Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 (regels inzake geothermie in milieubeschermingsgebieden)
Provinciale Staten van Limburg
 
Gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten van 24 oktober 2017, kenmerk 2017/71882
 
BESLUITEN
 
Vast te stellen de volgende verordening
 
Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 (regels inzake geothermie in milieubeschermingsgebieden)
Artikel I
 
De Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt als volgt gewijzigd:
A.
In de inhoudsopgave worden onder hoofdstuk 4, § 4.1, de volgende titels van artikelen toegevoegd:
 
  • 4.1.4
    Categorieën van inrichtingen
  • 4.1.5
    Begrippen
B.
Na artikel 4.1.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
 
Artikel 4.1.4 Categorieën van inrichtingen
Tenzij anders bepaald, wordt voor zover de regels in dit hoofdstuk betrekking hebben op inrichtingen, met inrichtingen bedoeld alle categorieën van inrichtingen die zijn aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer.
C.
Na artikel 4.1.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
 
Artikel 4.1.5 Begrippen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
  • -
    bodemenergiesysteem: open of gesloten bodemenergiesysteem;
  • -
    open bodemenergiesysteem: installatie, niet zijnde een aardwarmtesysteem, waarmee van de bodem gebruik wordt gemaakt voor de levering van warmte of koude ten behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken, door grondwater te onttrekken en na gebruik in de bodem terug te brengen, met inbegrip van bijbehorende bronpompen en warmtewisselaar en, voor zover aanwezig, warmtepomp en regeneratievoorziening;
  • -
    gesloten bodemenergiesysteem: installatie waarmee, zonder grondwater te onttrekken en na gebruik in de bodem terug te brengen, gebruik wordt gemaakt van de bodem voor de levering van warmte of koude ten behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken, door middel van een gesloten circuit van leidingen, met inbegrip van een bijbehorende warmtepomp, circulatiepomp en regeneratievoorziening, voor zover aanwezig;
  • -
    aardwarmte: in de ondergrond aanwezige warmte die aldaar langs natuurlijke weg is ontstaan;
  • -
    aardwarmtesysteem: systeem voor het opsporen van aardwarmte of het winnen van aardwarmte als bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet, waarbij de aardwarmte op een diepte van meer dan 500 meter beneden de oppervlakte van de aardbodem aanwezig is.
D.
Artikel 4.2.2, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
 
  • 1.
    In onderdeel b, wordt na <<bodemenergiesysteem>> ingevoegd: te maken of.
     
  • 2.
    Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c. door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
    • d.
      een aardwarmtesysteem te maken of te hebben.
E.
Artikel 4.2.3 wordt als volgt gewijzigd:
 
  • 1.
    In onderdeel l, wordt na <<bodemenergiesysteem>> ingevoegd: te maken of.
     
  • 2.
    Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m. door een puntkomma, wordt het volgende onderdeel toegevoegd, luidende
    • n.
      een aardwarmtesysteem te maken of te hebben.
F.
Artikel 4.4.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
 
  • 1.
    In de aanhef wordt na <<Roerdalslenk>> ingevoegd: binnen en buiten inrichtingen.
     
  • 2.
    In onderdeel a, na <<boorput>>, wordt <<of>> vervangen door een komma en wordt na <<bodemenergiesysteem>> ingevoegd: of een aardwarmtesysteem.
G.
Artikel 4.4.2 wordt als volgt gewijzigd:
 
  • 1.
    In het eerste lid, wordt in de aanhef, na <<Venloschol>> ingevoegd: binnen en buiten inrichtingen.
     
  • 2.
    In het eerste lid, onderdeel a, wordt na <<boorput>> ingevoegd: te maken of.
     
  • 3.
    In het eerste lid, onderdeel c, wordt na <<gesloten bodemenergiesysteem>> ingevoegd: te maken of.
     
  • 4.
    In het eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d. door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
    • e.
      een aardwarmtesysteem te maken of te hebben.
  • 5.
    In het derde lid, wordt in de eerste volzin, voor <<bodemergiesysteem>> ingevoegd <<open>> en wordt het zinsdeel <<waarvoor het verbod van eerste lid, aanhef en onder, niet geldt>> geschrapt.
     
