Vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 juni 2013 de cultuuragenda van Brabant voor 2020 hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 april 2016 het uitvoeringsprogramma ‘Cultuur in Uitvoering’ hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten met de paragrafen 6 tot en met 8 van deze subsidieregeling uitvoering geven aan een deel van Programmalijn 2 van het Uitvoeringsprogramma en initiatieven willen stimuleren die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

 

  • A.

    Onder vernummering van paragraaf 6 tot paragraaf 9 en onder vernummering van de artikelen 6.1 tot en met 6.3 tot de artikelen 9.1 tot en met 9.3, worden de volgende paragrafen ingevoegd, luidende:

 

 

§ 6 Impulsgelden

 

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L187 van 26 juni 2014), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • c.

    Brabants cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen bij kunst- en cultuurproductie, -beoefening en -beleving, in hun onderlinge samenhang;

  • d.

    culturele instelling: organisatie die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • e.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van Europese Unie op de-minimissteun, PB EU L352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • f.

    jury: door het Brabants kenniscentrum kunst en cultuur ingesteld beraad van onafhankelijke deskundigen die werkzaam zijn binnen of buiten het kunst- en culturele veld en die een aantoonbare ambitie hebben om hun expertise ten behoeve van het kunst en cultuursysteem in Brabant in te zetten;

  • g.

    maker: individuele kunstenaar die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

 

Artikel 6.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      makers;

    • b.

      culturele instellingen;

    • c.

      publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • e.

      samenwerkingsverbanden tussen de onder a tot en met d genoemde doelgroepen.

  • 2.

    Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband door middel van het vaststellen van een samenwerkingsovereenkomst.

 

Artikel 6.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf subsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een:

    • a.

      lening;

    • b.

      garantstelling;

    • c.

      geldbedrag.

 

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem.

 

Artikel 6.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • c.

    met het project wordt gestart binnen zes weken na indiening van de subsidieaanvraag;

  • d.

    het project niet voldoet aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening en indien de subsidieaanvrager door de subsidieverlening het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000, voor ondernemingen over een periode van drie belastingjaren, overschrijdt.

 

Artikel 6.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de artistieke kwaliteit binnen het project is geborgd;

  • b.

    het project beschrijft de ontwikkeling die de aanvrager beoogt, vanuit de context van het reguliere werk van de aanvrager en is daarmee van betekenis voor het Brabantse cultuursysteem;

  • c.

    het project heeft een duurzaam karakter, dat wil zeggen dat het is gericht op het realiseren van een blijvend effect;

  • d.

    het project is consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • e.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting, voorzien van een specificatie en een toelichting, waaronder een toelichting op de keuze van de subsidievorm, bedoeld in artikel 6.3, tweede lid;

    • 3°.

      een advies van de jury.

 

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    Voor de berekening van de uurtarieven past de subsidieaanvrager een van de berekeningssystematieken, genoemd in de artikelen 11 tot en met 13 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

 

Artikel 6.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 6.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 6.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 april 2017 tot en met 31 december 2018.

 

Artikel 6.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4, voor de periode genoemd in artikel 6.9, vast op € 1.650.000.

 

Artikel 6.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 6.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

 

Artikel 6.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in de artikelen 6.4 en 6.6 voor advies voor aan de Adviescommissie impulsgelden.

 

Artikel 6.14 Subsidieverlening

De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking tot stand komt, waarin ten minste afspraken worden vastgelegd over bevoorschotting, tegenprestaties, overleg, communicatie en kennisdeling.

 

Artikel 6.15 Subsidieverlening in de vorm van een lening

Onverminderd artikel 6.14 wordt, indien er sprake is van een subsidieverlening in de vorm van een lening, in de overeenkomst een regime voor betaling van rente en aflossing en afspraken met betrekking tot zekerheden opgenomen.

 

Artikel 6.16 Subsidieverlening in de vorm van een garantstelling

Onverminderd de artikelen 6.11 en 6.14 wordt, indien er sprake is van een subsidieverlening in de vorm van een garantstelling, deze verstrekt:

  • a.

    voor ten hoogste 80% van de door derden verstrekte financiering;

  • b.

    met een looptijd van de duur van het project.

 

Artikel 6.17 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

    het project wordt binnen drie jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening voltooid.

