16e wijziging Regels Ruimte voor Gelderland 2016

Bekendmaking van het besluit van 20 maart 2018– zaaknummer 2017-017407 tot wijziging van een regeling

 

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

 

Gelet op artikel 3, zesde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;

 

BESLUITEN

 

Vast te stellen de zestiende wijziging van de regels Ruimte voor Gelderland 2016:

Artikel I  

 

De regels Ruimte voor Gelderland 2016 worden als volgt gewijzigd:

 

A

Paragraaf 2.7 vervalt.

 

B

Artikel 2.8.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    onderdeel a komt te vervallen;

  • 2.

    onderdeel b komt te luiden:

    • b.

      een schriftelijke toelichting waarin de aanvrager aangeeft op welke wijze met het project structurele leegstand zal worden voorkomen dan wel aangepakt;

  • 3.

    onderdelen b tot en met k worden vernummerd tot onderdelen a tot en met j.

 

C

Onder vernummering van het eerste tot het met achtste lid naar tweede tot en met negende lid, wordt een nieuw eerste lid toegevoegd, luidende:

  • 1.

    De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het exploitatietekort.

 

D

Na artikel 2.8.10 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

 

Artikel 2.8.11 Vaststelling

In afwijking van artikel 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van de subsidie, met dien verstande dat voor subsidie tot € 125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.

 

E

In artikel 2.10.3, tweede lid, wordt ‘subsidie wordt verstrekt aan door rechtspersonen die” vervangen door: Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die.

 

F

In artikel 2.10.5 wordt “een maximumvan € 24.999” vervangen door: een maximum van € 24.999.

 

G

In artikel 2.11.2 wordt “van in het werkprogramma” vervangen door: van het werkprogramma.

 

H

In artikel 2.12.1, onder b, wordt “BREAM-“ vervangen door: BREEAM-.

 

I

Het opschrift van paragraaf 2.13 komt te luiden:

Paragraaf 2.13 Steengoed benutten – Procesondersteuning

 

J

Onder vervanging van de punt na onderdeel c van artikel 2.13.1 in een puntkomma wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d.

    herontwikkeling: het na sloop realiseren van nieuwbouw op dezelfde locatie al dan niet in combinatie met een herinrichting van de openbare ruimte.

 

K

Artikel 2.13.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    onderdeel a komt te luiden:

    • a.

      het uitvoeren van haalbaarheidsonderzoek naar de ruimtelijke en financiële haalbaarheid van een herbestemming, transformatie of herontwikkeling van een gebouw of een gebied;

  • 2.

    onderdeel b komt te luiden:

    • b.

      het opstellen van een plan van aanpak voor de realisatie van een herbestemming, transformatie of herontwikkeling van een gebouw of een gebied, of;

  • 3.

    onderdeel c komt te luiden:

    • c.

      de procesbegeleiding of advisering in het kader van een herbestemming, transformatie of herontwikkeling van een gebouw of een gebied.

 

L

Artikel 2.13.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    onderdeel c komt te luiden:

    • c.

      stichtingen, niet zijnde een collectief, als bedoeld in onderdeel b van artikel 2.1.1, of;

  • 2.

    onderdeel d komt te luiden:

    • d.

      verenigingen, niet zijnde een collectief, als bedoeld in onderdeel b van artikel 2.1.1.

 

M

Artikel 2.13.8, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a en b, binnen zes maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal zes maanden kan worden verlengd;

    • b.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder c, binnen 12 maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal twaalf maanden kan worden verlengd.

 

N

Paragraaf 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het opschrift komt te luiden:

    Paragraaf 3.3 Lokale hernieuwbare energieprojecten en participatie door natuurlijke personen, rechtspersonen zonder winstoogmerk en VvE’s;

  • 2.

    De aanhef van artikel 3.3.2, eerste lid, komt te luiden:

    Subsidie aan lokale duurzame energiebedrijven en rechtspersonen zonder winstoogmerk wordt slechts verstrekt indien:

  • 3.

    Artikel 3.3.3 komt te luiden:

    Artikel 3.3.3 Aanvrager

    Subsidie wordt verstrekt aan lokale duurzame energiebedrijven, rechtspersonen zonder winstoogmerk en VvE’s.;

  • 4.

    In de aanhef van artikel 3.3.4, eerste lid, wordt na “een lokaal duurzaam energiebedrijf” toegevoegd: of een rechtspersoon zonder winstoogmerk;

  • 5.

    In de aanhef van artikel 3.3.6, eerste lid, wordt na “Het lokale duurzame energiebedrijf” toegevoegd: of de rechtspersoon zonder winstoogmerk.

 

O

In artikel 3.4.4, eerste lid, wordt “15” vervangen door: 10.

 

P

Na paragraaf 3.11 worden twee nieuwe paragrafen ingevoegd, luidende:

 

Paragraaf 3.12 Procesondersteuning Wijk van de toekomst

 

Artikel 3.12.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    wijk: een geografische eenheid van tenminste 400 woningen;

  • b.

    integraal transitieplan: een in overleg met betrokken partijen tot stand gekomen plan met maatregelen gericht op het beperken van het fossiele energieverbruik in de wijk, waaronder in ieder geval bestaande gebouwen.

 

Artikel 3.12.2 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor opdrachtverlening aan een externe deskundige voor:

    • a.

      het ontwerpen, voorbereiden en in gang zetten van een proces gericht op het maken van een integraal transitieplan voor de verduurzaming van de wijk;

    • b.

      het uitvoeren van een proces gericht op het opstellen van een integraal transitieplan.

  • 2.

    Subsidie kan worden verstrekt voor een proces dat is gericht op een wijk of meerdere aaneengesloten wijken.

 

Artikel 3.12.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de externe deskundige is geselecteerd uit ten minste drie offertes;

    • b.

      de externe deskundige aantoonbaar ervaring heeft op het terrein waarop hij wordt ingeschakeld.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het eerste lid, onder b ten aanzien van subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b.

 

Artikel 3.12.4 Voorwaarden

Subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b wordt slechts verstrekt als de aanvrager een document kan overleggen waaruit blijkt:

  • a.

    hoe het daar genoemde proces, zal worden ingericht en welke partijen hierbij zullen worden betrokken;

  • b.

    hoeveel energie er in de wijk wordt gebruikt voor het treffen van maatregelen en een inschatting van het energiegebruik nadat maatregelen getroffen zijn, en

  • c.

    dat er bereidheid is bij bewoners en andere betrokken partijen om deel te nemen aan het proces om te komen tot een transitieplan.

 

Artikel 3.12.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

 

Artikel 3.12.6 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van:

  • a.

    de externe deskundige, en

  • b.

    andere kosten die rechtstreeks verband houden met het proces met een maximum van 10% van de totale kosten.

 

Artikel 3.12.7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder a bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 40.000 indien voor de betreffende wijk subsidie is verleend als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid 1, onder a.

 

Artikel 3.12.8 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens overgelegd:

    • a.

      de offertes als bedoeld in artikel 3.12.3;

    • b.

      documenten waaruit blijkt dat de deskundige ervaring heeft op het terrein waarop hij wordt ingeschakeld, en

    • c.

      een aanduiding op kaart van de betreffende wijk of wijken.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid wordt bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.12,2, eerste lid, onder b het document gevoegd als bedoeld in artikel 3.12.4.

 

Artikel 3.12.9 Verplichtingen

  • 1.

    De aanvrager brengt binnen zes weken na beëindiging van de activiteiten verslag uit aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Het verslag van de activiteiten als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder a bevat ten minste een beschrijving van:

    • a.

      de gevolgde aanpak;

    • b.

      de bereidheid van de betrokken partijen, met name de bewoners, om deel te nemen aan het proces tot verduurzaming van de wijk, en

    • c.

      de wijze waarop de externe deskundige het proces heeft begeleid.

