Provinciaal blad van Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2018, 107 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2018, 107 | Overige besluiten van algemene strekking |
Uitvoeringsregeling Bedrijven Drenthe 2018 – 2019
Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 12 december 2017, kenmerk 3.2/2017003308, team Economie, tot bekendmaking van hun besluit tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling Bedrijven Drenthe 2018-2019.
Gedeputeerde Staten van Drenthe;
gelet op artikel 1.3, lid 5, van de Algemene subsidieverordening Drenthe 2017 (ASV 2017);
gelet op artikel 4:81, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
gelet op het collegeakkoord 2015-2019: Dynamisch en Ondernemend, het beleidsprogramma De Economische Koers Drenthe 2016-2019 van de provincie Drenthe en het daarin opgenomen Rode-loperbeleid waarmee Drenthe investeert in een aantrekkelijk vestigings- en investeringsklimaat voor ondernemingen;
gelet op de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV));
gelet op de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (de de-minimisverordening);
de Uitvoeringsregeling Bedrijven Drenthe 2018-2019 vast te stellen.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
AGVV: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 en laatstelijk gewijzigd per 14 juni 2017 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (Pb EU 2014, L 187/1);
arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst is een afspraak tussen werkgever en werknemer, waarbij de werknemer zich verplicht werk te verrichten gedurende een aantal uren per week in dienst van de werkgever. Belangrijke aspecten in de overeenkomst zijn de betaling en hoogte van het loon, de looptijd, de arbeidsduur, de omschrijving van de functie en de gezagsverhouding. Deze aspecten zijn verplicht om in een arbeidsovereenkomst op te nemen. Een stagecontract wordt niet gezien als arbeidsovereenkomst;
de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;
innovatieproject: een project gericht op bedrijfsinvesteringen in onderzoek en ontwikkeling voor het ontwikkelen van producten, diensten of procedés die in technologisch opzicht nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek in de betreffende sector, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden;
lening: een overeenkomst die de kredietgever verplicht een overeengekomen geldbedrag voor een overeengekomen termijn ter beschikking te stellen aan de kredietnemer en waarbij de kredietnemer verplicht is dat bedrag binnen de overeengekomen termijn terug te betalen. De herfinanciering van bestaande leningen en het opvragen van nog niet opgenomen geldmiddelen uit bestaande kredieten geldt niet als een in aanmerking komende lening. De verhoging van een bestaande lening geldt wel als een in aanmerking komende lening. Financial lease wordt aan een lening gelijk gesteld;
uitbreidingsproject: een project inhoudende de uitbreiding van de capaciteit van een onderneming, hoofdkantoor van een onderneming, of laboratorium van een stuwende onderneming in dezelfde gemeente als waarin reeds een bedrijf van de ondernemer of een bedrijf van een tot hetzelfde concern behorende ondernemer is gevestigd;
Artikel 1.2 Toepasselijkheid ASV 2017
Met uitzondering van artikel 1.3, lid 4, is de ASV op het verstrekken van subsidies op grond van deze regeling van toepassing.
Artikel 2.1 Doel en reikwijdte
Artikel 2.4 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de nieuwe arbeidsplaatsen die als direct onderdeel of gevolg van investeringen in projecten zoals benoemd in artikel 2.1, lid 3, tot stand komen indien:
het project leidt tot minimaal één nieuwe arbeidsplaats bij een aanvrager waar minder dan 10 fte werkzaam zijn, minimaal drie nieuwe arbeidsplaatsen bij een aanvrager waar 10 fte of meer en maximaal 30 fte werkzaam zijn en minimaal vijf nieuwe arbeidsplaatsen bij een aanvrager waar meer dan 30 fte werkzaam zijn;
het project leidt tot een netto toename van het aantal arbeidsplaatsen, in de betrokken vestiging, in vergelijking met het gemiddelde van de 12 maanden voorafgaand aan de in de aanvraag aangegeven startdatum. Alle verloren gegane arbeidsplaatsen worden in mindering gebracht op het tijdens deze periode aantal bruto geschapen arbeidsplaatsen;
Voor zover door verlening van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het vorige lid die op dezelfde kalenderdag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald door de score die een aanvraag behaalt op basis van in lid 1 genoemde toets op criteria waarbij een aanvraag met een hoge score voorgaat op een aanvraag met een lagere score.
Onverminderd het bepaalde in artikel 4:25, lid 2, en 4:35 van de Awb beslissen Gedeputeerde Staten in ieder geval afwijzend op een aanvraag tot subsidieverlening indien:
Voor zover door verlening van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het vorige lid die op dezelfde kalenderdag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald door de score die een aanvraag behaalt op basis van in lid 1 genoemde toets op criteria waarbij een aanvraag met een hoge score voorgaat op een aanvraag met een lagere score.
