Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 6 maart 2018, kenmerk 18005945, houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013.

 

Gedeputeerde staten van Zeeland,

  • overwegende dat de Commissie Structuurversterking en werkgelegenheid Zeeland (Balkenende) onderzoek heeft gedaan naar mogelijkheden om de economische structuur en werkgelegenheid in Zeeland te versterken en hierover advies heeft uitgebracht in de vorm van een actieprogramma voor duurzame economische groei, regionale inbedding en bestuurlijke daadkracht;

  • overwegende dat Zeeland dit actieprogramma als dé strategische agenda voor Zeeland heeft omarmd en op basis hiervan het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling heeft uitgewerkt;

  • overwegende dat Zeeland voortvloeiend uit het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling inzet op een duurzame versterking van het innovatiesysteem in de economische clusters industrie en maintenance, havens en logistiek, agro- en seafood, water en energie, vrijetijdseconomie en zorg binnen de thema’s energietransitie, circulair, biobased, ICT, human capital en vestigingsklimaat;

  • overwegende dat een van de projecten in het Investeringsprogramma Zeeland in stroomversnelling de zogenaamde ‘aanjaaggelden’ betreft waarbij wordt ingezet op het versterken van het innovatiesysteem van de economische clusters in Zeeland door middel van het stimuleren van het organiserend vermogen vanuit de Kennis en innovatienetwerken in Campus Zeeland, haalbaarheidsonderzoeken en demonstraties;

  • overwegende dat voor verstrekking van subsidies voor haalbaarheidsonderzoeken en demonstratieprojecten binnen de thema’s uit het investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling bijzondere bepalingen in het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 benodigd zijn;

  • gelet op artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013;

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013:

 

Artikel I  

 

Na hoofdstuk 16 wordt toegevoegd een hoofdstuk luidende:

 

Hoofdstuk 17 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie in het kader van Zeeland in Stroomversnelling

§ 17.1 Algemene bepalingen

Artikel 17.1.1  

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • b.

    biobased economy: economie die voor zijn materialen gebaseerd is op groene grondstoffen in plaats van fossiele grondstoffen;

  • c.

    circulaire economie: een economisch systeem dat bedoeld is om herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren;

  • d.

    consortium: een samenwerkingsverband van ten minste drie partijen, waaronder ten minste één onderneming, dat als doel heeft om op basis van een gezamenlijke agenda systeemversterkende projecten te realiseren die een bijdrage leveren aan de versterking van de Zeeuwse concurrentiepositie;

  • e.

    demonstratieproject: een project dat kwalificeert als experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder 86, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening : het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten. Experimentele ontwikkeling kan prototyping, demonstraties, pilotontwikkeling, testen en validatie omvatten van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, met als hoofddoel verdere technische verbeteringen aan te brengen aan producten, procedés of diensten die niet grotendeels vast staan. Dit kan de ontwikkeling omvatten van een commercieel bruikbaar prototype of pilot die noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en die te duur is om te produceren alleen met het oog op het gebruik voor demonstratie- en validatiedoeleinden. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;

  • f.

    De-minimisverordening:

    • Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013; of

    • Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, Pb L 352/9 van 24 december 2013; of

    • Verordening (EU) Nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector, Pb L 190/45 van 28 juni 2014;

  • g.

    Deskundigencommissie: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 3:5 van de Algemene wet bestuursrecht en overeenkomstig artikel 82 van de Provinciewet;

  • h.

    energietransitie: de omschakeling van fossiele energiebronnen naar volledig hernieuwbare energiebronnen zoals zon, wind en water, gericht op het verminderen van CO2-uitstoot;

  • i.

    haalbaarheidsonderzoek: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en zwakke punten van een project, de kansen en risico’s in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn;

  • j.

    human capital: arbeidskracht;

  • k.

    ICT: hoogwaardige technologie die bestemd is voor het verzamelen, uitwisselen, beheren en analyseren van informatie, met name met behulp van computers, sensoren, telecommunicatie en informatiesystemen om nieuwe mogelijkheden en business modellen te genereren;

  • l.

    innovatief product: nieuw product of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand product;

  • m.

    innovatief productieproces: nieuw productieproces of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand productieproces;

  • n.

    innovatieve dienst: nieuwe dienst of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaande dienst;

  • o.

    kmo: kleine en middelgrote ondernemingen die aan de in Bijlage I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening vastgestelde criteria voldoen;

  • p.

    vestigingsklimaat: het geheel aan factoren - waaronder bereikbaarheid, opleidingsniveau, gezondheid en vitaliteit van de inwoners, regelgeving en digitale infrastructuur - die bepaalt hoe aantrekkelijk het is om een vestiging te openen in een bepaald gebied.