  • 3.

    Het verslag over de activiteiten als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, onder b bevat ten minste een beschrijving van:

    • a.

      de gevolgde aanpak;

    • b.

      het verloop van het proces;

    • c.

      gemaakte afspraken;

    • d.

      de deelnemende partijen aan het proces en hun inbreng;

    • e.

      het netwerk in de wijk;

    • f.

      het draagvlak voor een transitie bij de betrokken partijen;

    • g.

      risico’s en de wijze waarop deze gemitigeerd kunnen worden, en

    • h.

      de wijze waarop is deelgenomen aan communities of practice.

 

Artikel 3.12.10

Indien de subsidie meer bedraagt dan € 24.999 wordt ten behoeve van de vaststelling van de subsidie het verslag als bedoeld in artikel 3.12.9, derde lid, aangemerkt als het inhoudelijk verslag als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de AsG.

 

Paragraaf 3.13 Procesondersteuning VvE’s

 

Artikel 3.13.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder VvE-beheerder: de onderneming die het financiële, administratieve, technische of bouwkundige beheer voor de VvE verzorgt.

 

Artikel 3.13.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de inhuur van een of meerdere externe deskundigen voor het begeleiden van een VvE bij het voorbereiden van een NOM- of NOM-ready renovatie, waaronder:

  • a.

    het opstellen van een uitvraag door de VvE voor het ineens of in stappen naar NOM renoveren of verbeteren van een gebouw;

  • b.

    het begeleiden van de VvE bij het beoordelen van offertes van bouw- en installatiebedrijven;

  • c.

    het begeleiden van de VvE bij de besluitvorming binnen de VvE over NOM- of NOM-ready renovatie;

  • d.

    het begeleiden van de VvE bij het verkrijgen van financiering voor NOM- of NOM-ready renovatie.

 

Artikel 3.13.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de externe deskundigen geen lid zijn van de aanvrager;

  • b.

    de externe deskundigen niet VvE-beheerder zijn voor de betreffende VvE van het gebouw;

  • c.

    de externe deskundigen zijn geselecteerd uit ten minste drie offertes;

  • d.

    de externe deskundigen aantoonbaar ervaring hebben op het terrein waarop zij worden ingeschakeld, en

  • e.

    de externe deskundigen nu en in het vervolg van het proces geen rol spelen als of in opdracht van aanbiedende of uitvoerende partijen.

 

Artikel 3.13.4 Voorwaarden

Subsidie wordt slechts verstrekt als de aanvrager een scan als bedoeld in paragraaf 3.4 of een vergelijkbaar onderzoek kan overleggen dat ten minste inzicht geeft in:

  • a.

    de haalbaarheid van een NOM-renovatie ineens of in stappen, waarbij de organisatorische en juridische bevindingen op basis van de splitsingsakte worden meegenomen;

  • b.

    een beschrijving van de voor een NOM-renovatie benodigde bouwkundige en technische maatregelen;

  • c.

    de energetische effecten door het uitvoeren van de onder b bedoelde maatregelen;

  • d.

    een indicatie van de kosten van de onder b bedoelde maatregelen;

  • e.

    het effect van de onder b bedoelde maatregelen op de financiële positie van de aanvrager, inclusief zijn liquiditeitspositie, en

  • f.

    een beschrijving van het proces dat nodig is om de onder b bedoelde maatregelen te treffen.

 

Artikel 3.13.5 Weigeringsgronden

  • 1.

    Subsidie wordt geweigerd als de aanvrager minder dan 10 wooneenheden omvat.

  • 2.

    Subsidie wordt geweigerd als de aanvrager niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

 

Artikel 3.13.6 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een VvE.

 

Artikel 3.13.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van de externe deskundigen.

 

Artikel 3.13.8 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 35.000.

 

Artikel 3.13.9 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens overgelegd:

  • a.

    de scan of het onderzoek als bedoeld in artikel 3.13.4;

  • b.

    de offertes als bedoeld in artikel 3.13.3, aanhef en onder c;

  • c.

    documenten waaruit blijkt dat de deskundige ervaring heeft op het terrein waarop hij wordt ingeschakeld;

  • d.

    een verklaring waaruit blijkt dat de externe deskundige geen lid is van de aanvrager;

  • e.

    een verklaring waaruit blijkt dat de externe deskundige niet de VvE-beheerder is, en

  • f.

    een verklaring waaruit blijkt dat de externe deskundige nu en in het vervolg van het proces geen rol spelen als of in opdracht van aanbiedende of uitvoerende partijen.

 

Q

Artikel 4.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    in onderdeel a van het tweede lid wordt “gevestigd na vaststelling” vervangen door: gevestigd voor vaststelling;

  • 2.

    in onderdeel a van het derde lid wordt “20” vervangen door: 10.

 

R

Na het derde lid van artikel 4.4.4 worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 5.

    De in het vorige lid bepaalde maximum subsidiebedragen kunnen worden toegekend indien een in artikel 4.4.1, onder c bedoeld natuurambitieterrein een omvang heeft van 20 hectare of groter.

  • 6.

    De in het vierde lid bedoelde maximum subsidiebedragen kunnen naar rato worden toegekend indien een in artikel 4.4.1, onder c bedoeld natuurambitieterrein een omvang heeft kleiner dan 20 ha, waarbij geldt dat het maximum toe te kennen percentage voor ambitieterreinen van 10 hectare 50% bedraagt.

 

S

In artikel 4.8.5, derde lid, onder b wordt “b tot en met e” vervangen door: b tot en met d.

 

T

Artikel 4.8.11, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover dit niet in strijd is met het besluit van de Europese Commissie van 7 juli 2017, C(2017) 4589, met betrekking tot steunmaatregel SA.37960 (2015/N).

 

U

Artikel 6.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    onderdeel m, komt te luiden:

    • m.

      demonstratiefabriek: een productielocatie waar een bewezen technologie op industriële schaal wordt toegepast en verbeterd en de op die productielocatie opgedane kennis en ervaring wordt gedeeld met MKB-ondernemingen;

  • 2.

    onder vervanging van de punt door een puntkomma na onderdeel lll worden de volgende onderdelen toegevoegd:

    • mmm.

      MKB-innovatiestimuleringsplan: het innovatiestimuleringsplan van een topsector of een daarvoor in de plaats tredend programma, zoals gepubliceerd op https://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/topsectoren-mit;

    • nnn.

      MIT-R&D-samenwerkingsproject: project, bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, in daadwerkelijke samenwerking uitgevoerd door een MIT-R&D-samenwerkingsverband;

    • ooo.

      MIT-R&D-samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden MKB-ondernemers, welk verband is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject.

 

V

Paragraaf 6.12 komt te luiden:

 

Paragraaf 6.12 Haalbaarheidsprojecten MKB

 

Artikel 6.12.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een haalbaarheidsproject passend binnen het MKB-innovatiestimuleringsplan van een van de volgende topsectoren:

  • a.

    High Tech Systemen & Materialen en ICT;

  • b.

    Agri en Food;

  • c.

    Life Sciences and Health;

  • d.

    Chemie en Energie inclusief biobased Economy;

  • e.

    Tuinbouw en Uitgangsmaterialen.

