Provinciaal blad van Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2018, 1652 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2018, 1652 | Overige besluiten van algemene strekking |
Openstellingsbesluit Samenwerking in het kader van het EIP 2018
Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 13 februari 2018, kenmerk 7/3.1/2018000379, team Plattelandsontwikkeling, tot bekendmaking van hun besluit tot vaststelling van het Openstellingsbesluit Samenwerking in het kader van het Europees Innovatie Partnerschap (EIP) 2018
Gedeputeerde Staten van Drenthe;
gelet op artikel 1.3 van de Verordening Subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020, hierna te noemen de Verordening;
overwegende dat het wenselijk is samenwerkingsverbanden te stimuleren die innovaties in de landbouwsector ontwikkelen en testen die bijdragen aan de verduurzaming van de landbouwsector in Noord-Nederland en die aansluiten bij de doelen van het Programma Toekomstgerichte Landbouw en de Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën;
de volgende nadere regels ten opzichte van de Verordening vast te stellen.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter
Artikel 2 Begripsbepalingen/definities
In deze openstelling wordt verstaan onder:
Subsidie op grond van deze openstelling kan voor de subsidiabele activiteiten a. tot en met c. in artikel 4 worden aangevraagd door de deelnemers aan de Operationele Groep(en) die in de Openstelling Samenwerking in het kader van het EIP 2016 een beschikking hebben ontvangen:
Subsidie kan voor de subsidiabele activiteit d. in artikel 4 worden aangevraagd door een operationele groep of een operationele groep in wording.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een innovatieproject wat zich bevindt op TRL-niveau 4, 5, 6 en/of 7 en dat bijdraagt aan een of meer van de volgende onderwerpen:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
de subsidieaanvrager geeft in de aanvraag aan op welke manier het project aansluit bij de activiteiten die door het servicepunt EIP-AGRI op haar website zijn gepubliceerd en hoe hierover zal worden gecommuniceerd. Indien hier niet rechtstreeks bij kan worden aangesloten, is aangegeven welke stappen richting het servicepunt EIP-AGRI worden ondernomen om een nieuw netwerk te vormen.
Onverminderd het eerste lid, is het project – indien het project geen betrekking heeft op handel in en voortbrenging van landbouwproducten – om voor subsidie in aanmerking te komen gericht op experimentele ontwikkeling en/of haalbaarheidsstudies als bedoeld in artikel 25, tweede lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Artikel 9 Selectiecriteria, weging en selectie
In het geval het subsidieplafond zal worden overschreden door een aanvraag waarbij het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond of indien het subsidiebedrag wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen is gelijk, dan kan Gedeputeerde Staten besluiten dat het subsidieplafond wordt verhoogd met het bedrag dat nodig is om het project dat zorgt/de projecten die zorgen voor de overschrijding van het subsidieplafond te subsidiëren.
Artikel 10 Bevoorschotting op basis van realisatie (tussentijdse betaling)
In aanvulling op artikel 1.23 van de Verordening kan twee keer per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot (deelbetaling) worden ingediend. De hoogte van dit bedrag is in afwijking tot artikel 1.23 lid 4 van de Verordening minimaal € 25.000,--.
Artikel 11 Realisatie van het project
In afwijking op artikel 1.17, eerste lid onder f, van de Verordening, mag de projectduur langer dan drie jaren zijn, maar dient het verzoek tot vaststelling van de subsidie uiterlijk op 31 december 2021 te zijn ingediend.
Artikel 12 Inwerkingtreding en horizonbepaling
In onderstaande tabel staan de vier criteria voor beoordeling uitgewerkt. Voor elk criterium geldt dat er maximaal 5 punten worden toegekend:
0 punten: zeer geringe bijdrage
Bijlage 2 Technology Readiness Levels (TRL); de negen fases van innovatie en ontwikkeling
Europese subsidies, maar ook steeds meer Nederlandse subsidieregelingen, spreken over het gewenste Technology Readiness Level van een innovatieproject. Een TRL geeft een indicatie van de fase waarin een ontwikkelingsproject zich bevindt. In totaal zijn er negen fases gedefinieerd die samen het totale ontwikkelingsproces weergeven. Subsidieregelingen als Horizon 2020 en de Vroege Fase Financiering spreken al over het TRL waarin een innovatieproject zich moet bevinden. De vraag luidt: wat zijn de kaders van de negen levels in het ontwikkelingsproces?