Artikel 17.1.2  

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt aan een consortium werkzaam binnen één of meer van de volgende Zeeuwse economische clusters:

    • a.

      industrie en maintenance;

    • b.

      havens en logistiek;

    • c.

      agro- en seafood;

    • d.

      water en energie;

    • e.

      vrijetijdseconomie;

    • f.

      zorg.

  • 2.

    Indien het consortium geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 1.2.1, eerste lid, subsidie slechts verstrekt aan één van de deelnemende partijen binnen het consortium; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het consortium.

Artikel 17.1.3  

In aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid, wordt subsidie niet verstrekt indien:

  • a.

    de subsidie geen stimulerend effect heeft, als bedoeld in artikel 6 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    ten aanzien van de aanvrager een bevel tot terugvordering, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening uitstaat;

  • c.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden, als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening is.

Artikel 17.1.4  

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de aanvrager is gevestigd in Zeeland;

  • b.

    de aanvrager acteert ten minste op Zeeuws regionaal niveau

  • c.

    de subsidiabele activiteit komt overwegend ten goede aan Zeeland; en

  • d.

    de subsidiabele activiteit behoort niet tot de reguliere bedrijfsvoering van de aanvrager;

  • e.

    de subsidiabele activiteit neemt de vraag vanuit de ondernemers als belangrijkste uitgangspunt.

§ 17.2 Haalbaarheidsonderzoeken

Artikel 17.2.1  

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek ter voorbereiding van de ontwikkeling van:

    • a.

      een innovatief product;

    • b.

      een innovatief productieproces;

    • c.

      een innovatieve dienst.

  • 2.

    Het haalbaarheidsonderzoek is gericht op één van de volgende thema’s:

    • a.

      energietransitie;

    • b.

      circulaire economie;

    • c.

      biobased economy;

    • d.

      ICT;

    • e.

      human capital;

    • f.

      vestigingsklimaat.

Artikel 17.2.2  

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.1, tweede lid, aanhef en onder c, wordt subsidie niet verstrekt indien de te verstrekken subsidie € 10.000,- of minder bedraagt.

  • 2.

    Voor zover sprake is van staatssteun wordt subsidie slechts verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de De-minimisverordening.

  • 3.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, voldoet het project aan de volgende criteria:

    • a.

      het project draagt bij aan de structuurversterking van de Zeeuwse economie vanuit de Zeeuwse context;

    • b.

      het project is innovatief; en

    • c.

      het projectplan heeft een voldoende kwaliteit.

Artikel 17.2.3  

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in § 1.3, zijn de subsidiabele kosten uitsluitend de kosten van het haalbaarheidsonderzoek.

  • 2.

    Kosten komen slechts voor subsidie in aanmerking voor zover deze worden gemaakt na ontvangst van de volledige aanvraag.

Artikel 17.2.4  

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 17.2.1 kan uitsluitend worden ingediend als gedeputeerde staten de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor subsidie hebben opengesteld door vaststelling van een openstellingsperiode voor de indiening van de aanvraag voor subsidie.

  • 2.

    Gedeputeerde staten stellen per openstellingsperiode een subsidieplafond vast.

  • 3.

    In het openstellingsbesluit kunnen gedeputeerde staten nadere regels stellen met betrekking tot:

    • a.

      de economische clusters waarbinnen het consortium werkzaam moet zijn;

    • b.

      de thema’s waarop het haalbaarheidsonderzoek moet zijn gericht.

Artikel 17.2.5  

In aanvulling op artikel 1.4.2, eerste lid, bevat de aanvraag voor een subsidie:

  • a.

    een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier ‘Subsidie Zeeland in Stroomversnelling - haalbaarheidsonderzoek'; en

  • b.

    een projectplan.

Artikel 17.2.6  

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 50.000,-

 

Artikel 17.2.7  

  • 1.

    Indien de binnen de openstellingsperiode ingediende volledige subsidieaanvragen, die voldoen aan de subsidievereisten en waarop geen weigeringsgronden van toepassing zijn, het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken gedeputeerde staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project bijdraagt aan de structuurversterking van de Zeeuwse economie vanuit de Zeeuwse context;

    • b.

      de mate van innovativiteit van het project; en

    • c.

      de kwaliteit van het projectplan.

  • 2.

    Gedeputeerde staten verdelen het bedrag van het subsidieplafond op volgorde van de rangschikking.

Artikel 17.2.8  

Gedeputeerde staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 17.2.1 voor advies over artikel 17.2.2, derde lid, en artikel 17.2.7, voor aan de Deskundigencommissie.

 

Artikel 17.2.9  

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid, beslissen gedeputeerde staten op de aanvraag binnen twaalf weken na afloop van de openstellingsperiode, bedoeld in artikel 17.2.4, eerste lid.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 17.2.10  

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in § 1.6 heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen vier maanden na verlening van de subsidie gestart;

    • b.

      het project wordt binnen twaalf maanden na verlening van de subsidie gerealiseerd.

  • 2.

    Op schriftelijk gemotiveerd verzoek van de aanvrager, kunnen gedeputeerde staten afwijken van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder b.

     

§ 17.3 Demonstratieprojecten

Artikel 17.3.1  

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een demonstratieproject gericht op de ontwikkeling van:

    • a.

      een innovatief product;

    • b.

      een innovatief productieproces;

    • c.

      een innovatieve dienst.

  • 2.

    Het demonstratieproject is gericht op één van de volgende thema’s:

    • a.

      energietransitie;

    • b.

      circulaire economie;

    • c.

      biobased economy;

    • d.

      ICT;

    • e.

      human capital;

    • f.

      vestigingsklimaat.

Artikel 17.3.2  

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.1, tweede lid, aanhef en onder c, wordt subsidie niet verstrekt indien de te verstrekken subsidie € 50.000,- of minder bedraagt.

  • 2.

    Voor zover sprake is van staatssteun, wordt subsidie slechts verstrekt indien:

    • a.

      het project kwalificeert als experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder 86, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • b.

      het project daadwerkelijke samenwerking behelst:

      • tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een kmo is, of wordt uitgevoerd in ten minste twee lidstaten, en geen van de ondernemingen meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor haar rekening neemt, of

      • tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding als bedoeld in artikel 2, onder 83, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, waarbij deze organisaties ten minste 10% van de subsidiabele kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren;

    • c.

      de projectresultaten ruim worden verspreid via conferenties, publicaties, open-access-repositories, of gratis opensource-software.

  • 3.

    Voor zover sprake is van staatssteun en het project niet voldoet aan de vereisten in het tweede lid, wordt subsidie slechts verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de De-minimisverordening.

    • 4.

      Om voor subsidie in aanmerking te komen, voldoet het project aan de volgende criteria:

      • a.

        het project draagt bij aan de structuurversterking van de Zeeuwse economie vanuit de Zeeuwse context;

      • b.

        het project is innovatief;

      • c.

        het project heeft economisch perspectief; en

      • d.

        het projectplan heeft een voldoende kwaliteit.

Artikel 17.3.3  

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in § 1.3, zijn de subsidiabele kosten:

    • a.

      personeelskosten: onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundigebeginselen, als subsidiabele kosten beschouwd;

    • c.

      kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als subsidiabele kosten beschouwd. Wat gronden betreft, zijnde kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten subsidiabel;

    • d.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • e.

      bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 2.

    Kosten komen slechts voor subsidie in aanmerking voor zover deze worden gemaakt na ontvangst van de volledige aanvraag.

Artikel 17.3.4  

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 17.3.1 kan uitsluitend worden ingediend als gedeputeerde staten de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor subsidie hebben opengesteld door vaststelling van een openstellingsperiode voor de indiening van de aanvraag voor subsidie.

  • 2.

    Gedeputeerde staten stellen per openstellingsperiode een subsidieplafond vast.

  • 3.

    In het openstellingsbesluit kunnen gedeputeerde staten nadere regels stellen met betrekking tot:

    • a.

      de economische clusters waarbinnen het consortium werkzaam moet zijn;

    • b.

      de thema’s waarop het demonstratieproject moet zijn gericht.

Artikel 17.3.5  

In aanvulling op artikel 1.4.2, eerste lid, bevat de aanvraag voor een subsidie:

  • a.

    een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier Subsidie Zeeland in Stroomversnelling - demonstratieproject; en

  • b.

    een projectplan.