 

Artikel 6.12.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit:

    • a.

      innovatief is, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • i.

        de innovatie uniek is voor Nederland;

      • ii.

        de innovatie zich onderscheidt ten opzichte van internationale ontwikkelingen of alternatieven;

      • iii.

        de innovatie een technologisch of organisatorisch risico met zich meebrengt om het project als innovatie te rechtvaardigen;

    • b.

      economisch perspectief heeft, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • i.

        de innovatie marktperspectief heeft;

      • ii.

        het beoogde verdienmodel haalbaar is;

      • iii.

        het intellectueel eigendom beschermd kan worden;

      • iv.

        de aanvrager kan aantonen dat hij een marktbenadering kan uitvoeren, en

    • c.

      technisch-financieel uitvoerbaar is, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • i.

        de subsidiabele activiteit binnen de in artikel 6.12.8 gestelde termijn gerealiseerd kan worden;

      • ii.

        de uitvoerders vakbekwaam zijn om de subsidiabele activiteit uit te voeren;

      • iii.

        de risico’s voor de uitvoering en bijbehorende beheersmaatregelen zijn uitgewerkt;

      • iv.

        de subsidiabele activiteit binnen het budget kan worden uitgevoerd;

      • v.

        de aanvrager in aanvulling op de subsidie de beschikking heeft over de financiële middelen voor de subsidiabele activiteit.

  • 2.

    Aan de subsidiabele activiteit wordt een score van maximaal 50 punten toegekend.

  • 3.

    De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:

    • a.

      maximaal 15 punten voor het criterium, genoemd in artikel 6.12.2, eerste lid, aanhef en onder a;

    • b.

      maximaal 20 punten voor het criterium, genoemd in artikel 6.12.2, eerste lid, aanhef en onder b;

    • c.

      maximaal 15 punten voor het criterium, genoemd in artikel 6.12.2, eerste lid, aanhef en onder c.

 

Artikel 6.12.3 Weigeringsgronden

  • 1.

    Subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele activiteit niet voor ten minste 60% van de subsidiabele kosten betrekking heeft op een haalbaarheidsstudie en voor ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten betrekking heeft op experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek.

  • 2.

    Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager op grond van artikel 6.12.1 binnen het ten tijde van de aanvraag geldende subsidieplafond reeds subsidie heeft ontvangen.

  • 3.

    Voor zover door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden, wordt de subsidie geheel geweigerd.

  • 4.

    De subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      er voor enig criterium, genoemd in artikel 6.12.2, eerste lid, een score van minder dan 10 punten wordt toegekend; en

    • b.

      aan de subsidiabele activiteit niet ten minste een score van 30 punten wordt toegekend.

 

Artikel 6.12.4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover de subsidie betrekking heeft op experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek komen in aanmerking:

    • a.

      personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkend boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

    • c.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • d.

      bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 2.

    Voor zover de subsidie betrekking heeft op een haalbaarheidsstudie komen de kosten van de studie in aanmerking.

 

Artikel 6.12.5 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

 

Artikel 6.12.6 Aanvraag

  • 1.

    In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie ingediend tenminste zeven weken voor de aanvang van de subsidiabele activiteit.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een schriftelijke onderbouwing verstrekt waaruit blijkt op welke wijze aan de criteria als bedoeld in artikel 6.12.2 wordt voldaan.

  • 3.

    De aanvraag kan worden ingediend vanaf 9.00 uur op 17 april 2018 tot 17:00 uur op 6 september 2018.

 

Artikel 6.12.7 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 24.999.

 

Artikel 6.12.8 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidiabele activiteit is binnen twaalf maanden na datum van de beschikking tot subsidieverlening afgerond.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met maximaal 6 maanden verlengen, indien handhaving van de in dat lid bedoelde termijn onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.

 

Artikel 6.12.9 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover dat niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

W

Paragraaf 6.12a komt te luiden:

 

Paragraaf 6.12a MIT-R&D-samenwerkingsprojecten

 

Artikel 6.12a.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject door een MIT-R&D-samenwerkingsverband.

 

Artikel 6.12a.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de topsector High Tech Systemen & Materialen en ICT, Agri & Food, Life Sciences & Health, Chemie en Energie inclusief Biobased Economy of Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, al dan niet in combinatie met een andere topsector of ondersteunende sector;

    • b.

      de subsidiabele activiteit past in het MKB-innovatiestimuleringsplan van de desbetreffende topsector;

    • c.

      geen van de partijen in het MIT-R&D-samenwerkingsverband meer dan 70% van de subsidiabele kosten van het MIT-R&D-samenwerkingsproject voor zijn rekening neemt, en

    • d.

      ten minste 50% van de subsidiabele kosten van het MIT-R&D-samenwerkingsproject voor rekening komt van deelnemers aan het MIT-R&D-samenwerkingsverband met een vestiging in Gelderland of Overijssel.

  • 2.

    De subsidiabele activiteit wordt beoordeeld op de mate waarin:

    • a.

      er meer technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, proces, of dienst wordt verwacht;

    • b.

      er meer economische waarde wordt gecreëerd voor de deelnemers in het MIT-R&D-samenwerkingsverband, de in het eerste lid, aanhef en onder a genoemde sectoren of de Gelderse economie;

    • c.

      de kwaliteit van het MIT-R&D-samenwerkingsverband hoger is, ten minste blijkend uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de capaciteiten van de deelnemers en de kwaliteit van de projectorganisatie, en

    • d.

      er meer sprake is van sector overstijgende combinaties, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a die niet conventioneel zijn.

  • 3.

    Aan de activiteiten wordt een score van maximaal 100 punten toegekend.

  • 4.

    De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:

    • a.

      maximaal 30 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder a;

    • b.

      maximaal 30 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder b;

    • c.

      maximaal 30 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder c;

    • d.

      maximaal 10 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder d.

 

Artikel 6.12a.3 Weigeringsgronden

  • 1.

    Subsidie wordt geweigerd indien een MKB-ondernemer in het MIT-R&D-samenwerkingsverband ten behoeve van hetzelfde MIT-R&D-samenwerkingsproject reeds subsidie heeft aangevraagd of ontvangen. Subsidie wordt voorts geweigerd indien een MKB-ondernemer in het MIT-R&D-samenwerkingsverband binnen het ten tijde van de aanvraag geldende subsidieplafond reeds subsidie heeft ontvangen.

  • 2.

    Voor zover door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden, wordt de subsidie geheel geweigerd.

  • 3.

    Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      er voor het criterium, genoemd in artikel 6.12a.2, tweede lid, aanhef en onder a een score van minder dan 10 punten wordt toegekend;

    • b.

      er voor het criterium, genoemd in artikel 6.12a.2, tweede lid, aanhef en onder b een score van minder dan 10 punten wordt toegekend;

    • c.

      er voor het criterium, genoemd in artikel 6.12a.2, tweede lid, aanhef en onder c een score van minder dan 10 punten wordt toegekend, en

    • d.

      aan de subsidiabele activiteit niet ten minste een score van 50 punten wordt toegekend.

 

Artikel 6.12a.4 Subsidiabele kosten

De subsidiabele kosten zijn de kosten, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 6.12a.5 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan de MKB-onderneming die blijkens de aanvraag optreedt als penvoerder van het MIT-R&D-samenwerkingsverband.

  • 2.

    De aanvraag kan worden ingediend vanaf 9.00 uur op 2 juli 2018 tot 17:00 uur op 6 september 2018.

 

Artikel 6.12a.6 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een schriftelijke onderbouwing verstrekt waar uit blijkt op welke wijze aan de criteria als bedoeld in artikel 6.12a.2 wordt voldaan.

  • 2.

    Aanvragen worden op basis van een onderlinge vergelijking in een rangorde geplaatst.

 

Artikel 6.12a.7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 50.000 en een maximum van € 350.000 per MIT-R&D-samenwerkingsproject.