Onverminderd het bepaalde in artikel 4:25, lid 2, en 4:35 van de Awb beslissen Gedeputeerde Staten in ieder geval afwijzend op een aanvraag tot subsidieverlening indien:
Gedeputeerde Staten kunnen de bepalingen bij of krachtens deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, naar hun oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden. Het toepassen van deze clausule mag niet in strijd zijn met Europese en nationale regelgeving. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.
Artikel 4.2 Citeertitel, inwerkingtreding en horizonbepaling
TOELICHTING op de Uitvoeringsregeling Bedrijven Drenthe 2018 - 2019
Provincie Drenthe stelt deze subsidieregeling vast binnen haar collegeakkoord 2015-2019: dynamisch en ondernemend en als uitvoeringsmaatregel binnen het economisch beleid. Dit economisch beleid is door de provincie vastgelegd in De Economische Koers Drenthe 2016 - 2019 en het zogenaamde Rode-loperbeleid. Binnen de Economische Koers en het Rode-loperbeleid treft de provincie maatregelen om het vestigings- en investeringsklimaat voor ondernemingen in Drenthe te versterken.
De Bedrijvenregeling Drenthe 2018-2019 (hierna: Bedrijvenregeling Drenthe) is één van de maatregelen binnen het provinciaal economisch beleid. De regeling richt zich op de gemeenten Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo, Westerveld en de Wolden. Voor de overige gemeenten in Drenthe – de gemeenten Coevorden, Emmen en Hoogeveen – is een afzonderlijke regeling vastgesteld als onderdeel van het stimuleringsprogramma voor de Vierkant voor Werk regio. Twee onderdelen van deze regeling zijn vergelijkbaar met de onderdelen van de Bedrijvenregeling Drenthe, te weten de arbeidsplaatsenregeling en de rentekortingsregeling.
Provincie Drenthe legt in haar economisch beleid veel nadruk op het midden- en kleinbedrijf (MKB). De Bedrijvenregeling Drenthe is om die reden uitsluitend op deze doelgroep gericht. Focus van de Bedrijvenregeling Drenthe is regionaal-economische structuurversterking waarbij de regeling een bijdrage wil leveren aan projecten van ondernemingen gericht op uitbreiding, vestiging, diversificatie of fundamentele wijziging van bedrijfsactiviteiten in het gebied. Deze projecten moeten bijdragen aan werkgelegenheid, verbetering van de economische structuur en innovatie.
Deze regeling is niet beperkt tot specifieke sectoren. De verwachting is wel dat de meeste aanvragen zullen worden ingediend door ondernemingen uit die sectoren die nationaal als topsectoren worden beschouwd, zoals benoemd in het topsectorenbeleid van het Rijk. Daarnaast geldt dat bepaalde sectoren zijn uitgesloten op basis van staatssteunregelgeving.
Instrumentarium waarmee provincie Drenthe economisch beleid wil uitvoeren, moet voldoen aan de steuncriteria die de Europese Commissie hanteert om de verenigbaarheid van regionale steunmaatregelen van de staten met de interne markt te toetsen aan artikel 107 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie. Met gebruikmaking van de de-minimisverordening heeft provincie Drenthe onderhavige regeling vormgegeven.
Tot een arbeidsovereenkomst behoren niet overeenkomsten met stagiaires en overeenkomsten met uitzendbureaus, detacheringsbureaus, etc. voor de inhuur van (tijdelijk) personeel.
In de praktijk zal een fundamentele wijziging doorgaans de vorm hebben van een zogenoemde ‘scrap & build’ investering, waarbij de bestaande productiemiddelen worden ontmanteld om plaats te maken voor nieuwe duurzame bedrijfsuitrusting die voldoet aan de laatste stand der techniek of die productie conform de laatste producteisen mogelijk maakt.
Waar – in de definitie van hoofdkantoor – gesproken wordt over een zelfstandig onderdeel van een concern wordt daaronder mede verstaan de nationale leiding van een internationaal concern.
Intentieverklaringen, indicatieve termsheets of niet ondertekende offertes gelden niet als een lening.
Deze artikelen bevatten, tezamen met de afwijzingsgronden van artikel 2.8, de criteria voor het verstrekken van subsidie. Aan deze criteria wordt getoetst bij de beslissing omtrent een toezegging én bij de beslissing omtrent de vaststelling van het definitieve subsidiebedrag. Centraal in de criteria staat het tot stand brengen van investeringsprojecten in het werkingsgebied en daarbij het vergroten van de duurzame werkgelegenheid in het werkingsgebied.
