Provinciaal blad van Zuid-Holland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2018, 2307 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2018, 2307 | Verordeningen |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 27 maart 2018, kenmerk PZH-2018-640104311, tot vaststelling van de Subsidieregeling planvorming detailhandel Zuid-Holland (Subsidieregeling planvorming detailhandel Zuid-Holland)
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;
Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;
Overwegende dat de provincie het in stand houden en verhogen van de kwaliteit en verbeteren van het functioneren van winkel- en centrumgebieden wil stimuleren;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
In deze regeling wordt verstaan onder:
gebieds- of centrummanager: degene die in opdracht van de subsidieontvanger mogelijkheden onderzoekt voor het oplossen van knelpunten in een winkel- en/of centrumgebied, die kansen voor dat gebied inventariseert en die naar aanleiding van zijn bevindingen rapporteert aan de subsidieontvanger en aanbevelingen geeft en tot wiens professie deze werkzaamheden behoren;
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.1 geweigerd voor zover:
Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
er is voldoende steun voor de subsidiabele activiteit, blijkend uit:
1° als de subsidie wordt aangevraagd door een winkeliers- of ondernemersvereniging of een stichting: een commitmentbrief van de gemeente waarin het winkel- of centrumgebied, ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd, ligt en vijf commitmentbrieven van in het winkel- of centrumgebied gevestigde winkeliers of ondernemers die niet in het bestuur van voornoemde vereniging of stichting zetelen; of
2° als de subsidie aangevraagd wordt door de gemeente waarin het winkel- of centrumgebied ligt: een commitmentbrief van de winkeliers- of ondernemersvereniging of stichting en vijf commitmentbrieven van winkeliers of ondernemers die in het winkel- of centrumgebied, ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd, zijn gevestigd en die niet in het bestuur van voornoemde vereniging of stichting zetelen.
Indien winkeliers of ondernemers met meerdere ondernemingen in een gebied zijn gevestigd of tussen meerdere in een gebied gevestigde winkels of ondernemingen van verschillende winkeliers of ondernemers een economische dan wel organisatorische samenhang bestaat, wordt maximaal één, al dan niet gezamenlijke, commitmentbrief van deze winkeliers of ondernemers betrokken in de berekening van het aantal benodigde commitmentbrieven als bepaald in het eerste lid, onderdeel c.
Artikel 2.6 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking de kosten voor de inzet van een professionele derde voor het verrichten van de in artikel 2.1, eerste lid, genoemde activiteiten, zulks voor zover deze noodzakelijk en adequaat zijn in relatie tot het doel van deze activiteiten.
Artikel 2.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 2.10 Prestatieverantwoording
De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag.
In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 3.1 geweigerd voor zover:
Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
er is voldoende steun voor de subsidiabele activiteit, blijkend uit:
1° als de subsidie wordt aangevraagd door een winkeliers- of ondernemersvereniging of een stichting: een commitmentbrief van de gemeente waarin het winkel- of centrumgebied ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd, ligt en vijf commitmentbrieven van in het winkel- of centrumgebied gevestigde winkeliers of ondernemers die niet in het bestuur van voornoemde vereniging of stichting zetelen; of
2° als de subsidie aangevraagd wordt door de gemeente waarin het winkel- of centrumgebied ligt: een commitmentbrief van de winkeliers- of ondernemersvereniging of stichting en vijf commitmentbrieven van winkeliers of ondernemers die in het winkel- of centrumgebied, ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd, zijn gevestigd en die niet in het bestuur van voornoemde vereniging of stichting zetelen.
Indien winkeliers of ondernemers met meerdere ondernemingen in een gebied zijn gevestigd of tussen meerdere in een gebied gevestigde winkels of ondernemingen van verschillende winkeliers of ondernemers een economische dan wel organisatorische samenhang bestaat, wordt maximaal één, al dan niet gezamenlijke, commitmentbrief van deze winkeliers of ondernemers betrokken in de berekening van het aantal benodigde commitmentbrieven als bepaald in het eerste lid, onderdeel d.
Artikel 3.6 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen uitsluitend in aanmerking de kosten voor de inzet van een professionele derde voor het verrichten van de in artikel 3.1, eerste lid, genoemde activiteiten, zulks voor zover deze noodzakelijk en adequaat zijn in relatie tot het doel van deze activiteiten.
Artikel 3.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 3.10 Prestatieverantwoording
De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin deze regeling geplaatst wordt.