  • 2.

    De subsidie per MKB-ondernemer in het MIT-R&D-samenwerkingsverband bedraagt:

    • a.

      minimaal € 25.000 en maximaal € 100.000 indien het subsidiebedrag per MIT-R&D-samenwerkingsproject maximaal € 200.000 is, en

    • b.

      minimaal € 25.000 en maximaal € 175.000 indien het subsidiebedrag per MIT-R&D-samenwerkingsproject meer dan € 200.000 en maximaal € 350.000 is.

 

Artikel 6.12a.8 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidiabele activiteit is binnen twee jaar na subsidieverlening voltooid.

  • 2.

    Met uitvoering van de subsidiabele activiteit wordt binnen zes maanden na subsidieverlening gestart.

 

Artikel 6.12a.9 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover dat niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

X

Paragraaf 6.13 komt te luiden:

 

Paragraaf 6.13 Slimme en schone demonstratiefabrieken

 

Artikel 6.13.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het realiseren van een demonstratiefabriek.

 

Artikel 6.13.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit plaatsvindt in de Maakindustrie.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien de subsidiabele activiteit:

    • a.

      een demonstratiefabriek betreft die slim is, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

      • i.

        productieprocessen zijn gedigitaliseerd, en

      • ii.

        het productieproces digitaal aansluit op overige bedrijfsprocessen.

    • b.

      een demonstratiefabriek betreft die schoon is, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat bij de realisatie van en het productieproces in de demonstratiefabriek:

      • i.

        hernieuwbare energie wordt gebruikt, en

      • ii.

        hergebruikte grondstoffen, producten en materialen worden ingezet, en

    • c.

      met inbegrip van het ontwerp ervan, wordt gedemonstreerd aan MKB-ondernemingen, te bepalen op basis van de kwaliteit van de demonstraties en het bereik bij de doelgroep.

  • 3.

    Aan de subsidiabele activiteit wordt een score van maximaal 100 punten toegekend.

  • 4.

    De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:

    • a.

      maximaal 15 punten voor het criterium, genoemd in artikel 6.13.2, tweede lid, aanhef en onder a, onderdeel i;

    • b.

      maximaal 15 punten voor het criterium, genoemd in artikel 6.13.2, tweede lid, aanhef en onder a, onderdeel ii;

    • c.

      maximaal 15 punten voor het criterium, genoemd in artikel 6.13.2, tweede lid, aanhef en onder b, onderdeel i;

    • d.

      maximaal 15 punten voor het criterium, genoemd in artikel 6.13.2, tweede lid, aanhef en onder b, onderdeel ii;

    • e.

      maximaal 40 punten voor het criterium, genoemd in artikel 6.13.2, tweede lid, aanhef en onder c.

 

Artikel 6.13.3 Weigeringsgronden

  • 1.

    Per aanvrager wordt slechts één keer subsidie verstrekt.

  • 2.

    Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      er voor het criterium, genoemd in artikel 6.13.2, tweede lid, aanhef en onder a een score van minder dan 18 punten wordt toegekend;

    • b.

      er voor het criterium, genoemd in artikel 6.13.2, tweede lid, aanhef en onder b een score van minder dan 18 punten wordt toegekend;

    • c.

      er voor het criterium, genoemd in artikel 6.13.2, tweede lid, aanhef en onder c een score van minder dan 25 punten wordt toegekend.

 

Artikel 6.13.4 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen.

  • 2.

    De aanvraag kan worden ingediend vanaf 9.00 uur op 1 mei 2018 tot 17:00 uur op 31 augustus 2018.

 

Artikel 6.13.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 wordt bij de aanvraag een schriftelijke onderbouwing verstrekt waar uit blijkt op welke wijze aan de criteria als bedoeld in artikel 6.13.2 wordt voldaan.

 

Artikel 6.13.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste € 200.000.

 

Artikel 6.13.7 Verplichtingen

De subsidiabele activiteit is binnen vijf jaar na datum van de beschikking tot subsidieverlening afgerond.

 

Y

Paragraaf 6.24 komt te luiden:

 

Paragraaf 6.24 Samenwerking fysieke bedrijfsomgeving

 

Artikel 6.24.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het opstellen van een haalbaarheidsonderzoek naar de oprichting van een rechtspersoon die het beheer van een bedrijventerrein als statutair doel heeft.

 

Artikel 6.24.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien aanvrager daarbij voor gezamenlijke rekening en risico samenwerkt met ten minste één onderneming of gemeente en de voorwaarden voor de samenwerking schriftelijk zijn vastgelegd.

 

Artikel 6.24.3 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de kosten met een maximum van € 50.000.

 

Z

Paragraaf 6.25 komt te luiden:

 

Paragraaf 6.25 Economische impact - Sportevenementen

 

Artikel 6.25.1 Evenementenkalender

 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen een evenementenkalender vast.

  • 2.

    Op aanvraag van de organisator wordt een sportevenement op de kalender geplaatst als aan de volgende vereisten wordt voldaan:

    • a.

      het evenement heeft betrekking op een kernsport of een tweederingskernsport;

    • b.

      het evenement wordt in Gelderland uitgevoerd;

    • c.

      het evenement houdt in:

      • 1e.

        een Europees of wereldkampioenschap;

      • 2e.

        een Nederlands kampioenschap, of

      • 3e.

        een wedstrijd met een nationaal of internationaal deelnemersveld, waarin sporters tegen elkaar uitkomen op een competitieniveau, dat tenminste vergelijkbaar is met een Nederlands kampioenschap;

    • d.

      aannemelijk is dat aan de volgende vereisten wordt voldaan:

      • 1e.

        het evenement trekt tenminste 4.000 deelnemers en bezoeken;

      • 2e.

        de totale kosten van het evenement worden voor tenminste de helft bekostigd met private middelen;

      • 3e.

        het evenement heeft een aanzienlijke positieve economische en maatschappelijke impact binnen de provincie Gelderland, en

      • 4e.

        in samenhang met het evenement wordt een programma van side events uitgevoerd dat voldoet aan de subsidievereisten, genoemd in artikel 6.25.6, vijfde lid onder b tot en met d;

    • e.

      wanneer het evenement betrekking heeft op een tweederingskernsport, gebruik wordt gemaakt van accommodatie die met subsidie van de provincie tot stand is gebracht;

    • f.

      aannemelijk is dat het evenement in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport past.

  • 3.

    Op aanvraag van de organisator wordt een multisportevenement of ander sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking op de kalender geplaatst, als het een nationaal of internationaal karakter heeft en voldoet aan de voorwaarde van het tweede lid, onder f, alsmede door aanvrager aannemelijk wordt gemaakt dat:

    • a.

      het aantal deelnemers meer dan 500 bedraagt;

    • b.

      het aantal bezoeken meer dan 500 bedraagt, en

    • c.

      het aantal gemeenten, zorg- en andere maatschappelijke organisaties en sportverenigingen uit de regio, dat actief bij de organisatie betrokken is, tenminste vier bedraagt.

  • 4.

    De vereisten van het tweede lid, onder d 2e en 3e, voor zover het de economische impact betreft, zijn niet van toepassing op een Nederlands kampioenschap voor jeugd of junioren dan wel voor sporters met een beperking, niet zijnde een verstandelijke beperking, en op wedstrijden die tenminste daarmee vergelijkbaar zijn.

  • 5.

    Op aanvraag van de organisator kan een aansprekend internationaal evenement, dat niet voldoet aan een of meer vereisten, vermeld in het tweede tot en met vierde lid, niettemin op de kalender worden geplaatst als het uitzonderlijk van aard en omvang is en aannemelijk is dat het een zeer aanzienlijke positieve economische en maatschappelijke impact voor de provincie Gelderland zal hebben. Gedeputeerde Staten overleggen omtrent plaatsing op de kalender tevoren met Provinciale Staten of de betrokken Statencommissie.

