bedoeld in bijlage 7 van het BPR een ligplaatsvak in te stellen ter regeling van het (kort) innemen van ligplaatsen langs:

    • a.

      de oostelijke oever van het Rijn-Schiekanaal tussen km 30.47 en km 30.49, voorzien van een onderbord met de tekst ‘M.u.v. kleine schepen (<20m) t.b.v. in- en uitstappen max. 15 minuten’;

       

    • b.

      de westelijke oever van de Delftse Schie tussen km 31.75 en km 31.79, voorzien van een onderbord met de tekst ‘M.u.v. kleine schepen (<20m) t.b.v. in- en uitstappen max. 15 minuten’;

       

    • c.

      de oostelijke oever van de Delftse Schie tussen km 32.08 en km 32.14, voorzien van een onderbord met de tekst ‘M.u.v. kleine schepen (<20m) t.b.v. in- en uitstappen max. 15 minuten’;

    • d.

      de westelijke oever van de Delftse Schie tussen km 32.70 en km 32.72, voorzien van een onderbord met de tekst ‘M.u.v. kleine schepen (<20m) t.b.v. in- en uitstappen max. 15 minuten’;

       

  • 5.

    door plaatsing van het bord A.7 met richting aanduidingen F.2 en voorzien van een

onderbord met de tekst ‘m.u.v. grote schepen max. 3x24 uur’ langs de westelijke oever van

de Delftse Schie een ligplaatsvak in te stellen tussen km 32.33 en km 32.57 ten behoeve van

het afmeren van grote schepen ter hoogte van de loswal Delft;

 

  • 6.

    te bepalen dat na afloop van de in de punt 3 en punt 5 genoemde maximale afmeerduur of een gedeelte daarvan gedurende een week niet nogmaals ligplaats mag worden ingenomen op traject 1;

 

  • III.

    te bepalen dat dit besluit in werking treedt met ingang van 1 mei 2018;

 

  • IV.

    dit besluit ter openbare kennis te brengen door plaatsing in het Provinciaal Blad van

    Zuid-Holland;

     

  • V.

    dit besluit ter kennisneming te zenden aan:

 

Gemeente Leidschendam-Voorburg, postbus 905, 2270 AX, Voorburg;

Gemeente Den Haag, postbus 12600, 2500 DJ, Den Haag;

Gemeente Rijswijk, postbus 5305, 2280 HH, Rijswijk;

Gemeente Delft, postbus 78, 2600 ME, Delft;

Gemeente Midden-Delfland, postbus 1, 2636 ZG, Schipluiden;

Deelgemeente Overschie, postbus 10233, 3004 AE, Rotterdam;

ANWB, afdeling Watersport, postbus 93200, 2509 BA, Den Haag;

Rijkswaterstaat, water verkeer en leefomgeving, postbus 2232, 3500 GE, Utrecht;

Koninklijke Schippersvereniging “Schuttevaer”, postbus 23415, 3001 KK, Rotterdam;

Koninklijk Nederlands Watersportverbond, postbus 2658, 3430 GB, Nieuwegein;

Politie Haaglanden, postbus 264, 2501 CG, Den Haag;

Politie Rotterdam Rijnmond, postbus 70023, 3000 LD, Rotterdam;

Hoogheemraadschap van Delfland, postbus 3061, 2601 DB, Delft;

 

  • VI.

    belanghebbenden te wijzen op de mogelijkheid om ingevolge artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag van publicatie van dit besluit bij hun college een bezwaarschrift in te dienen door verzending aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, postbus 90602, 2509 LP Den Haag, onder vermelding van “Awb-bezwaar” in de linkerbovenhoek van de enveloppe en het bezwaarschrift;

 

  • VII.

    belanghebbenden te wijzen op de mogelijkheid, in samenspraak met de mogelijkheid tot het maken van bezwaar, om ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector Bestuursrecht, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag (bezoekadres: Prins Clauslaan 60 te Den Haag) een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen.

 

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

voor dezen,

 

mr. D.P. Boddé

Hoofd Juridische Expertise & Handhaving

Dienst Beheer Infrastructuur

 

Naar boven