Aanvragen die betrekking hebben op investeringsprojecten in grote elektriciteitscentrales zijn uitgesloten van subsidiëring. Bij deze investeringen speelt de omvang van het subsidiebedrag voor het bereiken van een level playing field bij concurrentie met het buitenland een ondergeschikte rol. Bovendien staat de omvang van het investeringsbedrag in geen redelijke verhouding tot het beschikbare subsidiebedrag.
Deze passage is toegevoegd om te voorkomen dat er niet op één locatie arbeidsplaatsen vervallen die op een andere locatie worden ingevuld.
Gedeputeerde Staten stimuleren met de regeling projecten die de economische structuur versterken van de provincie Drenthe als geheel. Een mogelijk ongewenst concurrerend effect van de regeling wil zij uitsluiten. Om die reden zijn projecten uitgesloten die betrekking hebben op verplaatsing van bedrijfsactiviteiten tussen Drentse gemeenten. Met lid 4 wordt ruimte geboden voor uitzonderlijke situaties waarin de toegevoegde waarde van een project op de beoogde nieuwe locatie, naar beoordeling van Gedeputeerde Staten, aantoonbaar veel groter is dan het verlies aan activiteit op de oorspronkelijke locatie.
Deze deelregeling is gericht op verstrekking van een provinciale subsidie. Met gemeenten in het werkingsgebied is afgesproken dat een provinciale subsidie uitsluitend kan worden toegekend wanneer de gemeente waarin het project wordt uitgevoerd voor het project een gemeentelijke bijdrage toekent die de helft is van de provinciale subsidie. De onder lid 1 en lid 2 genoemde maximale bedragen per nieuwe arbeidsplaats en per project hebben betrekking op de totale subsidie die wordt verstrekt.
Toekenning van subsidie vindt enkel plaats indien de betrokken gemeente voldoende middelen beschikbaar heeft gesteld voor de regeling op basis van een samenwerkingsovereenkomst. Indien de gemeentelijke bijdrage niet toereikend is, wordt de subsidie afgewezen. Dit betekent dat een aanvraag voor subsidie alleen kans maakt indien voldoende financiering beschikbaar is binnen het plafond van de provincie én binnen het budget van de betreffende gemeente.
De bijdrage vanuit de deelregeling APR van de Bedrijvenregeling Drenthe wordt aangemerkt als de-minimissteun. Overige subsidies en publieke bijdragen mogen met deze deelregeling cumuleren indien wordt voldaan aan staatssteun bepalingen. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op het maximale bedrag dat aan de-minimissteun kan worden verstrekt.
In dit artikel staat omschreven aan welke criteria een nieuwe arbeidsplaats moet voldoen, dit om te bewerkstelligen dat duurzame werkgelegenheid wordt gecreëerd in het werkingsgebied.
Het aantal fte dat bij de aanvrager werkzaam is heeft betrekking op het laatst afgesloten boekjaar en moet door de aanvrager kunnen worden aangetoond.
Onder het moment waarop de arbeidsplaats wordt ingevuld, wordt de start van de arbeidsovereenkomst verstaan.
De arbeidsovereenkomst dient ten minste 32 uur per week te bedragen. Een arbeidsovereenkomst die voor minder dan 32 uur wordt aangegaan kan onder geen enkele voorwaarde gelden als een subsidiabele arbeidsplaats. De voorwaarde dat de arbeidsplaats ten minste voor 12 maanden in de projectperiode moet worden gerealiseerd kan door meerdere personen worden ingevuld. Stel werknemer A begint voor 32 uur per week, maar vertrekt na een half jaar en wordt vervangen door werknemer B onder dezelfde voorwaarden, dan is na een half jaar voor werknemer B voldaan aan het 12 maanden criterium. Beide dienstverbanden tellen dus samen voor de 12 maanden termijn. Wel blijft de verplichting bestaan dat werknemer B ook nadat aan de twaalf maandstermijn is voldaan nog ten minste 12 maanden in dienst blijft.
Het derde lid formuleert een aantal criteria waaraan elke aanvraag moet voldoen alvorens voor een verdere inhoudelijke beoordeling in aanmerking te kunnen komen.
De deelregeling heeft economische structuurversterking als doel en richt zich op ondernemingen die voor hun afzet –direct of als onderdeel van een industriële keten- voor minimaal 50% afhankelijk zijn van afnemers van buiten het werkingsgebied.