 

Artikel 6.25.2 Aanvraag en besluit plaatsing op evenementenkalender

  • 1.

    De aanvraag voor plaatsing van een sportevenement op de evenementenkalender wordt uiterlijk negen maanden voorafgaande aan de uitvoering van het evenement ingediend. Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen van deze termijn ontheffing verlenen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten nemen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing omtrent plaatsing. Zij kunnen deze termijn eenmaal met maximaal acht weken verlengen.

 

Artikel 6.25.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de uitvoering van een sportevenement dat ook een programma van side events omvat, en

  • b.

    de uitvoering van uitsluitend een programma van side events.

 

Artikel 6.25.4 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.25.3, aanhef en onder a, kan worden aangevraagd door de organisator van een evenement als bedoeld in artikel 6.25.1.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.25.3, aanhef en onder b, kan worden aangevraagd door

    • a.

      de organisator van een evenement als bedoeld in artikel 6.25.1, of

    • b.

      een andere organisator, mits met instemming van de organisator bedoeld onder a.

 

Artikel 6.25.5 Aanvraag subsidie

  • 1.

    De aanvraag bevat een beschrijving van het programma van side events, waaruit blijkt dat de side events betrekking hebben op twee of meer themagebieden, genoemd in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport.

  • 2.

    Als de aanvraag voor een programma van side events door een ander dan de organisator van het sportevenement wordt ingediend, wordt bij de aanvraag een verklaring van de organisator overgelegd, waaruit blijkt dat deze met de aanvraag instemt.

 

Artikel 6.25.6 Criteria

  • 1.

    Subsidie voor de uitvoering van een sportevenement dat ook een programma van side events inhoudt, wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het evenement op de evenementenkalender staat;

    • b.

      in samenhang met het evenement een programma van side events wordt uitgevoerd, dat voldoet aan de vereisten van het vijfde lid, onder b, c en d, en

    • c.

      het evenement voldoet aan de vereisten van artikel 6.25.1, tweede lid onder a, b, c, en e, en voorts aan de vereisten genoemd in artikel 6.25.1, tweede lid onder d.

  • 2,

    Wanneer het sportevenement een Nederlands kampioenschap inhoudt of een wedstrijd die tenminste daarmee vergelijkbaar is, wordt subsidie als bedoeld in het eerste lid alleen verstrekt als dit een kampioenschap of wedstrijd betreft voor jeugd of junioren dan wel voor sporters met een beperking, niet zijnde een verstandelijke beperking.

  • 3.

    Wanneer het sportevenement als bedoeld in het tweede lid meer Nederlandse kampioenschappen of wedstrijden inhoudt, wordt subsidie alleen verstrekt als het evenement betrekking heeft op tenminste twee kernsporten.

  • 4.

    Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing voor multisportevenementen en andere sportevenementen voor sporters met een verstandelijke beperking.

  • 5.

    Subsidie voor uitsluitend de uitvoering van een programma van side events wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het programma samenhangt met een sportevenement dat op de evenementenkalender staat, waarvoor geen subsidie wordt verleend op grond van artikel 6.25.3, aanhef en onder a;

    • b.

      het programma wordt uitgevoerd in Gelderland;

    • c.

      het programma activiteiten omvat binnen twee of meer themagebieden, genoemd in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport, die gezamenlijk zorgen voor een aanzienlijke positieve economische of maatschappelijke impact van het evenement binnen de provincie Gelderland; en

    • d.

      de activiteiten zoveel als mogelijk over meer gemeenten in Gelderland worden verspreid.

  • 6.

    Subsidie voor uitsluitend de uitvoering van een programma van side events kan ook worden verstrekt wanneer het programma samenhangt met twee of meer sportevenementen van dezelfde organisator, als: 

    • a.

      de evenementen op de evenementenkalender staan en daarvoor geen subsidie wordt verleend; en

    • b.

      het programma voldoet aan de vereisten van het vijfde lid, onder b, c en d, met dien verstande dat het programma tenminste drie side events omvat, die betrekking hebben op tenminste twee verschillende themagebieden.

 

Artikel 6.25.7 Hoogte subsidie sportevenement met programma van side events

  • 1.

    De subsidie voor de uitvoering van een sportevenement bedraagt voor een Nederlands kampioenschap:

    • a.

      in 2018: maximaal € 65.000, waarvan voor het sportevenement ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 45.000 en voor het programma van side events ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000;

    • b.

      in 2019: maximaal € 55.000, waarvan voor het sportevenement ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 35.000 en voor het programma van side events ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000.

  • 2.

    De subsidie voor de uitvoering van een sportevenement bedraagt voor een Europees kampioenschap maximaal € 150.000, waarvan voor het sportevenement ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 120.000 en voor het programma van side events ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 30.000.

  • 3.

    De subsidie voor de uitvoering van een sportevenement voor een wereldkampioenschap maximaal € 200.000, waarvan voor het sportevenement ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 160.000 en voor het programma van side events ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 40.000.

  • 4.

    Voor de uitvoering van een evenement dat een vergelijkbare wedstrijd als bedoeld in artikel 6.25.1, tweede lid onder c 3e, inhoudt, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 6.25.8 Hoogte subsidie programma van side events

  • 1.

    De subsidie voor uitsluitend de uitvoering van een programma van side events bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten van het programma met een maximum van:

    • a.

      € 20.000 voor een Nederlands kampioenschap;

    • b.

      € 30.000 voor een Europees kampioenschap;

    • c.

      € 40.000 voor een wereldkampioenschap, en

    • d.

      € 20.000 voor een vergelijkbare wedstrijd als bedoeld in artikel 6.25.1, tweede lid onder c 3e.

  • 2.

    Indien voor een evenement meer aanvragen voor uitsluitend de uitvoering van een programma van side events worden ingediend, bedraagt de subsidie voor de programma’s tezamen niet meer dan het bedrag genoemd in het eerste lid onder a, b, c of d.

  • 3.

    De subsidie voor de uitvoering van een programma van side events als bedoeld in artikel 6.25.6, zesde lid, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, tot ten hoogste de som van de bedragen die volgens het eerste lid ten behoeve van de afzonderlijke programma’s van side events zouden kunnen worden verkregen.

 

Artikel 6.25.9 Hoogte subsidie overige evenementen

  • 1.

    De subsidie voor de uitvoering van een nationaal of internationaal multisportevenement of ander sportevenement voor sporters met een verstandelijke beperking en een eventueel programma van side events bedraagt maximaal € 160.000.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie voor de uitvoering van sportevenementen als bedoeld in artikel 6.25.1, vijfde lid, met het daarmee samenhangende programma van side events wordt door Gedeputeerde Staten per evenement bepaald. Zij overleggen daarover tevoren met Provinciale Staten of de betrokken Statencommissie.

 

Artikel 6.25.10 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Kosten van een evenement dat wordt georganiseerd op basis van toewijzing door een landelijke of internationale organisatie, onder auspiciën waarvan nationale of internationale kampioenschappen en vergelijkbare wedstrijden worden gehouden, komen in afwijking van artikel 1.3.5, aanhef en onder b, voor subsidie in aanmerking voor zover deze zijn gemaakt na toewijzing van het evenement.

  • 2.

    Artikel 1.3.5, aanhef en onder g, is niet van toepassing voor subsidies krachtens deze paragraaf.

