Provinciaal blad van Groningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groningen | Provinciaal blad 2018, 2305 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groningen | Provinciaal blad 2018, 2305 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent SNL Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen
Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat in hun vergadering van 13 maart 2018, nr. A.10, afdeling LGW, dossiernummer K146, is vastgesteld de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen.
Gedeputeerde Staten der provincie Groningen
Besluiten vast te stellen de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 (begripsbepalingen)
In deze regeling wordt verstaan onder:
beheerpakket landschap: in bijlage 6, onderdeel B.1, tweede kolom beschreven pakket zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap, alsmede in bijlage 6, onder- deel B.2, tweede kolom beschreven pakket zoals nader beschreven in dat onderdeel, welke niet worden uitgevoerd op een natuurterrein;
landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);
landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, niet zijnde gronden als bedoeld in onderdeel v, andere gronden met als hoofdfunctie natuur of gronden als bedoeld in artikel 5a van de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister van Economische Zaken;
landschapsbeheertype: in de eerste kolom van de onderdelen A.1 en B.1 van bijlage 6 opgenomen soort landschap zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap, alsmede in de eerste kolom van de onderdelen A.2 en B.2 van bijlage 6 opgenomen soort landschap zoals nader omschreven in die onderdelen;
Verordening (EG) nr. 1974/2006: Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Europese Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 368);
Verordening (EG) nr. 1975/2006: Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Europese Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEU L 368).
Verordening (EG) nr. 1122/2009: Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Europese Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modu- latie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die ver- ordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaardenin het kader van de steunregeling voor de wijnsector.
Artikel 1.4 (rangschikking: volgorde van ontvangst)
Gedeputeerde Staten rangschikken aanvragen tot subsidieverlening die in eenzelfde openstellingsperiode zijn ingediend per subsidieplafond in volgorde van ontvangst, waarbij aanvragen met dezelfde ontvangstdatum worden gerangschikt door loting voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.
Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum die wordt bepaald door de datum waarop de onvolledige aanvraag is ingediend te vermeerderen met de periode, gelegen tussen de dag dat de begunstigde op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop Gedeputeerde Staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.
Artikel 1.7 (bewaren subsidiedocumenten)
Een ontvanger van een subsidie bewaart alle documenten inzake een door hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste vijf jaar nadat de betreffende subsidie geheel is vastgesteld.
Artikel 1.9 (uitsluitingen begunstigden)
Een subsidie natuurbeheer ingevolge deze regeling niet verstrekt aan begunstigden die het natuurterrein, anders dan als gevolg van een inrichtingsplan als bedoeld in de Wet inrichting landelijk gebied, hebben verkregen van een gemeente, een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen, het Rijksvastgoed- en ontwikkelbedrijf van het ministerie van Financiën, een waterschap of een waterleidingsmaatschappij.
In afwijking van het eerste en tweede lid, en behoudens het bepaalde in het vierde en vijfde lid, kan een subsidie natuurbeheer ingevolge deze regeling worden verstrekt aan gemeenten, samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen, of begunstigden als bedoeld in het tweede lid, voor zover dit in overeenstemming is met de kaart, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, en de toepasselijke bepalingen van de onderhavige regeling.
Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:
Artikel 1.12 (toepassing slotenmarge)
Een begunstigde die een aanvraag indient voor een subsidie agrarisch natuurbeheer, niet zijnde een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer, en de in aanmerking komende oppervlakte wenst uit te breiden met sloten als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 geeft dit aan:
Artikel 2.1 (natuurbeheerplan)
Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen Gedeputeerde Staten in elk geval een elektronische kaart met een topografische ondergrond vast, waarop is aangeduid:
voor welke landschapsbeheertypen, landschapselementen of beheerpakketten landschap op welke lokatie een subsidie landschapsbeheer kan worden verstrekt, met dien verstande dat ten aanzien van beheerpakketten landschap ook gebieden aangeduid kunnen worden waarbinnen een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1., eerste lid, onderdeel b, kan worden verstrekt;
In het natuurbeheerplan kan in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer of collectief landschapsbeheer tevens worden bepaald:
dat voor het uitvoeren van één of meerdere agrarische beheerpakketten binnen een in het natuurbeheerplan begrensd gebied alleen subsidie kan worden verstrekt als binnen dat gebied voor ten minste een bepaald aantal hectares subsidie voor die agrarische beheerpakketten of beheerpakketten landschap wordt verstrekt;
In gebieden die door Gedeputeerde Staten op basis van het vierde lid zijn begrensd kunnen geen aanvragen worden ingediend voor het uitvoeren van de overeenkomstig dat lid aangewezen agrarische beheerpakketten beheerpakketten landschap voor zover deze niet zijn opgenomen in de aanvraag, bedoeld in artikel 9.1.
Afdeling 3.1 Algemene bepalingen inzake subsidie natuurbeheer
Een subsidie natuurbeheer wordt verstrekt voor een periode van zes aaneengesloten kalenderjaren of zoveel langer als op grond van artikel 12.4 vereist is.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, en behoudens het bepaalde in artikel 3.2.3, vierde lid, kan aan Staatsbosbeheer een subsidie natuurbeheer worden verstrekt voor een natuurterrein waarvan zij nog geen eigenaar of erfpachter is indien dit natuurterrein op het moment van aanvragen in rijksbezit is en Staatsbosbeheer dit natuurterrein voor 15 augus- tus 2009 reeds feitelijk in beheer had.
Artikel 3.1.4 (aanvraag subsidie)
Als een aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer tevens een aanvraag tot subsidieverlening ten behoeve van de uitvoering van het recreatiepakket omvat, en de begrenzing van het natuurterrein waarop dat pakket wordt uitgevoerd afwijkt van de begrenzing van het natuurterrein waarvoor ingevolge het eerste lid subsidie wordt aangevraagd, zijn op de in het eerste lid bedoelde kaart tevens deze afwijkende grenzen aangegeven.
Artikel 3.1.5 (voorwaarden voor deelname)
Artikel 3.1.6 (subsidieverplichtingen)
Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel b, dat het beheer laat uitvoeren door één of meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel a, komt gedurende de zes kalenderjaren met elk van deze natuurlijke personen of rechtspersonen, voor zover deze op de peildatum van één of meerdere van die kalenderjaren de zeggenschap hebben over het beheer, schriftelijk overeen dat:
gehele of gedeeltelijke sluiting van het natuurterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen;
Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, niet zijnde een subsidieontvanger die tevens gecertificeerde begunstigde is, stelt Gedeputeerde Staten binnen tien werkdagen na een sluiting op grond van het derde lid daarvan op de hoogte. Deze verplichting geldt niet voor zover het een natuurterrein betreft dat in het natuurbeheerplan is aangewezen overeenkomstig artikel 2.1, derde lid, onderdeel a.
Artikel 3.1.7 (hoogte subsidie)
Een jaarvergoeding is het product van het tarief zoals dat voor het eerste kalenderjaar van de in artikel 3.1.2 bedoelde periode op grond van artikel 3.1.8, eerste lid, onderdeel a, voor het desbetreffende natuurbeheertype is vastgesteld, en het aantal hectares waarvoor voor dat betreffende natuurbeheertype subsidie wordt verstrekt, eventueel vermeerderd met:
Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:
keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan:
de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over een in artikel 3.1.3., eerste lid, onder i. tot en met v. bedoelde titel, een en ander gelezen in samenhang met de artikelen 3.1.3., tweede lid, en 7.3, eerste lid, óf
Artikel 3.1.8 (hoogte tarief per kalenderjaar)
Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verlenen subsidies natuurbeheer vast:
de tarieven voor de toeslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, uitgedrukt in een bedrag per hectare, waarbij Gede- puteerde Staten al naar gelang het op het betreffende natuurterrein in stand gehouden natuur- beheertype verschillende tarieven kunnen vaststellen voor de toeslag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.
De subsidie natuurbeheer wordt voor het betreffende kalenderjaar niet verhoogdmet de toeslag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, indien voor dat kalenderjaar voor het betref- fende natuurterrein een vaarvergoeding als bedoeld in artikel 38f van de Regeling GLB- inkomenssteun 2006 van de minister wordt verstrekt.
Artikel 3.1.9 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie natuurbeheer vermeldt in elk geval:
Afdeling 3.2 Bijzondere bepalingen inzake subsidie natuurbeheer voor gecertificeerde begunstigden
Artikel 3.2.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie natuurbeheer voor een gecertificeerde begunstigde verhogen met een vergoeding voor de monitoring van de kwaliteit van het op een natuurterrein aanwezige natuurbeheertype.
Artikel 3.2.2 (aanvraag subsidie)
Artikel 3.2.3 (subsidieverplichtingen)
De subsidieontvanger die tevens gecertificeerde begunstigde is, draagt er zorg voor dat, voor zover subsidie wordt verstrekt voor de monitoring van de kwaliteit van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype, deze monitoring wordt verricht overeenkomstig het door Gedepu- teerde Staten vastgestelde monitoringsprogramma.