De beoordeling van een aanvraag vindt plaats aan de hand van diverse criteria. Deze criteria hebben betrekking op het belang en de meerwaarde van het project voor de regionale economie. Drie clusters van criteria worden daarbij onderscheiden. De clusters zijn:
De provincie Drenthe kiest voor een ondergrens van 42 punten voor aanvragers waar minder dan 10 fte werkzaam zijn, een ondergrens van 46 punten voor aanvragers waar 10 fte of meer maar niet meer dan 30 fte werkzaam zijn en een ondergrens van 50 punten voor overige aanvragers om daarmee te borgen dat projecten in voldoende mate effect sorteren op de beleidsdoelstellingen. Tevens geldt een ondergrens voor het criterium ‘werkgelegenheid’ om te borgen dat aanvragen in voldoende mate bijdragen aan creatie van nieuwe werkgelegenheid. Deze ondergrens is 2 punten voor aanvragers waar minder dan 10 fte werkzaam zijn, 6 punten voor aanvragers waar 10 fte of meer maar niet meer dan 30 fte werkzaam zijn en 10 punten voor overige aanvragers.
Aanvragen worden behandeld op volgorde van ontvangst van de aanvragen, waarbij de dag waarop een aanvraag is ontvangen als moment van ontvangst geldt. Wanneer een aanvraag niet volledig en door de aanvrager wordt aangevuld geldt de datum waarop de aanvulling is ontvangen als datum van ontvangst.
Het is mogelijk dat onvoldoende subsidiebudget resteert wanneer een aantal aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen en gezamenlijk meer subsidie vragen dan nog beschikbaar is op dat moment. In dat geval wordt de volgorde van behandeling bepaalt door de scores van deze aanvragen op basis van de criteria in bijlage 1. In het geval dat deze procedure wordt toegepast en aanvragen dezelfde score behalen bepaalt een loting in welke volgorde deze aanvragen behandeld worden.
In dit artikel zijn afwijzingsgronden opgenomen. Daarnaast kan ook afwijzend worden beslist op grond van artikel 4:35 van de Awb. Afwijzing op grond van dit laatste artikel is mogelijk indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen kunnen plaatsvinden, dat de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen of dat de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen. Ook kan ingevolge artikel 4:35 van de Awb afwijzend worden beslist, indien de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en dat geleid zou hebben tot een onjuiste beschikking, of failliet is verklaard of surseance van betaling aan hem is verleend dan wel een verzoek daartoe is ingediend.
Een aanvraag wordt afgewezen, indien hij niet voldoet aan enige bepaling van de deelregeling. De belangrijkste daarvan zijn opgenomen in artikelen 2.1, 2.2, 2.6 en 2.7. Het verschil tussen de criteria van artikelen 2.1, 2.2, 2.6 en 2.7, en die van artikel 2.8 is, dat bij de beslissing omtrent de verlening en bij de vaststelling van het definitieve subsidiebedrag wordt getoetst op de criteria van artikelen 2.1, 2.2, 2.6 en 2.7 terwijl aan de criteria van artikel 2.8 alleen wordt getoetst bij de verlening.
Deze afwijzingsgrond houdt in dat afwijzend wordt beslist, indien de gewenste structuur van de betrokken sector van het bedrijfsleven zich tegen het project verzet. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij overcapaciteit of wanneer de overheid in een bepaalde regio heeft besloten dat van een bepaalde sector geen nieuwe vestigingen worden toegelaten.
Met het oog op de liquiditeitspositie van de subsidie-ontvangers kan de provincie Drenthe voorschotten verstrekken. Een werkvoorschot van maximaal 80% kan worden verstrekt na subsidieverlening op het moment waarop minimaal 20% van het aantal te creëren arbeidsplaatsen waarop de aanvraag betrekking heeft is ingevuld.
Om het risico tot terugvordering te beperken keert provincie Drenthe maximaal 80% van het verleende bedrag uit. Bij subsidievaststelling wordt een slotbetaling verricht dan wel terugvordering ingesteld voor het verschil tussen vaststellingsbeschikking en uitbetaalde voorschotten.
De subsidievaststelling is in de basis geregeld in de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Awb. De hoofdregel van de Awb is, dat vaststelling plaats vindt overeenkomstig de verlening. In de verleningsbeschikkingen wordt het maximale subsidiebedrag vermeld. In de verleningsbeschikking wordt vermeld op welke wijze het maximaal te verlenen subsidiebedrag is bepaald. Bij de vaststelling wordt nogmaals bekeken of de bij de verlening toegepaste berekeningswijze ongewijzigd kan worden toegepast, voor het bepalen van de vast te stellen subsidiebijdrage.
Krachtens de staatssteunregels wordt het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld beperkt tot het maximum van het verleende subsidiebedrag en met inachtneming van eventuele cumulatie (zie ook toelichting op artikel 2.3 hiervoor).
Ingevolge artikel 4:46, tweede lid, Awb kan het subsidiebedrag in vier gevallen lager worden vastgesteld.
Onder voornoemde verplichtingen voor de subsidie-ontvanger hoort ook de correcte toepassing van de bepalingen uit de deelregeling.