 

Artikel 6.25.11 Weigeringsgrond

Subsidie voor de uitvoering van een sportevenement dat ook een programma van side events inhoudt of voor uitsluitend de uitvoering van een programma van side events wordt geweigerd als het evenement of het programma van side events niet voldoet aan het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport.

 

Artikel 6.25.12 Aanvraag vaststelling

In afwijking van artikel 24, eerste lid, van de AsG, dient de subsidieontvanger, op wie de verplichting rust van artikel 6.25.13, eerste lid, binnen negen maanden na afloop van de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

 

Artikel 6.25.13 Verplichtingen

  • 1.

    Behoudens ontheffing van Gedeputeerde Staten legt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor de uitvoering van een sportevenement een rapport over, waarin de resultaten van een onderzoek staan beschreven naar de economische impact van het sportevenement voor het bedrijfsleven in Gelderland. Het onderzoek moet zijn uitgevoerd met toepassing van de WESP-methodiek volgens de meest actuele richtlijn. Deze verplichting geldt niet voor evenementen, voor de subsidiëring waarvan het vereiste van economische impact niet is gesteld.

  • 2.

    De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de accommodatie of locatie waar het sportevenement wordt georganiseerd, toegankelijk is voor mensen met een beperking.

  • 3.

    De subsidieontvanger werkt mee, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, aan door of namens Gedeputeerde Staten ingesteld onderzoek dat erop is gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking krachtens deze paragraaf in de praktijk te evalueren.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij het besluit tot subsidieverlening of, als zodanig besluit niet is gegeven, bij het besluit tot subsidievaststelling nadere voorschriften opleggen over de inlichtingen, gegevens en bescheiden die door de subsidieontvanger moeten worden verstrekt.

 

Artikel 6.25.14 Bijzondere bepalingen voor evenementen in een cluster

  • 1.

    Op aanvraag van de organisator worden evenementen als bedoeld in artikel 6.25.1, tweede, derde en vijfde lid , die in samenhang met elkaar worden uitgevoerd, als cluster op de evenementenkalender geplaatst.

  • 2.

    Voor plaatsing als cluster is vereist dat de afzonderlijke evenementen voldoen aan de vereisten van artikel 6.25.1, uitgezonderd de vereisten van het tweede lid, onder d 2e, 3e en 4e, voor zover deze hierop van toepassing zijn. Laatstbedoelde vereisten gelden voor de evenementen gezamenlijk.

  • 3.

    In afwijking van artikel 6.25.5, eerste lid, en artikel 6.25.6, vijfde lid, aanhef en onder c, omvat het programma van side events tenminste drie side events, die betrekking hebben op tenminste twee verschillende themagebieden, genoemd in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport.

  • 4.

    Voor de aanvraag en verlening van subsidie worden evenementen in een cluster als één evenement aangemerkt.

  • 5.

    De subsidie voor de evenementen in een cluster bedraagt maximaal het bedrag, dat op grond van de artikelen 6.25.7, 6.25.8 en 6.25.9, met inachtneming van de daarin genoemde uiterste percentages en bedragen, in totaal kan worden verkregen voor de afzonderlijke evenementen.

  • 6.

    Voor evenementen die afzonderlijk op de kalender staan kan als cluster subsidie worden aangevraagd als zij in samenhang met elkaar worden uitgevoerd. Het tweede tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

 

AA

Paragraaf 6.26 komt te luiden als volgt.

 

Paragraaf 6.26 Open clubs en vitale sportparken

 

Subparagraaf 6.26.1 Algemeen

 

Artikel 6.26.1.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de doorgroei van sportverenigingen naar open club en van sportparken naar vitaal sportpark door middel van de activiteiten genoemd in de volgende leden.

  • 2.

    Subsidie wordt verstrekt voor het verkennen van de haalbaarheid van een ontwikkeling als bedoeld in het derde lid.

  • 3.

    Subsidie wordt verstrekt voor de daadwerkelijke ontwikkeling van een of meer open clubs of vitale sportparken.

  • 4.

    Subsidie wordt verstrekt voor het uitvoeren van een programma, gericht op de doorgroei van tenminste zes sportverenigingen of sportparken naar open club dan wel vitaal sportpark. Subsidie wordt verstrekt voor de daadwerkelijke ontwikkeling naar open club of vitaal sportpark.

 

Artikel 6.26.1.2 Toetsingskader

  • 1.

    Subsidie wordt alleen verstrekt voor zover de activiteiten in overeenstemming zijn met het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport.

  • 2.

    Subsidie wordt alleen verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 55 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3.

    Formulieren waarvan het gebruik in deze paragraaf is voorgeschreven, moeten volledig zijn ingevuld en zijn voorzien van de voorgeschreven bijlagen.

 

Subparagraaf 6.26.2 Verkenning

 

Artikel 6.26.2.1 Subsidie

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.26.1, tweede lid, kan worden verstrekt aan een sportvereniging of sportparkorganisatie, die met minstens twee andere partijen uit de sector sport, onderwijs, cultuur, recreatie, zorg of welzijn of het bedrijfsleven, wil verkennen of de ontwikkeling van een of meer open clubs of vitale sportparken haalbaar is.

  • 2.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het formulier, dat hiertoe door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en te vinden is op de website van de provincie Gelderland.

  • 3.

    De subsidie is eenmalig en bedraagt ten hoogste € 5.000. Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie is artikel 1.3.5, eerste lid, onder a tot en met n, niet van toepassing.

  • 4.

    De verkenning moet binnen zes maanden na verstrekking van de subsidie zijn voltooid.

  • 5.

    De subsidieontvanger informeert Gedeputeerde Staten over het resultaat van de verkenning met gebruikmaking van het formulier, dat hiertoe door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en te vinden is op de website van de provincie Gelderland.

 

Subparagraaf 6.26.3 Ontwikkeling

 

Artikel 6.26.3.1 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.26.1, derde lid, kan worden verstrekt aan een sportvereniging of sportparkorganisatie, die een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met tenminste twee andere sportverenigingen of sportparkorganisaties en tenminste een andere partij uit de sector onderwijs, cultuur, recreatie, zorg of welzijn of het bedrijfsleven, met als doel samen te werken aan de ontwikkeling van een of meer open clubs of vitale sportparken.

  • 2.

    Subsidie kan ook worden verstrekt aan een samenwerkingsverband zonder winstoogmerk met rechtspersoonlijkheid, waarin tenminste vier partijen, waarvan tenminste twee sportverenigingen of sportparkorganisaties en tenminste een organisatie uit de sector onderwijs, cultuur, recreatie, zorg of welzijn of het bedrijfsleven met elkaar samenwerken aan de ontwikkeling van sportverenigingen naar een open club of sportparken naar een vitaal sportpark.

 

Artikel 6.26.3.2 Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het formulier, dat hiertoe door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en te vinden is op de website van de provincie Gelderland.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.2.3 omvat de aanvraag het volgende:

    • a.

      als de subsidie wordt aangevraagd door een aanvrager als bedoeld in artikel 6.26.3.1, eerste lid, een overeenkomst waarin de samenwerkingsafspraken tussen de partijen zijn vastgelegd;

    • b.

      een beschrijving van de stand waarin de ontwikkeling van de sportverenigingen of sportparkorganisaties naar open club of vitaal sportpark zich bij de aanvang bevindt en welke resultaten worden beoogd aan einde van projectperiode;

    • c.

      een beschrijving van de wijze waarop de beoogde resultaten van de ontwikkeling gedurende tenminste drie jaar na de projectperiode worden bestendigd;

    • d.

      een opgave van het vastgoed dat als gevolg van de ontwikkeling leeg komt te staan en

    • e.

      een beschrijving van de wijze waarop sporters en andere personen met een beperking dan wel een of meer organisaties, die zich de behartiging van de belangen van personen met een beperking ten doel stellen, bij de ontwikkeling zijn betrokken.