Level 1: het innovatieve idee en de basisprincipes worden onderzocht. Denk hierbij aan fundamenteel onderzoek en deskresearch.
Level 2: wanneer de basisprincipes zijn onderzocht, kunnen het technologisch concept en de praktische toepassingen worden geformuleerd. In deze fase vindt experimentele en/of analytische studie plaats.
Level 3: de toepasbaarheid van het concept wordt op experimentele basis onderzocht (experimenteel proof of concept). Hypotheses over verschillende componenten van het concept worden getoetst en gevalideerd.
Level 4: proof of concept wordt op labschaal getest: design, ontwikkeling en het testen van technologische componenten vinden plaats in een lab omgeving. Technische basiscomponenten worden geïntegreerd met elkaar om de werking te garanderen. Een prototype dat in deze fase wordt ontwikkeld kost relatief weinig geld en tijd om te ontwikkelen en is daarmee nog ver verwijderd van een definitief product, proces of dienst.
Level 5: de werking van het technologisch concept wordt onderzocht in een relevante omgeving (validatie in pilot). Dit is de eerste stap in demonstratie van de technologie. Een prototype dat in deze fase wordt ontwikkeld kost relatief veel tijd en geld om te ontwikkelen en is niet ver verwijderd van het uiteindelijke product of systeem. Functionaliteiten en de eerste look & feel van een product, proces of dienst zijn hier veelal aanwezig.
Level 6: de demonstratie van het concept in een relevante omgeving is actueel. Het vindt plaats na de technische validatie in een relevante (pilot) omgeving. Een prototype wordt uitgebreid getest en gedemonstreerd in een testopstelling, die lijkt op een operationele omgeving (pilot plant bijvoorbeeld). Het concept geeft inzicht in de werking van alle componenten tezamen in deze relevante pilot omgeving.
Level 7: de demonstratie van het concept vindt plaats in een gebruikersomgeving; bewijzen van de werking in een operationele omgeving. Demonstratie van het concept in een praktijkomgeving levert nieuwe inzichten op voor de definitieve markttoepassing van een product, proces of dienst.
Level 8: In deze fase vindt het concept zijn definitieve vorm. De technologische werking is getest en bewezen en voldoet aan gestelde verwachtingen, kwalificaties en normen (certificering). Daarnaast zijn ook de financiële kaders voor (massa)productie en lancering bepaald.
Level 9: het concept is technisch en commercieel gereed; productierijp en klaar voor lancering in de gewenste marktomgeving. Nu het totale ontwikkelingsproces is afgerond is de volgende stap het commercieel wegzetten van een product bij de gewenste doelgroep in de juiste markt.
Toelichting op het Openstellingsbesluit Samenwerking in het kader van het EIP 2018
Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de innovatieontwikkeling van de landbouw in het kader van het Europese Innovatie Partnerschap (EIP) in Noord-Nederland en in het bijzonder de Veenkoloniën. Projecten dienen daarom in ieder geval aan te sluiten bij de uitgangspunten zoals beschreven in het Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012-2020.
Op de website www.snn.eu/pop3 is de benodigde beleidsinformatie te vinden. Daar zijn de voor deze maatregel van belang zijnde beleidsdocumenten opgenomen.
Deze openstelling richt zich op het ontwikkelen en valideren van praktische kennis en technologie met een groep van koplopers, die met name resulteert in technische innovatie, productinnovatie, procesinnovatie, organisatie-innovatie, innovatie in business-concepten en/of uiteindelijk in systeeminnovatie. Hierbij dient ook aandacht besteed te worden aan de brede uitrol van de resultaten.
De Europese Commissie heeft rond enkele urgente thema's het nieuwe instrument 'Europees Innovatie Partnerschap (EIP)' ontwikkeld. Een van deze thema's is Productiviteit en Duurzaamheid in de Landbouw (EIP Agri). Door wetenschap en praktijkkennis beter met elkaar te verbinden wil de Europese Commissie maatschappelijke opgaven voor landbouw, voedselvoorziening, klimaat en gezondheid sneller aanpakken. Bij de inzet van het EIP wordt nadrukkelijk de verbinding gelegd met inzet van andere Europese fondsen zoals Horizon 2020 en de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen), zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Ook internationale samenwerking wordt bevorderd. Dit wil zeggen dat de overheid let op complementariteit en samenspel tussen fondsen en projecten en niet dat steun voor initiatieven onder deze maatregel gestapeld kan worden met de andere EU-fondsen.