  • 6.
    In het derde lid, wordt in de tweede volzin <<artikel 3.16>> vervangen door: artikel 5.8.3, tweede lid.
H.
Artikel 4.4.3, wordt als volgt gewijzigd:
 
  • 1.
    In het eerste lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
    • f.
      een aardwarmtesysteem dat in overeenstemming is met door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 4.1.2 vastgestelde algemene regels voor aardwarmtesystemen.
  • 2.
    Een derde lid wordt toegevoegd, luidende:
    • 3.
      De verboden van artikel 4.4.2, eerste lid, onder a, b en d, gelden niet voor een open bodemenergiesysteem, dat overeenkomstig artikel 4.4.2, derde lid, is gemeld of waarvoor de meldingsplicht volgens dat artikellid niet geldt.
I.
In de toelichting onder <<Hoofdstuk 4 Milieubeschermingsgebieden>> wordt voor de bestaande tekst de titel <<Toelichting 2014>> ingevoegd. Voor deze titel wordt de volgende tekst ingevoegd:
Toelichting 2017 (regels inzake geothermie in milieubeschermingsgebieden)
Algemene toelichting
Aard van de wijzigingen
Parallel aan het opstellen van de ‘Beleidsnotitie Geothermie in relatie tot de openbare drinkwatervoorziening’ is een wijziging van de Omgevingsverordening Limburg 2014 voorbereid. Het gaat om een aantal kleinere aanpassingen in hoofdstuk 4 (Milieubeschermingsgebieden), namelijk in de paragrafen 4.1 (Algemeen), 4.2 (Waterwingebieden), en 4.4 (Boringsvrije zones). Deze aanpassingen zijn bedoeld om het in de Beleidsnotitie neergelegde beleid juridisch te verankeren. Dat wil zeggen dat binnen waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en de boringsvrije zone Roerdalslenk de opsporing en winning van aardwarmte niet is toegestaan, maar onder voorwaarden wel binnen de boringsvrije zone Venloschol.
 
Tegelijkertijd zijn in genoemde paragrafen een aantal verduidelijkingen doorgevoerd, onder andere om een helderder onderscheid te maken tussen (ondiepe) bodemenergiesystemen zoals warmte-koudeopslag en bodemwarmtewisselaars, en (diepe) aardwarmtesystemen. De Omgevingsverordening bevatte voor waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en de boringsvrije zones Roerdalslenk en Venloschol reeds verbodsbepalingen voor bodemenergiesystemen, maar omdat er geen begripsbepalingen waren opgenomen, was niet duidelijk of deze ook betrekking hadden op aardwarmtesystemen.
Voor de helderheid wordt nu een onderscheid gemaakt tussen enerzijds open en gesloten bodemenergiesystemen (warmte-koude-opslag en bodemwarmtewisselaars) en anderzijds aardwarmtesystemen, waaronder zowel de opsporing als de winning van aardwarmte wordt begrepen. Bodemenergiesystemen gaan tot een diepte van maximaal 500 meter, aardwarmtesystemen zijn altijd dieper dan 500 meter. Aardwarmtesystemen vallen bovendien onder het vergunningenregime van de Mijnbouwwet.
 
Verder zijn enkele juridisch-technische aanpassingen gedaan zodat de tekst betere aansluit op het artikel van de Wet milieubeheer waarop hoofdstuk 4 is gebaseerd.
Begrippen geothermie en aardwarmte
In de ‘Beleidsnotitie Geothermie in relatie tot de openbare drinkwatervoorziening’ wordt zowel gesproken over ‘geothermie’ als over ‘aardwarmte’, terwijl in de verordening alleen de term ‘aardwarmte’ wordt gebruikt. Voor het gebruik van het woord ‘aardwarmte’ in de verordening is gekozen omdat dat begrip ook wordt gebruikt in de Mijnbouwwet, zodat kan worden aangesloten bij de daar gebruikte definities. De twee begrippen betekenen echter hetzelfde en worden in de praktijk door elkaar gebruikt.
Overzicht regels bodemenergie en aardwarmte
Hieronder is een overzicht opgenomen van de bepalingen van de Omgevingsverordening waar men mee te maken kan krijgen bij de aanleg van een bodemenergiesysteem of een aardwarmtesysteem binnen een van de gebieden die zijn aangewezen ter bescherming van het grondwater met het oog op de waterwinning. Het overzicht heeft zowel betrekking op de ondiepe systemen in de vorm van open en gesloten bodemenergiesystemen (warmte-koudeopslagsystemen en bodemwarmtewisselaars) als de systemen dieper dan 500 meter in de vorm van de opsporing en winning van aardwarmte. De regels met betrekking tot warmte-koudeopslag zijn beleidsmatig niet gewijzigd maar op een aantal punten verduidelijkt om een duidelijker onderscheid te maken tussen ondiepe bodemenergiesystemen en diepe aardwarmtesystemen.
Samengevat zijn er binnen waterwingebieden (dieper dan 3 meter), grondwaterbeschermingsgebieden (dieper dan 3 meter) en de Roerdalslenk (dieper dan de Bovenste Brunssumklei) geen mogelijkheden voor bodemenergiesystemen en aardwarmtesystemen, omdat een of meer verbodsbepalingen zich hiertegen verzetten. Binnen de Venloschol zijn gesloten bodemenergiesystemen niet mogelijk. Binnen de Venloschol zijn open bodemenergiesystemen onder voorwaarden wél mogelijk. Open bodemenergiesystemen (warmte-koude-opslag) zijn toegestaan mits ze vooraf worden gemeld bij Gedeputeerde Staten of er een vergunning op grond van de Waterwet voor is verleend en mits ze conform de Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren BRL SIKB 2100 zijn aangelegd. Aardwarmtesystemen (opsporing of winning) zijn in de Venloschol toegestaan mits ze overeenkomstig door Gedeputeerde Staten vastgestelde algemene regels worden uitgevoerd.
Hieronder is een overzicht opgenomen met de regels in de Omgevingsverordening waar men mee te maken heeft bij bodemenergie- en aardwarmtesystemen in de verschillende beschermingsgebieden.
Overzicht bepalingen bodemenergie en aardwarmte in gebieden ter bescherming van het grondwater ten behoeve van de waterwinning
 