De provincie Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Krachtige en vitale steden en dorpen zijn hiervoor een voorwaarde. Een gezonde ruimtelijke detailhandelsstructuur draagt hier aan bij omdat winkels belangrijk zijn voor attractieve en levendige winkel- en centrumgebieden. Hoewel zich de afgelopen jaren grote veranderingen hebben voorgedaan binnen de detailhandel en in de centra, waar in dat laatste geval leisure, horeca en woonfuncties regelmatig de plaats innemen van (leegstaande) winkelpanden, blijven winkels het kloppend hart vormen van veel winkel- en centrumgebieden. De detailhandel vervult daarmee zowel (ruimtelijk) economisch als sociaal-maatschappelijk een belangrijke rol.
De kern van het provinciaal detailhandelsbeleid ligt in de concentratie en clustering van detailhandel in de centra van steden, dorpen en wijken. Met het provinciaal detailhandelsbeleid wordt de kracht van detailhandel voor vitale en levendige centra zoveel als mogelijk benut. Verspreid liggend aanbod draagt niet bij aan het clusteren en concentreren van het detailhandelsaanbod en tast de detailhandelsstructuur in ruimtelijke zin aan. Het heeft afname ruimtelijke kwaliteit en functioneren centra en toename leegstand tot gevolg. Het in stand houden en verbeteren van het functioneren van winkel- en centrumgebieden is dan ook een belangrijk uitgangspunt voor de inzet van beleidsinstrumentarium. In Zuid-Holland zijn er grofweg drie type centra te onderscheiden: de grote centra, de middelgrote centra en de overige centra. Deze driedeling met bijbehorende ontwikkelingsperspectieven is opgenomen in het provinciaal ruimtelijk beleid (VRM).
De grote centra hebben over het algemeen voldoende massa en bieden naast detailhandel een breder aanbod aan publieksvoorzieningen die er samen voor zorgen dat deze centra ook voor de aankoop van niet-dagelijkse artikelen, zoals kleding, boeken en elektronica, veel worden bezocht. Het toekomstperspectief voor deze categorie centra is over het algemeen goed. Het provinciale beleid richt zich op behoud en versterking van de (boven)regionale positie van deze centra. In de VRM zijn deze centra als ‘te versterken centra’ aangeduid.
De middelgrote centra, in de VRM aangeduid als ‘te optimaliseren centra’, nemen een prominente positie in binnen de detailhandelsstructuur en zijn van groot belang voor de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. De omvang van het winkelareaal in deze centra is de afgelopen jaren over het algemeen te veel in omvang toegenomen in relatie tot hun verzorgingsfunctie. Desondanks mist deze categorie centra een kritische massa die juist de grotere steden aantrekkelijk maakt voor aankoop van niet-dagelijkse artikelen. Internet wordt bovendien een steeds belangrijker aankoopkanaal voor niet-dagelijkse artikelen, waardoor steeds minder van deze artikelen in fysieke winkels wordt verkocht. Ook zijn andere publieksfuncties over het algemeen wat minder sterk vertegenwoordigd in de middelgrote centra. De betreffende gemeenten hebben tot slot ook nagenoeg geen ontwikkelingsruimte voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen. Het gevolg is dat deze centra minder consumenten en bezoekers trekken en dat de bestedingen per vierkante meter op een lager niveau liggen dan gewenst. Dit betekent dat het (toekomstig) functioneren van deze groep centra onder druk staat en daarmee dreigt ook de sociaal-maatschappelijke functie van deze centra terug te lopen.
De belangrijkste (ruimtelijke) opgaven liggen voor alle betrokken partijen (overheden en markt) dan ook bij deze categorie centra. Het winkelbestand in deze centra zou bij voorkeur niet moeten uitbreiden en zich primair moeten richten op de eigen bewoners en geen of heel beperkte regionale ambities moeten nastreven. Vaak is speciale aandacht nodig voor het terugdringen van winkelleegstand ( o.a. door transformatie naar andere functies), het compacter maken van kernwinkelgebieden en sanering van verspreid liggend aanbod dat het functioneren van deze centra niet ten goede komt. Toevoeging van andere publieksfuncties, zowel maatschappelijk als commercieel van aard, kan de aantrekkelijkheid van deze centra verhogen. Het gaat om een maatwerkopgave per centrum.