Artikel 17.3.6  

De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 200.000,-

 

Artikel 17.3.7  

  • 1.

    Indien de binnen de openstellingsperiode ingediende volledige subsidieaanvragen, die voldoen aan de subsidievereisten en waarop geen weigeringsgronden van toepassing zijn, het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken gedeputeerde staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project bijdraagt aan de structuurversterking van de Zeeuwse economie vanuit de Zeeuwse context;

    • b.

      de mate van innovativiteit van het project;

    • c.

      het economisch perspectief van het project; en

    • d.

      de kwaliteit van het projectplan.

  • 2.

    Gedeputeerde staten verdelen het bedrag van het subsidieplafond op volgorde van de rangschikking.

Artikel 17.3.8  

  • 1.

    Gedeputeerde staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 17.3.1 voor advies over artikel 17.3.2, vierde lid, en artikel 17.3.7, voor aan de Deskundigencommissie.

  • 2.

    Aanvragers van subsidie lichten op verzoek van de Deskundigencommissie hun subsidieaanvraag mondeling toe.

Artikel 17.3.9  

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid, beslissen gedeputeerde staten op de aanvraag binnen twaalf weken na afloop van de openstellingsperiode, bedoeld in artikel 17.3.4, eerste lid.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 17.3.10  

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in § 1.6 heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen vier maanden na verlening van de subsidie gestart;

    • b.

      het project wordt binnen 24 maanden na verlening van de subsidie gerealiseerd.

  • 2.

    Op schriftelijk gemotiveerd verzoek van de aanvrager, kunnen gedeputeerde staten afwijken van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder b.

Artikel II  

 

Hoofdstuk 17 Slotbepalingen wordt als volgt gewijzigd:

 

Hoofdstuk 18 Slotbepalingen

§ 18.1 Intrekken

Artikel 18.1.1  

Het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2007 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft voor subsidiebesluiten die zijn genomen op grond van de Algemene subsidiebesluit Zeeland 2007.

 

§ 18.2 Inwerkingtreding en aanhaling

Artikel 18.2.1  

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: "Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013", afgekort tot "Asb 2013".

 

Artikel III  

 

Aan de Toelichting bij het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 wordt na de toelichting op Hoofdstuk 16 toegevoegd:

Toelichting op hoofdstuk 17 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie in het kader van Zeeland in Stroomversnelling

Artikel 17.2.7  

Toelichting beoordelingscriteria haalbaarheidsonderzoeken

Criterium

Bijdrage aan de structuurversterking van de Zeeuwse economie vanuit de Zeeuwse context

Bij het beoordelen van dit criterium wordt aan de deskundigencommissie gevraagd om een kwalitatief oordeel te vellen over het project in relatie tot de mate waarin het project impact genereert in de Zeeuwse economie in termen van werkgelegenheid, toegevoegde waarde, of efficiency. Hierbij wordt het project beoordeeld op:

  • verhouding van de bijdrage aan de structuurversterking tot de gevraagde bijdrage (score op value for money);

  • schaaleffect of impact van de actie op Zeeuwse, bovenregionale of nationale waarde van het project;

  • de mate waarin het project een bijdrage levert aan het versterken van de kennisbasis in Zeeland.

Mate van Innovativiteit

De deskundigencommissie let bij de beoordeling van dit criterium op onderstaande zaken: In welke mate heeft het project een innovatief karakter. Het gaat hierbij om product-, proces- en diensteninnovatie. Aspecten die een rol spelen:

  • het project draagt bij aan innovatie binnen een of meerdere thema’s uit de aanjaaggelden, zijnde: energietransitie, biobased economy, circulaire economie, ICT, Human Capital of vestigingsklimaat;

  • het project is voor de sector in Zeeland nieuw of het project beoogt een nieuw ontwikkelde techniek toe te passen in een Zeeuwse situatie;- de mate waarin het project vernieuwend is en bijdraagt aan de ontwikkeling van een product, proces of dienst;

  • de meerwaarde ten opzichte van bestaande of lopende producten, processen, diensten of ontwikkelingen;

  • de verhouding van de innovatie tot (inter)nationale ontwikkelingen binnen het innovatiegebied.