In het EIP spelen Operationele Groepen (OG’s) een essentiële rol. De essentie van het EIP is dat OG’s een innovatieopgave omarmen en een (innovatie)proces doorlopen. De oplossing van die innovatieopgave kan resulteren in een vermarktbare en/of toepasbare verbetering in de agrarische bedrijfsvoering. Dat kan betrekking hebben op de primaire productie of elders in de keten, bijvoorbeeld rond voedselvoorziening, biodiversiteit of de biobased economie. De gevonden innovatieve oplossing wordt, voor zover dat haalbaar en zinvol is, ontwikkeld in een Europees samenwerkingsverband. In dat geval zoekt een OG kennis en partners buiten haar eigen grenzen, zodat Europese praktijkkennisclusters kunnen ontstaan. Het ontwikkelproces kan aanleiding vormen voor een aanvraag om nieuw fundamenteel onderzoek of een aanvraag voor het toepasbaar maken van bestaande onderzoeksresultaten in het kader van Horizon 2020 en de voorgangers daarvan.
De Europese Commissie ondersteunt de bevordering van het EIP-Agri (http://ec.europa.eu/eip/agriculture/) met het EIP-Agri servicepoint (http://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/content/EIPAGRISP). Zij zijn benaderbaar met vragen van de OG’s (in wording). Ook kan het Netwerk Platteland (http://netwerkplatteland.nl/) een verbindende rol spelen.
Een subsidieplafond is vastgesteld omdat voor deze maatregel een bepaald budget is geprogrammeerd. Het is zaak om de beschikbare middelen op een zo goed mogelijke wijze te verdelen over de beschikbare projectperiode. De beschikbare middelen zijn voor 100% afkomstig uit ELFPO-middelen (modulatiemiddelen).
Artikel 2 Begripsbepalingen/definities
Deze openstelling richt zich op samenwerking voor innovatie in het kader van het EIP. Het gaat om het ontwikkelen en valideren van technische innovaties, productinnovaties, procesinnovaties, organisatie-innovaties, innovaties in business-concepten en/of uiteindelijk in systeeminnovaties met een groep van koplopers.
Innovaties die bijdragen aan meerwaardecreatie, kostenverlaging, beter risicobeheer en de realisatie van maatschappelijke opgaven zijn noodzakelijk voor een toekomstbestendige landbouw met een positief imago. Daarom is het belangrijk dat samenwerkingsverbanden aan een innovatieopgave werken die een concrete vraag of kans uit de praktijk beantwoord/benut. Het proces van innoveren kan gestart worden door bijvoorbeeld kleine actieve samenwerkingsverbanden (living labs) met een schil van koplopers (early adapters).
In deze openstelling gaan we uit van de Technology Readiness Levels om te bepalen in welke ontwikkelingsfase een innovatie zich bevindt (zie ook bijlage 2 bij deze openstelling). In totaal zijn er negen fases gedefinieerd die samen het totale ontwikkelingsproces weergeven. Met deze openstelling wordt met name gericht op TRL niveaus vier tot en met zeven. Niveaus één tot en met drie zijn van een hoger abstractieniveau. In deze fasen staat de innovatie nog ver van de markt. Niveaus acht en negen hebben betrekking op het marktrijp maken van een innovatie; deze niveaus kunnen niet met deze subsidie worden gefinancierd. In de niveaus vier tot en met zeven kan een innovatie op labschaal getest worden, het kan een validatie in een pilotomgeving betreffen, een demonstratie in een relevante omgeving of in een gebruikersomgeving. Er moet nog steeds sprake zijn van een ontwikkel of onderzoekscomponent.
Een filmpje waarin de TRL-niveaus nader worden toegelicht is te vinden op:
https://www.youtube.com/watch?v=in4TnQZGYj4&sns=em
Bij de beoordeling van de projecten wordt verder gekeken naar het grensverleggende karakter van de innovatie; gaat het om kleine stapjes (optimalisatie) of wordt er een grote, onomkeerbare omslag in het denken gemaakt (transitie). In de toelichting op de selectiecriteria wordt hierop nader ingegaan.
Dit zijn alle producten die zijn genoemd in bijlage 1 van het Europese Gemeenschap (EG) Verdrag.