De overige centra vervullen een lokale functie, zijn belangrijk voor de bereikbaarheid van het dagelijks aanbod en hebben een meerwaarde voor de leefbaarheid van de kleine kernen, wijken en buurten. Het toekomstperspectief is divers: sommige centra functioneren goed, andere centra komen in aanmerking voor een facelift, herprofilering, (gedeeltelijke) transformatie of samenvoeging. In de VRM zijn deze centra als ‘overige centra’ omschreven.
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gehanteerd. Er is met het oog op de eenduidigheid van de regelgeving gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande wet- en regelgeving en de algemene bepalingen in de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv). De genoemde begripsbepalingen spreken over het algemeen voor zich.
Artikel 2.1 en 3.1 Subsidiabele activiteiten
In deze artikelen is een limitatieve opsomming gegeven van activiteiten ten behoeve waarvan gedeputeerde staten subsidie kunnen verstrekken. Het gaat in zijn algemeenheid om activiteiten die leiden tot het in stand houden en verhogen van de kwaliteit van winkel- en centrumgebieden in de provincie Zuid-Holland.
Ter bevordering van de samenwerking tussen winkeliers of ondernemers in een winkel- of centrumgebied, is het mogelijk subsidie aan te vragen voor het opstellen van een meerjarenprogramma voor het verder ontwikkelen van een winkeliers- of ondernemersvereniging.
De gemeentelijke verordening waarbij de bijdrage, ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (bedrijveninvesteringszone) gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, wordt ingesteld en waarin een stichting wordt aangewezen waaraan de opbrengst ingevolge die regeling wordt verstrekt, treedt niet in werking dan nadat gebleken is van voldoende steun onder de bijdrageplichtigen. Voor het oriënterend onderzoek voorafgaand aan het formele onderzoek om te bepalen of er voldoende steun is, zoals genoemd in de Memorie van Toelichting bij de Wet op de bedrijveninvesteringszones, kan subsidie op grond van deze regeling worden aangevraagd. Gedeputeerde staten willen deze activiteit stimuleren, omdat een verordening op grond van de Wet op de bedrijveninvesteringszones net als de onderhavige regeling beoogt bij te dragen, aan het in stand houden en verhogen van de kwaliteit van bedrijventerreinen. Voor een nadere toelichting ten aanzien van de Wet op de bedrijveninvesteringszones, wordt hier verwezen naar de memorie van toelichting bij die wet.
Met het oog op het in stand houden en verhogen van de kwaliteit en het verbeteren van het functioneren van winkel- en centrumgebieden, is het mogelijk subsidie aan te vragen voor het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek of quick scan of het maken van een businesscase voor het compacter maken van winkelgebieden en het saneren van verspreid liggend winkelaanbod van buiten het winkelgebied. Compacte winkelgebieden zorgen voor herkenbaarheid en gemak voor de consument. Gebundelde en geconcentreerde winkels versterken elkaar en de detailhandelsstructuur. Verspreid liggend aanbod draagt niet aan bij aan het clusteren en concentreren van het detailhandelsaanbod en tast de kracht van de winkel- en centrumgebieden aan.
Binnen winkel- of centrumgebieden zijn veelal veel verschillende winkeliers en ondernemers aanwezig. Ze zitten in elkaars buurt, maar kennen vaak elkaars drijfveren, wensen en ergernissen niet. Door die zaken, die op velerlei terrein kunnen liggen, te inventariseren, kunnen kansen geïdentificeerd worden die een oplossing kunnen bieden voor het hele winkel- en of centrumgebied. Die inventarisatie kan door een gebieds- of centrummanager, al dan niet in samenwerking met een daartoe geschikt adviesbureau, gestructureerd worden aangepakt maar ook kan een gebiedsmanager die kansen inventariseren door de ondernemers in het winkel- of centrumgebied te interviewen en van daaruit de analyse te maken.
Deze artikelen betreffen de kring van aanvraaggerechtigden. Subsidie kan worden aangevraagd door winkeliers- of ondernemersverenigingen, stichtingen, als bedoeld in artikel 1.1 van deze regeling, en gemeenten.
Artikel 2.3 en 3.3 Aanvraagperiode en beslistermijn
Aanvragen kunnen worden ingediend in de periode die in een afzonderlijk besluit door gedeputeerde staten wordt vastgesteld. Eerder ingediende aanvragen worden net als te laat ingediende aanvragen geweigerd.