In afwijking van artikel 3.1.6, eerste lid, onderdelen g en h kan een subsidieontvanger die te- vens gecertificeerde begunstigde is, éénmaal per kalenderjaar maar uiterlijk op 31 oktober bij Gedeputeerde Staten melden ten aanzien van welke natuurterreinen en landschapselementen niet voldaan wordt aan één of meerdere subsidieverplichtingen.
Indien sprake is van een begunstigde als bedoeld in artikel 3.1.3, vierde lid, wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na de datum van be- kendmaking van de beschikking tot subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.
Artikel 3.2.4 (hoogte subsidie)
Als de in artikel 3.2.1 bedoelde vergoeding voor monitoring van de kwaliteit van een op een na- tuurterrein aanwezig natuurbeheertype wordt verstrekt, wordt de jaarvergoeding als bedoeld in artikel 3.1.7, tweede lid, vermeerderd met het product van het tarief zoals dat voor het betreffende beheerjaar op grond van artikel 3.1.8, eerste lid, onderdeel c is vastgesteld, en het aantal hectares waarop in het kader van de subsidie natuurbeheer monitoringswerkzaamheden worden uitge- voerd.
Artikel 3.2.5 (subsidievaststelling).
Bij toepassing van het eerste lid:
maken Gedeputeerde Staten en de gecertificeerde begunstigde in de overeenkomst als be-doeld in artikel 5.1.2a.3, derde lid, nadere afspraken over de wijze waarop wijzigingen in areaal gedurende de looptijd worden bijgehouden, zodanig dat het inzicht als bedoeld in het derde lid verschaft kan worden.
Indien het uiteindelijke beheer van de oppervlaktes per natuurbeheertype afwijkt van de opga- ve die bij de subsidieaanvraag is gedaan, bevat het verzoek om vaststelling in ieder geval de wijzigingen die in dieoppervlaktes per natuurbeheertype hebben plaatsgevonden en de datum waarop die wijzigingen plaatsvonden.
Hoofdstuk 4 Agrarisch natuurbeheer
Afdeling 4.1.1 Algemene bepalingen inzake subsidie agrarisch natuurbeheer
Artikel 4.1.1.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie agrarisch natuurbeheer verstrekken.
Artikel 4.1.1.2 (duur subsidie)
Een subsidie agrarisch natuurbeheer wordt verstrekt voor een periode van zes aaneengesloten beheerjaren of zoveel langer als op grond van artikel 12.4 vereist is.
Artikel 4.1.1.3 (begunstigden)
Een subsidie agrarisch natuurbeheer kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd bij aanvang van de subsidie beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht, en voorts gedurende de zes aaneengesloten beheerjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder beheerjaar die landbouwgrond beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
Artikel 4.1.1.4 (aanvraag subsidie)
Een aanvraag tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond waarop de grenzen van de beheereenheden waarvoor subsidie wordt aangevraagd én een nummering van die beheereenheden zijn aangegeven.
Artikel 4.1.1.5 (voorwaarden voor deelname)
Artikel 4.1.1.6 (subsidieverplichtingen)
Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer dient uiterlijk op de peildatum van ieder beheerjaar, middels een ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 vastgesteld aanvraagformulier, bij Gedeputeerde Staten een aanvraag in tot betaling van de jaarvergoeding voor dat beheerjaar, waarbij de artikelen 7 en 8 van verordening (EG) nr. 1975/2006:
Artikel 4.1.1.7 (hoogte subsidie)
Na afloop van elk van de eerste vijf beheerjaren:
keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan de landbouwer die op de peildatum van het beheerjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over het in artikel 4.1.1.3 bedoelde zakelijk of persoonlijk recht.
Artikel 4.1.1.9 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer vermeldt in elk geval:
Afdeling 4.1.2 Bijzondere bepalingen inzake collectief agrarisch natuurbeheer
Artikel 4.1.2.1 (subsidieaanvraag collectief agrarisch natuurbeheer)
Een begunstigde die een aanvraag tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer indient, geeft in die aanvraag per gebied, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, onderdeel a, waar hij wenst deel te nemen aan collectief agrarisch natuurbeheer, aan:
Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid hoeft niet te worden ingediend indien de begun- stigde in hetzelfde collectief gebied reeds deelneemt aan collectief landschapsbeheer en:
de totale oppervlakte waarmee de begunstigde in het kader van collectief agrarisch na- tuurbeheer én collectief landschapsbeheer wenst deel te nemen groter is dande maxi-male oppervlakte, bedoeld in artikel 5.1.4.4, onderdeel a, maar de begunstigde overeen- komstig artikel 7.5, eerste en zevende lid, een aanvraag indient tot verhoging van die maximale oppervlakte.
In de gevallen, bedoeld in het tweede lid, wordt de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 5.1.4.4, met ingang van het beheerjaar waarin de begunstigde voor het eerst inhet betreffende collectief gebied deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer en voor de resterende duur van de in artikel 5.1.1.2 bedoelde periode, aangemerkt als de goedkeu- ring om in dat gebied tevens deel te nemen aan collectief agrarisch natuurbeheer, en als zodanig ambtshalve door Gedeputeerde Staten aangepast.
Artikel 4.1.2.1a (ecologische overbrugbaarheid)
Indien een begunstigde in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer één of meerdere agrarische beheerpakketten met de aanduiding A01.01.01 tot en met A01.03.01 uitvoert, gel- den de instapeisen met betrekking tot de minimumomvang van de beheereenheid niet voor zo- ver er sprake is van ecologische overbrugbaarheid.
Artikel 4.1.2.2 (aanvullende subsidieverplichting)
Onverminderd artikel 4.1.1.6 is een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer gehouden:
vanaf het moment dat hij een agrarisch beheerpakket of variant daarvan uitvoert met de aanduiding A01.01.05, A01.02.01 of A02.01.01 tot en met A02.02.03, dat agrarisch beheer- pakket gedurende elk beheerjaar van de dannog resterende periode, bedoeld in artikel 4.1.1.2, op dezelfde lokatie en met dezelfde omvang uit te blijven voeren.
Artikel 4.1.2.3 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer vermeldt in elk geval:
dat de subsidieontvanger elk beheerjaar gehouden is het beheer uit te voeren overeenkomstig het in artikel 9.2 bedoelde collectief beheerplan zoals dat 14 dagen vóór de datum waarop in het desbetreffende beheerjaar de in artikel 4.1.1.6, tweede lid, bedoelde aanvraag op zijn vroegst kan worden ingediend, luidt;
Artikel 4.1.2.4 (aanvullende toeslag collectief agrarisch natuurbeheer)
Gedeputeerde Staten kunnen in een beheerjaar op aanvraag een aanvullende toeslag als bedoeld in de onderscheiden subonderdelen van bijlage 7, onderdeel C verlenen aan landbouwers die in het betreffende beheerjaar deelnemen aan collectief agrarisch natuurbeheer voor zover voldaan wordt aan de in het betreffende subonderdeel van die bijlage opgenomen voorschriften;
Aanvragen als bedoeld in het eerste lid worden namens de betreffende landbouwer ingediend door de in het gebied waarin de betreffende beheereenheid is gelegen werkzame gebiedscoördinator, en gaan vergezeld van een door hem opgesteld advies met betrekking tot de noodzaak tot het verstrekken van de toeslag en de hoogte daarvan, waarbij tevens door de gebiedscoördinator wordt verklaard dat hij, in elk geval op het moment van indienen van de betreffende aanvraag, heeft vastgesteld dat de landbouwer voldoet aan de aan de toeslag verbonden eisen.
Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is artikel 1.3, eerste lid, niet van toepassing voor zover dat artikel bepaalt dat aanvragen slechts kunnen worden ingediend als Gedeputeerde Staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld voor de indiening van aanvragen, met dien verstande dat een in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag die betrekking heeft op:
Paragraaf 4.2 Probleemgebiedensubsidie
Artikel 4.2.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een probleemgebiedensubsidie verstrekken.
Artikel 4.2.4 (aanvraag subsidie)
Een aanvraag tot vaststelling en tevens uitbetaling van een probleemgebiedensubsidie wordt uiterlijk op de peildatum van het betreffende kalenderjaar ingediend middels een ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 vastgesteld aanvraagformulier, waarbij de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 van toepassing zijn.
Artikel 4.2.5 (voorwaarden voor deelname)
Een probleemgebiedensubsidie kan worden verstrekt:
voor zover de begunstigde voor de landbouwgrond waarvoor een probleemgebiedensubsidie is aangevraagd, op de peildatum tevens een subsidie agrarisch natuurbeheer op grond van de onderhavige regeling, of een subsidie voor de instandhouding van een beheerspakket, bedoeld in de bijlagen 6 tot en met 28f van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Groningen, ontvangt, én
Artikel 4.2.6 (subsidieverplichtingen)
Een ontvanger van een probleemgebiedensubsidie:
Artikel 4.2.7 (hoogte subsidie)
Een probleemgebiedensubsidie bestaat uit het product van het op grond van artikel 4.2.8, eerste lid, voor het desbetreffende kalenderjaar vastgestelde tarief, en het aantal hectares waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
Artikel 4.2.10 (ontkoppelde probleemgebiedensubsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een probleemgebiedensubsidie verstrekken: voor landbouwgronden die overeenkomstig artikel 2.1, derde lid, onderdeel d, zijn begrensd, waarbij het, in afwijking van artikel 4.2.5, eerste lid, onderdeel b, niet vereist is dat de begunstigde voor die landbouwgrond tevens een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie voor de instandhouding van een beheerspakket als bedoeld in die bepaling ontvangt.