Voor de activiteiten a tot en met c. is deze openstelling voor samenwerking in het kader van het EIP is specifiek opgesteld voor de deelnemende en de uitvoerende partijen in de Operationele Groepen die zijn opgericht in de provincie Drenthe en in de EIP-openstelling van de provincie Drenthe in 2016 een beschikking hebben ontvangen. Deze partijen hebben inmiddels ideeën ontwikkeld voor de uitvoering van projecten. Deze partijen hebben specifieke kennis van het gebied en hebben een breed draagvlak en netwerk in het gebied. Om deze ideeën nu in de praktijk te gaan toetsen wordt hun met deze openstelling de mogelijkheid gegeven om de ideeën in projectvoorstellen in te dienen, die vervolgens tot uitvoering en toetsing van de ideeën moeten leiden.
Daarnaast wordt bij activiteit d de mogelijkheid geboden voor andere operationele groepen of operationele groepen in wording om projectvoorstellen gericht op de onder d in artikel 4 genoemde activiteiten in te dienen.
Ten minste twee organisaties zijn betrokken bij de indiening van de aanvraag, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van een of meer agrariërs of een vertegenwoordiger hiervan. De deelnemende partijen mogen bovendien onderling niet met elkaar verbonden zijn. Belangrijk is dat de samenstelling van het samenwerkingsverband maximaal is afgestemd op de innovatieopgave, zowel voor de ontwikkeling als de verspreiding van de innovatie/nieuwe kennis. Voor dat laatste spelen adviseurs een belangrijke rol. Zij moeten tijdens en na de projectperiode de verworven kennis gebruiken in hun dagelijkse werk. Projectaanvragen worden mede beoordeeld op de mate waarin deskundigen zijn of worden toegevoegd aan het samenwerkingsverband. De deskundigen kunnen professionele adviseurs zijn, maar ook publieke adviseurs, ondernemers uit een niet-agrarische bedrijfstak of onderzoekers.
De samenwerkingsverbanden worden opgericht door belanghebbende actoren zoals landbouwers, onderzoekers, onderwijsinstellingen, adviseurs en bedrijven. Het gaat om actoren die betrokken zijn bij de landbouw- en voedingssector, die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de projectaanvraag. Deze actoren zijn de begunstigden van deze maatregel. Het samenwerkingsverband wijst een van de deelnemers als penvoerder aan voor het aanvragen van de subsidie.
Artikel 4 Subsidiabele activiteit
Het EIP voor de bevordering van de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw slaat bruggen tussen kennis en technologie met betrekking tot het meest geavanceerde onderzoek enerzijds en landbouwers, bosbeheerders, plattelandsgemeenschappen, bedrijven, ngo's en adviesdiensten anderzijds.
Om dit te realiseren wordt de oprichting bevorderd van projectgerichte OG's in Nederland die deel uit kunnen gaan maken van het Europese EIP-netwerk voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. Deze groepen werken vervolgens op projectbasis aan een innovatieopgave die een antwoord moet geven op een concrete vraag of kans of probleem uit de praktijk. Daarbij kunnen twee gescheiden onderdelen of fases worden onderscheiden:
De uitvoering van het innovatieproject door de OG’s heeft met name betrekking op de activiteiten zoals beschreven in artikel 35, lid 2, a tot en met k, van de Verordening (EU) Nr. 1305/2013.
Deze openstelling richt zich alleen op de 2e fase, de uitvoering van het gezamenlijke innovatieproject door de OG.
Het betreft met name het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties, met als doel dat die uiteindelijk deel uit gaan maken van een groter ontwikkelingsproces dat gericht is op grootschalige toepassing ervan in de praktijk. Dit proces kan bijvoorbeeld gestart worden door kleine actieve (operationele) groepen (living labs) met een schil van koplopers (early adapters). Zolang de activiteiten nog gericht zijn op het praktijkrijp maken van de kennis en innovatie, vallen ze onder deze maatregel, maar wanneer het gaat om het doelgericht communiceren over en demonstreren van reeds prakrijkrijpe (geheel beproefde) innovaties, vallen ze onder paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Verordening. De OG verspreidt de resultaten van hun project, in het bijzonder via het EIP-netwerk (artikel 57, derde lid, van Verordening (EU) Nr. 1305/2013).
In dit artikel wordt een kader gegeven voor de activiteiten waarop het innovatieproject betrekking moet hebben. Het gaat dan om innovatieprojecten voor zover deze betrekking hebben op een van de drie beleidsdoelen die zijn opgenomen in dit artikel. Gedeputeerde Staten hebben ervoor gekozen om het aantal beleidsdoelen waarop de te subsidiëren activiteiten betrekking mogen hebben te beperken.