 

Artikel 6.26.3.3 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie is eenmalig en bedraagt ten hoogste 65% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000.

  • 2.

    Kosten van aanpassing van sportaccommodaties komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking voor zover de aanpassing noodzakelijk is voor het realiseren van maatschappelijke of ruimtelijke functies van de open club of het vitale sportpark.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan aan de aanvrager die subsidie heeft verkregen voor het opstellen van een ontwikkelplan voor of het realiseren van een of meer open clubs of vitale sportparken onder vigeur van deze paragraaf, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van deze bepaling, een aanvullende subsidie worden verleend.

  • 4.

    De aanvullende subsidie als bedoeld in het derde lid, bedraagt ten hoogste het verschil tussen het in het eerste lid genoemde bedrag en het bedrag van de eerder verkregen subsidie.

 

Artikel 6.26.3.4 Beoordeling

Subsidie wordt alleen verstrekt als uit de aanvraag blijkt dat de ontwikkeling naar een of meer open clubs of vitale sportparken plaatsvindt met inachtneming van de daarover opgenomen filosofie in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport.

 

Artikel 6.26.3.5 Uitvoeringstermijn

De activiteiten moet binnen 30 maanden na het verlenen van de subsidie zijn voltooid.

 

Subparagraaf 6.26.4 Programma open clubs en vitale sportparken

 

Artikel 6.26.4.1 Aanvrager

Subsidie voor een programma als bedoeld in artikel 6.26.1.1, vierde lid, wordt alleen verstrekt aan een sportbond, een gemeente, een openbaar lichaam op grond van een gemeenschappelijke regeling tussen gemeenten of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 6.26.3.1, die met tenminste zes partijen uit de sector sport en tenminste twee partijen uit de sector onderwijs, cultuur, recreatie, zorg of welzijn of het bedrijfsleven een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten met als doel samen te werken aan de ontwikkeling van sportverenigingen naar open club of van sportparken naar vitaal sportpark.

 

Artikel 6.26.4.2 Aanvraag

Artikel 6.26.3.2 is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 6.26.4.3 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie is eenmalig en bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000.

  • 2.

    Kosten van aanpassing van sportaccommodaties komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking voor zover de aanpassing noodzakelijk is voor het realiseren van maatschappelijke of ruimtelijke functies van de open club of het vitale sportpark.

 

Artikel 6.26.4.4 Beoordeling

Subsidie wordt alleen verstrekt als uit de aanvraag blijkt dat de ontwikkeling naar open clubs of vitale sportparken plaatsvindt met inachtneming van de daarover opgenomen filosofie in het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport.

 

Artikel 6.26.4.5 Uitvoeringstermijn

De activiteiten moeten binnen 36 maanden na het verlenen van de subsidie zijn voltooid.

 

Subparagraaf 6.26.5 Overige bepalingen

 

Artikel 6.26.5.1 Verlenging termijnen

Op aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de termijnen die in deze paragraaf worden genoemd eenmalig verlengen. De subsidieontvanger maakt daartoe gebruik van het meldingsformulier, dat hiertoe door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en te vinden is op de website van de provincie Gelderland. De aanvraag wordt ingediend voor afloop van de projectperiode.

 

Artikel 6.26.5.2 Verplichtingen

  • 1.

    De ontvanger van subsidie krachtens deze paragraaf werkt mee aan door of namens Gedeputeerde Staten ingesteld onderzoek, erop gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking krachtens deze paragraaf te evalueren, door het verschaffen van daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden. Gedeputeerde Staten kunnen bij het besluit tot subsidieverlening of, als zodanig besluit niet is gegeven, bij het besluit tot subsidievaststelling nadere voorschriften opleggen over de inlichtingen, gegevens en bescheiden die door de subsidieontvanger moeten worden verstrekt.

  • 2.

    De subsidieontvanger zal de kennis en ervaring, die hij heeft opgedaan met de krachtens subparagraaf 6.26.3 of 6.26.4 gesubsidieerde activiteiten, tijdens en na de uitvoering eigener beweging en op verzoek van Gedeputeerde Staten tot twee jaar na afloop van de subsidieperiode beschikbaar stellen aan organisaties in Gelderland op het terrein van sport, onderwijs, cultuur, welzijn en zorg.

  • 3.

    De ontvanger van subsidie krachtens subparagraaf 6.26.3 of 6.26.4 informeert het gemeentebestuur van de gemeente of gemeenten, waarin de activiteiten worden uitgevoerd, over de ontwikkeling naar open club of vitaal sportpark van de betrokken sportverenigingen of sportparken.

 

BB

  • 1.

    Artikel 6.34.9 wordt hernummerd in artikel 6.34.10.

 

CC

  • 2.

    Na artikel 6.34.8 wordt een nieuw artikel 6.34.9 ingevoegd, dat luidt:

 

Artikel 6.34.9 Vaststelling

In afwijking van artikel 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van de subsidies die krachtens deze paragraaf zijn verleend, met dien verstande dat voor subsidies tot € 125.000 in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.

 

DD

Artikel 6.35.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel c vervalt.

  • 2.

    Na “bedoeld in paragraaf 6.25” wordt een punt geplaatst en vervalt “; en”.

 

EE

Artikel 6.35.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Subsidie wordt alleen verstrekt als is aangetoond dat de sportieve buitenruimte gedurende tenminste drie jaar na de einddatum van het project actief wordt beheerd en gebruikt.

  • 3.

    Het vierde lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      de activiteit wordt uitgevoerd hetzij in het kader van een evenement dat op de evenementenkalender staat hetzij in het kader van een evenement dat op de Nationale Topevenementenkalender staat, waarbij de provincie zorgdraagt voor de organisatie van de side events, en.

  • 4.

    Het vijfde lid vervalt.

  • 5.

    Het zesde lid vervalt.

 

FF

Artikel 6.35.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden: Subsidie wordt verstrekt voor de kosten van planontwikkeling, procesbegeleiding, inrichting, materiaal en organisatie.

  • 2.

    Het tweede lid vervalt.

  • 3.

    De aanduiding “1” voor het eerste lid vervalt.

 

GG

Artikel 6.35.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het derde lid komt te luiden:

  • 2.

    Wanneer voor de realisering van de sportieve buitenruimte publiekrechtelijke of privaatrechtelijke medewerking van de gemeente is benodigd, wordt bij de aanvraag een brief van het gemeentebestuur overgelegd, waaruit blijkt dat de gemeente bereid is om deze medewerking te verlenen. Dit vereiste geldt niet als de gemeente deel uitmaakt van de samenwerking.

  • 3.

    Het zevende lid vervalt.

 

HH

Artikel 6.35.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel b wordt “met een maximum van € 50.000” gewijzigd in: met een maximum van € 70.000.

  • 2.

    De puntkomma aan het slot van onderdeel b wordt gewijzigd in een punt.

  • 3.

    Onderdeel c vervalt.

 

II

Artikel 6.35.6 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid, onderdeel c, vervalt: “deze een activiteit betreft als bedoeld in artikel 6.35.1 onder a of b en”.

 

JJ

Artikel 6.35.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid vervalt: “voor een activiteit als bedoeld in artikel 6.35.1, onder a of b,”.

  • 2.

    Het tweede lid vervalt.

  • 3.

    Het derde, vierde en vijfde lid worden vernummerd in het tweede, derde en vierde lid.

  • 4.

    In het tweede lid wordt “tot twee jaar na vaststelling van de subsidie delen” gewijzigd in: tot twee jaar na de einddatum van het project beschikbaar stellen.