Afdeling 5.1.1 Algemene bepalingen inzake subsidies landschapsbeheer
Artikel 5.1.1.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een in heteerste lid, onderdeela, bedoelde subsidie landschapsbeheer voor één of meerdere in bijlage 6, onderdelen A.1 of A.2, opgeno- men landschapselementen slechts verstrekt kan worden aan gecertificeerde begunstigden, of juist niet verstrekt kan worden aan dergelijke begunstigden.
Artikel 5.1.1.2 (duur subsidie)
Een subsidie landschapsbeheer wordt verstrekt voor de duur van zes aaneengesloten kalenderjaren of zoveel langer als op grond van artikel 12.4 vereist is.
Artikel 5.1.1.3 (voorwaarden voor deelname)
Artikel 5.1.1.4 (subsidieverplichtingen die de subsidieperiode overschrijden)
Als ten behoeve van de instandhouding van een landschapselement of voor het uitvoeren van een beheerpakket landschap verplichtingen zijn opgenomen met betrekking tot de cyclus van knippen, scheren, snoeien dan wel af- of terugzetten, behoren die verplichtingen slechts tot de subsidieverplichtingen indien dat knippen, scheren, snoeien dan wel af- of terugzetten op basis van de betreffende cyclus valt binnen de periode waarvoor die subsidie wordt verstrekt.
Afdeling 5.1.2 Algemene bepalingen inzake subsidie landschapsbeheer binnen natuurter- reinen.
Artikel 5.1.2.1 (begunstigden)
Als een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v. bedoelde titel is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de zeggenschap over het te voeren beheer van het landschapselement.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, en behoudens het bepaalde in artikel 5.1.2a.3, vierde lid, kan aan Staatsbosbeheer een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a worden verstrekt voor een op een natuurterrein gelegen landschapselement waarvan zij nog geen eigenaar of erfpachter is indien dit natuurterrein op het moment van aanvragen in rijksbezit is en Staatsbosbeheer dit op een natuurterrein gelegen landschapselement voor 15 augustus 2009 reeds feitelijk in beheer had.
Artikel 5.1.2.2 (aanvraag subsidie)
Een aanvraag tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond, waarop de landschapselementen waarvoor subsidie wordt gevraagd en een nummering van die landschapselementen zijn aangegeven.
Artikel 5.1.2.3 (subsidieverplichtingen)
Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b, dat het beheer laat uitvoeren door één of meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel a, komt gedurende de zes kalenderjaren met elk van deze natuurlijke personen of rechtspersonen, voor zover deze op de peildatum van één of meerdere van die kalenderjaren de zeggenschap hebben over het beheer, schriftelijk overeen dat:
Artikel 5.1.2.4 (hoogte subsidie)
Een jaarvergoeding is het product van het tarief zoals dat voor het desbetreffende kalenderjaar op grond van artikel 5.1.2.5, eerste lid, onderdeel a, voor het desbetreffende landschapselement is vastgesteld, en het aantal hectares, meters of stuks waarvoor voor dat betreffende landschapselement subsidie wordt verstrekt, eventueel vermeerderd met een opslag voor loon- en prijsontwikkeling.
Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:
keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan:
de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over een in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onder i. tot en met v. bedoelde titel, een en ander gelezen in samenhang met de artikelen 5.1.2.1, tweede lid, en 7.3, eerste lid, óf
Artikel 5.1.2.6 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, vermeldt in elk geval:
Afdeling 5.1.2a.1 Bijzondere bepalingen inzake subsidie landschapsbeheer binnen natuurter- reinen voor gecertificeerde begunstigden
Artikel 5.1.2a.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie landschapsbeheer voor de instandhouding van een landschapselement voor een gecertificeerde begunstigde verhogen met een vergoeding voor de monitoring van de kwaliteit van landschapselementen.
Artikel 5.1.2a.2 (aanvraag subsidie)
In afwijking van artikel 5.1.2.2, eerste lid gaateen aanvraag van een gecertificeerde begunstigde tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, vergezeld van:
Artikel 5.1.2a.3 (subsidieverplichtingen)
In afwijking van artikel 5.1.2.3, eerste lid, onderdelen d en e, kan een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, die tevens gecertificeerde begunstigde is, éénmaal per kalenderjaar maar uiterlijk op 31 oktober bij Gedeputeerde Staten melden ten aanzien van welke landschapselementen niet voldaan wordt aan één of meerdere subsidieverplichtingen.
Indien sprake is van een begunstigde als bedoeld in artikel 5.1.2.1 vierde lid wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na de datum van be- kendmaking van de beschikking tot subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.
Artikel 5.1.2a.4 (hoogte subsidie)
Als de in artikel 5.1.2a.1 bedoelde vergoeding voor de monitoring van de kwaliteit van land- schapselementen wordt verstrekt, wordt de jaarvergoeding als bedoeld in artikel 5.1.2.4, tweede lid, vermeerderd met het product van het tarief zoals dat voor het betreffende beheerjaar op grond van artikel 5.1.2.5, eerste lid, onderdeel b is vastgesteld, en hetaantal hectares, meters of stuks waarop in het kader van de subsidie landschapsbeheer monitoringswerkzaamheden worden uit- gevoerd.
Artikel 5.1.2a.5 (subsidievaststelling)
Indien het uiteindelijke beheer van de oppervlaktes, onderscheidenlijk meters of stuks, per soort landschapselement afwijkt van de opgave die bij de subsidieaanvraag is gedaan, bevat het verzoek om vaststelling in ieder geval de wijzigingen die in die oppervlaktes, onderschei- denlijk meters of stuks per soort landschapselement hebben plaatsgevonden en de datum waarop die wijzigingen plaatsvonden.
Afdeling 5.1.3 Algemene bepalingen inzake subsidie landschapsbeheer buiten natuurterrei- nen
Artikel 5.1.3.1 (begunstigden)
Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan een landbouwer die de grond waarop hij het beheerpakket landschap uitvoert of zal uitvoeren bij aanvang van de subsidie beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht, en voorts gedurende de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder kalenderjaar die grond be- heertkrachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
Als een in het eerste lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid het beheer uit te voeren.
Artikel 5.1.3.2 (aanvraag subsidie)
Een aanvraag tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerstelid, onderdeel b, gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond, waar- op de grond waarop het beheerpakket landschap wordt uitgevoerd en een nummering van die gronden zijn aangegeven.
Artikel 5.1.3.2a (aanvullende voorwaarde voor deelname)
Onverminderd het bepaalde in artikel 5.1.1.3 kan een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, slechts worden verstrekt indien is voldaan aan de in- stapeisen die behoren bij het betreffende beheerpakket landschap.
Artikel 5.1.3.3 (subsidieverplichtingen)
Een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, dient uiterlijk op de peildatum van ieder kalenderjaar, middels een ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 vastgesteld aanvraagformulier, bij Gedeputeerde Staten een aanvraag in tot betaling van de jaarvergoeding voor dat kalenderjaar, waarbij de artikelen 7 en 8 van verordening (EG) nr. 1975/2006 van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 5.1.3.4 (hoogte subsidie)
Een jaarvergoeding is het product van het tarief zoals dat voor het eerste kalenderjaar van de in artikel 5.1.1.2 bedoelde periode op grond van artikel 5.1.3.5, eerste lid, voor het desbetreffende beheerpakket landschap is vastgesteld, en het aantal hectares, meters of stuks waarvoor voor dat betreffende beheerpakket landschap subsidie wordt verstrekt.
Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:
keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan de landbouwer die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over het in artikel 5.1.3.1 bedoelde zakelijk of persoonlijk recht.
Artikel 5.1.3.6 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, vermeldt in elk geval:
Afdeling 5.1.4 Bijzondere bepalingen inzake collectief landschapsbeheer
Artikel 5.1.4.1 (toepasselijkheid afdeling)
De onderhavige afdeling is niet van toepassing op subsidies landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a.
Artikel 5.1.4.2 (subsidieaanvraag collectief landschapsbeheer)
Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid hoeft niet te worden ingediend indien de begunstig- de in hetzelfde collectief gebied reeds deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer en:
de totale oppervlakte waarmee de begunstigde in het kader van collectief agrarisch natuur- beheer én collectief landschapsbeheer wenst deel te nemen groter is dan de maximale op- pervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, maar de begunstigde overeenkomstig artikel 7.5, eerste en zesde lid, een aanvraag indient tot verhoging van die maximale oppervlakte.