 

Artikel 6.18 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 en hoger leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

 

Artikel 6.19 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Bij subsidies tot € 25.000 wordt het voorschot in een keer betaald.

  • 3.

    Bij subsidies van € 25.000 en hoger bepalen Gedeputeerde Staten de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 4.

    Bij subsidies van € 25.000 en hoger betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de termijnen in de uitvoeringsovereenkomst worden bepaald.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot op het verleende subsidiebedrag voor subsidies als bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, onder b.

 

Artikel 6.20 Subsidievaststelling

Indien de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt toegepast worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

 

 

§ 7 Kennisvouchers impulsgelden

 

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L187 van 26 juni 2014), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • c.

    culturele instelling: organisatie die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • d.

    jury: door het Brabants kenniscentrum kunst en cultuur ingesteld beraad van onafhankelijke deskundigen die werkzaam zijn binnen of buiten het kunst- en culturele veld en die een aantoonbare ambitie hebben om hun expertise ten behoeve van het kunst en cultuursysteem in Brabant in te zetten;

  • e.

    maker: individuele kunstenaar die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

 

Artikel 7.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      makers;

    • b.

      culturele instellingen;

    • c.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      samenwerkingsverbanden tussen de onder a tot en met c genoemde doelgroepen.

  • 2.

    Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband door middel van het vaststellen van een samenwerkingsovereenkomst.

 

Artikel 7.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf subsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem door het opdoen van kennis op het gebied van cultureel ondernemerschap.

 

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • c.

    indien het project niet voldoet aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    de subsidieaanvrager voor de derde keer binnen twee jaar een subsidie als bedoeld in artikel 7.4 aanvraagt;

  • e.

    de subsidieaanvrager voor hetzelfde onderwerp voor de tweede keer subsidie aanvraagt.

 

Artikel 7.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project draagt bij aan de structurele versterking van het cultureel ondernemerschap van de subsidieaanvrager;

  • b.

    het project is consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • c.

    aan het project ligt een duidelijke leervraag van de aanvrager ten grondslag;

  • d.

    aan de aanvraag ligt ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting, voorzien van een specificatie en een toelichting;

    • 3°.

      een offerte van een expert of coach die over specifieke deskundigheid beschikt op het te versterken onderdeel van cultureel ondernemerschap;

    • 4°.

      een advies van de jury.

 

Artikel 7.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de kosten voor de inhuur van een expert of coach voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 7.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 7.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 april 2017 tot en met 31 december 2018.

 

Artikel 7.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4, voor de periode genoemd in artikel 7.9, vast op € 200.000.

 

Artikel 7.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.4, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 8.000.

 

Artikel 7.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

 

Artikel 7.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in de artikelen 7.4 en 7.6 voor advies voor aan de Adviescommissie impulsgelden.

 

Artikel 7.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

 

Artikel 7.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

 

Artikel 7.16 Subsidievaststelling

Gelet op de algemene groepsvrijstellingsverordening ter rechtvaardiging van staatssteun worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

 

 

§ 8 Crowdfunding

 

Artikel 8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L187 van 26 juni 2014), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • c.

    crowdfunding: aanvullende financiering door particulieren of bedrijven, verkregen via een daarvoor bestemd, voor meerdere partijen toegankelijk, crowdfunding platform;

  • d.

    culturele instelling: organisatie die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • e.

    maker: individuele kunstenaar die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

 

Artikel 8.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    makers;

  • b.

    culturele instellingen;

  • c.

    privaatrechtelijke rechtspersonen.

 

Artikel 8.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf subsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de ontwikkeling van de Brabantse cultuursector door middel van crowdfunding.

 

Artikel 8.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • c.

    met het project wordt gestart binnen drie weken na indiening van de subsidieaanvraag;

  • d.

    indien het project niet voldoet aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 8.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • b.

    de artistieke kwaliteit van het project is geborgd;

  • c.

    het project is gericht op crowdfunding gedurende een vastgestelde periode;

  • d.

    de aanvrager verkrijgt 70% van het bedrag waarvoor crowdfunding wordt gezocht, via een daarvoor bestemd crowdfunding platform;

  • e.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen de start- en einddatum van de crowdfunding, de wervende tekst, tegenprestaties en een publiciteits- en wervingsplan;

    • 2°.

      een sluitende begroting voorzien van een specificatie en een toelichting en vermelding van het doelbedrag van de crowdfunding.