Gesloten bodemenergiesysteem (bodemwarmte-wisselaar)
Open bodemenergie-systeem (warmte-koudeopslag)
aardwarmtesysteem (opsporing of winning van aardwarmte)
Waterwingebied
Verbod binnen inrichting:
- bodemenergiesystemen
- boorputten (dieper dan 3 m.)
Verbod buiten inrichting:
- bodemenergiesystemen
- boorputten (dieper dan 3 m.)
- grond roeren (dieper dan 3 m.)
- constructies met schadelijke stoffen
- slecht doorlatende lagen aantasten
 
 
 
Geen ontheffing mogelijk
 
Verbod binnen inrichting:
- aardwarmtesystemen
- boorputten (dieper dan 3 m.)
Verbod buiten inrichting
- aardwarmtesystemen
- boorputten (dieper dan 3 m.)
- grond roeren (dieper dan 3 m.)
- constructies met schadelijke stoffen
- slecht doorlatende lagen aantasten
 
- Geen ontheffing mogelijk
Grondwater-beschermingsgebied
Verbod binnen inrichting:
- bodemenergiesystemen
- boorputten (dieper dan 3 m.)
Verbod buiten inrichting:
- bodemenergiesystemen
- boorputten (dieper dan 3 m.)
- grond roeren (dieper dan 3 m.)
- constructies met schadelijke stoffen
- slecht doorlatende lagen aantasten
 
 
 
Geen ontheffing mogelijk
 
Verbod binnen inrichting:
- aardwarmtesystemen
- boorputten (dieper dan 3 m.)
Verbod buiten inrichting
- aardwarmtesystemen
- boorputten (dieper dan 3 m.)
- grond roeren (dieper dan 3 m.)
- constructies met schadelijke stoffen
- slecht doorlatende lagen aantasten
 
Geen ontheffing mogelijk
Boringsvrije zone Roerdalslenk
Verbod binnen en buiten inrichting:
- bodemenergiesystemen (dieper dan Bovenste Brunssumklei)
- boorputten (dieper dan Bovenste Brunssumklei)
- grond roeren (dieper dan Bovenste Brunssumklei)
- beschermende werking Bovenste Brunssumklei aantasten
 
 
Geen ontheffing mogelijk
Verbod binnen en buiten inrichting:
- aardwarmtesystemen (dieper dan Bovenste Brunssumklei)
- boorputten (dieper dan Bovenste Brunssumklei)
- grond roeren (dieper dan Bovenste Brunssumklei)
- beschermende werking Bovenste Brunssumklei aantasten
 
Geen ontheffing mogelijk
Boringsvrije zone Venloschol
Verbod binnen en buiten inrichting (dieper dan 5 m. boven NAP):
- gesloten bodemenergiesysteem
- boorput
- grond roeren
- slecht doorlatende lagen aantasten
 
Geen ontheffing mogelijk van verbod voor gesloten bodemenergiesysteem
Toegestaan binnen en buiten inrichting
mits:
- Melding bij GS of vergunning Waterwet
- Uitgevoerd conform Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren BRL SIKB 2100
Toegestaan binnen en buiten inrichting mits conform door GS vastgestelde algemene regels voor aardwarmtesystemen
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 4.1.4 Categorieën van inrichtingen
Deze aanpassing betreft een juridisch-technische aanpassing. De achtergrond daarvan is de volgende.
 