Deze artikelen bevatten, tezamen met de afwijzingsgronden van artikel 3.8, de criteria voor het verstrekken van subsidie. Aan deze criteria wordt getoetst bij de beslissing omtrent een toezegging én bij de beslissing omtrent de vaststelling van het definitieve subsidiebedrag. Centraal in de criteria staat het tot stand brengen van investeringsprojecten in het werkingsgebied. De deelregeling wil de effectieve rentelasten verlagen indien een onderneming voor financiering van het project een lening afsluit bij externe financiers zoals genoemd onder lid 2 van artikel 3.4.
Gedeputeerde Staten stimuleren met de regeling projecten die de economische structuur versterken van de provincie Drenthe als geheel. Een mogelijk ongewenst concurrerend effect van de regeling wil zij uitsluiten. Om die reden zijn projecten uitgesloten die betrekking hebben op verplaatsing van bedrijfsactiviteiten tussen Drentse gemeenten. Met lid 4 wordt ruimte geboden voor uitzonderlijke situaties waarin de toegevoegde waarde van een project op de beoogde nieuwe locatie, naar beoordeling van Gedeputeerde Staten, aantoonbaar veel groter is dan het verlies aan activiteit op de oorspronkelijke locatie.
Deze deelregeling is gericht op verstrekking van een provinciale subsidie. Met gemeenten in het werkingsgebied is afgesproken dat een provinciale subsidie uitsluitend kan worden toegekend wanneer de gemeente waarin het project wordt uitgevoerd voor het project een gemeentelijke bijdrage toekent die de helft is van de provinciale subsidie. Het onder lid 1 genoemde maximale subsidiepercentage en het onder lid 2 genoemde maximale bedrag per project hebben betrekking op de totale subsidie die wordt verstrekt. Wanneer provinciale én gemeentelijke subsidie (in het kader van de Bedrijvenregeling Drenthe) in ogenschouw worden genomen komt het totale maximale subsidiepercentage dus op 50% van de subsidiabele kosten en het maximale totale subsidiebedrag per project op € 100.000,--.
Toekenning van subsidie vindt enkel plaats indien de betrokken gemeente voldoende middelen beschikbaar heeft gesteld voor de regeling op basis van een samenwerkingsovereenkomst. Indien de gemeentelijke bijdrage niet toereikend is, wordt de subsidie afgewezen. Dit betekent dat een aanvraag voor subsidie alleen kans maakt indien voldoende financiering beschikbaar is binnen het plafond van de provincie én binnen het budget van de betreffende gemeente.
De bijdrage vanuit de deelregeling RKR van de Bedrijvenregeling Drenthe wordt aangemerkt als de-minimissteun. Overige subsidies en publieke bijdragen mogen met deze deelregeling cumuleren indien wordt voldaan aan staatssteun bepalingen. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op het maximale bedrag dat aan de-minimissteun kan worden verstrekt.
In dit artikel is een limitatieve omschrijving van de subsidiabele kosten opgenomen, die in aanmerking worden genomen bij de toepassing van artikel 3.3.
Uitsluitend na de ontvangst van de aanvraag gemaakte kosten komen voor subsidie in aanmerking.
Het gaat om kredietverstrekkers met een Nederlandse bankvergunning, zoals gepubliceerd op de website van DNB (De Nederlandsche Bank).
Het derde lid formuleert een aantal criteria waaraan elke aanvraag moet voldoen alvorens voor een verdere inhoudelijke beoordeling in aanmerking te kunnen komen.
De deelregeling heeft economische structuurversterking als doel en richt zich op ondernemingen die voor hun afzet –direct of als onderdeel van een industriële keten- voor minimaal 50% afhankelijk zijn van afnemers van buiten het werkingsgebied.
De beoordeling van een aanvraag vindt plaats aan de hand van diverse criteria. Deze criteria hebben betrekking op het belang en de meerwaarde van het project voor de regionale economie. Drie clusters van criteria worden daarbij onderscheiden. De clusters zijn:
De provincie Drenthe kiest voor een ondergrens van 42 punten voor aanvragers waar minder dan 10 fte werkzaam zijn, een ondergrens van 46 punten voor aanvragers waar 10 fte of meer maar niet meer dan 30 fte werkzaam zijn en een ondergrens van 50 punten voor overige aanvragers om daarmee te borgen dat projecten in voldoende mate effect sorteren op de beleidsdoelstellingen. Tevens geldt een ondergrens voor het criterium ‘werkgelegenheid’ om te borgen dat aanvragen in voldoende mate bijdragen aan creatie van nieuwe werkgelegenheid. Deze ondergrens is 2 punten voor aanvragers waar minder dan 10 fte werkzaam zijn, 6 punten voor aanvragers waar 10 fte of meer maar niet meer dan 30 fte werkzaam zijn en 10 punten voor overige aanvragers.
