Wijziging Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer provincie Groningen 2016

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat zij in hun vergadering van 30 mei 2017, nr. A.11, zaaknummer K327, het volgende besluit hebben genomen:

 

Gedeputeerde Staten van Groningen;

 

Overwegende

  • -

    dat met ingang van 22 mei 2015 de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer provincie Groningen 2016 van kracht is geworden;

  • -

    dat in de genoemde regeling nog enkele wijzigingen dienen te worden aangebracht;

 

Besluiten:

 

vast te stellen hetgeen volgt:

Wijziging Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer provincie Groningen 2016

 

ARTIKEL I

Onderdeel A

Artikel 1.1 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    Onderdeel k komt te luiden:

    • k.

      landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld en omschreven in artikel 2, onder f, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, plus eventuele landschapselementen of watergangen;

  • 2.

    Onderdeel w komt te luiden:

    • w.

      openstellingsbijdrage: extra vergoeding voor het recreatief toegankelijk maken en houden van een natuurterrein of het houden van toezicht op een natuurterrein, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;

Onderdeel B

Na artikel 1.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 1.9 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd voor zover voor het natuurterrein of het gedeelte van het leefgebied waarvoor subsidie is aangevraagd, al op grond van deze of enige andere regeling een subsidie is verstrekt met betrekking tot agrarisch natuurbeheer of natuurbeheer.

 

Onderdeel C

Artikel 2.3 wordt gewijzigd als volgt:

Onderdeel c van het eerste lid komt te luiden:

  • c.

    de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01), of jegens wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

Onderdeel D

Artikel 2.4 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    In het tweede lid wordt “recreatietoeslag” vervangen door: openstellingsbijdrage.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      De openstellingsbijdrage kan slechts worden verstrekt voor zover het natuurterrein niet ingevolge artikel 2.9, vierde lid, is vrijgesteld van de openstellingsplicht.

  • 3.

    Het zesde lid komt te luiden:

    • 6.

      Indien een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c of d, niet beschikt over een groepscertificaat, gaat de aanvraag vergezeld van de individuele certificaten, of afschriften van de aanvragen daartoe, van de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, die het beheer uitvoeren.

  • 4.

    Na het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 7.

      Indien een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, niet beschikt over een individueel certificaat, gaat de aanvraag vergezeld van een afschrift van de aanvraag daartoe.

Onderdeel E

Artikel 2.5 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel c, vervalt de zinsnede “, indien de subsidieaanvrager over een certificaat beschikt”.

  • 2.

    Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

    • d.

      kosten ten behoeve van het recreatief toegankelijk maken en houden van een natuurterrein of het houden van toezicht op een natuurterrein;

  • 3.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    Indien een aangevraagd individueel certificaat als bedoeld in artikel 2.4, zesde of zevende lid, niet is afgegeven binnen negen maanden na het einde van de periode van openstelling als bedoeld artikel 1.2, tweede lid onder d, zijn de activiteiten die de desbetreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft verricht niet subsidiabel.

  • 4.

    Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 6.

      Kosten zijn slechts subsidiabel indien zij zijn gemaakt nadat de aanvraag om subsidie is ingediend.

Onderdeel F

Artikel 2.6 wordt gewijzigd als volgt:

In het tweede lid, onderdeel b, wordt “recreatietoeslag” vervangen door: openstellingsbijdrage.

 

Onderdeel G

Artikel 3.3 vervalt.

 

Onderdeel H

Artikel 3.4 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel c, onder 4°, wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door een punt.

  • 2.

    Het eerste lid, onderdeel c, onder 5°, vervalt.

Onderdeel I

Artikel 3.11 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    In onderdeel b wordt de zinsnede “voor 1 januari van ieder kalenderjaar” vervangen door: op 15 december voorafgaand aan het beheerjaar.

  • 2.

    Onderdeel d komt te luiden:

    • d.

      wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden, en wijzigingen als bedoeld in onderdeel e, worden door de subsidieontvanger uiterlijk veertien dagen voorafgaand aan het ingaan van de wijziging gemeld aan Gedeputeerde Staten, door de wijziging op perceelsniveau door te voeren via het daartoe onder b bedoelde systeem. De wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden, kunnen tot uiterlijk 30 september van het lopende beheerjaar worden doorgevoerd;

  • 3.

    Onderdeel e komt te luiden:

    • e.

      wijzigingen bestaande uit het toevoegen van percelen met de daarbij horende uit te voeren beheeractiviteit worden door de subsidieontvanger in het lopende beheerjaar doorgevoerd via het in onderdeel b bedoelde systeem. De subsidieontvanger voert deze wijzigingen uiterlijk door op de laatste dag waarop de Gecombineerde data inwinning kan worden ingediend;

  • 4.

    Onderdeel i komt te luiden:

    • i.

      de subsidieontvanger dient ieder kalenderjaar een voortgangsverslag in;

  • 5.

    Onderdeel n komt te luiden:

    • n.

      uiterlijk veertien dagen na het uitvoeren van de hierna genoemde activiteiten doet de subsidieontvanger daarvan een melding in het onder b) bedoelde systeem:

      • 1°.

        het bemesten met ruige mest;

      • 2°.

        het schoonmaken van watergangen;

      • 3°.

        het snoeien;

      • 4°.

        het spuiten van bagger;

      • 5°.

        het maaien en/of schonen;

      • 6°.

        het schoonmaken van een ondergelopen beheereenheid die vrije toegang biedt aan een watergang;

      • 7°.

        het onderwerken van gewasresten.

  • 6.

    Onderdeel o komt te luiden:

    • o.

      uiterlijk vijf werkdagen dagen na het treffen van maatregelen ter bescherming van aangetroffen nesten of kuikens doet de subsidieontvanger daarvan een melding in het onder b) bedoelde systeem.

Onderdeel J

Artikel 3.12 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Gedeputeerde Staten verstrekken na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren een voorschot op het verleende subsidiebedrag, naar aanleiding van het ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g, en de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onder h.

  • 2.

    Het vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt steeds betaald binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het tweede of derde lid.

Onderdeel K

Artikel 3.13 wordt gewijzigd als volgt:

In het zesde lid wordt “ten 1º, 4º en 5º” vervangen door: ten 1º en 4º.

 

Onderdeel L

Artikel 3.14 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Gedeputeerde Staten stellen binnen dertien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie is verstrekt, de subsidie ambtshalve vast, naar aanleiding van het door de subsidieontvanger in het zesde en laatste kalenderjaar ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g, en de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onder h.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Het restant bedrag wordt binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het eerste of tweede lid, uitbetaald.

Onderdeel M

In bijlage 2 komt de omschrijving van de beheertypen bij N17 Cultuurhistorische bossen als volgt te luiden:

Dit natuurtype omvat de volgende beheertypen:

  • N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (vervallen)

  • N17.02 Droog hakhout

  • N17.03 Park- en stinzenbos

  • N17.04 Eendenkooi

  • N17.05 Wilgengriend (nieuw m.i.v. 1-1-2017)

  • N17.06 Vochtig en hellinghakhout (nieuw m.i.v. 1-1-2017).

Onderdeel N

In bijlage 2 komt de afbakening van natuurbeheertype N17.02 als volgt te luiden:

1.2 Afbakening

  • Droog hakhout wordt periodiek afgezet (vrijwel alle bomen)

  • Het beheertype bestaat uit een perceel hakhout of middenbos van enige omvang op droge en vlakke gronden. Kenmerkend is de aanwezigheid van hakhoutstoven. Het bestaat uit boomsoorten zoals zomereik, beuk en winterlinde. De cyclus verschilt per vorm en boomsoort, maar meestal dient om de 10 tot 20 jaar gehakt te worden. Bij middenbos is een deel overstaanders die in een veel lagere cyclus gehakt worden.

Onderdeel O

Onder aanpassing van de inhoudsopgave van bijlage 2 vervalt natuurbeheertype N17.01. De natuurbeheertypen N17.05 en N17.06 worden toegevoegd aan bijlage 2.

 

Onderdeel P

Bijlage 3 komt als volgt te luiden:

De koppeltabel zoals bedoeld in artikel 1.1, onderdeel f, is geplaatst op http://www.portaalnatuurenlandschap.nl.

 

ARTIKEL II

Onderdeel A

In bijlage 2 vervallen de natuurbeheertypen N16.01 en N16.02.

In bijlage 2 worden de natuurbeheertypen N16.03 en N16.04 toegevoegd.

 

ARTIKEL III

Artikel I treedt in werking een dag na publicatie in het Provinciaal Blad. Artikel II treedt in werking op een door Gedeputeerde Staten vast te stellen tijdstip.

 

Groningen, 30 mei 2017.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

, voorzitter.

, secretaris.

Bijlage zoals bedoeld in artikel II

N16.03 Droog bos met productie (nieuw per 01-01-2018)

 

1.1 Algemene beschrijving

Droog bos met productie bestaat uit verschillende, veelal van oorsprong aangeplante, bosopstanden van den, (winter)eik, beuk, Douglas, lariks of fijnspar. De voedselarmere delen worden grotendeels gedomineerd door den, eik en beuk, op de wat rijkere bodems is er een hogere groei van beuk, Douglas, lariks en spar, met betere mengingsmogelijkheden. Dit bostype is de productievariant van het bostype dennen-, eiken- en beukenbos (zonder productie; 15.02).

Het bostype komt voor op een voedselarme tot lemige, zandige, zure ondergrond van het Droge Zandlandschap zoals op de Veluwe, delen van Drenthe en Brabant. Lokaal is het bostype te vinden in het Heuvellandschap, kalkarme duinen en strandwallen. Het bostype is veelal uit hakhout, heide- en stuifzandterreinen ontstaan, maar kan ook aangelegd zijn op voormalige landbouwgronden waardoor de bovengrond verrijkt is.

Het is het omvangrijkste bostype en combineert een redelijk tot goede groei met een ruime variatie aan, en mengingsmogelijkheden van, loof- en naaldboomsoorten, vooral op de wat lemigere bosgroeiplaatsen. Het maakt dit type tot het belangrijkste type voor de houtproductie. De diversiteit is (nog) relatief laag. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de uniforme aanleg en beheer in het verleden, door de jonge leeftijd van de bossen en onvoldoende abiotische kwaliteit als gevolg van verzuring en vermesting. Oudere bossen en bossen op of grenzend aan oude bosgroeiplaatsen, hebben een relatief hoge natuurpotentie vooral wanneer deze een gevarieerde structuur met substantieel aandeel zware bomen en dood hout hebben. De betekenis voor de biodiversiteit bestaat vooral uit (vaak bedreigde) paddestoelen, korst- en bladmossen, enkele vaatplanten, insecten en broedvogels.

Droog bos met productie kan bestaan uit meer lichtere bossen door (mengingen van) den, lariks, eik en berk en/of meer donkere bossen (door mengingen) met beuk, Douglas en fijnspar. De armere delen blijven bij spontane ontwikkeling hoofdzakelijk een door dennen-, eiken en beuken gedomineerd bos. Op de wat rijkere delen leidt spontane ontwikkeling tot een bos waarin (combinaties van) beuk, Douglas, lariks of spar zullen gaan overheersen, vaak ten koste van den en eik. Het bostype combineert productieve soorten en een substantieel aandeel kwaliteitsbomen, met mede door het beheer beïnvloede, verschillende ontwikkelingsfasen, een gevarieerde bosstructuur, menging van boomsoorten en dood hout.

Spontane ontwikkelingen leiden (de komende decennia) vaak naar een dichter, vrij eenvormig bos met natuurlijke verjonging van beperkte samenstelling en matige productiepotentie. Natuurlijke verstoringen zoals windworp hebben (vooralsnog) een beperkt effect hierop. De bedekking, samenstelling en doorgroeiperspectieven van loofbomen, struiken en struwelen worden sterk beperkt door de mate waarin herbivoren aanwezig zijn (edelhert, ree). Vaak is menselijk beheer, zoals kap, begrazingsbeheer en inbreng van strooiselverrijkende soorten (zie Droge bos variant zonder productie; 15.02), nodig om dynamiek, variatie en vestigingsmilieus te bevorderen. Met aanvullende bosverjongingsactiviteiten met primair lokaal gewenste inheemse boom- en struiksoorten wordt een nieuwe gewenste bosgeneratie van voldoende ecologische kwaliteit gerealiseerd.

 

1.2 Afbakening

  • Droog bos met productie omvat bossen op de voedselarme tot lemige zandgronden gedomineerd door loofbomen en (meereisende) naaldboomsoorten.

  • Houtoogst is een doel en vindt periodiek plaats met een hogere intensiteit dan in de droge bossen beheertypen zonder productie, of boomsoorten die oorspronkelijk van buiten Europa zijn ingevoerd zijn dominant over meer dan 20% van het areaal van het betreffende bosgebied, ook als er geen productiedoelstelling is.

 

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

 

Voorbeeldgebieden

Staphorst, Noord-Bargerbos, Kootwijk, Speulderbos, Mastbos, Gieten-Borger en Emmerdennen.

 

N16.04 Vochtig bos met productie (nieuw per 01-01-2018)

 

1.1 Algemene beschrijving

Vochtig bos met productie bestaat uit loofbossen die gedomineerd worden door diverse boomsoorten zoals populier, es, esdoorn, beuk, haagbeuk, eik, iep en els. Het is een grotendeels gesloten bos met een weelderige ondergroei. Dit bostype is de productievariant van delen van het haagbeuken- en essenbos en beek- en rivierbegeleidend bos.

Het komt voor op matig nat tot matig droge, vrij voedselrijke kleiige tot zandige bodems, waaronder overstromingsdelen van beken. Het bostype kan gevonden worden in het rivierengebied op oeverwallen en hoge uiterwaarden, lokaal op lemige zandgronden in het oosten, op kleibodems zoals in de Flevopolders maar ook in de kustgebieden, en lemige/kleiige kalkhellingen in Zuid-Limburg.

Dit bostype levert een belangrijke bijdrage aan de houtvoorziening door de goede groei van diverse gewilde (hardhout) loofboomsoorten. In potentie kan dit bostype de meeste houtige soorten bevatten. De diversiteit is laag tot matig hoog. Vooral soorten van oudere, meer ontwikkelde bosgroeiplaatsen ontbreken vaak nog, terwijl makkelijk koloniserende sporenplanten en vogels al aanwezig zijn. Door snelle groei en sterfte kan binnen afzienbare tijd een gevarieerde bosstructuur ontstaan, met veel dood hout en een weelderige struiklaag en bodemvegetatie.

Populier kan een belangrijke bijdrage leveren aan snelle bosontwikkeling en de productie van aanzienlijke hoeveelheid zaaghout en (dik) dood hout. De ondergroei bij populier wordt echter vaak (nog) gedomineerd door ruigtekruiden zoals grote brandnetel. Ook in door andere boomsoorten gedomineerde bossen treedt regelmatig verruiging op in grotere open plekken. Dit kan de verjonging van gewenste boom- en struiksoorten belemmeren. Kleinschalige kap en aanplant wanneer zaadbronnen van gewenste soorten nog ontbreken kan de (kwalitatieve en kwantitatieve) productie en samenstelling bevorderen. Door deze aanvullende bosverjongingsactiviteiten met primair lokaal gewenste inheemse boom- en struiksoorten wordt versneld een nieuwe gewenste bosgeneratie van voldoende ecologische kwaliteit gerealiseerd.

 

1.2 Afbakening

  • Het beheertype Vochtig bos met productie omvat bossen op basenrijke bodems gedomineerd door (meereisende) loofboomsoorten.

  • Houtoogst is een doel en vindt periodiek plaats met een hogere intensiteit dan in de Vochtige bossen beheertypen zonder productie, of boomsoorten die oorspronkelijk van buiten Europa zijn ingevoerd zijn dominant over meer dan 20% van het areaal van het betreffende bosgebied, ook als er geen productiedoelstelling is.

 

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

 

Voorbeeldgebieden

Horsterwold, Haagse Bos, Spijk-Bremerberg en Kuinderbos.

 

TOELICHTING

ARTIKEL I

 

B (artikel 1.9)

Dit artikel bevat de aangepaste weigeringsgrond uit het vervallen artikel 3.3. De opsomming is veralgemeniseerd. Daarnaast is de weigeringsgrond naar het algemene deel verplaatst, aangezien ook voor subsidies in het natuurbeheer geldt dat voor subsidieverlening geen plaats is indien op een terrein nog een verlening voor natuurbeheer loopt.

 

C en E (artikel 2.3, 2.5)

De aanpassingen (onderdeel C, onderdeel E, vierde punt) zijn ingegeven door de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (2014/C 204/01).

 

D en E (artikel 2.4, 2.5)

Dit betreft technische aanpassingen die voornamelijk voortvloeien uit het vorig jaar ingevoerde systeem van natuurbeheer door collectieven.

 

I (artikel 3.11)

Bij deze wijzing draait het om enkele technische aanpassingen die noodzakelijk zijn om de SVNL’16 te laten stroken met artikel 14bis van Verordening 809/2014 en met het daaruit voortvloeiende controle- en handhavingsregime.

 

onderdelen d en e

Uit onderdeel d volgt dat zowel wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden (onderdeel d) als wijzigingen bestaande uit het toevoegen van percelen met de daarbij horende uit te voeren beheeractiviteit (onderdeel e) uiterlijk veertien dagen voorafgaand aan het ingaan van de wijziging moeten worden gemeld aan Gedeputeerde Staten. De wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden, kunnen tot uiterlijk 30 september van het lopende beheerjaar worden doorgevoerd. De uiterste termijn om de wijzigingen bedoeld in onderdeel e door te geven ligt eerder: uiterlijk op de laatste dag waarop de Gecombineerde data inwinning kan worden ingediend.

 

P (bijlage 3)

De koppeltabel staat op het Portaal Natuur en Landschap. Op dat portaal staan ook eerdere versies van de koppeltabel. Op een beheerjaar is de meest recente versie van de koppeltabel van toepassing.

Naar boven