In de gevallen, bedoeld in het tweede lid, wordt de beschikking tot subsidieverlening als be- doeld in artikel 4.1.2.3, met ingang van het kalenderjaar waarin de begunstigde voor het eerst deelneemt aan collectief landschapsbeheer en voor de resterende duur van de in artikel 4.1.1.2 bedoelde periode, aangemerkt als de goedkeuring om in dat gebied tevens deel te nemen aan collectief landschapsbeheer, en als zodanig ambtshalve door Gedeputeerde Staten aangepast.
Artikel 5.1.4.3 (aanvullende subsidieverplichting)
Onverminderd artikel 5.1.3.3 is een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer gehouden:
Artikel 5.1.4.4 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief land- schapsbeheer vermeldt in elk geval:
dat de subsidieontvanger elk beheerjaar gehouden is het beheer uit te voeren overeenkomstig het in artikel 9.2 bedoelde collectief beheerplan zoals dat 14 dagen vóór de datum waarop in het desbetreffende beheerjaar de in artikel 5.1.3.3, tweede lid, bedoelde aanvraag op zijn vroegst kan worden ingediend, luidt;
Hoofdstuk 6 Subsidie organisatiekosten
Artikel 6.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie organisatiekosten verstrekken.
Een subsidie organisatiekosten wordt verstrekt voor een periode van maximaal zes aaneengesloten kalenderjaren.
Artikel 6.5 (subsidieverplichtingen)
De ontvanger van een subsidie organisatiekosten voert de activiteiten ten behoeve waarvan subsidie wordt verstrekt uit conform het activiteitenplan en de daarbij behorende begroting, bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, onderdelen b en c, voor zover deze door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd.
Artikel 6.8 (aanvraag tot voorschotverlening)
Gedeputeerde Staten kunnen ten hoogste éénmaal per kalenderjaar op aanvraag een voorschot verlenen, waarbij dat voorschot ten hoogste 80% bedraagt van de subsidiabele kosten zoals die voor dat kalenderjaar in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde begroting zijn opgenomen.
Artikel 6.9 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie organisatiekosten vermeldt in elk geval: a. de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend; b. de periode waarvoor subsidie wordt verleend, én c. de maximale hoogte van de subsidie.
Artikel 6.10 (aanvraag tot subsidievaststelling)
Als een subsidieontvanger geen of slechts gedeeltelijk aanvragen als bedoeld in het eerste lid heeft ingediend, wordt door hem uiterlijk acht weken na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend voor de periode waarover nog geen subsidievaststelling heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 7 Wijziging en intrekking
Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, kan, indien sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden, een aanvraag indienen tot wijziging of intrekking van de betreffende beschikking tot subsidieverlening vanaf het moment dat de overmacht zich voordoet of de uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen.
Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, probleemgebiedensubsidie of subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan, als sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1974/2006, een aanvraag indienen tot wijziging of intrekking van de betreffende beschikking tot subsidieverlening vanaf het moment dat de overmacht zich voordoet of de uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen.
Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid honoreren en de betreffende subsidie naar evenredigheid vaststellen, als de overmacht of uitzonderlijke omstandigheden van dien aard is, respectievelijk zijn, dat het doel van de betreffende subsidie niet of niet meer kan worden behaald.
In afwijking van het derde lid kunnen Gedeputeerde Staten een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid afwijzen en de betreffende subsidie ongewijzigd voortzetten als de overmacht of uitzonderlijke omstandigheden van dien aard is, respectievelijk zijn, dat het doel van de betreffende subsidie alsnog kan worden behaald en de ontvanger van de betreffende subsidie zich ertoe bereid heeft verklaard de subsidieverplichtingen weer na te zullen leven zodra de overmacht is, respectievelijk de uitzonderlijke omstandigheden zijn, geëindigd.
Artikel 7.2 (overlijden subsidieontvanger)
Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer overlijdt, kan diens rechtsopvolger onder algemene titel binnen 24 weken na het overlijden een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de overname van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.
Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening overeenkomstig het eerste lid wijzigen als de rechtsopvolger aangemerkt kan worden als begunstigde voor de betreffende subsidie, tenzij de oorspronkelijke subsidieontvanger een gecertificeerde begunstigde was en de rechtsopvolger dit niet is.
Gedeputeerde Staten kunnen, in afwijking van de artikelen 3.1.7, 3.1.10, 4.1.1.7, 4.1.1.10, 4.1.2.4, 4.2.9, 5.1.2.4, 5.1.2.7, 5.1.3.4 en 5.1.3.7, de verstrekking dan wel betaling van een jaarvergoeding of de vaststelling van een subsidie opschorten tot vier weken na de dag waarop de termijn, genoemd in het eerste lid, is verstreken.
Artikel 7.3 (overdracht aan andere beheerder)
Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, de zeggenschap over het beheer overdraagt aan een derde, waardoor hij op de peildatum van een kalenderjaar niet kan worden aangemerkt als begunstigde, dan kan hij tezamen met die derde een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de gehele of gedeeltelijke overname door die derde van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.
Als een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, het beheer overdraagt aan een derde, waardoor hij op de peildatum van een beheerjaar respectievelijk kalenderjaar niet kan worden aangemerkt als begunstigde, dan kan hij tezamen met die derde een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de gehele of gedeeltelijke overname door die derde van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.
Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening overeenkomstig het eerste of tweede lid wijzigen als de derde aangemerkt kan worden als begunstigde voor de betreffende subsidie. Indien de oorspronkelijke subsidieontvanger een gecertificeerde begunstigde was en de derde dit niet is, is een wijziging als bedoeld in de eerste volzin slechts mogelijk indien die derde schriftelijk verklaart met ingang van de datum van overdracht de subsidieverplichtingen te zullen naleven op basis van de rechten en plichten die gelden voor een niet-gecertificeerde begunstigde.
Onverminderd het vijfde lid honoreren Gedeputeerde Staten een aanvraag als bedoeld in het eerste lid niet met betrekking tot het gedeelte van een subsidie natuurbeheer dat ziet op de toeslag, bedoeld in artikel 3.1.8, tweede lid, onderdeel b, voor zover de derde niet in staat is de aan die toeslag verbonden verplichtingen na te leven, maar stellen zij ambtshalve het betreffende deel van de subsidie naar evenredigheid vast.
Onverminderd het vijfde lid honoreren Gedeputeerde Staten, indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van een natuurterrein, een landschapselement, een beheereenheid of een beheerpakket landschap, een aanvraag als bedoeld in het eerste of tweede lid slechts indien zowel het overgedragen deel als het resterende deel voldoen aan de eisen van het desbetreffende natuurbeheertype of landschapselement, onderscheidenlijk de instapeisen van het desbetreffende agrarisch be- heerpakket of beheerpakket landschap.
Artikel 7.3a (aanvullende voorwaarden overdracht collectief agrarisch beheer)
Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, die betrek- king heeft op een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch na- tuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer, slechts goedkeuren indien deze vergezeld gaat van:
een aanvraag als bedoeld in artikel 4.1.2.1, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.2, eerste lid, indien de derde in het betreffende collectief gebied nog niet deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer onderscheidenlijk collectief landschapsbeheer, tenzij het de gehele overdracht betreft van al het collectief agrarisch natuurbeheer en collectief landschapsbeheer dat de subsidieontvanger in het betreffende beheerjaar in het betref- fende collectief gebied dient uit te voeren;
een aanvraag tot verhoging van de maximale oppervlakte als bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.4, onderdeel a, indien de derde in het betref- fende collectief gebied reeds deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer onder- scheidenlijk collectief landschapsbeheer en door de overdracht deze maximale opper- vlakte wordt overschreden.
In zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 7.3, tweede lid, bestrijkt de aanvraag, be-doeld in:
het eerste lid, onderdeel b, van het onderhavige artikel, de resterende periode waarvooraan die derde subsidie is verleend op basis van de door hem voor het betreffende collec- tief gebied ingediende aanvraag als bedoeld in artikel 4.1.2.1, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.2, eerste lid, waarbij die res- terende periode aanvangt met ingang van het beheerjaar waarin de derde op de peilda- tum als begunstigde aangemerkt kan worden.
Indien de subsidieontvanger als gevolg van de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde overdracht niet langer beschikt over voldoende oppervlakte om met ten minste de mini- mumoppervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.4, onderdeel a, te blijven deelnemen aan collectief agrarisch natuurbeheer onderscheidenlijk collectief landschapsbeheer, dan wordt de hiervoor bedoelde minimumoppervlakte, met in- gang van het beheerjaar waarin de derde op de peildatum als begunstigde aangemerkt kan worden, verlaagd tot de oppervlakte die wordt gevormd door de goedgekeurde overgedra- gen oppervlakte in mindering te brengen op de oppervlakte die de subsidieontvanger op grond van het in artikel 4.1.2.3, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.4, onderdeel c, bedoelde collectief beheerplan in het betreffende beheerjaar diende te beheren.
Artikel 7.4 (overdracht aan Staatsbosbeheer, TBO of BBL)
Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer kan, als hij de zeggenschap over het beheer of het beheer geheel of gedeeltelijk overdraagt aan Staatsbosbeheer, het Bureau beheer landbouwgronden of een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties zoals dat artikel tot 1 januari 2008 luidde, een aanvraag indienen tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie.
Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening inzake agrarisch natuurbeheer of landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid met ingang van de datum van overdracht slechts geheel of gedeeltelijk intrekken en naar evenredigheid vaststellen, als voldaan is aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 44, tweede lid, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 1974/2006.
Artikel 7.5 (wijziging subsidie ivm vergroting areaal)
Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer kan éénmaal per kalenderjaar onderscheidenlijk beheerjaar een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening met ingang van het volgend kalenderjaar of beheerjaar, gericht op de vergroting van het areaal waarvoor subsidie wordt verstrekt.
Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie natuurbeheer naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als die wijziging leidt tot een verhoging van de jaarvergoeding van ten minste € 50,- per kalenderjaar. De artikelen 1.3, eerste lid, 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 zijn van overeenkomstige toepassing.
Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als:
de wijziging leidt tot een verhoging van de jaarbetaling van ten minste € 50,- per beheerjaar.
De artikelen 1.3, eerste lid, 4.1.1.3, 4.1.1.4 en 4.1.1.5 zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de in de agrarische beheerpakketten opgenomen eis ten aanzien van de minimale oppervlakte van de beheereenheid voor zover het areaal landbouwgrond waarop de aanvraag tot wijziging ziet grenst aan landbouwgrond waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt, én op de beide aldus aanééngrenzende arealen eenzelfde agrarisch beheerpakket zal worden uitgevoerd.
Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als die wijziging leidt tot een verhoging van de jaarvergoeding van ten minste € 50,- per kalenderjaar. De artikelen 1.3, eerste lid, 5.1.1.3, 5.1.2.1, en 5.1.2.2 zijn van overeenkomstige toepassing.
Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening inzake landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als:
de wijziging leidt tot een verhoging van de jaarvergoeding van ten minste € 50,- per kalenderjaar.
De artikelen 1.3, eerste lid, 5.1.1.3, 5.1.3.1 en5.1.3.2 en 5.1.3.2a zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de in de be- heerpakketten landschap opgenomen eis ten aanzien van de minimale omvang, mits het be- heerpakket landschap waarop de aanvraag tot wijziging ziet grenst aan een beheerpakket landschap waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt én de beide aldus aanééngrenzende beheerpakketten landschap identiek zijn.
In afwijking van de artikelen 3.1.7., tweede lid, 5.1.2.4, tweede lid en 5.1.3.5, eerste lid wordt, indien Gedeputeerde Staten de beschikking tot subsidieverlening op grond van een in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag wijzigen, de uit die wijziging voortvloeiende verhoging van de subsidie en jaarvergoedingen gebaseerd op de tarieven die golden in het kalender- respectievelijk beheerjaar waarin de aanvraag is ingediend zoals die luidde vóórdat voor het eerst een aanvraag tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid is ingediend.
Artikel 7.6 (wijziging subsidie ivm verkleining)
Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, kan een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie indienen met het oog op de verkleining van het areaal waarvoor de subsidie wordt verstrekt, als die verkleining het gevolg is van de realisatie van een werk van algemene nutte.
Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie indienen, als hij als gevolg van omstandigheden als bedoeld in artikel 45, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 de subsidieverplichtingen niet langer kan nakomen.
Artikel 7.7 (beëindiging subsidie natuurbeheer ivm wijziging natuurbeheertype)
Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer kan een aanvraag indienen tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie, als hij op het natuurterrein of deel daarvan waarvoor hij de subsidie ontvangt, maatregelen treft die zijn gericht op een wijziging van het op dat natuurterrein in stand te houden natuurbeheertype.
Gedeputeerde Staten kunnen de beschikking tot subsidieverlening naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid intrekken vanaf het moment dat de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, van start gaan, en de subsidie naar evenredigheid geheel of gedeeltelijk vaststellen, als:
de subsidieontvanger schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in artikel 11 van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Groningen, beheer gericht op de instandhouding van het gewijzigde natuurbeheertype te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die gewijzigde instandhouding een subsidie natuurbeheer op grond van de onderhavige regeling heeft aangevraagd en ontvangt. De hiervóór bedoelde subsidieaanvraag wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Groningen.
Indien een subsidieontvanger subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de subsidieontvanger toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, onderdeel c, eerste volzin, bedoelde instandhoudingsplicht weer van toepassing tot de termijn van zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen is verstreken
Artikel 7.8 (wijziging baseline)
Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, intrekken met ingang van het moment waarop zich de situatie als bedoeld in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 voordoet en de subsidie naar evenredigheid ambtshalve vaststellen als de subsidieontvanger een wijziging ingevolge het eerste lid niet aanvaardt.
Gedeputeerde Staten maken geen gebruik van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid in- dien de verlaging ertoe zou leiden dat de minimale oppervlakte kleiner wordt dan de minimum- oppervlakte die behoort bij het agrarische beheerpakket onderscheidenlijk beheerpakket land- schap met de kleinste omvang dat de subsidieontvanger in het betreffende beheerjaar behoor- de uit te voeren.
Artikel 8.1.2 (wie kunnen worden gecertificeerd)
Artikel 8.1.2a Aanvraag certificering
Een aanvraag tot verlening van een certificaat als bedoeld in artikel 8.1.1 gaat vergezeld van:
Artikel 8.1.3 (certificeringsvoorwaarden)
Gedeputeerde Staten kunnen een in artikel 8.1.1, eerste lid, bedoeld certificaat afgeven als is voldaan aan de voorwaarden, opgenomen in het corresponderende onderdeel van het Programma van Eisen Kwaliteitshandboek Natuurbeheer, zoals dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en gepubliceerd in het Provinciaal Blad.
Artikel 8.1.4 (aan certificering verbonden verplichtingen)
Een houder van een in artikel 8.1.1, eerste lid, bedoeld certificaat:
Artikel 8.1.5 (schorsing en intrekking certificaat)
Gedeputeerde Staten kunnen het certificaat intrekken als:
de houder van het certificaat opzettelijk een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie, bedoeld in de artikelen 3.1.1., 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, of 6.1, of willens en wetens heeft meegewerkt aan het indienen van een onjuiste aanvraag ter verkrijging door een landbouwer van een in artikel 4.1.2.4 bedoelde toeslag.
Artikel 8.1.6 (rechtsgevolgen intrekken certificaat)
Als Gedeputeerde Staten een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer intrekken dat is afgegeven aan:
een samenwerkingsverband dat, een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, ontvangt, wordt met ingang van de datum van intrekking van het certificaat de beschikking dan wel de beschikkingen tot verlening van die subsidie of subsidies ingetrokken, waarbij die subsidie of subsidies naar evenredigheid worden vastgesteld.
Het bepaalde in het eerste lid vindt geen toepassing als de voormalig gecertificeerde begunstigde binnen acht weken na de datum van intrekking van het certificaat verzoekt de betreffende subsidieverlening met ingang van die datum te wijzigen in een subsidieverlening op basis van de rechten en plichten zoals die voor niet-gecertificeerde begunstigden gelden, mits de subsidieverlening waarop het wijzigingsverzoek ziet een opper- vlakte betreft van minder dan 75 hectare.
Artikel 8.2.1 (grondslag subsidie)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie certificeringskosten verstrekken als tegemoetkoming in de kosten die zijn verbonden aan:
Een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel b, wordt verstrekt voor een periode van maximaal zes aaneengesloten kalenderjaren, mits de gecertificeerde begunstigde voor de betreffende kalenderjaren tevens een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, ontvangt.
Artikel 8.2.5 (subsidieverplichtingen)
Een ontvanger van een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel b, voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8.1.4.
Artikel 8.2.6 (subsidiabele kosten)
Als een aanvrager van een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel a, ter verkrijging van een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer, reeds vóór de inwerkingtreding van deze regeling activiteiten heeft verricht die, waren zij verricht ná de inwerkingtreding van deze regeling, zouden hebben bijgedragen aan de verkrijging van het betreffende certificaat, dan zijn de met die activiteiten gepaard gaande kosten op basis van deze paragraaf subsidiabel voor zover:
Een aanvraag tot vergoeding van de kosten, bedoeld in het tweede lid, wordt gelijktijdig ingediend met de aanvraag, bedoeld in artikel 8.2.4, eerste lid, waarbij het tweede lid van dat artikel van overeenkomstige toepassing is, met dien verstande dat niet de verwachte, maar de daadwerkelijke hoogte van de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde kosten in het overzicht wordt opgenomen.
Artikel 8.2.7 (hoogte subsidie)
De in het tweede lid bedoelde verdeelsleutel bestaat uit een percentage, afgerond op één decimaal na de komma, dat wordt gevormd door het totale areaal natuurterrein en landschapselementen dat door de in het tweede lid bedoelde begunstigde binnen de provincie wordt beheerd, te delen door het totale areaal natuurterrein en landschapselementen dat door die begunstigde in alle betreffende provincies wordt beheerd, en het daaruit resulterende getal te vermenigvuldigen met 100.