In dit artikel wordt een kader gegeven voor de activiteiten waarop het innovatieproject betrekking moet hebben. Het gaat dan om innovatieprojecten gericht op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten voor zover deze betrekking hebben op een van de vijf provinciale beleidsdoelen die zijn opgenomen in dit artikel. Gedeputeerde Staten hebben ervoor gekozen om het aantal beleidsdoelen waarop de te subsidiëren activiteiten betrekking mogen hebben te beperken. De beleidsdoelen voor Drenthe zijn:
Hieronder worden onder andere activiteiten verstaan die bijdragen aan het sluiten van nutriëntenkringlopen in de melkveehouderij en het verbeteren en vergroten van de natuurinclusiviteit van de melkveehouderij. De OG zal zich moeten richten op het verdiepen en versterken van netwerken gericht op de kringloopbenadering binnen de melkveehouderijsector in Drenthe. Zij moet een (significante) bijdrage realiseren op het gebied van milieu– en omgevingskwaliteit, verbeteren van de maatschappelijke waardering en het versterken van de concurrentiepositie van de Drentse melkveehouder op de lange termijn.
Hieronder wordt verstaan een landbouw die bijdraagt aan de doelstellingen uit het Beheer-, Inrichtings- en Ontwikkelingsplan Drentsche Aa 2.0 (BIO-plan 2012 - 2020). Sinds 2013 hanteert het Overlegorgaan Drentsche Aa als algemeen toekomstbeeld voor het nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa dat het een duurzaam functionerend beek- en esdorpenlandschap zou moeten zijn. Duurzaam heeft hierin de drieledige betekenis van economisch vitaal, ecologisch houdbaar en sociaal aanvaardbaar. De diverse gebruiksfuncties (natuur, landbouw, recreatie) dienen zich volgens dit orgaan te ontwikkelen in onderlinge samenhang en in overeenstemming met de structuur van het gebied.
Hieronder wordt verstaan het verwaarden van duurzaam geproduceerde plantgerelateerde en plantinhoudstoffen voor toepassingen in agro, food, feed, farma en chemie. En daar waar de reststof voor deze toepassingen niet meer gebruikt kan worden ook in de energieproductie. Om dit alles door middel van een programma met projecten in uitvoering te kunnen brengen, willen Gedeputeerde Staten een groep van bedrijven en kennisinstellingen, door het bedrijfsleven geïnitieerd, stimuleren tot de oprichting van een OG, waarbij de oorsprong ligt in de gemeenten Emmen en Midden-Drenthe. De groep moet zich richten op de transitie naar een biobased economy, met behoud van de bodemkwaliteit. Dit kan op termijn bijdragen aan de versterking van de circulaire-economie in Noord-Nederland.
Hieronder wordt verstaan het ontwikkelen nieuwe producten, productieprocessen, nieuwe informatietechnologie en markten. Dit moet ervoor zorgen dat aan het eind van de keten gezonde, veilige en betaalbare producten kunnen worden geleverd. Naast voedsel voor mens en dier leveren gaat het ook om nieuwe technologieën en grondstoffen voor (non-food) toepassingen. Het kan ook gaan om initiatieven voor korte voedselketens: de weg van boer naar bord wordt korter, gaat over minder schijven en het voedsel komt steeds vaker uit de regio. Niet alleen voor de voedselproductie, maar juist ook om nieuwe verbindingen te maken met hightech, gezondheid, zorg, biobased economy, circulaire-economie en de productie van duurzame energie (waaronder het benutten van reststromen).
De achterliggende beleidsdocumenten waaruit de selectie van beleidsdoelen is geformuleerd zijn: AgroAgenda Noord-Nederland, Versnellingsagenda Melkveehouderij, Ontwikkelagenda Melkveehouderij, Economische Koers Drenthe 2016-2019, Innovatie Veenkoloniën, Omgevingsvisie Drenthe en Beheer-, Inrichtings- en Ontwikkelingsplan Drentsche Aa 2.0 (BIO-plan 2012-2020).
De meeste achtergronddocumenten, waarvan de AgroAgenda Noord-Nederland de belangrijkste is, zijn op een gezamenlijke plaats beschikbaar gesteld voor initiatiefnemers (www.snn.eu/pop3, http://www.greenlincs.nl/agroagenda-noord-nederland-2/, http://www.greenlincs.nl/agroagenda-noord-nederland-2/versnellingsagenda/).
In de Verordening is genoemd dat subsidies worden geweigerd indien subsidie is verstrekt via het LEADER-programma, indien de kosten betrekking hebben op reguliere bedrijfsvoering, indien de subsidie niet wordt aangevraagd voor een proefproject of de ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, processen of technieken in de landbouw- of voedingssector en als de activiteit niet nieuw is.
In dit artikel wordt het kader gegeven voor de thema’s waarop het innovatieproject betrekking moet hebben. Daarbij gaat het om innovatie en modernisering van de agrarische sector rond de thema’s zoals genoemd in lid 1 onder c. Aanvragers zullen dit moeten aangeven bij de aanvraag. Een project moet minimaal betrekking hebben op twee van de thema's zoals benoemd in lid 1 onder c.
Om meer zekerheid te hebben dat goede projecten tot uitvoer komen, worden eisen gesteld aan de aanvraag. Zo is er sprake van een subsidiedrempel. Bepaald is dat projecten bij de beoordeling minimaal moeten voldoen aan een aantal inhoudelijke eisen. Op verschillende onderdelen kan een project punten scoren bij de beoordeling. Om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage moet minimaal een score van 33 punten zijn behaald. Alleen projecten die 33 punten of meer scoren komen in aanmerking voor een positief besluit en doen mee in de projectrangschikking. Met deze eisen wordt getracht de beste en meest kansrijke projecten te kunnen onderscheiden. De uitwerking van de scores is opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit.
Voor het doen van de aanvraag moet gebruik gemaakt worden van een door het SNN verstrekt aanvraagformulier. Dit is te vinden op www.snn.eu/pop3. Een aanvraag dient (bij voorkeur digitaal) via het SNN ingediend te worden bij de provincie(s) waarop de aanvraag van toepassing is.
Voor de subsidiabele kosten worden de daarvoor bedoelde artikelen in de Verordening gevolgd, waarbij met een bijdrage in natura wordt bedoeld 'onbetaalde eigen arbeid' zoals verwoord in artikel 1.11, lid 7, van de Verordening. Met personeelskosten wordt bedoeld personeelskosten zoals verwoord in artikel 1.9, van de Verordening. In aanvulling op wat in de Verordening is opgenomen zijn ook de niet-verrekenbare of niet-compensabele btw-kosten subsidiabel.
Indien een of meerdere projectpartners de BTW niet kunnen verrekenen dan wel compenseren, dan mogen de begrote kosten inclusief BTW opgevoerd worden. Er dient wel op moment van declaratie een BTW verklaring van de Belastingdienst overhandigd te kunnen worden zodat getoetst kan worden of een van de samenwerkingspartners de BTW daadwerkelijk niet kan verrekenen.
Op grond van de Verordening zijn voorbereidingskosten uitgesloten van de mogelijkheid om subsidie voor te ontvangen. Met voorbereidingskosten wordt bedoeld voorbereidingskosten zoals verwoord in artikel 1.12, lid 3, van de Verordening. Dit betekent dat kosten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan vóór het indienen van de subsidieaanvraag, in geen geval subsidiabel zijn.
Projecten moeten een bepaalde (financiële) omvang hebben om de administratieve kosten (per project) beheersbaar te houden. Vandaar dat een drempelbedrag is vastgesteld. Het doel is om zo veel mogelijk subsidiegeld te laten landen daar waar het behoort te landen. Aan de andere kant is het ook van belang dat voldoende initiatiefnemers kunnen worden beloond, waardoor er ook een maximumomvang van de subsidie is vastgesteld.
In artikel 2.8.8. van de Verordening wordt in lid 1, onder b, het begrip niet-productieve investeringen genoemd. Een niet-productieve investering is gedefinieerd in artikel 1.1, sub g, van de Verordening POP3 en heeft betrekking op natuur, landschap, water, milieu, klimaat. Niet-productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouwbedrijf tot gevolg hebben. Niet-productieve investeringen dragen bijvoorbeeld bij aan het milieu en ondersteunen aanpassing aan klimaatverandering (zoals regenwaterbuffers, stuwen, inrichting landschapselementen, verbeteren biodiversiteit). In het geval een investering een onrendabele top heeft zal nog wel gemotiveerd moeten worden waarom het een productieve dan wel niet-productieve investering betreft. Een investering die gedaan wordt door een onderneming die daar ofwel meer inkomsten mee behaalt ofwel minder kosten gaat maken, heeft betrekking op een productieve investering. Het verhoogt de rentabiliteit van de onderneming en/of de waarde.
Ten aanzien van een beoogde investering binnen deze maatregel Samenwerking in het kader van het EIP zal door een aanvrager goed gemotiveerd moeten worden waarom het een productieve dan wel een niet-productieve investering is.
Voor projecten die betrekking hebben op landbouwproducten gelden de volgende subsidiepercentages.
Kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties |
|||
Operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk |
|||
Voor projecten die geen directe betrekking hebben op landbouwproducten gelden de volgende subsidiepercentages.
Artikel 9 Selectiecriteria, weging en selectie
De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument waarmee in het POP3-programma accenten kunnen worden aangebracht om in te spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn meetbaar en verifieerbaar en garanderen een gelijke en transparante behandeling van aanvragen. De criteria dragen bij aan een zo goed mogelijk gebruik en doelbereik van de beschikbare financiële middelen.
De aanvragen worden geselecteerd op basis van een aantal categorieën van criteria. Deze criteria zijn opgenomen in de scoretabel van bijlage 1 en zijn voorzien van een eigen toelichting. Op basis van de gescoorde punten worden projecten gerangschikt. Projecten die scoren beneden de drempel van 33 punten worden niet gehonoreerd (zie artikel 6).
Of alle projecten die 33 punten of meer scoren ook voor subsidie in aanmerking komen is onder andere afhankelijk van het beschikbare budget. Wanneer het totaal van de aanvragen met 33 punten of meer een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen de aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking).
Bij het rangschikken wordt in eerste instantie naar het beleidsdoel gekeken, om te zorgen dat zo mogelijk op alle genoemde beleidsdoelen activiteiten gaan plaatsvinden en er op één beleidsdoel niet te veel activiteiten plaatsvinden. Het kan voorkomen dat een aanvraag die de beste nummer twee is op een beleidsdoel meer punten heeft dan een nummer één op een ander beleidsdoel, maar niet in aanmerking komt voor subsidie, omdat het plafond dan al bereikt kan zijn. In onderstaand voorbeeld, uitgaande van drie beleidsdoelen a tot en met d: rangnummer drie heeft minder punten dan rangnummer vier maar is de beste op dat specifieke beleidsdoel en rangnummer vier is tweede beste op dat specifieke beleidsdoel.
De beoordeling van projecten aan de hand van de scoretabel wordt gedaan door een onafhankelijke Adviescommissie POP3, ingesteld door Gedeputeerde Staten. Nadat de adviescommissie de projecten heeft beoordeeld op de bijdrage aan de selectiecriteria volgt een subsidie-technische toets, een financiële toets en een EU-conformiteitstoets.
Artikel 10 Bevoorschotting op basis van realisatie (tussentijdse betaling)
Het is mogelijk om tweemaal per kalenderjaar een verzoek tot voorschot in te dienen over de kosten die tot dan toe zijn gemaakt. Dit is een voorschot op de uiteindelijke vaststelling van de subsidie. Het bedrag dat als voorschot mag worden aangevraagd is lager dan in de Verordening wordt genoemd, namelijk € 25.000,--.
Deze toelichting is richtinggevend bedoeld. Het is aan de initiatiefnemers om na te gaan op welke wijze zij er uiteindelijk invulling aan geven. Per selectiecriterium zijn een aantal hulpvragen opgenomen om deze invulling gemakkelijker te maken. De selectiecriteria bestaan steeds uit verschillende aspecten die in onderlinge samenhang worden bekeken. Op basis van het belang wat gehecht wordt aan de verschillende selectiecriteria is hieraan vervolgens ook nog een wegingsfactor toegekend.
Toelichting per selectiecriterium
Met effectiviteit van de activiteit wordt bedoeld de mate waarin wordt bijgedragen aan het doel dat met de openstelling resp. de samenwerking wordt nagestreefd ('wat voegt dit project toe'). Bij het thema samenwerking gaat het niet alleen om het effect van de innovatie, als deze slaagt, maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces, dat leidt tot meer kennisdeling regionaal, nationaal, internationaal, ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen. Voor effectiviteit geldt dat er groot belang wordt gehecht aan een daadwerkelijke bijdrage aan de genoemde beleidsdoelstellingen. Om die reden heeft dit criterium een wegingsfactor van vier Het eerste punt in de scoretabel onder a weegt zwaar in de toekenning van punten voor dit criterium. Hierbij is het ook van belang dat verschillende activiteiten binnen het project een samenhangend geheel vormen. Ter illustratie: een goed op elkaar afgestemde set van activiteiten binnen een project die bijdraagt aan de doelen zal dus eerder vijf punten scoren dan een project met twee losse activiteiten.
