Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017, wijziging guozzen (kenmerk 1471977)

Provinciale staten van Fryslân;

 

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 12 december 2017, nummer 01472341 inzake het gewijzigd vaststellen van de Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017;

 

Gelet op Artikelen 1.1, eerste lid, 1.7, 2.1, 2.7, tweede lid, 3.12, 3.1, eerste lid, 3.2, 3.3,vijfde lid, 3.4, 3.5, eerste lid, 3.8, 3.9, 3.10, eerste lid, 3.12, eerste, tweede, achtste en negende lid, 3.13, 3.14, eerste en tweede lid, 3.15, 3.20, derde lid, 3.25, tweede lid, 3.26, derde lid, 3.31, 6.1 van de Wet natuurbescherming, in samenhang met het Besluit natuurbescherming, de Regeling natuurbescherming en de Artikelen 118, 143, 145 en 152 van de Provinciewet;

 

Overwegende dat,

 

de Wet natuurbescherming op 1 januari 2017 inwerking is getreden;

Provinciale Staten op grond van de Wet natuurbescherming regels stellen of regels kunnen stellen voor de onderwerpen zoals opgenomen in deze verordening;

Gedeputeerde Staten op 18 april 2017 en Provinciale Staten op 12 juli 2017 de Fryske Guozzenoanpak 2017-2020 hebben vastgesteld;

Gedeputeerde Staten op 12 december 2017, het Faunabeheerplan Winterganzen 2017-2019 en de aanpassing uitvoeringsnota Fryske Guozzeoanpak 2017-2020 hebben vastgesteld;

Dat dit leidt tot een wijziging van de Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017, 7 december 2016, nr. 6515 en 25 oktober 2017, nr. 61233

 

Besluiten vast te stellen de Wijziging Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017, wijziging guozzen.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

§ 1.1 Begripsbepalingen

 

Toe te voegen aan artikel 1.1 de volgende definitie:

 

Ondersteunend afschot: het doden van dieren ter verjaging van deze dieren uit een gebied of van percelen waar ze schade veroorzaken, dreigen te veroorzaken, of hebben veroorzaakt, waarbij gebleken is dat andere verjagingsmethoden niet het gewenste effect hebben gesorteerd.

 

§ 5.4 Schadebestrijding ganzen

 

Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 5.6

 

4.

 

De in het eerste lid genoemde ganzensoorten mogen slechts worden gedood ter ondersteuning van verjaging van een half uur voor zonsopkomst tot 12.00 uur.

 

6.

 

Vervallen (winterrust)

 

7.

 

Vervallen (langere periode kolgans)

 

12.

 

Indien de grondgebruiker de ingevolge de vrijstelling toegestane handelingen door een ander laat uitoefenen is het de jachtaktehouder toegestaan naast het hagelgeweer, het kogelgeweer te gebruiken als middel.

 

13.

 

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.4, eerste lid van de Wet is het gebruik van een lokfluit, lokgans toegestaan en zijn elektronische lokmiddelen niet toegestaan.

 

Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 februari 2018. Indien het Provinciaal Blad waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 februari 2018, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot 1 februari 2018.

 

Citeertitel

 

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017, wijziging guozzen.

 

Leeuwarden, 24 januari 2018

 

Drs. A.A.M. Brok, voorzitter

G.W. Huisman, griffier

Toelichting

 

Uit de evaluatie van de Fryske Guozzenoanpak 2014 is gebleken dat de belangrijkste doelstelling namelijk reductie van schade met 5-10% op jaarbasis niet wordt gehaald Daarom is een aanscherping van de uitvoering van de ganzenaanpak noodzakelijk. Deze aangescherpte aanpak is vastgelegd in de Fryske Guozzeoanpak 2017-2020. Deze is op 12 juli 2017 vastgesteld door provinciale staten. Met deze aangescherpte aanpak wordt er naar gestreefd de schade die wordt veroorzaakt door de in Fryslân verblijvende beschermde overwinterende ganzen met 5-10% per jaar te reduceren. Tegelijk wordt in de aanpak rekening gehouden met de duurzame instandhouding van de internationaal beschermde ganzenpopulaties.

 

In het kader van de (inter)nationale beschermingsplicht voor de genoemde soorten moet een zorgvuldige afweging worden gemaakt tussen enerzijds de bescherming van de ganzensoorten en anderzijds de noodzakelijke schadebestrijding.

 

Om de uitvoering van het beleid in de praktijk mogelijk te maken hebben Gedeputeerde Staten op 12 december 2017 het Faunabeheerplan Winterganzen 2017-2019 vastgesteld.

 

Onderdeel van de aanpak is de begrenzing van ganzenfoerageergebieden. Er zijn tevens zogenaamde soort-specifieke foerageergebieden begrensd. Grondgebruikers konden hun grond op vrijwillige basis aanmelden voor deelname aan de ganzenfoerageergebieden.

 

Binnen de aangewezen (soort-specifieke) foerageergebieden moet zoveel mogelijk rust heersen en mogen geen trekganzen worden verstoord, verjaagd en geschoten. Conform dit beleid heerst rust in de foerageergebieden gedurende de periode van 1 november tot 1 april van het daarop volgende jaar (in soort-specifieke foerageergebieden tot uiterlijk 1 juni).

 

Buiten de foerageergebieden is verjaging met ondersteunend afschot toegestaan op basis van de in artikel 5.6 van de verordening opgenomen vrijstelling.

 

Artikel 5.6

Deze vrijstelling beoogt het bestaande beleid voor het bestrijden van door ganzen veroorzaakte belangrijke gewasschade via verjaging met ondersteunend afschot te continueren. maar de aanpak hiervan te intensiveren.  De Faunabeheereenheid Fryslân heeft een aantal adviezen uitgebracht waardoor de uitvoering van “de Fryske Guozzenoanpak 2017-2020” effectiever wordt en zorgt voor meer draagvlak in het veld. Deze adviezen zijn gegeven met de bedoeling de doelen van de Fryske Guozzeoanpak te halen. Om de adviezen te kunnen uitvoeren is het noodzakelijk dat de Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017 op een aantal punten wordt aangepast.

 

Op grond van de onderhavige vrijstelling van het verbod om te doden (bedoeld in Artikel 3.1, eerste lid en Artikel 3.5, eerste lid, van de Wet natuurbescherming) kunnen grondgebruikers, buiten de ganzenfoerageergebieden, kol-, brand- en grauwe ganzen verjagen met ondersteunend afschot, ter voorkoming van belangrijke schade aan kwetsbare gewassen.

 

De aantallen jaarlijks in Fryslân aanwezige trekganzen liggen boven de aantallen waarvoor Fryslân een nationale en internationale beschermingsverplichting heeft. De aantallen aanwezige ganzen liggen ruimschoots boven de instandhoudingsdoelstellingen die landelijk zijn gesteld voor de Natura2000-gebieden. De staat van instandhouding van de in deze vrijstelling opgenomen soorten is zodoende gunstig.

 

De keerzijde is dat de schade veroorzaakt door ganzen in Fryslân toeneemt. De provincie wil deze schade reduceren en hiertoe verjaging met ondersteunend afschot intensiveren, nu de eerder geformuleerde aanpak in 2014 onvoldoende effect heeft gesorteerd. Om te voorkomen dat de intensivering er toe zal leiden dat de staat van instandhouding alsnog in het gedrang komt, wordt jaarlijks door Gedeputeerde Staten een maximaal aantal te schieten ganzen vastgesteld. Tevens wordt een waarschuwingsgrens door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

 

Een aantal mogelijkheden die waren opgenomen onder de Wijziging van de Verordening Fryslân 2017 wordt via deze aangepaste Verordening teruggedraaid. Een en ander volgt uit het op 12 december 2017 door Gedeputeerde Staten vastgestelde Faunabeheerplan Winterganzen 2017-2019 en de Fryske Guozzeoanpak 2017-2020.

 

Om aan de internationale verplichtingen te kunnen voldoen en tegelijkertijd toch de verjaging te intensiveren zijn in de Fryske Guozzeoanpak 2017-2020 veiligheden geïntroduceerd. Deze veiligheden bestaan uit drie niveaus. Een afschotgrens, een ingrijpgrens en het landelijk minimum aantal ganzen per soort. De afschotgrens geeft het maximaal aantal met ondersteunend afschot te doden ganzen per jaar per soort. Hiermee wordt voorkomen dat in één jaar te veel ganzen gedood worden. Door de afschotgrens jaarlijks vast te stellen wordt juridisch geborgd dat er een grens is aan het verjagen met ondersteunend afschot. Om te voorkomen dat het maximaal aantal ganzen dat in enig jaar geschoten mag worden overschreden zal worden is in deze verordening vastgelegd dat de Faunabeheereenheid Gedeputeerden Staten onverwijld rapporteert indien de aantallen gedode ganzen de in artikel 5.6 lid 1.3 door gedeputeerde jaarlijks vastgestelde aantallen hebben bereikt (de ingrijpgrens). Gedeputeerde Staten hebben op dat moment de mogelijkheid om maatregelen te treffen om het ondersteunend afschot te beperken of te doen staken. Op deze wijze wordt voorkomen dat het minimum aantal ganzen per soort, waarbij de staat van instandhouding mogelijk in het gedrang zou kunnen komen, zal worden benaderd.

 

Onder aansturing van de Faunabeheereenheid hebben de jagersverenigingen en terreinbeherende organisaties afspraken dat er op de nachtelijke slaapplaatsen niet verjaagd, noch verontrust wordt, noch ondersteunend afschot wordt toegepast. Deze afspraken zijn in maatwerkafspraken per slaapplek waar meer dan 1000 ganzen overnachten, vastgelegd.

 

Daar waar geen maatwerkplannen tot stand zijn gekomen omdat één of meerdere partijen niet mee werken, is een generieke afstand vastgesteld in de verordening van 150 meter afstand vanaf de slaapplekken waarbinnen niet verjaagd (met ondersteunend afschot) mag worden. Opgemerkt wordt dat de in de vastgestelde beheerplannen opgenomen grens ook geldt als een maatwerkafspraak.

 

De Vogelrichtlijn verplicht de Europese lidstaten te rapporteren over de toepassing van de vrijstelling. Het is dan ook van belang dat de grondgebruiker het aantal geschoten ganzen rapporteert aan de Faunabeheereenheid.

 

Wijzigingen

De essentie van het ganzenbeleid is reeds toegelicht in de toelichting bij Artikel 5.5. en 5.6 van de Verordening natuurbescherming Fryslân van 7 december 2016 en de Gewijzigde Verordening natuurbescherming van 25 oktober 2017. Naar deze toelichting wordt kortheidshalve verwezen. In aanvulling daarop zullen wij hieronder nader op de wijzigingen ingaan.

 

Toevoegen definitie aan artikel 1.1. van ondersteunend afschot.

Omdat wij ervaren dat er in de praktijk veel onduidelijkheid heerst over dat wat als verjaging met ondersteunend afschot wordt beschouwd hebben wij een definitie opgenomen. Dit komt de handhaving van de vrijstelling ten goede.

 

Motivering verjagen van een half uur voor zonsopgang tot twaalf uur s’ middags.

 

(lid 4)

 

De periode waarin ganzen mogen worden verjaagd met ondersteunend afschot wordt gewijzigd van een half uur voor zonsopgang tot twaalf uur s’ middags. Jagers dienen ganzen te verjagen op het moment dat dit het meest effectief is; als vrijwilligers kunnen zij bovendien niet de hele dag in het veld zijn. Effectiviteit van verjaging naar foerageergebieden is het grootst wanneer de ganzen ’s ochtends voor het eerst willen neerstrijken op een perceel. Ganzensoorten zijn in die ochtendschemering voldoende te onderscheiden en de dieren zijn dan voldoende zichtbaar om een weidelijk schot te kunnen plaatsen.

 

Als de ganzen éénmaal binnen een foerageergebied zitten en niet worden verstoord zullen ze daar ook blijven. Mochten de ganzen om welke reden dan ook wel worden verstoord dan vliegen ze meestal even op om daarna direct in de buurt weer neer te strijken. Voor een jager is het vrijwel onmogelijk om eerder verstoorde en opgejaagde ganzen te schieten, ze vliegen dan te hoog.

 

De FBE verwacht dat met de aanpassing om de winterganzen door afschot te kunnen verjagen van een half uur voor zonsopgang tot 12.00 de effectiviteit van de voorkoming en bestrijding van schade zal toenemen, zonder afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de desbetreffende soorten. Zij baseert zich o.a. op de ervaringen die onder het regime van de Jachtwet met de zgn. 10-uursregeling zijn opgedaan. Daarbij was bejaging van ganzen mogelijk van een half uur voor zonsopkomst tot 10 uur ’s ochtends. Door deze regeling werden de ganzen op hun foerageervlucht van de meest bedreigde schadegebieden geweerd en werden de aantallen over een groter gebied verspreid. Nadat in 2002 bij de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet de mogelijkheid om ganzenschade te voorkomen en bestrijden vanaf een half uur voor zonsopkomst kwam te vervallen, is de schade fors gestegen. Ook de ganzenaantallen zijn sedertdien fors gestegen. De boeren leveren als belanghebbenden daarnaast hun aandeel bij het verjagen van ganzen van schadepercelen (zonder ondersteunend afschot) vanaf 12 uur. Deze beperking van afschot tot 12 uur komt de rust en het welzijn van de desbetreffende populaties ten goede, terwijl tegelijkertijd door de verruiming van een half uur voor zonsopgang, de effectiviteit van de schadebestrijding toeneemt.

 

De ecologische en jacht technische werking van de maatregel om een ½ uur voor zonsopgang te beginnen met de verjaging met ondersteunend afschot, zal gedurende het eerste jaar worden gemonitord en er zal over worden gerapporteerd

 

Toelichting gebruik geweer als verjaagmiddel tot twaalf uur s’ middags (lid 8)

Art. 5.6 lid 4 van deze verordening wordt zodanig gewijzigd dat de periode waarin ganzen mogen worden verjaagd met ondersteunend afschot met een half uur voor zonsopgang wordt verlengd en beperkt tot twaalf uur s’ middags. In lijn hiermee wordt lid 8 aangepast, in die zin dat ook het kogelgeweer als akoestisch middel mag worden gebruikt tot twaalf uur s’ middags.

 

Toelichting gebruik middelen toevoeging kogelgeweer (lid 12)

De grondgebruiker mag de met de vrijstelling gegeven bevoegdheden bij schriftelijke toestemming overdragen aan een jachtaktehouder. Hierbij geldt dat ook het kogelgeweer mag worden gebruikt . Het kogelgeweer heeft een groter bereik heeft dan het hagelgeweer en is belangrijk om, met name grauwe ganzen, in het voorjaar ook op grotere afstand te kunnen schieten. Dit is ook van belang voor het kunnen raken van (koppelvormende) grauwe ganzen in het voorjaar.

 

Toelichting gebruik lokmiddelen (lid 13)

Om bestrijding van schade met ondersteunend afschot te kunnen intensiveren is het noodzakelijk dat jagers lokmiddelen kunnen inzetten om het ondersteunend afschot te intensiveren. De Wet natuurbescherming biedt in artikel 3.4 ruimte voor inzet van lokmiddelen. Door gebruik van lokmiddelen komen ganzen dichterbij waardoor de kans op crippling (het slechts aanschieten van ganzen) kleiner wordt. En bovendien leidt inzet van lokmiddelen tot een snellere verjaging naar de foerageergebieden. De ganzen kunnen daarmee naar het perceel worden gelokt dat binnen het bereik van de jager valt. Voorkomen wordt dat de ganzen landen op een perceel dat (net) buiten het bereik van de jager valt en daardoor wel schade veroorzaken. Elektronische lokmiddelen waarbij met luidsprekers het geluid van foeragerende ganzen wordt verspreid om ganzen aan te lokken zijn weliswaar zeer effectief, maar voor alle partijen in de Faunabeheereenheid niet bespreekbaar.

 

De vrijstelling laat overigens onverlet dat voor het gebruik van deze vrijstelling binnen  zogenaamde speciale beschermingszones (o.a. Natura 2000 gebieden) of in gebieden direct grenzend aan deze speciale beschermingszones een toestemming vereist is op grond van artikel 2.7, van de Wet natuurbescherming. Deze vergunningen (of informatie hierover) kunnen (kan) worden aangevraagd bij Provincie Fryslân, afdeling Omgevingszaken, team Groene Regelgeving, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden.

Naar boven