 

Artikel 8.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    Voor de berekening van de uurtarieven past de subsidieaanvrager een van de berekeningssystematieken, genoemd in de artikelen 11 tot en met 13 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

 

Artikel 8.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 8.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 8.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 april 2017 tot en met 31 december 2018.

 

Artikel 8.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, voor de periode genoemd in artikel 8.9, vast op €100.000

 

Artikel 8.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 20.000.

  • 2.

    Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid, wordt indien aan de subsidieaanvrager reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor ondernemingen niet wordt overschreden.

 

Artikel 8.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

 

Artikel 8.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in de artikelen 8.4 en 8.6 voor advies voor aan de Adviescommissie impulsgelden.

 

Artikel 8.14 Subsidieverlening

Subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat wordt voldaan aan het vereiste, bedoeld in artikel 8.6, onder d.

 

Artikel 8.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

 

Artikel 8.16 Subsidievaststelling

Gelet op de algemene groepsvrijstellingsverordening ter rechtvaardiging van staatssteun worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

Artikel II Intrekking

De Subsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel III Overgangsrecht

Voor subsidies die zijn verleend voor inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling blijft de Subsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant zijn werking behouden.

Artikel IV Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel V Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

 

’s-Hertogenbosch, 7 februari 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

mw. ir. A.M. Burger

Toelichting behorende bij de Vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant

Algemeen

 

Met deze impulsgelden wordt beoogd om de positionering van de culturele sector in het maatschappelijk krachtenveld te versterken door te sturen op een vraaggerichte in plaats van een aanbodgerichte oriëntatie. Dat vraagt om ondernemerschap. Daarnaast wordt gestuurd op het aangaan van nieuwe allianties binnen maar ook buiten het culturele veld. Daardoor wordt kennis ontsloten en gedeeld en worden risico’s en rendementen gespreid. Tenslotte wordt gestuurd op grotere zichtbaarheid van het culturele veld en zo op vergroting van het maatschappelijk draagvlak.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 6.1, onder f, juy

De jury bestaat uit een pool van juryleden die, in wisselende samenstelling, de aanvragen toetsen en er advies over uitbrengen. Deze pool bestrijkt een breed spectrum aan expertise (zowel artistiek als zakelijk) zodat voor elke aanvraag een passende groep van juryleden kan worden samengesteld.

 

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Bij het Brabants cultuursysteem is het van belang in welke mate de subsidieaanvrager bijdraagt aan een samenhangend stelsel van diverse partijen in het culturele veld in Brabant, met name door het ontplooien van voor de aanvrager nieuwe activiteiten.

De aanvraag wordt in relatie gezien met wat er verder in Brabant gebeurt. Er wordt gelet op de aanwezigheid van samenwerkingsverbanden die de aanvrager heeft met andere Brabantse instellingen, hoe de instelling een rol vervult in de ketens binnen het cultuursysteem in Brabant en hoe de aanvrager bijdraagt aan de doelstellingen zoals verwoord in het Uitvoeringsprogramma Cultuur van de provincie Noord-Brabant.

 

Artikelen 6.5, 7.5, 8.5 Weigeringsgonden

Onder a Financiële moeilijkheden

Voor wat betreft de vraag wanneer een privaatrechtelijke rechtspersoon in financiële moeilijkheden verkeert wordt aangesloten bij hetgeen daarover is bepaald in artikel 1, vierde lid, onder c, van Verordening (EU) 651/2014 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving. Ingevolge deze Verordening wordt een privaatrechtelijke rechtspersoon geacht in moeilijkheden te verkeren wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid:

    wanneer meer dan de helft van het maatschappelijke kapitaal is verdwenen en meer dan een kwart van dit kapitaal tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan;

  • b.

    in het geval van een vennootschap waarvan ten minste enkele vennoten

    onbeperkte aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschap hebben: wanneer meer dan de helft van het eigen vermogen, zoals in de jaarrekening van de vennootschap wordt vermeld, is verdwenen en meer dan een kwart van dit vermogen tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan; of