Aanvragen worden behandeld op volgorde van ontvangst van de aanvragen, waarbij de dag waarop een aanvraag is ontvangen als moment van ontvangst geldt. Wanneer een aanvraag niet volledig en door de aanvrager wordt aangevuld geldt de datum waarop de aanvulling is ontvangen als datum van ontvangst.
Het is mogelijk dat onvoldoende subsidiebudget resteert wanneer een aantal aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen en gezamenlijk meer subsidie vragen dan nog beschikbaar is op dat moment. In dat geval wordt de volgorde van behandeling bepaalt door de scores van deze aanvragen op basis van de criteria in bijlage 1. In het geval dat deze procedure wordt toegepast en aanvragen dezelfde score behalen bepaalt een loting in welke volgorde deze aanvragen behandeld worden.
In dit artikel zijn afwijzingsgronden opgenomen. Daarnaast kan ook afwijzend worden beslist op grond van artikel 4:35 van de Awb. Afwijzing op grond van dit laatste artikel is mogelijk indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen kunnen plaatsvinden, dat de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen of dat de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen. Ook kan ingevolge artikel 4:35 van de Awb afwijzend worden beslist, indien de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en dat geleid zou hebben tot een onjuiste beschikking, of failliet is verklaard of surseance van betaling aan hem is verleend dan wel een verzoek daartoe is ingediend.
Een aanvraag wordt afgewezen, indien hij niet voldoet aan enige bepaling van de deelregeling. De belangrijkste daarvan zijn opgenomen in artikelen 3.1, 3.2, 3.6 en 3.7. Het verschil tussen de criteria van artikelen 3.1, 3.2, 3.6 en 3.7, en die van artikel 3.8 is, dat bij de beslissing omtrent de verlening en bij de vaststelling van het definitieve subsidiebedrag wordt getoetst op de criteria van artikelen 3.1, 3.2 en 3.7 terwijl aan de criteria van artikel 3.8 alleen wordt getoetst bij de verlening.
Dit artikel vormt, tezamen met artikel 3.1, de kern van de deelregeling. Het gaat er bij de betreffende subsidiëring om dat de bedrijfsgebouwen, duurzame bedrijfsuitrusting en loonkosten die met de lening zijn gefinancierd waarvoor rentesubsidie is verstrekt ook daadwerkelijk in gebruik zijn genomen. Alleen dan kan het doel van de regeling, de ontwikkeling van de regionale economie, worden gerealiseerd.
Hierbij geldt de verplichting, dat deze activiteiten verricht worden binnen een betrekkelijk korte periode. Het is de bedoeling de beschikbare subsidiemiddelen in te zetten voor die projecten, die op korte termijn een positieve impuls geven aan de sociaal-economische ontwikkeling van de regio. In gevallen waarin verzocht wordt om verlenging van die periode zal deze doelstelling dan ook afgewogen worden tegen hetgeen de aanvrager als zijn belangen naar voren brengt. Daarbij zal mede een rol spelen in hoeverre de feiten die de vertraging hebben veroorzaakt zijn ontstaan door toedoen van de subsidieontvanger zelf.
Met het oog op de liquiditeitspositie van de subsidieontvangers kan de provincie Drenthe voorschotten verstrekken. Een eerste werkvoorschot van 80% kan worden verstrekt bij of na subsidieverlening.
Om het risico tot terugvordering te beperken keert provincie Drenthe maximaal 80% van het verleende bedrag uit. Bij subsidievaststelling wordt een slotbetaling verricht dan wel terugvordering ingesteld voor het verschil tussen vaststellingsbeschikking en uitbetaalde voorschotten.
De subsidievaststelling is in de basis geregeld in de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Awb. De hoofdregel van de Awb is, dat vaststelling plaats vindt overeenkomstig de verlening. In de verleningsbeschikkingen wordt zowel het maximale subsidiebedrag als het subsidiepercentage vermeld. In de verleningsbeschikking wordt vermeld op welke wijze het maximaal te verlenen subsidiebedrag is bepaald. Bij de vaststelling wordt nogmaals bekeken of de bij de verlening toegepaste berekeningswijze ongewijzigd kan worden toegepast, voor het bepalen van de vast te stellen subsidiebijdrage.
Krachtens de staatssteunregels wordt het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld bepaald door het verleende subsidiepercentage toe te passen op de in aanmerking te nemen subsidiabele kosten, tot het maximum van het verleende subsidiebedrag en met inachtneming van eventuele cumulatie (zie ook toelichting op artikel 3.3 hiervoor).
Ingevolge artikel 4:46, tweede lid, Awb kan het subsidiebedrag in vier gevallen lager worden vastgesteld.
