Zesde wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 24 januari 2017 de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat die subsidieregeling is opgesteld als aanbouwregeling voor nader door Gedeputeerde Staten te bepalen paragrafen binnen de kaders van de nota “Brabant: uitnodigend groen”;

 

Overwegende dat voor de in die subsidieregeling opgenomen activiteiten in paragraaf 1, inzake Biodiversiteit en leefgebieden bedreigde soorten, voor het subsidiejaar 2018 middelen beschikbaar zijn, zodat die paragraaf opnieuw kan worden opengesteld;

 

Overwegende dat het Natuur Netwerk Brabant als natuurerfgoed wordt erkend;

 

Overwegende dat daar waar in paragraaf 1 sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van deze staatssteun, voor zover de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het Natuur Netwerk Brabant, de volgende vrijstellingsverordening wordt toegepast: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het wenselijk achten het subsidieplafond, de subsidiehoogte en het subsidiepercentage voor de in paragraaf 5, inzake Ondernemen voor natuur, opgenomen activiteiten te verhogen;

 

Overwegende dat voorts uit de uitvoering is gebleken dat die subsidieregeling nog enkele andere technische aanpassingen behoeft;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieregeling natuur Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Artikel 1.1 komt te luiden:

    Artikel 1.1 Begripsbepalingen

    In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    • a.

      algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

    • b.

      maatregelkaart: Maatregelkaarten biodiversiteit en leefgebieden 2015;

    • c.

      Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.62 van de Verordening ruimte Noord-Brabant;

    • d.

      NNB: Natuur Netwerk Brabant;

    • e.

      prioritaire plant- of diersoorten: plant- of diersoorten als opgenomen op bijlage 1 behorende bij deze regeling.

  • B.

    Artikel 1.4 komt te luiden:

    Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

    • 1.

      Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het behoud of herstel van leefgebieden van prioritaire plant- of diersoorten, in de vorm van:

      • a.

        projecten gericht op communicatie en draagvlakvergroting;

      • b.

        projecten enkel gericht op:

        • 1⁰.

          onderzoek naar de uitvoering;

        • 2⁰.

          onderzoek naar innovatie van de uitvoering;

      • c.

        uitvoeringsprojecten in:

        • 1⁰.

          agrarische gebieden;

        • 2⁰.

          stedelijke gebieden;

        • 3⁰.

          natuurgebieden.

    • 2.

      Subsidie kan worden verstrekt voor projecten uitgevoerd door gemeenten met minder dan 25.0000 inwoners gericht op het behoud of herstel van leefgebieden van prioritaire plant- of diersoorten, in de vorm van:

      • a.

        projecten gericht op communicatie en draagvlakvergroting;

      • b.

        projecten gericht op:

        • 1⁰.

          onderzoek naar de uitvoering;

        • 2⁰.

          onderzoek naar innovatie van de uitvoering;

      • c.

        uitvoeringsprojecten in:

        • 1⁰.

          agrarische gebieden;

        • 2⁰.

          stedelijke gebieden;

        • 3⁰.

          natuurgebieden.

  • C.

    Artikel 1.5 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

    • 2.

      In het eerste lid, onderdeel b, onder 1, wordt “artikel1.4, onder a” vervangen door: artikel 1.4, eerste lid, onder a en tweede lid, onder a.

    • 3.

      In het eerste lid, onderdeel c, wordt “1 januari 2017” vervangen door: 1 januari 2018.

    • 4.

      Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

      • 2.

        Onverminderd het eerste lid wordt, indien de activiteiten worden uitgevoerd binnen het NNB, subsidie geweigerd indien:

        • a.

          ten aanzien van de aanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, uitstaat;

        • b.

          de aanvrager een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, is.

  • D.

    Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      In het tweede lid wordt “artikel1.4, onder c” vervangen door: artikel 1.4, eerste lid, onder c en tweede lid, onder c.

    • 2.

      Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

      • 3.

        Onverminderd het eerste en tweede lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de aanvrager een gemeente betreft met minder dan 25.000 inwoners.

      • 4.

        Onverminderd het eerste tot en met derde lid wordt voor activiteiten die betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten uit artikel 4, eerste lid, onder z en artikel 53 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • E.

    Artikel 1.7 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Het tweede lid komt te luiden:

      • 2.

        Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager en de leden van het samenwerkingsverband past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 toe en hanteren daarbij ingevolge artikel 5, tweede en vierde lid, van die regeling, de volgende uurtarieven voor personeelsuren en arbeidsuren:

        • a.

          € 50 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

        • b.

          € 80 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

        • c.

          € 100 voor werkzaamheden op WO-niveau.

    • 2.

      Het derde lid vervalt.

    • 3.

      Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot derde tot en met vijfde lid.

    • 5.

      In het derde lid wordt “bedoeld in artikel 3 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant” vervangen door: bedoeld in artikel 1, onder r, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant 2017.

    • 6.

      In het vierde lid wordt “vergoeding voor vrijwilligersuren” vervangen door: vrijwilligersvergoeding, bedoeld in artikel 1, onder y, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant 2017.

  • F.

    Artikel 1.8 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      In onderdeel b wordt “1 januari 2017” vervangen door: 1 januari 2018.

    • 2.

      Onderdeel c komt te luiden:

      • c.

        kosten voor economische activiteiten, voor zover die plaatsvinden buiten het NNB.

 

  • G.

    In artikel 1.9 wordt “1 februari 2017 tot en met 28 februari 2017” vervangen door: 15 maart 2018 tot en met 5 april 2018.

 

  • H.

    Artikel 1.10 komt te luiden:

    Artikel 1.10 Subsidieplafond

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de tenderperiode genoemd in artikel 1.9, vast op:

    • a.

      € 6.550.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a en c;

    • b.

      € 500.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder b;

    • c.

      € 450.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid.

  • I.

    Artikel 1.11 komt te luiden:

    Artikel 1.11 Subsidiehoogte

    De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van:

    • a.

      € 1.500.000 per project voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a en c;

    • b.

      € 100.000 per project voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder b en tweede lid.

  • J.

    Artikel 1.12 komt te luiden:

    Artikel 1.12 Verdeelcriteria

    • 1.

      Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de volgende afwegingscriteria:

      • a.

        voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a en tweede lid, onder a:

        • 1⁰.

          de mate waarin het project de doelgroep bereikt, te waarderen met maximaal 80 punten;

        • 2⁰.

          de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

        • 3⁰.

          de mate waarin de subsidieaanvrager zelf financieel bijdraagt aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • b.

        voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder b en tweede lid, onder b:

        • 1⁰.

          de kwaliteit van het onderzoeksproject, te waarderen met maximaal 55 punten;

        • 2⁰.

          de kwantitatieve reikwijdte in leefgebiedenbenadering, te waarderen met maximaal 25 punten;

        • 3⁰.

          de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met 10 punten;

        • 4⁰.

          de mate waarin de subsidieaanvrager zelf financieel bijdraagt aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • c.

        voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder c en tweede lid, onder c:

        • 1⁰.

          de mate waarin het project bijdraagt aan de verbetering van de leefgebieden van bedreigde soorten, te waarderen met maximaal 65 punten;

        • 2⁰.

          indien het project bijdraagt aan de verbetering van het leefgebied van bijen, te waarderen met 5 punten;

        • 3⁰.

          de kwaliteit van het eventuele vervolgproject, te waarderen met maximaal 10 punten;

        • 4⁰.

          de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

        • 5⁰.

          de mate waarin de subsidieaanvrager zelf financieel bijdraagt aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten.

    • 2.

      Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door:

      • a.

        de hoogste score op basis van het afwegingscriterium in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a en tweede lid, onder a;

      • b.

        de hoogste score op basis van het afwegingscriterium in het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder b en tweede lid, onder b;

      • c.

        de hoogste score op basis van het afwegingscriterium in het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder c en tweede lid, onder c.

    • 3.

      Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

    • 4.

      De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

    • 5.

      De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

    • 6.

      De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

    • 7.

      De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • K.

    Artikel 1.13 komt te luiden:

    Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

    • 1.

      De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

      • a.

        het project is uiterlijk vijf jaar na verlening gerealiseerd, met een verlengingsmogelijkheid tot een looptijd van maximaal zes jaar;

      • b.

        de subsidieontvanger stelt de resultaten van het project ter beschikking van de provincie met uitzondering van onderzoeksprojecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder b en tweede lid, onder b.

    • 2.

      Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, de volgende verplichtingen:

      • a.

        bij subsidies tot € 25.000 treft de subsidieontvanger in zijn administratie maatregelen om te voorkomen dat de subsidie naar economische activiteiten vloeit;

      • b.

        bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000:

        • 1⁰.

          treft de subsidieontvanger in zijn administratie maatregelen om te voorkomen dat de subsidie naar economische activiteiten vloeit;

        • 2⁰.

          overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

      • c.

        bij subsidies van € 125.000 en hoger:

        • 1⁰.

          treft de subsidieontvanger in zijn administratie maatregelen om te voorkomen dat de subsidie naar economische activiteiten vloeit;

        • 2⁰.

          overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

        • 3⁰.

          houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

    • 3.

      Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, de volgende verplichtingen:

      • a.

        bij subsidies tot € 25.000 houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

      • b.

        bij subsidies van€ 25.000 tot €125.000:

        • 1⁰.

          overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

        • 2⁰.

          houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

      • c.

        bij subsidies van € 125.000 en hoger:

        • 1⁰.

          overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

        • 2⁰.

          houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • L.

    Artikel 1.14 komt te luiden:

    Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

    • 1.

      Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

      • a.

        een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 1.13, tweede lid, onder a;

      • b.

        indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

      • c.

        indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

    • 2.

      Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

      • a.

        een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 1.13, tweede lid, onderdeel b, onder 1°;

      • b.

        indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

      • c.

        indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

    • 3.

      Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

      • a.

        een activiteitenverslag;

      • b.

        indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

      • c.

        een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 1.13, tweede lid, onderdeel c, onder 1°;

      • d.

        een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

    • 4.

      Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

      • a.

        een activiteitenverslag;

      • b.

        indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

      • c.

        indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

      • d.

        een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

    • 5.

      Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

      • a.

        een activiteitenverslag;

      • b.

        indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

      • c.

        indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

      • d.

        een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

    • 6.

      Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

      • a.

        een activiteitenverslag;

      • b.

        indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

      • c.

        een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

      • d.

        een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • M.

    Artikel 1.15 komt te luiden:

    Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

    • 1.

      Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

    • 2.

      Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

    • 3.

      Bij subsidies van €25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

    • 4.

      Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt als volgt betaald:

      • a.

        bij projecten met een looptijd korter dan een jaar, in een keer;

      • b.

        bij projecten met een looptijd langer dan een jaar, in twee gelijke gedeelten gedurende de looptijd van het project.

  • N.

    Na artikel 1.15 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

    Artikel 1.16 Evaluatie

    Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

 

  • O.

    In artikel 5.7, eerste lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • e.

      30 % van de kosten voor de aanschaf van apparatuur en materieel.

  • P.

    Artikel 5.8 komt te luiden:

    Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten

    In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      reguliere exploitatie kosten;

    • b.

      kosten voor aanschaf, onderhoud en afschrijving van gereedschap;

    • c.

      kosten voor onderhoud en afschrijving van apparatuur en materieel;

    • d.

      kosten waarvoor reeds subsidie is aangevraagd of verstrekt op grond van een andere regeling tot een gecumuleerd maximum van 100 procent van de desbetreffende subsidiabele kostenpost.

  • Q.

    In artikel 5.10, onder a, wordt “€ 750.000” vervangen door:

    € 1.000.000.

 

  • R.

    Artikel 5.11 komt te luiden:

    Artikel 5.11 Subsidiehoogte

    • 1.

      De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4 bedraagt 75% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 75.000.

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het maximaal toegestane bedrag van de op de subsidieaanvraag toepasselijke Verordening van de Europese Unie niet wordt overschreden.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat de onderdelen O tot en met R van artikel I terugwerken tot en met 7 oktober 2017.

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Zesde wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

 

’s-Hertogenbosch, 20 februari 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter de

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Zesde wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I, onder M

Apparatuur en materieel zijn zaken zoals bouwmateriaal, connectoren, installaties voor zon of windenergie, vergisters, derhalve grondstoffen en producten die locatie gebonden ingezet moeten worden om de businesscase rond te krijgen.

 

Artikel I, onder N

Gereedschap is alles wat men aan hulpmiddelen nodig heeft om dingen te maken, zoals een hamer, boormachine, tractor etc.

 

Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,

 

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

 

 

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven