Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen en Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen 2016 (wijz)

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat in hun vergadering van 30 januari 2018, nr. A.11, afdeling LGW, dossiernummer K327, is vastgesteld de wijziging van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen en Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen 2016.

Gedeputeerde Staten der provincie Groningen

Overwegende dat:

 

  • -

    sinds 3 november 2009 de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen van kracht is;

  • -

    met ingang van 22 mei 2015 de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Provincie Groningen 2016 van kracht is geworden;

  • -

    op 24 mei 2016 en 30 mei 2017 besluiten tot wijziging van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Provincie Groningen 2016 zijn genomen;

  • -

    in beide subsidieregelingen nog enkele wijzigingen van technische aard dienen te worden vastgesteld;

Gelet op de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen en de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Provincie Groningen 2016;

 

Besluiten:

 

vast te stellen hetgeen volgt:

Artikel I  

De Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Groningen wordt gewijzigd als volgt:

Aan artikel 3.1.3, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het eind van onderdeel b, een onderdeel c toegevoegd, luidende:

  • c.

    Staatsbosbeheer voor zover dat is belast met het natuurbeheer van de eilandengroep Rottum.

Artikel II  

In bijlage 1 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer provincie Groningen 2016 vervalt het landschapsbeheertype L01.04 en wordt landschapsbeheertype L01.16 toegevoegd overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde tekst.

Artikel III  

  • 1.

    Overeenkomstig het besluit van 30 mei 2017, Artikel I onderdeel M, worden de wijzigingen van bijlage 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer provincie Groningen 2016 vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde tekst.

  • 2.

    Overeenkomstig het besluit van 30 mei 2017, Artikel II onderdeel A, worden de wijzigingen van bijlage 2 van Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer provincie Groningen 2016 vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde tekst.

Artikel IV  

Artikel II onderdeel A van het besluit van 24 mei 2016 wordt gewijzigd en luidt als volgt:

  • 1.

    In artikel 1.2, tweede lid, wordt aan het slot van onderdeel f de punt vervangen door een puntkomma.

  • 2.

    Aan artikel 1.2, tweede lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • g.

      het minimum aantal hectares aan activiteiten waarvoor een subsidie natuur- en landschapsbeheer kan worden verstrekt.

Artikel V  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad met dien verstande dat:

Artikel I van dit besluit terug werkt tot 7 april 2017;

Artikel III, onder a, van dit besluit terug werkt tot 30 mei 2017;

Artikel IV van dit besluit terug werkt tot 24 mei 2016.

Artikel VI  

Artikel II van het besluit van 30 mei 2017, te weten het vervallen van de natuurbeheertypen N16.01 en N16.02 en het toevoegen van N16.03 en N16.04, treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking van dit besluit in het Provinciaal Blad en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Groningen, 30 januari 2018.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

F.J. Paas ,

voorzitter.

H.J. Bolding,

secretaris.

Wijzigingen in bijlage 1 behorende bij de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Provincie Groningen 2016  

Leeswijzer

L01 Groenblauwe landschapselementen

L01.01 Poel en klein historisch water

L01.01.00 Poel en klein historisch water - gemiddeld

L01.01.01a Oppervlakte poel < 175 m2

L01.01.01b Oppervlakte poel > 175 m2

L01.02.00 Houtwal en houtsingel - gemiddeld

L01.02.01 Houtsingel en houtwal

L01.02.02 Hoge houtwal

L01.02.03 Holle weg en graft

L01.03 Elzensingel

L01.03.00 Elzensingel - gemiddeld

L01.03.01a Bedekking elzensingel 30-50%

L01.03.01b Bedekking elzensingel 50%-75%

L01.03.01c Bedekking elzensingel > 75%

L01.04 Bossingel en bosje (vervallen)