Onder voornoemde verplichtingen voor de subsidieontvanger hoort ook de correcte toepassing van de bepalingen uit de deelregeling, met name die terzake van het bepalen van de subsidiabele kosten (artikel 3.4).
Om de effecten van de steun tot hun recht te laten komen, stelt de deelregeling de eis dat nadat de volledige investering is voltooid deze in het betrokken gebied behouden moet blijven gedurende ten minste drie jaar. De periode van drie jaar wordt gerekend vanaf de datum waarop het besluit tot subsidievaststelling is genomen.
BIJLAGE 1 Criteria beoordeling aanvragen deelregeling APR
De subsidie wordt bepaald in de volgende stappen:
subsidievaststelling (na uitvoering project)
Om het belang van een aanvraag en het project waarop de aanvraag betrekking heeft voor de regionale economie te beoordelen wordt het project beoordeeld op tevoren vastgestelde criteria. Drie clusters van criteria worden daarbij onderscheiden:
De criteria zijn nadrukkelijk geen uitsluitingscriteria.
De score op dit criterium wordt berekend aan de hand van het aantal arbeidsplaatsen dat wordt gecreëerd als onderdeel of direct gevolg van het project:
De minimum drempelscore op dit onderdeel moet borgen dat projecten die niet scoren op dit onderdeel geen gebruik kunnen maken van de deelregeling. Daarbij maken we onderscheid op basis van de omvang van een onderneming:
Bij de bepaling van de score worden arbeidscontracten die bij de aanvrager van toepassing zijn omgerekend naar arbeidsplaatsen van 32 uur per week. Dit om tot een gelijke behandeling van aanvragen te komen. Als rekenvoorbeeld:
Monitor van het effect op de werkgelegenheid vindt plaats door een goede onderbouwing door de aanvrager vooraf en een gedegen verantwoording bij indiening van de eindvaststelling. Dit wordt gekwantificeerd als ‘nieuw’ ten opzichte van bestaande werkgelegenheid. Bij de aanvraag ligt de bewijslast bij de aanvrager om aannemelijk te maken hoeveel arbeidsplaatsen gecreëerd worden.
Deze criteria worden in eerste instantie kwalitatief beoordeeld waarbij verschillende gradaties mogelijk zijn: ‘zeer goed’, ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. Deze beoordeling wordt per criterium omgezet in een puntenbeoordeling met de volgende verdeling:
Verankering van het bedrijf als gevolg van de investering ziet op de aannemelijkheid dat het bedrijf als gevolg van de investering voor lange(re) tijd in de regio blijft gevestigd. Verankering kan betrekking hebben op de huidige situatie, maar ook op de verwachte toekomstige situatie in geval van nieuwvestiging in het gebied. De mate van verankering kan onder andere blijken uit relaties met toeleveranciers in de regio. Hiermee ontstaan indirecte werkgelegenheidseffecten, waarmee de economische structuur wordt versterkt. Ook bereidheid tot het investeren in (opleiding van) het personeel draagt bij aan versterking van de economische structuur.
Het bestaan van daadwerkelijke concurrentie in locatiekeuzeproces dient door de aanvrager te worden aangetoond, bijvoorbeeld aan de hand van strategische plannen of processen omtrent het handhaven van de vestiging in de regio of de afweging van mogelijke locaties.
Deze criteria worden in eerste instantie kwalitatief beoordeeld waarbij verschillende gradaties mogelijk zijn: ‘zeer goed’, ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. Deze beoordeling wordt per criterium omgezet in een puntenbeoordeling met de volgende verdeling:
In Noord-Nederland wordt ingezet op de RIS3 (Research and Innovation strategy for Smart Specialization in Noord-Nederland en de NIA (Noordelijke Innovatie Agenda) waarin het maatschappelijke belang wordt beschreven waaraan ook projecten van ondernemingen kunnen bijdragen. Een project dat hierop aansluit en aan bijdraagt wordt positief gewaardeerd. Aanvullend worden ook projecten die de sector vrijetijdseconomie versterken binnen dit criterium positief beoordeeld. Dit is een sector die minder prominent in de RIS3 of NIA naar voren komt, maar waaraan binnen Drenthe veel belang wordt gehecht.
In de Drentse economie wordt ingezet op trends als biobased, circulaire economie en CO2-reductie. Deze zijn samen te vatten als duurzaamheid. Indien een project hierop is gericht wordt dat positief gewaardeerd.
Er wordt sterk ingezet op het bewerkstelligen van een transitie naar een meer kennisintensief en innovatief bedrijfsleven. Innovatie als bron voor bestendigheid in de economische structuur, of als basis voor toekomstige structuren, wordt gewaardeerd met punten voor nieuwe producten of nieuwe processen (op schaal van de aanvrager).