Artikel 8.2.8 (aanvraag tot voorschotverlening)
Gedeputeerde Staten kunnen ten hoogste éénmaal per kalenderjaar op aanvraag een voorschot verlenen, waarbij dat voorschot ten hoogste 80% bedraagt van de subsidiabele kosten:
Artikel 8.2.9 (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een subsidie certificeringskosten als bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel b, vermeldt in elk geval:
Artikel 8.2.10 (aanvraag tot subsidievaststelling)
Als een ontvanger van een subsidie certificeringskosten, bedoeld in artikel 8.2.1, aanhef en onderdeel b, geen of slechts gedeeltelijk aanvragen als bedoeld in het vierde lid heeft ingediend, wordt door hem uiterlijk acht weken na afloop van de periode waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend voor de periode waarover nog geen subsidievaststelling heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 9 Collectief beheerplan
Artikel 9.1 (aanvraag vaststelling collectief beheerplan of wijziging daarvan)
Een gebiedscoördinator kan bij Gedeputeerde Staten een aanvraag indienen tot vaststelling van:
Artikel 9.2 (goedkeuring collectief beheerplan of wijziging daarvan)
Hoofdstuk 10 Verlaging jaarvergoeding en subsidies
Artikel 10.1 (niet-naleving subsidieverplichtingen)
Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, niet voldoet aan de aan de betreffende subsidie verbonden verplichtingen, verlagen Gedeputeerde Staten de jaarvergoeding, bedoeld in de artikelen 3.1.7., tweede lid en 5.1.2.4, tweede lid.
Als een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een aanvullende toeslag als bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, niet voldoet aan de aan de betreffende subsidie of toeslag verbonden verplichtingen, niet zijnde de in artikel 10.2 bedoelde verplichtingen, verlagen Gedeputeerde Staten:
het bedrag dat ingevolge artikel 4.2.9 wordt vastgesteld, overeenkomstig:
artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 indien de omvang van het uitgevoerde agrarisch beheerpakket, het uitgevoerde beheerpakket landschap of de oppervlakte van de landbouwgrond waarop wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn verbonden aan een de toeslag, bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, of een probleemgebiedensubsidie, kleiner is dan de omvang waarvoor die subsidie of toeslag is verleend;
artikel 18 van Verordening 1975/2006 en, voor zover ruimte resteert voor de toepassing daarvan, de Beleidsregels verlagen subsidie POP2, indien de niet-naleving een andere verplichting betreft als bedoeld onder i. of in artikel 10.2, voor zover het een in de aanhef bedoelde subsidie betreft die gedeeltelijk wordt gefinancierd met Europese middelen.
Artikel 10.2 (niet-naleving randvoorwaarden)
het bedrag dat ingevolge artikel 4.2.9 wordt vastgesteld, overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 en, voor zover ruimte resteert voor de toepassing daarvan, de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006, als de ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een aanvullende toeslag als bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, in dat beheerjaar of kalenderjaar niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in respectievelijk artikel 4.1.1.6, eerste lid, onderdeel b, de onderscheiden subonderdelen van bijlage 7, onderdeel C, artikel 4.2.6, onderdeel a, of artikel 5.1.3.3, eerste lid, onderdeel b.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een subsidie agrarisch natuurbeheer, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, die niet gedeeltelijk worden gefinancierd met Europese middelen, voor zover niet is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 4.1.1.6, eerste lid, onderdeel b, respectievelijk artikel 4.2.6, onderdeel a, of artikel 5.1.3.3, eerste lid, onderdeel b.
Artikel 10.3 (niet-nalevingen en overdracht)
Als een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, overeenkomstig artikel 7.3, eerste lid, is overgedragen aan een derde, wordt de jaarvergoeding die wordt uitgekeerd aan die derde ook verlaagd als aan de verplichting niet is voldaan door de oorspronkelijke subsidieontvanger.
Als een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, overeenkomstig artikel 7.3, tweede lid, is overgedragen aan een derde, wordt de jaarvergoeding die wordt uitgekeerd aan die derde ook verlaagd als aan de verplichting niet is voldaan door de oorspronkelijke subsidieontvanger.
Als een ontvanger van een probleemgebiedensubsidie de landbouwgrond waarvoor hij die subsidie ontvangt ná de peildatum overdraagt aan een derde, worden door die derde in dat kalenderjaar begane schendingen van de aan de probleemgebiedensubsidie verbonden verplichtingen toegerekend aan de subsidieontvanger.
Hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 12.2 (uitdienen onder bestaande voorwaarden)
Onverminderd het bepaalde in het tweede lid van het onderhavige artikel respectievelijk artikel 34, tweede lid, van de Regeling inrichting landelijk gebied van de minister, zijn artikel 1.12, tweede envijfde lid, zoals dat artikel vanaf 1 januari 2010 luidt, van overeenkomstige toepassing voor zover subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van één of meerdere beheerspakketten zoals opgenomen in:
Artikel 12.3 (vrijwillig overstappen mogelijk)
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag van een ontvanger van één of meerdere subsidies op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer Groningen of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, die subsidies omzetten in één subsidie op basis van de onderhavige verordening, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaar- den:
Indien subsidie wordt verstrekt aan anderen dan beheerders zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister of artikel 5 van de Subsidieregeling natuurbeheer Groningen, kan de ontvanger van die subsidie slechts een aanvraag als bedoeld in het eerste lid indienen voor zover:
in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, de aanvraag betrekking heeft op alle beheerseenheden van de in onderdeel b van het onderhavige lid bedoelde beheerder die in hun geheel binnen de provincie liggen en waarvoor subsidie wordt ontvangen op grond van de in de aanhef van dit lid genoemde regelingen.
Een beheerder als bedoeld in het tweede lid kan voor de door hem beheerde beheerseenheden een aanvraag als bedoeld in het eerste lid indienen, mits:
onverminderd de verdere voorwaarden in het eerste lid, de aanvraag betrekking heeft op al zijn beheerseenheden die in hun geheel binnen de provincie liggen en waarvoor subsidie wordt verleend op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister of de Subsidieregeling natuurbeheer Groningen.
Indien een subsidieontvanger als bedoeld in het eerste tot en met derde lid een in het eerste lid bedoelde aanvraag indient voor een in de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister of de Subsidieregeling natuurbeheer Groningen opgenomen landschapselement dat wordt beschermd door een raster als bedoeld in bijlage 56 van die regelingen, dan dient dat raster eveneens in de in het eerste lid bedoelde aanvraag te worden opgenomen.
Indien een subsidieontvanger als bedoeld in het vijfde lid een in dat lid bedoelde aanvraag indient voor een in de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Groningen opgenomen landschapselement dat wordt beschermd door een raster als bedoeld in bijlage 46 van die regeling, dan dient dat raster eveneens in de in het vijfde lid bedoelde aanvraag te worden opgenomen.
In afwijking van het eerste respectievelijk vijfde lid:
kunnen beheerders als bedoeld in artikel 21 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, artikel 18 van de Subsidieregeling natuurbeheer Groningen respectievelijk artikel 24 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Groningen geen aanvragen als bedoeld in het eerste respectievelijk vijfde lid indienen;
kan, indien subsidie wordt verstrekt aan anderen dan beheerders zoals bedoeld in artikel 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Groningen, niet de ontvanger van de betreffende subsidie, maar de in die bepaling bedoelde beheerders, elk voor de door hem beheerde beheerseenheden, de in het vijfde lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag indienen, mits:
Gedeputeerde Staten kunnen in een besluit als bedoeld in artikel 1.3 opnemen dat de omzetting danwel wijziging van de beschikking tot subsidieverlening zoals bedoeld in het onderhavige artikel voor bepaalde basis-, plus-, beheers- of landschapspakketten, categorieën van begunstigden of gebieden is uitgesloten.
Een subsidieontvanger als bedoeld in het eerste lid die voor het begrotingsjaar 2011 een aanvraag als bedoeld in dat lid heeft ingediend welke slechts gedeeltelijk is goed- gekeurd, kan voor het begrotingsjaar 2012 nogmaals een aanvraag indienen tot uit- breiding van de beschikking tot subsidieverlening op basis van de onderhavige veror- dening met die afgewezen beheerseenheden, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
de aanvraag tot uitbreiding voldoet inmiddels wél aan de voorwaardenvan het eer- ste lid, met dien verstande dat de omzetting, in afwijking van het eerste lid, onder- deel e, geschiedt voor de resterende duur van de in artikel 3.2 bedoelde periode, waarbij die uitbreiding slechts kaningaan op 1 januari 2012.