L01.04.01 Bossingel en bosje

L01.05 Knip- of scheerheg

L01.05.00 Knip- of scheerheg - gemiddeld

L01.05.01a Knip- en scheerheg; jaarlijks scheren of knippen

L01.05.01b Knip- en scheerheg; eenmaal per 2-3 jaar scheren of knippen

L01.06 Struweelhaag

L01.06.00 Struweelhaag - gemiddeld

L01.06.01a Struweelhaag snoeicyclus 5-7 jaar

L01.06.01b Struweelhaag snoeicyclus > 12 jaar

L01.07 Laan

L01.07.00 Laan- gemiddeld

L01.07.01a Gemiddelde stamdiameter bomen < 20 cm

L01.07.01b Gemiddelde stamdiameter bomen 20-60 cm

L01.07.01c Gemiddelde stamdiameter bomen > 60 cm

L01.08 Knotboom

L01.08.00 Knotboom - gemiddeld

L01.08.01a Gemiddelde stamdiameter knotboom < 20 cm

L01.08.01b Gemiddelde stamdiameter knotboom 20-60 cm

L01.08.01c Gemiddelde stamdiameter knotboom > 60 cm

L01.09 Hoogstamboomgaard

L01.09.01 Hoogstamboomgaard

L01.10 Struweelrand

L01.10.01 Struweelrand

L01.11 Hakhoutbosje

L01.11.01a Droog hakhoutbosje (zomereik, wintereik, berk en haagbeuk dominant)

L01.11.01b Vochtig en nat hakhoutbosje (zwarte els en/of gewone es dominant)

L01.12 Griendje

L01.12.01 Griendje

L01.13 Bomenrij en solitaire boom

L01.13.01 Bomenrij en solitaire boom

L01.14 Rietzoom en klein rietperceel

L01.14.01a Smalle rietzoom (< 5 meter)

L01.14.01b Brede rietzoom (> 5 meter) en klein rietperceel

L01.15 Natuurvriendelijke oever

L01.15.01

L01.16 Bossingel

L01.16.01

L02 Historische gebouwen en omgeving

L02.01 Fortterrein

L02.02 Historisch bouwwerk en erf

L02.03 Historische tuin

L03 Aardwerken

L03.01 Aardwerk en groeve

L04 Recreatieve landschapselementen

L04.01 Wandelpad over boerenland

L04.01.01 Wandelpad over boerenland

 

(…)

L01.04 Bossingel en bosje (vervallen)

(….)

 

L01.16 Bossingel (nieuw per 1-1-2017)

Algemene beschrijving

Een bossingel is een houtopstand die vroeger vaak werd aangeplant en beheerd werd als hakhout, maar doorgeschoten is. Ze komen in veel gebieden in Nederland voor.

 

Afbakening

  • Een bossingel is een vrijliggend lijnvormig en aaneengesloten landschapselement met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken.

  • Een bossingel heeft een breedte van minimaal 2 en maximaal 20 meter en een minimale oppervlakte van 1,0 are.

 

Subsidieverplichtingen

1. Op natuurterrein: De beheerder dient het landschapselement in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

 

Beheereisen

  • Het element wordt periodiek gedund en overhangende takken kunnen het gehele jaar worden gesnoeid;

  • Randen van het element kunnen als hakhout beheerd worden;

  • Snoeihout mag op stapels of rillen in het element verwerkt worden voor zover het de ondergroei en/of de stoven niet schaadt;

  • Er mag geen snoeihout verbrand worden in of in de directe omgeving van het element, en als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element;

  • Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen, behalve bij bestrijding van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier) middels een stobbenbehandeling, en meststoffen in het element gebruikt worden;

  • Het element mag niet betreden en/of beschadigd worden door vee. Indien het element is uitgerasterd moet het raster op een zodanige afstand staan dat vraat aan stammen wordt voorkomen;

  • Slootmaaisel of bagger mag niet verwerkt worden in het element;

  • Dunningswerkzaamheden en het eventueel terugzetten van hakhout worden alleen verricht in de periode tussen 1 oktober en 15 maart.

 

Beheerpakket

L01.16.01 Bossingel

Wijzigingen in bijlage 2 behorende bij de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Provincie Groningen 2016  

Index Natuur en Landschap

Onderdeel natuurbeheertypen

Versie 0.6 28 april 2016.

Red. P. Schipper en H. Siebel

Inhoudsopgave

 

Leeswijzer

N00.01 Nog om te vormen naar natuur

N01 Grootschalige, dynamische natuur

N01.01 Zee en wad

N01.02 Duin- en kwelderlandschap

N01.03 Rivier- en moeraslandschap

N01.04 Zand- en kalklandschap

N02 Rivieren

N02.01 Rivier

N03 Beken en bronnen

N03.01 Beek en bron

N04 Stilstaande wateren

N04.01 Kranswierwater

N04.02 Zoete plas

N04.03 Brak water

N04.04 Afgesloten zeearm

N05 Moerassen

N05.01 Moeras

N05.02 Gemaaid rietland

N06 Voedselarme venen en vochtige heiden

N06.01 Veenmosrietland en moerasheide

N06.02 Trilveen

N06.03 Hoogveen

N06.04 Vochtige heide

N06.05 Zwakgebufferd ven

N06.06 Zuur ven of hoogveenven

N07 Droge heiden

N07.01 Droge heide

N07.02 Zandverstuiving

N08 Open duinen

N08.01 Strand en embryonaal duin

N08.02 Open duin

N08.03 Vochtige duinvallei

N08.04 Duinheide

N09 Schorren of kwelders

N09.01 Schor of kwelder

N10 Vochtige schraallanden

N10.01 Nat schraalland

N10.02 Vochtig hooiland

N11 Droge schraallanden

N11.01 Droog schraalland

N12 Rijke graslanden en akkers

N12.01 Bloemdijk

N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland

N12.03 Glanshaverhooiland

N12.04 Zilt- en overstromingsgrasland

N12.05 Kruiden- en faunarijke akker

N12.06 Ruigteveld

N13 Vogelgraslanden

N13.01 Vochtig weidevogelgrasland

N13.02 Wintergastenweide

N14 Vochtige bossen

N14.01 Rivier- en beekbegeleidend bos

N14.02 Hoog- en laagveenbos

N14.03 Haagbeuken- en essenbos

N15 Droge bossen

N15.01 Duinbos

N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos

N16 Bossen met productiefunctie

N16.01 Droog bos met productie (vervallen)

N16.02 Vochtig bos met productie (vervallen)

N16.03 Droog bos met productie

N16.04 Vochtig bos met productie

N17 Cultuurhistorische bossen

N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (vervallen)

N17.02 Droog hakhout

N17.03 Park- en stinzenbos

N17.04 Eendenkooi

N17.05 Wilgengriend

N17.06 Vochtig en hellinghakhout

 

(….)

 N16 Bossen met productiefunctie

(inleidende tekst blijft ongewijzigd)

 

Beheertypen

Op basis van de vochttoestand van de bodem worden twee beheertypen onderscheiden:  

  • N16.01 Droog bos met productie (vervallen)

  • N16.02 Vochtig bos met productie (vervallen)

  • N16.03 Droog bos met productie

  • N16.04 Vochtig bos met productie

     

 N16.01 Droog bos met productie (vervallen)

(…..)

 

N16.02 Vochtig bos met productie (vervallen)

(…..)

 

N16.03 Droog bos met productie (nieuw per 01-01-2018) 

1.1 Algemene beschrijving

Droog bos met productie bestaat uit verschillende, veelal van oorsprong aangeplante, bosopstanden van den, (winter)eik, beuk, Douglas, lariks of fijnspar. De voedselarmere delen worden grotendeels gedomineerd door den, eik en beuk, op de wat rijkere bodems is er een hogere groei van beuk, Douglas, lariks en spar, met betere mengingsmogelijkheden. Dit bostype is de productievariant van het bostype dennen-, eiken- en beukenbos (zonder productie; 15.02).

Het bostype komt voor op een voedselarme tot lemige, zandige, zure ondergrond van het Droge Zandlandschap zoals op de Veluwe, delen van Drenthe en Brabant. Lokaal is het bostype te vinden in het Heuvellandschap, kalkarme duinen en strandwallen. Het bostype is veelal uit hakhout, heide- en stuifzandterreinen ontstaan, maar kan ook aangelegd zijn op voormalige landbouwgronden waardoor de bovengrond verrijkt is.

Het is het omvangrijkste bostype en combineert een redelijk tot goede groei met een ruime variatie aan, en mengingsmogelijkheden van, loof- en naaldboomsoorten, vooral op de wat lemigere bosgroeiplaatsen. Het maakt dit type tot het belangrijkste type voor de houtproductie. De diversiteit is (nog) relatief laag. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de uniforme aanleg en beheer in het verleden, door de jonge leeftijd van de bossen en onvoldoende abiotische kwaliteit als gevolg van verzuring en vermesting. Oudere bossen en bossen op of grenzend aan oude bosgroeiplaatsen, hebben een relatief hoge natuurpotentie vooral wanneer deze een gevarieerde structuur met substantieel aandeel zware bomen en dood hout hebben. De betekenis voor de biodiversiteit bestaat vooral uit (vaak bedreigde) paddestoelen, korst- en bladmossen, enkele vaatplanten, insecten en broedvogels.

Droog bos met productie kan bestaan uit meer lichtere bossen door (mengingen van) den, lariks, eik en berk en/of meer donkere bossen (door mengingen) met beuk, Douglas en fijnspar. De armere delen blijven bij spontane ontwikkeling hoofdzakelijk een door dennen-, eiken en beuken gedomineerd bos. Op de wat rijkere delen leidt spontane ontwikkeling tot een bos waarin (combinaties van) beuk, Douglas, lariks of spar zullen gaan overheersen, vaak ten koste van den en eik. Het bostype combineert productieve soorten en een substantieel aandeel kwaliteitsbomen, met mede door het beheer beïnvloede, verschillende ontwikkelingsfasen, een gevarieerde bosstructuur, menging van boomsoorten en dood hout.

Spontane ontwikkelingen leiden (de komende decennia) vaak naar een dichter, vrij eenvormig bos met natuurlijke verjonging van beperkte samenstelling en matige productiepotentie. Natuurlijke verstoringen zoals windworp hebben (vooralsnog) een beperkt effect hierop. De bedekking, samenstelling en doorgroeiperspectieven van loofbomen, struiken en struwelen worden sterk beperkt door de mate waarin herbivoren aanwezig zijn (edelhert, ree). Vaak is menselijk beheer, zoals kap, begrazingsbeheer en inbreng van strooiselverrijkende soorten (zie Droge bos variant zonder productie; 15.02), nodig om dynamiek, variatie en vestigingsmilieus te bevorderen. Met aanvullende bosverjongingsactiviteiten met primair lokaal gewenste inheemse boom- en struiksoorten wordt een nieuwe gewenste bosgeneratie van voldoende ecologische kwaliteit gerealiseerd.

 

1.2 Afbakening

  • Droog bos met productie omvat bossen op de voedselarme tot lemige zandgronden gedomineerd door loofbomen en (meereisende) naaldboomsoorten.

  • Houtoogst is een doel en vindt periodiek plaats met een hogere intensiteit dan in de droge bossen beheertypen zonder productie, of boomsoorten die oorspronkelijk van buiten Europa zijn ingevoerd zijn dominant over meer dan 20% van het areaal van het betreffende bosgebied, ook als er geen productiedoelstelling is.

 

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf. 

 

Voorbeeldgebieden

Staphorst, Noord-Bargerbos, Kootwijk, Speulderbos, Mastbos, Gieten-Borger en Emmerdennen.

 

N16.04 Vochtig bos met productie (nieuw per 01-01-2018) 

1.1 Algemene beschrijving

Vochtig bos met productie bestaat uit loofbossen die gedomineerd worden door diverse boomsoorten zoals populier, es, esdoorn, beuk, haagbeuk, eik, iep en els. Het is een grotendeels gesloten bos met een weelderige ondergroei. Dit bostype is de productievariant van delen van het haagbeuken- en essenbos en beek- en rivierbegeleidend bos.

Het komt voor op matig nat tot matig droge, vrij voedselrijke kleiige tot zandige bodems, waaronder overstromingsdelen van beken. Het bostype kan gevonden worden in het rivierengebied op oeverwallen en hoge uiterwaarden, lokaal op lemige zandgronden in het oosten, op kleibodems zoals in de Flevopolders maar ook in de kustgebieden, en lemige/kleiige kalkhellingen in Zuid-Limburg.

Dit bostype levert een belangrijke bijdrage aan de houtvoorziening door de goede groei van diverse gewilde (hardhout) loofboomsoorten. In potentie kan dit bostype de meeste houtige soorten bevatten. De diversiteit is laag tot matig hoog. Vooral soorten van oudere, meer ontwikkelde bosgroeiplaatsen ontbreken vaak nog, terwijl makkelijk koloniserende sporenplanten en vogels al aanwezig zijn. Door snelle groei en sterfte kan binnen afzienbare tijd een gevarieerde bosstructuur ontstaan, met veel dood hout en een weelderige struiklaag en bodemvegetatie.

Populier kan een belangrijke bijdrage leveren aan snelle bosontwikkeling en de productie van aanzienlijke hoeveelheid zaaghout en (dik) dood hout. De ondergroei bij populier wordt echter vaak (nog) gedomineerd door ruigtekruiden zoals grote brandnetel. Ook in door andere boomsoorten gedomineerde bossen treedt regelmatig verruiging op in grotere open plekken. Dit kan de verjonging van gewenste boom- en struiksoorten belemmeren. Kleinschalige kap en aanplant wanneer zaadbronnen van gewenste soorten nog ontbreken kan de (kwalitatieve en kwantitatieve) productie en samenstelling bevorderen. Door deze aanvullende bosverjongingsactiviteiten met primair lokaal gewenste inheemse boom- en struiksoorten wordt versneld een nieuwe gewenste bosgeneratie van voldoende ecologische kwaliteit gerealiseerd.

 

1.2 Afbakening

  • Het beheertype Vochtig bos met productie omvat bossen op basenrijke bodems gedomineerd door (meereizende) loofboomsoorten.

  • Houtoogst is een doel en vindt periodiek plaats met een hogere intensiteit dan in de Vochtige bossen beheertypen zonder productie, of boomsoorten die oorspronkelijk van buiten Europa zijn ingevoerd zijn dominant over meer dan 20% van het areaal van het betreffende bosgebied, ook als er geen productiedoelstelling is.

 

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

 

Voorbeeldgebieden

Horsterwold, Haagse Bos, Spijk-Bremerberg en Kuinderbos.

N17 Cultuurhistorische bossen 

 

Algemene beschrijving

Cultuurhistorische bossen zijn bossen die vanwege een combinatie van cultuurhistorische en ecologische elementen in een bepaalde staat worden gehouden.

 

Het beheer wordt gekenmerkt door een sterke sturing van de mens in de structuur en soortensamenstelling, vooral in de boom- en struiklaag.

 

De bossen worden bovendien gekenmerkt door een zekere ouderdom, in de vorm van oude bomen of oude stronken van bomen. In landschappelijk opzicht zijn vaak structuren aanwezig zoals lanen, sloten en greppels en wallen.

 

Ontstaansgeschiedenis

Zoals de term eigenlijk al zegt, zijn cultuurhistorische bossen lang geleden aangelegd en hebben ze sindsdien een specifiek beheer gehad. De voorgeschiedenis kan erg verschillen. Sommige bossen groeien op intacte bodems en bestaan uit boomsoorten die van nature ter plaatse thuishoren, op andere plaatsen is de aanleg gepaard gegaan met intensieve grondbewerking en hydrologische ingrepen en zijn soorten van elders geïmporteerd.

 

Cultuurhistorische bossen zijn in het verleden lange tijd het meest voorkomende bostype in Nederland geweest. Ze kunnen het best voortbestaan op de nu nog bestaande plaatsen en onder de condities waarbij ze zich hebben ontwikkeld.

 

Beheertypen

Dit natuurtype omvat de volgende beheertypen:

 

  • N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (vervallen)

  • N17.02 Droog hakhout

  • N17.03 Park- en stinzenbos

  • N17.04 Eendenkooi

  • N17.05 Wilgengriend (nieuw m.i.v. 1-1-2017)

  • N17.06 Vochtig en hellinghakhout (nieuw m.i.v. 1-1-2017)

     

  N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (vervallen)(……)N17.03 Park- en stinzenbos 

1.1 Algemene beschrijving 

Parkbossen zijn alle vormen van bos die vallen binnen een historisch park- of tuinaanleg. Stinzenbossen bestaan veelal uit oude bossen bij landgoederen met een karakteristieke stinzenflora, vaak bolgewassen en kruidachtige overblijvende gewassen, in de ondergroei. Sinds het ontstaan van landhuizen en landgoederen in Nederland vanaf de late middeleeuwen is er ook aandacht voor de omgeving van het huis. In de zeventiende en achttiende eeuw ontwikkelen zich tuinstijlen, maar worden ook de omliggende bossen meegenomen in de aanleg. In de landschappelijke parkstijl hebben parkbossen een nadrukkelijke rol. Sommige van deze parkbossen krijgen een rijke struiklaag en veel kruiden, die vooral in het voorjaar bloeien. Deze planten zijn oorspronkelijk aangeplant, maar inmiddels verwilderd en inheems geworden. Ook zijn in dit bostype veel uitheemse bomen te vinden, door landgoedeigenaren aangeplant ter verfraaiing van het bos. De naam van dit type, Stinzenbos, komt van het woord stins, de Friese benaming voor kasteel/landhuis.

Beheer is gericht op het behouden van de bijzondere (uitheemse) bomen en het handhaven van de karakteristieke struiklaag en kruiden. Dit kan betekenen het vrijstellen van bijzondere bomen, het vrijhouden van opslag van delen waar de bijzondere stinzenflora voorkomt en het behouden van de struiklaag. In sommige bossen gaat het om bollen of kruiden van de stinzenflora, maar het kan ook gaan ook om bloeiende struiken zoals azelea en rhododendron.

Landgoederen komen voor in geheel Nederland, maar vooral voor in het zand-, rivieren-, zeeklei- en duingebied. Park- en stinzenbos komt voornamelijk voor op min of meer kalkrijke zand-, zavel- en kleigronden op oeverwallen langs rivieren, op Friese stinzen en in de binnenduinrand.

 

Dit beheertype hangt steeds samen met een cultuurhistorisch waardevol landgoed. Vaak is de samenhang groot met andere landgoedelementen zoals een huis, tuin, lanen en overige bossen op het landgoed. Stinzenbossen kennen een bijzondere aan actief beheer gekoppelde stinzenplantenflora. Park- en stinzenbossen kennen tegenwoordig vaak een actief beheer gericht op het in stand houden van oude bomen en boomholten en de daaraan gekoppelde aanwezigheid van broedvogels en vleermuizen.

 

1.2 Afbakening 

  • Het beheertype Park- en stinzenbos bestaat uit opgaand bos, als onderdeel van een (voormalig) landgoed, met meestal een rijke struiklaag en veel kruiden die vooral in het voorjaar bloeien.

  • In de kruidlaag van Stinzenbossen komen veel planten voor die oorspronkelijk zijn aangeplant en nu zijn verwilderd. Het betreft deels inheemse planten (zoals daslook en wilde narcis), maar met name ook van oorsprong uitheemse planten (veel soorten bol- en knolgewassen, zoals hyacinten, sneeuwklokjes en krokussen maar bijvoorbeeld ook hartbladzonnebloem, Italiaanse aronskelk of azalea). Daarnaast komen ook geïntroduceerde uitheemse boomsoorten voor met een hoge sierwaarde.

  • Park- en stinzebos kent een actief beheer dat gericht is op het behoud van de bijzondere flora en fauna. De bomen, struiken en kruiden van Park- en Stinse bos staan in een verband dat een bedacht, esthetisch doel dient..

  • Ornamentele boomgroepen, ook wel clumps genoemd, vallen buiten dit type en behoren in beheertype Historische tuin.

  • Bomen en struiken die langs lanen geplant zijn, worden niet tot dit beheertype gerekend, maar worden gerekend tot een beheertype uit de Index Landschap

  • Stadsparken behoren niet tot dit beheertype.

 

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf. 

  

Voorbeeldgebieden

……………..

  N17.04 Eendenkooi 

1.1 Algemene beschrijving 

Een Eendenkooi bestaat uit een waterplas met vangpijpen. De vorm is per streek en per kooi sterk verschillend. Eendenkooien kennen een aantal onderdelen: allereerst de kooiplas, een centraal stuk open water. Aan de kooiplas zitten drie of meerdere vangpijpen; sloten, voorzien van rietschermen, waar de eenden in gelokt kunnen worden. Complex van kooiplas en vangpijpen is omgeven door het kooibos. Vaak zijn in deze bossen hakhout en knotbomen te vinden. Eendenkooien zijn vaak omgeven door een sloot en soms is er nog een kooikerhuisje aanwezig.

Eendenkooien zijn typisch Nederlandse elementen, ontstaan in de late middeleeuwen. De kooien werden in voorgaande eeuwen aangelegd om wilde eenden te vangen voor consumptie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen levende kooien en rustende kooien. De zogenaamde levende kooien kennen speciale rechten (afpalingsrecht) en moeten vangklaar zijn. Dat wil zeggen dat minimaal één vangarm bedrijfsklaar moet zijn. Rustende kooien kennen deze rechten niet en hier is geen minimumeis aan de staat van onderhoud. Een kooirelict tenslotte is een overblijfsel van een eendenkooi, vaak is dan nog slechts de structuur van de kooi herkenbaar.

Waarschijnlijk zijn er in Nederland ruim 1.000 eendenkooien geweest: nu resteren nog 118 geregistreerde kooien (levende kooien). Eendenkooien komen voor in grote delen van Nederland, alleen Drenthe, Limburg en Flevoland kennen geen eendenkooien (meer).

 

Eendenkooien komen voor in diverse landschapstypen. De kooi ligt op een rustige plek in waterrijk gebied en is omzoomd door bos en struweel. Hierdoor zijn kooien in verder open landschap opvallende elementen. Eendenkooien vormen vaak rustgebieden in het landschap voor vogels en zoogdieren en kennen door de afwisseling van water en bos een rijke broedvogelbevolking.

 

1.2 Afbakening 

  • Onder het beheertype Eendenkooi vallen de geregistreerde eendenkooien en die kooien die aan de voorwaarden van geregistreerde kooien voldoen.

  • De Eendenkooi omvat de kooiplas met omringend kooibos, tot een maximale grootte van 4 ha.

  • Het beheer bestaat ui het openhouden van kooiplas en vangarmen, onderhoud in het kooibos met afzetten van hakhout en knotten van de knotbomen en het vangklaar houden van minimaal één van de vangarmen.

 

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf. 

 

Voorbeeldgebieden

……………..

   N17.05 Wilgengriend (nieuw m.i.v. 1-1-2017) 

1.1 Algemene beschrijving

Een wilgengriend is een perceel waarop wilgen geplant zijn, die periodiek kort boven de grond worden afgezet. Het betreft natte bossen van smalbladige wilgen die aan een zeer intensief hakhoutbeheer zijn onderworpen. De grienden komen zowel binnendijks als buitendijks voor, buitendijks vooral als getijdegriend. Als grienden periodiek door rivierwater overstroomd worden en niet meer regelmatig onderhouden vallen ze ook onder zachthoutooibossen. Wilgengrienden vormen van oudsher een karakteristiek onderdeel van het rivieren- en zoetwatergetijdenlandschap. In een traditioneel beheerde griend wordt de hergroei op de hakhoutstoven doorgaans elke 3 tot 5 (hooguit 10) jaar afgezet. Nog intensiever beheerde grienden hebben een 1- of 2-jarige kapcyclus. Buitendijks werden met name de zwaardere en langere wilgensoorten gekweekt die geschikt zijn als hakgriend. Binnendijks werd voornamelijk jaarlijks geoogst snijgriend gekweekt, maar tegenwoordig vaak hakgriend. De grienden hebben over het algemeen een weelderige ondergroei onder anderen van mossen en levermossen, en zijn rijk aan vogels en insecten.

 

Getijdegrienden kennen door de getijde beweging dagelijks grote verschillen in waterstanden. In getijdegrienden kunnen bijzondere soorten als zomerklokje en spindotterbloem aanwezig zijn.

 

De wilgenteelt in de natte griendbossen vereist een goede beheersing van de waterhuishouding. Greppels en duikers in de grienden dienen vooral voor de afwatering, kaden om het water binnen de griend vast te houden.

 

In getijdegrienden bepalen eb en vloed het tijdstip waarop beheeractiviteiten kunnen worden uitgevoerd.

 

1.2 Afbakening

  • Wilgengrienden worden periodiek laag bij de grond afgezet, lager dan 1,5m.

  • Kenmerkend voor het beheertype is de aanwezigheid van hakhoutstoven van smalbladige wilgensoorten. Meestal dient om de 2 tot 5 jaar gehakt te worden.

  • Wilgengrienden staan op natte bodem en kunnen zowel binnen- als buitendijks voorkomen..

 

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

 

Voorbeeldgebieden

langs de Nieuwe Merwede, de Rhoonse grienden, delen van de Biesbosch, Bommelerwaard, Polder Achthoven, Het Beesdse veld, Autena en Bolgarijen

  N17.06 Vochtig en hellinghakhout (nieuw m.i.v. 1-1-2017) 

1.1 Algemene beschrijving

Vochtig en hellinghakhout zijn loofbossen die bestaan uit houtgewas dat men niet hoog laat opschieten, maar dicht bij de grond afzet om de stronken weer te laten ontspruiten en de gevormde opslag te kunnen oogsten. Middenbos bestaat uit hakhout met overstaanders (doorgegroeide hakhouttelgen) of bovenstaanders (aangeplante bomen).

Hakhout en middenbos komen al eeuwen voor in Nederland. Door hakhoutbeheer kan een voortdurende houtopbrengst gewaarborgd worden. Door het dicht bij de grond afzetten van de bomen ontstonden de kenmerkende stobben of stoven, die vele eeuwen oud kunnen zijn. Verschillende boomsoorten zorgden voor hout voor verschillende doeleinden: brandhout, gebruikshout voor bijvoorbeeld gereedschapsstelen, schors voor de leerlooierij.

In verschillende vormen komt dit type door het gehele land voor. De variatie is groot: van hellinghakhout in Zuid-lmburg tot elzenhakhout in Zeeland. Essen- en elzenhakhout komt voor in het rivierengebied, maar soms ook in beekdalen en op de overgang van kleigronden- naar zandgebieden. Vochtige eikenhakhout komt voor op de zandgronden. De hakhouthellingbossen in Zuid-Limburg, waar het vaak in de vorm van middenbos voorkomt, worden ook tot dit type gerekend. Het beheertype Vochtig en hellinghakhout betreft hakhoutcomplexen die niet of nauwelijks machinaal te bewerken zijn doordat ze vochtig zijn, op een helling liggen of de stoven op rabatten staan.

In West-Nederland en het rivierengebied zijn hakhoutbossen vaak opvallende elementen in het open landschap. Denk bijvoorbeeld aan elzenhakhout in het veenweidegebied. Overal in de natte zandgebieden komen vochtige hakhoutbossen voor, vaak eertijds gelegen in open gebieden, maar nu dikwijls omgeven door jonger bos en daardoor landschappelijk minder herkenbaar. Met name oud hakhout en middenbos herbergt met de oude groeiplaats, het dunne strooiseldek, vochtige microklimaat en het hakhoutbeheer samenhangende zeldzame bosplanten van vochtige standplaatsen en aan oude hakhoutstoven gebonden mossen en insecten. Het vochtige microklimaat in het essenhakhout wordt bedreigt door essentaksterfte, een agressieve schimmel die juist de jonge takken na het afzetten van de stoven aantast.

 

1.2 Afbakening

  • Vochtig en hellinghakhout wordt periodiek afgezet.

  • Het betreft hakhout of middenbos op vochtige bodem of steile hellingen.

  • Kenmerkend voor het beheertype is de aanwezigheid van hakhoutstoven. Bij dit vochtige type kan gedacht worden aan boomsoorten van rijke groeiplaatsen als els, es, hazelaar, haagbeuk maar ook eiken op rabatten. De cyclus verschilt per vorm en boomsoort, maar meestal dient om de 5 tot 20 jaar afgezet te worden. Bij middenbos is een deel overstaanders die in een veel lagere cyclus gekapt worden.

  • Wilgengrienden vallen onder beheertype N17.05 Wilgengriend.

 

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

 

Voorbeeldgebieden

….

 

Naar boven