  • c.

    ongeacht de vorm van de betrokken privaatrechtelijke rechtspersoon:

    wanneer de privaatrechtelijke rechtspersoon naar zijn nationale recht aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

    Een privaatrechtelijke rechtspersoon die minder dan drie jaar geleden is opgericht wordt niet aangemerkt als een privaatrechtelijke rechtspersoon in financiële moeilijkheden tenzij deze voldoet aan de voorwaarden om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

 

Artikel 6.5, onder d De-minimis

De de-minimisverordening wordt alleen nog in die gevallen van toepassing verklaard als het project niet aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening voldoet en de subsidieaanvrager met zijn project het maximum bedrag aan de-minimis van € 200.000 over een periode van drie belastingjaren, niet overschrijdt. Wordt dit bedrag wel overschreden dan wordt de subsidie geweigerd.

 

Artikel 6.6 Subsidievereisten

 

Onder a Artistieke kwaliteit

Zowel de beschrijving van de activiteiten, als de wijze waarop het werkproces is ingericht zijn relevant.

Er wordt ingezoomd op de begrippen:

  • 1.

    Visie; artistiek-inhoudelijke visie van de instelling die zich vertaalt in een samenhangende programmering.

  • 2.

    Oorspronkelijkheid; de eigenheid en de herkenbaarheid van de projecten en hun onderscheidende kwaliteiten.

  • 3.

    Vakmanschap; de kennis, vaardigheden, ervaring en competenties van de betrokken makers en uitvoerenden.

  • 4.

    Zeggingskracht; de overdracht op het publiek. Zeggingskracht geeft aan in hoeverre een werk c.q. dienst of activiteit erin slaagt uitdrukking te geven aan een oorspronkelijk idee. Met zeggingskracht gaat het tevens om de impact van het project: spreekt het project het publiek aan? Maakt het iets los bij toeschouwers?

 

Onder b Ontwikkeling

Aanvrager moet kunnen aangeven wat de relevantie van de aanvraag is en welk beoogd resultaat hij daarmee wil bereiken. De beoogde ontwikkeling kan betrekking hebben op het verkennen, het vernieuwen of het versterken van bijvoorbeeld:

  • samenwerkingsverbanden binnen en/of buiten de eigen (kunst)discipline,

  • (artistieke) productontwikkeling

  • vormen van publieksbenadering en -binding,

  • (aspecten van) de bedrijfsvoering,

  • vormen van financiering,

  • verbindingen van de culturele sector met andere domeinen,

  • de relatie tussen kunst & samenleving.

 

De betekenis van het project moet verder reiken dan alleen het belang van de aanvrager zelf. Oftewel, de aanvrager moet kunnen aangeven wat de relevantie is van het project bezien vanuit de bredere context van het Brabantse cultuursysteem

 

Onder c Duurzaam karakter

Met het project wil de aanvrager ergens naartoe werken. Dit in tegenstelling tot een incidentele activiteit.

 

 

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Cultureel ondernemerschap is ondernemerschap waarbij gestreefd wordt naar een optimale balans tussen zakelijke en artistieke doelstellingen.

 

Hierbij dient aandacht te worden besteed aan (tenminste) de volgende met elkaar samenhangende aspecten:

  • Artistiek inhoudelijke verdieping

  • Publiek & draagvlak

  • Internationalisering

  • R&D

  • Talentontwikkeling

Maar ook:

  • Vergroten (eigen) inkomsten

  • Analyse van de eigen (bedrijfs)activiteiten

  • Organisatie ontwikkeling

  • Het bevorderen van samenwerking binnen en buiten de culturele sector

  • Versterken van de marketing al dan niet gebruikmakend van nieuwe data analyse technieken.

 

Artikel 8.6 Subsidievereisten

 

Onder c Vastgestelde periode

Dit wil zeggen dat na start van de crowdfunding de periode en einddatum niet meer gewijzigd kunnen worden.

 

Onder d Crowdfunding platform

Een daarvoor bestemd crowdfunding platform is een platform dat speciaal ingericht is om het crowdfunden van projecten te faciliteren en is dus niet de eigen website van de subsidieaanvrager.

 

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,

 

de voorzitter de secretaris

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger

Naar boven