Kwaliteit van het projectplan

Bij het beoordelen van de kwaliteit van het projectplan tellen met name de volgende zaken:

  • 1.

    kwaliteit aanvrager:

    • relevant en representatief consortium over het werkveld;

    • mate van samenwerking binnen het project;

    • track record;

    • breedte van keten, meerdere schakels uit keten betrokken;

  • 2.

    kwaliteit projectplan:

    • bijstuurbaarheid, planning en opzet;

    • doelstelling objectief en meetbaar;

    • begroting helder en effectief ingericht;

    • hoe is de opzet van het project, in hoeverre zijn de activiteiten goed beschreven en tonen deze ambitie;

    • is er sprake van een logisch geheel van activiteiten, bestaat er een logisch onderling verband tussen de activiteiten binnen het project;

    • in welke mate is het marktfalen onderbouwd, met andere woorden wordt de noodzaak tot subsidieverlening onderbouwd.

 

Artikel 17.3.7  

Toelichting beoordelingscriteria demonstratieprojecten

Criterium

Bijdrage aan de structuurversterking van de Zeeuwse economie vanuit de Zeeuwse context op de thema’s energietransitie, biobased economy , circulaire economie, ICT, Human Capital en vestigingsklimaat

Bij het beoordelen van dit criterium wordt gevraagd om een kwalitatief oordeel te vellen over het project in relatie tot de mate waarin het project impact genereert in de Zeeuwse economie in termen van werkgelegenheid, toegevoegde waarde, of efficiency.

  • verhouding van de bijdrage aan de structuurversterking tot de gevraagde bijdrage (score op value for money);

  • schaaleffect of impact van de actie op Zeeuwse, bovenregionale of nationale waarde van het project.

  • de mate waarin het project een bijdrage levert aan het versterken van de kennisbasis in Zeeland.

Mate van Innovativiteit

De deskundigencommissie kan dit criterium beoordelen, door bijvoorbeeld onderstaande zaken te beoordelen: In welke mate heeft het project een innovatief karakter. Het gaat hierbij vooral product-,proces- en diensteninnovatie. Aspecten die een rol spelen:

  • Het project draagt bij aan innovatie binnen een of meerdere thema’s uit de aanjaaggelden, zijnde; energietransitie, biobased economy, circulaire economie, ICT, Human Capital of vestigingsklimaat

  • Het project is voor de sector in Zeeland nieuw of het project beoogt een nieuw ontwikkelde techniek toe te passen in een Zeeuwse situatie

  • De mate waarin het project vernieuwend is en bijdraagt aan de ontwikkeling van een product, proces of dienst.

  • De meerwaarde ten opzichte van bestaande of lopende producten, processen, diensten of ontwikkelingen;

  • De verhouding van de innovatie tot (inter)nationale ontwikkelingen binnen het innovatiegebied.

Economisch perspectief

de aanvraag wordt beoordeeld op de kwaliteit van de businesscase, de kwaliteit van het consortium, de economische spin-off en het perspectief op doorontwikkeling of opschaling van nieuwe projecten.

Daarbij kunnen de deskundigen de businesscase vanuit de volgende vier perspectieven beoordelen:

  • 1.

    technisch perspectief;

  • 2.

    organisatorisch perspectief;

  • 3.

    economisch perspectief;

  • 4.

    financieel perspectief.

Tevens zal worden beoordeeld op welke wijze omgang met resultaten na afloop van het project plaatsvindt.

Kwaliteit van de aanvraag

Bij het beoordelen van de kwaliteit van het projectplan tellen met name de volgende zaken:

  • 1.

    Kwaliteit aanvrager

    • Relevant en representatief consortium over het werkveld;

    • Mate van samenwerking binnen het project- Track record;

    • Breedte van keten, meerder schakels uit keten betrokken;

  • 2.

    Kwaliteit projectplan

    • Bijstuurbaarheid, planning en opzet

    • Doelstelling objectief en meetbaar

    • Begroting helder en effectief ingericht

    • Hoe is de opzet van het project, in hoeverre zijn de activiteiten goed beschreven en tonen deze ambitie

    • is er sprake van en logisch geheel van activiteiten, bestaat er een logisch onderling verband tussen de activiteiten binnen het project

    • in welke mate is het marktfalen onderbouwd, met andere woorden wordt de noodzaak tot subsidie

 

Artikel IV  

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 6 maart 2018.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Uitgegeven 9 maart 2018

De secretaris, A.W. Smit

Naar boven