Een wens is het hergebruik van leegstaande bedrijfsgebouwen te bevorderen. Indien een project gebruik maakt van een leegstaand bedrijfsgebouw als locatie waar de investering plaats vindt dan kan dit positief worden gewaardeerd.
BIJLAGE 2 Criteria beoordeling aanvragen deelregeling RKR
De subsidie wordt bepaald in de volgende stappen:
subsidievaststelling (na uitvoering project)
Om het belang van een aanvraag en het project waarop de aanvraag betrekking heeft voor de regionale economie te beoordelen wordt het project beoordeeld op tevoren vastgestelde criteria. Drie clusters van criteria worden daarbij onderscheiden:
De criteria zijn nadrukkelijk geen uitsluitingscriteria.
De score op dit criterium wordt berekend aan de hand van het aantal arbeidsplaatsen dat wordt gecreëerd (tot het maximum van 40 punten) als rechtstreeks gevolg van het project:
De minimum drempelscore op dit onderdeel moet borgen dat projecten die niet scoren op dit onderdeel geen gebruik kunnen maken van de deelregeling. Daarbij maken we onderscheid op basis van de omvang van een onderneming:
Bij de bepaling van de score worden arbeidscontracten die bij de aanvrager van toepassing zijn omgerekend naar arbeidsplaatsen van 32 uur per week. Dit om tot een gelijke behandeling van aanvragen te komen. Als rekenvoorbeeld:
Monitor van het effect op de werkgelegenheid vindt plaats door een goede onderbouwing door de aanvrager vooraf en een gedegen verantwoording bij indiening van de eindvaststelling. Dit wordt gekwantificeerd als ‘nieuw’ ten opzichte van bestaande werkgelegenheid. Bij de aanvraag ligt de bewijslast bij de aanvrager om aannemelijk te maken hoeveel arbeidsplaatsen gecreëerd worden.
Deze criteria worden in eerste instantie kwalitatief beoordeeld waarbij verschillende gradaties mogelijk zijn: ‘zeer goed’, ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. Deze beoordeling wordt per criterium omgezet in een puntenbeoordeling met de volgende verdeling:
Verankering van het bedrijf als gevolg van de investering ziet op de aannemelijkheid dat het bedrijf als gevolg van de investering voor lange(re) tijd in de regio blijft gevestigd. Verankering kan betrekking hebben op de huidige situatie, maar ook op de verwachte toekomstige situatie in geval van nieuwvestiging in het gebied. De mate van verankering kan onder andere blijken uit relaties met toeleveranciers in de regio. Hiermee ontstaan indirecte werkgelegenheidseffecten, waarmee de economische structuur wordt versterkt. Ook bereidheid tot het investeren in (opleiding van) het personeel draagt bij aan versterking van de economische structuur.
Het bestaan van daadwerkelijke concurrentie in locatiekeuzeproces dient door de aanvrager te worden aangetoond, bijvoorbeeld aan de hand van strategische plannen of processen omtrent het handhaven van de vestiging in de regio of de afweging van mogelijke locaties.
Deze criteria worden in eerste instantie kwalitatief beoordeeld waarbij verschillende gradaties mogelijk zijn: ‘zeer goed’, ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. Deze beoordeling wordt per criterium omgezet in een puntenbeoordeling met de volgende verdeling:
In Noord-Nederland wordt ingezet op de RIS3 (Research and Innovation strategy for Smart Specialization) in Noord-Nederland en de NIA (Noordelijke Innovatie Agenda) waarin het maatschappelijke belang wordt beschreven waaraan ook projecten van ondernemingen kunnen bijdragen. Een project dat hierop aansluit en aan bijdraagt wordt positief gewaardeerd. Aanvullend worden ook projecten die de sector vrijetijdseconomie versterken binnen dit criterium positief beoordeeld. Dit is een sector die minder prominent in de RIS3 of NIA naar voren komt, maar waaraan binnen Drenthe veel belang wordt gehecht.
In de Drentse economie wordt ingezet op trends als biobased, circulaire economie en CO2-reductie. Deze zijn samen te vatten als duurzaamheid. Indien een project hierop is gericht wordt dat positief gewaardeerd.
Er wordt sterk ingezet op het bewerkstelligen van een transitie naar een meer kennisintensief en innovatief bedrijfsleven. Innovatie als bron voor bestendigheid in de economische structuur, of als basis voor toekomstige structuren, wordt gewaardeerd met punten voor nieuwe producten of nieuwe processen (op schaal van de aanvrager).
Een wens is het hergebruik van leegstaande bedrijfsgebouwen te bevorderen. Indien een project gebruik maakt van een leegstaand bedrijfsgebouw als locatie waar de investering plaats vindt dan kan dit positief worden gewaardeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2018-107.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.