 

KK

Onder vernummering van de tekst van artikel 7.6.4 tot het tweede lid wordt een nieuw eerste lid toegevoegd dat luidt:

  • 1.

    Aanvragen kunnen jaarlijks worden ingediend in het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

 

LL

De derde alinea van de toelichting, onder Staatssteun, komt te luiden:

Er is geen sprake van staatssteun als er geen economische activiteiten worden gesubsidieerd of als het grensoverschrijdend effect van de subsidie ontbreekt. Dit is het geval bij de paragrafen 2.4, 2.7, 2.10, 3.6, 3.7, 3.9, 3.12, 3.13, 4.3, 4.6, 6.11, 6.28, 6.30, 6.31, 6.32, 6.33, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 7.10, 8.1 en 8.2.

 

MM

De zevende alinea van de toelichting, onder Staatssteun, komt te luiden:

Voor bepaalde activiteiten heeft de Europese Commissie specifieke vrijstellingsverordeningen vastgesteld. Het gaat daarbij vooral om de Algemene groepsvrijstellingsverordening, de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, de Landbouw de-minimisverordening en de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014, C 204/01). Daar waar een van deze verordeningen van toepassing is, wordt niet getoetst aan de De-minimisverordening. Dit betreft de paragrafen 2.2, 2.3, 4.5, 4.7, 4.10, 4.13, 6.12, 6.12a, 6.15, 6.16, 6.18, 6.26, 6.34, 6.35, 7.2, 7.4 en 7.9.

 

NN

De negende alinea van de toelichting, onder Staatssteun, komt te luiden:

Voor alle overige paragrafen geldt dat indien de subsidie valt binnen de reikwijdte van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en er geen andere staatssteungrondslag is, zij alleen kan worden verstrekt in overeenstemming met de De-minimisverordening. Op grond van die verordening bedraagt de totale overheidssteun maximaal € 200.000 over een periode van drie jaren. De verordening bevat een aantal (procedurele) voorwaarden waaraan in alle gevallen moet worden voldaan. Het proces van subsidieverlening bij de provincie Gelderland is zodanig ingericht dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Voor subsidie op grond van de paragrafen 2.5, 2.12, 3.3, 3.4, 4.2, 4.13, 5.8, 5.9, 6.8, 6.9, 6.10, 6.13, 6.22, 6.24, 6.27, 6.29, 7.3 en 7.4 (artikel 7.4.1, aanhef en onder a) geldt, overeenkomstig de vangnetbepaling van artikel 1.3.3, eerste lid, dat de subsidie slechts wordt verstrekt met inachtneming van de De-minimisverordening.

 

OO

Na de toelichting op paragraaf 3.11 wordt een nieuw onderdeel toegevoegd dat luidt:

Paragraaf 3.12 Subsidies op grond van deze paragraaf moeten in een eerste fase (fase 1) stimuleren dat op het niveau van een of meerdere wijken onderzocht wordt in hoeverre verduurzaming van de wijk kans van slagen heeft. Verduurzaming kan bijvoorbeeld worden bereikt door het besparen van energie of het gebruik van duurzame energiebronnen. De vervolgfase (fase 2) richt zich op het opstellen van een concreet en integraal transitieplan. Onder een integraal transitieplan wordt verstaan: een plan met maatregelen gericht op het beperken van het fossiele energieverbruik van bestaande gebouwen. Bij voorkeur bevat een transitieplan ook andere wijk verduurzamende maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van mobiliteit, klimaatadaptatie en sociale cohesie. Een integraal transitieplan dient steeds tot stand te komen in interactie met de betrokken partijen, in het bijzonder de bewoners.

Artikel 3.12.2 In artikel 3.12.2 en verder wordt gesproken over de externe deskundige. Met extern is bedoeld tot uitdrukking te brengen dat het gaat om een deskundige die noch aan de subsidieverstrekker, noch aan de subsidieontvanger gelieerd zijn

Artikel 3.12.4 Het kan zijn dat een aanvrager op eigen initiatief, zonder subsidie van de provincie, een inventarisatie heeft opgesteld of heeft laten opstellen. Als deze inventarisatie beantwoordt aan de verplichtingen van deze regeling (en minimaal de aandachtspunten bevat uit het document zoals genoemd in artikel 3.12.4), kan deze de basis vormen voor de aanvraag van de subsidie voor fase 2.

Artikel 3.12.6 Voor wat betreft de subsidiabele kosten geldt dat die voor het grootste deel besteed zullen worden aan de inzet van de externe deskundige. In voorkomend geval kunnen ook andere deskundigen worden ingezet voor bepaalde specifieke onderdelen van het proces. Het is echter ook toegestaan om andere kosten die rechtstreeks met het proces samenhangen voor subsidie in aanmerking te brengen, zoals zaalhuur of het gebruik van bepaalde methodieken waarvoor een vergoeding moet worden betaald. Hiervoor is een maximum van 10% opgenomen.

Artikel 3.12.9 Het doel van de subsidie is om in zoveel mogelijk wijken te komen tot uitvoering van transitieplannen. Om de kans van slagen zo goot mogelijk te maken, is het van groot belang dat er uitvoerig verslag wordt gedaan van de activiteiten en de resultaten. Op basis van deze verslagen kunnen ook anderen profiteren van verworven kennis en inzichten, ook als er in de betreffende wijk geen vervolg komt op het doorlopen proces. Om die reden is voor beide fasen de verplichting opgenomen dat de aanvrager binnen zes weken na beëindiging van de activiteiten verslag uitbrengt. Verslagen zijn in beginsel vormvrij. In alle gevallen zal een kwalitatief goed verslag worden verlangd dat voldoet aan de eisen van artikel 3.12.9.

 

PP

De laatste alinea van het onderdeel van de toelichting dat luidt “Paragrafen 4.8 en 4.9 Inrichting en functieverandering natuur” komt te luiden:

 

Artikel 4.8.10 Het kan voorkomen dat de ontvanger naast de gesubsidieerde activiteiten ook andere activiteiten verricht die als economisch van aard moeten worden aangemerkt. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de ontvanger in het kader van de subsidie bijkomende activiteiten verricht die economisch van aard zijn. Om te zorgen dat er geen subsidie toevloeit naar economische activiteiten is de ontvanger verplicht een gescheiden boekhouding te voeren. Dit betekent dat op projectniveau de kosten in de boekhouding apart moeten worden bijgehouden. Het houden van een gescheiden boekhouding heeft dus als doel de gesubsidieerde activiteiten te kunnen onderscheiden van economische activiteiten van de aanvrager.

Artikel II  

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 mei 2018.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treden onderdelen Z, BB en CC van artikel I in werking op 1 april 2018.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid treedt onderdeel V van artikel I in werking op 17 april 2018.

  • 4.

    Voor subsidies die op grond van de paragrafen 6.25, 6.26, 6.34 en 6.35 van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 zijn aangevraagd dan wel verleend of, als geen verleningsbesluit is genomen, zijn vastgesteld voor inwerkingtreding van deze regeling, blijft het recht van toepassing dat gold tot de inwerkingtreding van deze regeling.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid wordt een aanvraag op grond paragraaf 6.25 van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 volgens deze regeling behandeld als dit voor de aanvrager gunstiger is. In dat geval wordt de aanvraag geacht te zijn ingediend op de datum van inwerkingtreding van deze regeling, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 1.2.3, eerste lid, en artikel 1.3.5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regels Ruimte voor Gelderland de feitelijke datum van indiening beslissend is.

     

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning

P.G.G. Hilhorst - secretaris

Naar boven