Artikel 12.4 (langere subsidieperiode)
Als een begunstigde na de einddatum van een subsidie op grond van:
de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister;
een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer wenst te ontvangen, kunnen Gedeputeerde Staten de betreffende subsidie slechts verstrekken als:
in afwijking van de artikelen 3.1.2., 4.1.1.2 en 5.1.1.2, de begunstigde zich ertoe verbindt de aan de subsidie natuurbeheer, de subsidie agrarisch natuurbeheer of de subsidie landschapsbeheer verbonden verplichtingen eveneens te zullen naleven gedurende de periode, gelegen tussen de einddatum van de subsidie op grond van de hiervoor genoemde regelingen en de datum waarop de subsidie natuurbeheer, de subsidie agrarisch natuurbeheer of de subsidie landschapsbeheer zou zijn ingegaan indien geen verlenging van die periode zou hebben plaatsgevonden;
Artikel 12.5 (niet-gecertificeerden tot 1 januari 2015)
Een begunstigde als bedoeld in de artikelen 3.1.3, eerste lid, of 5.1.2.1, eerste lid, die een aanvraag indient voor een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als be- doeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, wordt aangemerkt als ware hij gecertificeerd begunstigde, mits hij uiterlijk 15 november 2013 een aanvraag tot certificering bij Gedepu- teerde Staten heeft ingediend. Het aanmerken van de begunstigde als ware hij gecertifi- ceerd begunstigde eindigt op de datum dat Gedeputeerde Staten hebben besloten op de aanvraag tot certificering, doch uiterlijk op 1 januari 2015.
Een rechtspersoon die een aanvraag indient tot vaststelling van een collectief beheerplan wordt aangemerkt als ware hij gebiedscoördinator, mits hij uiterlijk 1 januari 2011 een aanvraag tot certificering bij Gedeputeerde Staten heeft ingediend. Het aanmerken van de rechtspersoon als ware hij gebiedscoördinator eindigt op de datum dat Gedeputeerde Staten hebben besloten op de aanvraag tot certificering, doch uiterlijk op 1 januari 2013.
Artikel 8.1.6, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing indien Gedeputeerde Staten de in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag tot certificering afwijzen, met dien verstande dat het in het tweede lid van artikel 8.1.6 bedoelde verzoek, in afwijking van de tekst van dat onderdeel, uiterlijk binnen acht weken na de afwijzing van de aanvraag wordt ingediend.
Op aanvragen voor subsidies natuurbeheer, subsidies agrarisch natuurbeheer en subsidies landschapsbeheer binnen of buiten natuurterreinen die zijn ingediend vóór 1 september 2013 blijven de bepalingen van onderscheidenlijk hoofdstuk 3, afdeling 4.1.1, afdeling 5.1.2 en afdeling 5.1.3 van toepassing zoals dezen tot die datum luidden.
In afwijking van het zesde lid dient een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer die in aanmerking wenst te komen voor de toeslag ruige stalmest, bedoeld in artikel 4.1.1.8, tweede lid, zoals die bepaling tot 1 september 2013 luidde, daartoe met ingang van 1 januari 2014 te voldoen aan de voorwaarden, opgenomen in bijlage 7, onderdeel C, subonderdeel 4.
Groningen, 13 maart 2018.
Gedeputeerde Staten voornoemd:
F.J. Paas ,
voorzitter.
H.J. Bolding,
secretaris.
N01.02 Duin- en kwelderlandschap |
|
N06.01 Veenmosrietland en moerasheide |
|
N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland N12.04 Zilt- en overstromingsgrasland |
|
Bijlage 3: Agrarisch natuurbeheer
Agrarisch natuurtype en bijbehorend agrarische beheertypen:
Onderdeel B.1.Agrarische beheertypen en bijbehorende agrarische beheerpakketten die zijn toegestaan in de gebieden zoals aangewezen in het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 in het kader van maatregel 214 van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013
Onderdeel B.2. Agrarische beheertypen en bijbehorende regionale agrarische beheerpakketten
A01.03.02.Lb Opvang overzomerende Grauwe ganzen Maasplassen. |
|
Beschrijving regionale agrarische beheerpakketten
Agrarisch beheerpakket A01.01.04c.Ut: Legselbeheer met hoge dichtheid weidevogels
A01.01.04c1.Ut: Legselbeheer op grasland met 150 tot 200 broedparen per 100 hectare.
A01.01.04c2.Ut: Legselbeheer op grasland met 200 tot 300 broedparen per 100 hectare.
A01.01.04c3.Ut: Legselbeheer op grasland met meer dan 300 broedparen per 25 hectare.
Agrarisch beheerpakket A01.03.02.Lb: Opvang overzomerende Grauwe ganzen Maasplassen.
Er dient op de beheereenheid in het foerageerseizoen te allen tijde aantrekkelijk gras voor ganzen aanwezig te zijn. Onder aantrekkelijk gras wordt verstaan;gras met een lengte van 5 tot 15 cm. Er dient op geen enkele plaats binnen het foerageergebied gras met een lengte van meer dan 30 cm aanwezig te zijn, tenzij dit niet volgens de goede landbouwpraktijk voorkomen kan worden.
Indien de grasgroeihet toelaat kan er geweid worden. Het vee mag niet langer dan 4 weken op een perceel lopen. Het totale perceel mag ingedeeld worden in kleinere percelen om dedieren te laten omweiden. Hierbij dient de beweiding in dienst van het beheerdoel te staan. Om gan- zen niet te verstoren dient de beweiding van 1 juli tot en met 30 september plaats te vinden met maximaal 4 GVE per hectare op enig moment. Dit geldt op perceelsniveau.
Administratieve verplichtingen:
Ondernemers houden op perceelsniveau een grasland logboek bij dat wordt aangeleverd doorde projectleider enmaandelijks wordt teruggestuurd naar de projectleider.
Agrarisch beheerpakket A01.04.01.Lb: Insectenrijk graslandperceelsbeheer Roerdal
A01.04.01a.Lb Insectenrijk graslandperceelsbeheer Roerdal: Basis
A01.04.01b.Lb Insectenrijk graslandperceelsbeheer Roerdal: Plus
Gefaseerd maaien: ieder jaar wordt 50% van het perceel gemaaid in de periode van 15 september tot 1 januari, waarbij het maaisel wordt afgevoerd. Het daaropvolgende jaar wordt de andere 50% van de beheereenheid gemaaid in de periode 15 september tot 1 januari, waarbij eveneens het maaisel wordt afgevoerd.
Agrarisch beheerpakket A01.04.02.Lb: Insectenrijke graslandranden Roerdal
Gefaseerd maaien: ieder jaar wordt 50% van het perceel gemaaid in de periode van 15 september tot 1 januari, waarbij het maaisel wordt afgevoerd. Het daaropvolgende jaar wordt de andere 50% van de beheereenheid gemaaid in de periode 15 september tot 1 januari, waarbij eveneens het maaisel wordt afgevoerd. Buiten de aangegeven periode is maaien niet toegestaan.
Agrarisch beheerpakket A01.05.01.Lb: Foerageerrand Bever
Bijlage 5: Eisen collectief beheerplan
A. Een collectief beheerplan voldoet aan de volgende eisen:
onderdeel van het collectief beheerplan maakt uit een elektronische kaart met een topografische ondergrond, waarop is aangegeven op welke landbouwgronden de deelnemende landbouwers welke agrarische beheerpakketten of varianten daarvan wensen uit te voeren, alsmede op welke lokatie zij welke beheerpakketten landschap wensen uit te voeren;
de gebiedscoördinator draagt er zorg voor dat de oppervlakte die per deelnemende landbouwer is opgenomen in het collectief beheerplan, groter gelijk onderscheidenlijk kleiner gelijk is dan de minimum- onderscheidenlijk maximumoppervlakte die de betreffende landbouwer heeft aangegeven in de aanvraag, bedoeld in de artikelen 4.1.2.1 en 5.1.4.2.;
B. Een wijziging van een vastgesteld collectief beheerplan voldoet aan de volgende eisen:
op de in subonderdeel a bedoelde kaart is ten behoeve van landbouwers die reeds vóór de indiening van de aanvraag tot wijziging van het collectief beheerplan deelnamen aan collectief agrarisch natuurbeheer onderscheidenlijk collectief landschapsbeheer in het gebied waarop het collectief beheerplan ziet, en voor zover daar door die landbouwers om is verzocht, aangegeven:
op welke gewijzigde landbouwgronden zij het agrarisch beheerpakket of variant daarvan wensen uit te gaan voeren dat vóór de indiening van de aanvraag tot wijziging van het collectief beheerplan werd uitgevoerd op de onder i. bedoelde landbouwgronden (hetzelfde agrarische beheerpakket op andere beheereenheid);
welke landbouwgronden waarvoor reeds een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer wordt verstrekt, alsmede welke beheerpakketten land- schap waarvoor reeds een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief land- schapsbeheer wordt verstrekt, zij voor de resterende periode waarvoor die subsidie wordt verstrekt wensen te vergroten overeenkomstig artikel 7.5, eerste lid (vergroting bestaande beheereenheid of bestaand beheerpakket landschap);
op welke landbouwgronden die niet vóór de indiening van de aanvraag tot wijziging van het collectief beheerplan in dat plan waren opgenomen, en die zelfstandig voldoen aan de voorwaarden van de onderhavige regeling voor de betreffende subsidie, zij overeenkomstig artikel 7.5, eerste lid, voor de resterende periode waarvoor de subsidie wordt verstrekt, welke agrarische beheerpakketten of varianten daarvan wensen uit te voeren (nieuwe beheereenheid voor resterende subsidieperiode);
op welke landbouwgronden die niet vóór de indiening van de aanvraag tot wijziging van het collectief beheerplan in dat plan waren opgenomen, zij voor de gehele periode, bedoeld in artikel 4.1.1.2, welke agrarische beheerpakketten of varianten daarvan wensen uit te voeren (nieuwe beheereenheid voor volledige subsidieperiode);
welke beheerpakketten landschap die niet vóór de indiening van de aanvraag tot wijziging van het collectief beheerplan in dat plan waren opgenomen, en die zelfstandig voldoen aan de voorwaarden van de onderhavige verordening voor de betreffende subsidie, zij overeenkomstig artikel 7.5, eerste lid, voor de resterende periode waarvoor de subsidie wordt verstrekt wensen uit te voeren (nieuw beheerpakket landschap voor resterende sub- sidieperiode);
op de in subonderdeel a bedoelde kaart is ten behoeve van landbouwers die niet reeds vóór de indiening van de aanvraag tot wijziging van het collectief beheerplan deelnamen aan col- lectief agrarisch natuurbeheer onderscheidenlijk collectief landschapsbeheer in het gebied waarop het collectief beheerplan ziet, op verzoek van die landbouwers, aangegeven op welke landbouwgronden zij voor de gehele periode, bedoeld in artikel 4.1.1.2, welke agrari- sche beheerpakketten of varianten daarvan wensen uit te voeren, alsmede op welke lokatie zij voor de gehele periode, bedoeld in artikel 5.1.1.2, welke beheerpakketten landschap wensen uit te voeren (nieuwe beheereenheid of nieuw beheerpakket landschap voor volle- dige subsidieperiode).
de gebiedscoördinator sluit met elk van de deelnemende landbouwers een overeenkomst waarin het beheer, bedoeld in subonderdeel b onderscheidenlijk subonderdeel c, wordt vastgelegd. De overeenkomst wordt door beide partijen ondertekend en in elk geval opgenomen in de administratie van de gebiedscoördinator;
Landschapsbeheertypen en bijbehorende landschapselementen waarvan de instandhouding is toegestaan binnen natuurterreinen, waarbij landschapselementen waarvan de alfanumerie- ke aanduiding eindigt op de cijfers “00” slechts door gecertificeerde begunstigden kunnen worden aangevraagd.\
Provinciale landschapsbeheertypen en bijbehorende regionale landschapselementen waar- van de instandhouding is toegestaan binnen natuurterreinen, waarbij landschapselementen waarvan de alfanumerieke aanduiding eindigt op de cijfers “00” slechts door gecertificeerde
begunstigden kunnen worden aangevraagd.
Beschrijving regionale landschapselementen
Landschapselement L01.09.02: Halfhoogstamboomgaard bij historische boerderijen
Halfhoogstamfruitbomen worden periodiek gesnoeid en bij beweiding moet beschadiging van de bomen door vee voorkomen worden.
Landschapselement L01.13.03: Leibomen bij historische boerderijen
Uitsluitend leibomen bij historische boerderijen komen in aanmerking. Dit zijn boerderijen die voor- komen op de Rijks- of gemeentelijke monumentenlijst dan wel terug te vinden zijn op de MIP-lijst (Monumenten Inventarisatie Project) (zie www.kich.nl).
Het beheer is gericht op het behoud van de specifieke vorm van de leibomen.
Landschapselement L03.01.02: Schurvelingen en zandwallen op Goeree
Globaal kunnen drie typen zandwallen worden onderscheiden:
Uitsluitend de schurvelingen en zandwallen op de Kop van Goeree vallen onder dit landschapsbe- heertype.
Landschapsbeheertypen en bijbehorendebeheerpakketten landschap die zijn toegestaan in de
gebieden zoals aangewezen in het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 in het kader van maatregel 214 van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013
L01.02.01 Houtsingel en houtwal L01.02.02 Hoge houtwal L01.02.03 Holle weg en graft |
Provinciale landschapsbeheertypen en bijbehorende regionale beheerpakketten landschap
L01.09.02 ZHHalfhoogstamboomgaard bij histori- sche boerderijen |
|
Beheerpakket landschap L01.09.02 ZH: Halfhoogstamboomgaard bij historische boerderij- en
Halfhoogstamfruitbomen worden periodiek gesnoeid en bij beweiding moet beschadiging van de bomen door vee voorkomen worden.
Beheerpakket landschap L01.13.03 ZH: Leibomen bij historische boerderijen
Uitsluitend leibomen bij historische boerderijen komen in aanmerking. Dit zijn boerderijen die voor- komen op de Rijks- of gemeentelijke monumentenlijst dan wel terug te vinden zijn op de MIP-lijst (Monumenten Inventarisatie Project) (zie www.kich.nl).
Het beheer is gericht op het behoud van de specifieke vorm van de leibomen.
Beheerpakket landschap L03.01.02 ZH: Schurvelingen en zandwallen op Goeree
Globaal kunnen drie typen zandwallen worden onderscheiden:
Uitsluitend de schurvelingen en zandwallen op de Kop van Goeree vallen onder dit landschaps- element.
Bijlage 7 Voorwaarden toeslagen
Voorschriften toeslag schapenbeheer (artikel 3.1.6, eerste lid, onderdeel c)
Laag tarief: schaapskudde wordt ingezet op natuurterreinen waarop een natuurbeheertype met de aanduiding N06.03, N09.01, N11.01 of N12.01 in stand wordt gehou- den;
Hoog tarief: schaapskudde wordt ingezet op natuurterreinen waarop een natuurbeheertype
met de aanduiding N06.04, N07.01, N07.02, N08.02 of N08.04 in stand wordt gehouden.
Op de beheereenheid wordt in het betreffende beheerjaar een agrarisch beheerpakket uitgevoerd dat in bijlage 3, onderdeel B.1, is opgenomen onder de aanduiding A01.01.01, A01.01.02, A01.01.04 voor zover dat beheerpakket op grasland wordt uitgevoerd, of A01.01.06.
Voorschriften aanvullende toeslag collectief agrarisch natuurbeheer ()
De in artikel 4.1.2.4, eerste lid, bedoelde landbouwer blijft, na afloop van de periode waarin in dat beheerjaar aan de aan het betreffende agrarische beheerpakket verbonden beheereisen dient te worden voldaan indien niet om de toeslag zou zijn verzocht, net zolang voldoen aan die beheereisen als de aanwezigheid en bescherming van de op de betreffende beheereenheid aanwezige weidevogels in het betreffende beheerjaar vereisen.
Subonderdeel 3 (nestgelegenheid voor de Zwarte stern)
Per rand wordt, gerekend vanaf de slootzijde, een aaneengesloten strook van 2 meter breedte en 250 meter lengte tussen 1 april en 1 augustus niet gemaaid, gerold, gesleept of bemest, en is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in die periode niet toegestaan. Bovendien wordt die strook tussen 15 juni en 1 augustus niet beweid.
Indien het overige deel van de beheereenheid of het belendende perceel beweid wordt, dient vóór 15 juni een (tijdelijk) raster te worden geplaatst op een afstand van ten minste 0,5 meter van de in punt 4 bedoelde strook, bezien vanuit de zijde van het overige deel van de beheereenheid dan wel het belendende perceel. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten, op basis van het in artikel 4.1.2.4, tweede lid, bedoelde advies van de gebiedscoördinator en met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.3, tweede tot en met vierde lid, de toeslag verhogen met een tegemoetkoming voor de tijd die de begunstigde heeft besteed aan het plaatsen van het raster.
Halverwege de in punt 4 bedoelde strook worden, op een onderlinge afstand van ten minste 4 tot 5 meter en uiterlijk op 1 mei, minimaal 5 en maximaal 10 vlotjes in de sloot uitgelegd als nestgelegenheid voor de Zwarte stern. De vlotjes voldoen aan de eisen zoals geformuleerd door de werkgroep van de Agrarische Natuurvereniging “De Utrechtse Venen.
Subonderdeel 4 (ruige stalmest)
Van het uitrijden van de ruige stalmest wordt binnen twee weken na dat uitrijden melding gedaan bij de gebiedscoördinator. De melding gaat vergezeld van een kaart met een topo- grafische ondergrond waarop de beheereenheid is, dan wel beheereenheden zijn, aange- geven waarop de ruige stalmest is uitgereden.
In afwijking van punt 5, eerste volzin, dient een subsidieontvanger die niet in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer een in punt 1 bedoeld agrarisch beheerpakket uitvoert, de in punt 5 bedoelde melding in bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van een daartoe door of namens Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier.
Bijlage 8 Overstaptabel SAN Groningen
De beheers- en landschapspakketten van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Groningen, opgenomen in de linkerkolom van de onderstaande tabel, kunnen op grond van artikel 12.3, vijfde lid, van de onderhavige regeling worden gewijzigd in de agrarische beheerpakketten onderscheidenlijk beheerpakketten landschap, opgenomen in de rechterkolom van de onderstaande tabel:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2018-2305.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.