"Kans op succes" wordt gedefinieerd als de kans dat de partijen er in slagen het innovatie-idee uit te werken. Dit betekent niet dat het innovatieproject ook moet slagen. Het samenwerkingsverband bestaat al en heeft een haalbare innovatie geïdentificeerd. Activiteiten betreffen uitwerking naar bijvoorbeeld technische specificaties, bouwen, uitwerken businessplan, proefopstelling. Ook onderdelen die betrekking hebben op inrichting van een demonstratie-inrichting en/of activiteiten kennisoverdracht en/of marktintroductie (eerste uitrol) kunnen onderdeel zijn van de aanvraag. De aanvrager levert een goed onderbouwd Plan van Aanpak hiervoor. In de fase "ontwikkelen innovatie" mag men resultaten van voorwerk verwachten, bij een gecombineerde aanvraag is aan te raden in de openstelling te eisen dat de aanvraag een go – no go moment bevat voor de ontwikkelfase.
Niet alleen samenwerking, maar ook communicatie over het project is van groot belang voor de kans op succes. Het is van belang dat de innovatie waar een aanvraag voor wordt ingediend niet alleen bestemd blijft voor degene die de aanvraag doet, maar juist dat de innovatie breed beschikbaar is, komt of wordt gemaakt voor de agrosector als geheel. In het projectplan moet de aanvrager in ieder geval aangeven hoe opgedane kennis en ervaring in de provincie Drenthe wordt verspreid en gedeeld, maar ook hoe aangesloten wordt bij het Europese EIP-AGRI-netwerk.
Op dit criterium worden geen punten toegekend indien de randvoorwaarden niet in beeld zijn gebracht of het (beoogde) samenwerkingsverband zwak is. vijf punten kunnen bijvoorbeeld worden behaald indien alle randvoorwaarden in beeld zijn gebracht en zijn vertaald naar beheermaatregelen van een hoge kwaliteit, het samenwerkingsverband goed is en er een veelbelovend businessmodel achter het project ligt. Omdat een redelijke kans op succes wel belangrijk is om ook goed te kunnen bijdragen aan de doelstelling, is ervoor gekozen om dit criterium een wegingsfactor drie toe te kennen.
Met innovativiteit kan hierbij gedoeld worden op het samenwerkingsproces als zodanig, op het onderwerp van de samenwerking of op beide. Bij de beoordeling van de innovativiteit van het samenwerkingsproces wordt gekeken in hoeverre de voorgestelde samenwerking nieuwe verbanden/verbintenissen tot stand brengt. Hoe meer gangbaar de samenwerking tussen de partijen is, hoe minder punten er zullen worden toegekend. Daarom is ervoor gekozen dit criterium niet heel zwaar mee te laten wegen en een wegingsfactor van twee toe te kennen.
Voor de innovativiteit van het samenwerkingsproces geldt: als er een goed samenwerkingsverband is dan kan hier drie punten worden gescoord. Voor nieuwe of bijzondere verbanden en verbintenissen kunnen extra punten gegeven worden.
Voor de beoordeling van het onderwerp van de samenwerking/de beoogde innovatie zelf geldt: het gaat om de meerwaarde die de innovatie heeft, in de zin dat het gaat om het verschil dat het product (of dienst, proces, procedé enzovoort.) zelf te weeg kan brengen. Betreft de beoogde innovatie slechts een zeer geringe aanpassing van een bestaand product (of dienst, proces, procedé enzovoort.), dan wordt er geen punt toegekend. Betreft de beoogde innovatie bijvoorbeeld een geheel of vrijwel geheel nieuw product (of dienst, proces, procedé enzovoort.), dan zullen vier of vijf punten toegekend worden. Uitgangspunt hierbij is de indeling van de TU Delft in niveaus van innovatie waarbij geldt dat er meer punten gescoord kunnen worden naarmate de beoogde verandering groter is (dus van optimalisatie naar transitie loopt het mogelijke aantal punten op) :
Efficiëntie betreft een goede onderbouwing van de voorziene kosten en uren en het benutten van bestaande kennis en kunde. Dit criterium heeft een wegingsfactor van twee.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2018-1652.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.