Een aanvraag wordt ingediend door middel van een aanvraagformulier met de in dat formulier genoemde bescheiden. Niet kan worden volstaan met verwijzing naar stukken die op een eerder moment zijn overgelegd of op een later moment zullen worden ingediend.
Als datum van ontvangst geldt de datum waarop de aanvraag volledig is. Indien een aanvraag onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is. Aanvulling van de aanvraag leidt dus tot een latere datum van ontvangst, hetgeen zou kunnen leiden tot weigering van de aanvraag indien het subsidieplafond dan al is bereikt.
Een aanvraag op grond van deze regeling is volledig, wanneer het aanvraagformulier volledig ingevuld en met de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden is ontvangen.
In aanvulling op artikel 28 Asv is in de regeling een beslistermijn van 13 weken na ontvangst van de subsidieaanvraag opgenomen.
Artikel 2.4 en 3.4 Weigeringsgronden
Een aanvraag wordt geweigerd als reeds een subsidie op grond van een in dezelfde periode ingediende aanvraag op grond van deze regeling is verstrekt. Deze bepaling staat er aan in de weg dat meerdere subsidies, aangevraagd in dezelfde aanvraagperiode, ten behoeve van hetzelfde winkel- en of centrumgebied worden verleend. De bepaling geldt ongeacht wie de aanvrager van de subsidie is. Opgemerkt wordt dat indien er bijvoorbeeld meerdere winkeliers- of ondernemersverenigingen actief zijn in een winkel- of centrumgebied, zij er verstandig aan doen voorafgaand aan indiening van een aanvraag afstemming met elkaar te zoeken en zo te voorkomen dat in dezelfde aanvraagperiode meerdere aanvragen worden ingediend, waarvan er maximaal een kan worden gehonoreerd.
Met de bepaling in het eerste lid, onderdeel b, wordt beoogd te voorkomen dat binnen drie jaar nadat ten behoeve van een winkel- of centrumgebied subsidie voor een activiteit is verleend, ten behoeve van datzelfde gebied een subsidie voor een gelijke activiteit op grond van deze regeling wordt verleend. Leidend zijn de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag en de datum van verstrekking van de eerdere subsidie op grond van deze regeling.
Het minimum subsidiebedrag van € 1.000,00 en het maximum subsidiebedrag van € 20.000,00 in onderdeel d, zijn opgenomen ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen. Deze bepaling kan in samenhang worden gezien met artikel 2.7, tweede lid, respectievelijk 3.7, tweede lid, van deze regeling.
Daarnaast kan ook afwijzend op een aanvraag worden beslist op grond van artikel 4:35 van de Awb. Artikel 4:35 van de Awb bevat een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende gronden waarop een subsidieaanvraag kan worden geweigerd. Het gaat daarbij zowel om gronden met een preventief karakter (bijvoorbeeld dat er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden) als om gronden die verband houden met gebeurtenissen die zich reeds hebben voorgedaan (zoals de verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens in het kader van de aanvraag).
Artikel 2.5 en 3.5 Subsidievereisten
In deze artikelen is bepaald aan welke eisen moet worden voldaan om voor subsidie ingevolge deze regeling in aanmerking te komen.
Ingevolge het eerste lid van beide bepalingen, moet het winkel- of centrum gebied gelegen zijn in de provincie Zuid-Holland. In artikel 2.5, eerste lid, is aanvullend daarop bepaald dat de te subsidiëren activiteit betrekking moet hebben op een winkel- of centrumgebied dat in de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma ruimte en de Verordening ruimte 2014 is aangewezen als te optimaliseren centrum. Deze categorie centra krijgt in het provinciaal beleid meer aandacht en ondersteuning in het verhogen van de (ruimtelijke) kwaliteit, dan andere in de provincie Zuid-Holland gelegen winkel- of centrumgebieden. Een en ander is nader toegelicht in de algemene toelichting op deze subsidieregeling. In artikel 3.5 is het vereiste opgenomen dat te subsidiëren activiteit betrekking moet hebben op een winkel- of centrumgebied dat in de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma ruimte en de Verordening ruimte 2014 is omschreven als overig centrum. Een en ander is nader toegelicht in de algemene toelichting op deze subsidieregeling
Met het vereiste dat de activiteit binnen 13 weken na de datum van subsidieverlening in uitvoering kan zijn, wordt beoogd de minimaal gewenste voortgang van de activiteiten te waarborgen. De bepaling moet in samenhang worden gezien met de in artikel 2.9, onderdeel a, respectievelijk 3.9, onderdeel a, opgenomen verplichting.
Het derde vereiste is opgenomen teneinde te borgen dat onder betrokkenen, waaronder de in het winkel- of centrumgebied gevestigde ondernemers en winkeliers, een minimaal gewenste steun bestaat voor de activiteit waarvoor subsidie op grond van deze regeling wordt aangevraagd. De steun dient te blijken uit de bij de subsidieaanvraag te overleggen commitmentbrieven. In het aanvraagformulier wordt naar de commitmentbrieven gevraagd. Ook wordt een format van een commitment brief beschikbaar gesteld.
Indien winkeliers of ondernemers met meerdere winkels of ondernemingen in een winkel- of centrumgebied zijn gevestigd of tussen meerdere in een winkel- of centrumgebied gevestigde winkels- of ondernemingen van verschillende winkeliers of ondernemers een economische dan wel organisatorische samenhang bestaat, telt maximaal één al dan niet gezamenlijke commitmentbrief van deze ondernemers mee bij het bepalen of is voldaan aan het in onderdeel c opgenomen vereiste. Het gaat dan niet om samenhang vanwege het lidmaatschap van dezelfde winkeliers- of ondernemersvereniging of het participeren in dezelfde stichting als bedoeld in artikel 1.1 van deze regeling, maar bijvoorbeeld omdat de betreffende ondernemingen van eenzelfde eigenaar zijn of tot dezelfde groep of holding behoren.
Artikel 2.6 en 3.6 Subsidiabele kosten
De subsidieontvanger zal voor de te verrichten van de subsidiabele activiteiten een externe professionele moeten inzetten. Het verrichten van de betreffende activiteiten moet tot de dagelijkse werkzaamheden van die derde behoren. Kosten die de subsidieontvanger maakt door in het kader van voornoemde activiteiten zelf werkzaamheden te verrichten of deze werkzaamheden door een derde niet-professional te laten verrichten, komen niet voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat misbruik van de subsidie wordt gemaakt. Volledigheidshalve en meer ten overvloede wordt opgemerkt dat investeringskosten en kosten van uitvoering van maatregelen voor het in stand houden van de kwaliteit van winkel- en centrumgebieden niet voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking komen. Deze bepaling sluit aan bij hetgeen in artikel 16, onderdeel a, van de Asv 2013 is opgenomen.
Artikel 2.7 en 3.7 Subsidiehoogte
De subsidie bedraag 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 20.000,00.
Ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen, wordt de subsidie geweigerd indien toepassing van het eerste en tweede lid van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.000,00. Dit kan in samenhang worden gezien met artikel 2.4, eerste lid onderdeel c, respectievelijk 3.4, eerste lid onderdeel c, van deze regeling.
Artikel 2.8 en 3.8 Rangschikking
De aanvragen worden verdeeld op volgorde van ontvangst. Bepalend in deze verdelingsmethode is de datum waarop de volledige subsidieaanvraag is ontvangen en dus niet de datum waarop de aanvrager de aanvraag heeft verstuurd. Voor een nadere toelichting wordt hier verwezen naar de toelichting op artikel 2.4 en 3.4 van deze regeling.
Wanneer toewijzing van alle aanvragen die op een dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond zou worden overschreden, geldt dat de onderlinge rangorde van die aanvragen wordt bepaald op basis van loting.
Artikel 2.9 en 3.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Met de in onderdeel a en b van deze artikelen opgenomen verplichtingen, is beoogd te waarborgen dat de subsidiabele activiteit de minimaal gewenste voortgang heeft. De verplichtingen moeten in samenhang met de in artikel 2.5, eerste lid onderdeel b respectievelijk 3.5, eerste lid onderdeel b, opgenomen subsidievereisten worden gezien.
Een subsidieontvanger is verplicht de resultaten van de op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit openbaar te maken en desgevraagd om niet te verstrekken aan ondernemers, ondernemersverenigingen, winkeliers, winkeliersverenigingen, stichtingen en gemeenten binnen de provincie Zuid-Holland. Daarmee wordt bewerkstelligd dat met behulp van subsidie opgedane kennis en ervaring op het gebied van behoud van de kwaliteit van winkel- en centrumgebieden beschikbaar is en ook ten behoeve van andere bedrijventerreinen kan worden aangewend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2018-2307.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.