De regels in de Omgevingsverordening voor de verschillende milieubeschermingsgebieden hebben hun wettelijke grondslag in artikel 1.2 van de Wet milieubeheer. Lid 6 van dat artikel bepaalt:
 
De verordening kan slechts, voor zover dit uit een oogpunt van doelmatige regelgeving bijzonder aangewezen is, regels bevatten die rechtstreeks betrekking hebben op bij die regels aangewezen categorieën van inrichtingen, voor zover:
  • a.
    ten aanzien van die inrichtingen het in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gestelde verbod niet geldt en die regels noodzakelijk zijn ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden, of
  • b.
    het regels betreft, inhoudende een verbod tot het oprichten of in werking hebben van dergelijke inrichtingen in gebieden als bedoeld onder a, dan wel tot het op een bij die verordening aan te geven wijze veranderen van dergelijke inrichtingen in die gebieden, of het veranderen van de werking daarvan.
Uit dit artikel blijkt dat de hoofdregel is dat regels in de provinciale verordening niet rechtstreeks betrekking mogen hebben op inrichtingen. Daarom hebben de regels voor het beschermingsgebieden Nationaal Landschap Zuid-Limburg (paragraaf 4.5) en stiltegebieden (paragraaf 4.6) in de verordening alleen betrekking op handelingen buiten inrichtingen. Voor de gebieden die zijn aangewezen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning geeft het genoemde
artikel 1.2, lid 6, onder a en b, echter ruimere bevoegdheden. Daarom hebben de regels die zijn opgenomen voor waterwingebieden (paragraaf 4.2), grondwaterbeschermingsgebieden (paragraaf 4.3) en de boringsvrije zones Roerdalslenk en Venloschol (paragraaf 4.3) zowel betrekking op handelingen binnen als handelingen buiten inrichtingen. Dat was ook al het geval in de vorige Omgevingsverordening en daarvoor in de Provinciale Milieuverordening.
 
De ruimte die de Wet milieubeheer aan de provincies geeft om rechtstreeks werkende regels in de verordening op te nemen voor inrichtingen in gebieden die zijn aangewezen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning, omvat dus het volgende:
  • -
    De verordening mag voor inrichtingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is maar die vallen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit (en waarvoor een meldingsplicht geldt), regels bevatten (artikel 1.2, lid 6, onder a, Wet milieubeheer);
  • -
    De verordening mag voor alle inrichtingen een verbod tot het oprichten, in werking hebben of het (op een bij de verordening bepaalde wijze) veranderen of veranderen van de werking van de inrichting bevatten (artikel 1.2, lid 6, onder b, Wet milieubeheer)
Omdat de Wet milieubeheer spreekt over ‘categorieën van inrichtingen’ is in de verordening een nieuw artikel 4.1.4., toegevoegd waarin wordt verduidelijkt dat daar waar in hoofdstuk 4 in de verordening spreekt over ‘inrichting’ bedoeld is: alle categorieën van inrichtingen die zijn aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer (dat zijn de categorieën van inrichtingen opgenomen in bijlage I, onderdeel B of C van het Besluit omgevingsrecht) De risico’s voor het grondwater van bijvoorbeeld het doorboren van slecht doorlatende kleilagen zijn immers niet afhankelijk van de vraag of de boorput wordt gemaakt binnen of buiten een inrichting, of de inrichting vergunningplichtig of niet vergunningplichtig is of om wat voor type inrichting het gaat.
 
De aanpassingen van de verordening die nodig zijn in verband met de ‘Beleidsnotitie Geothermie in relatie tot de openbare drinkwatervoorziening’ hebben betrekking op zowel handelingen binnen als buiten inrichtingen.
 
In enkele artikelen wordt met het begrip inrichting overigens niet gedoeld op alle categorieën van inrichtingen, maar op een specifiek soort inrichting. Daarom is in het artikel 4.1.4 opgenomen ‘tenzij anders bepaald’. Met het begrip inrichting wordt een specifiek soort inrichting bedoeld in de artikelen 4.1.3, lid 1 (inrichtingen voor waterwinning), 4.3.1, lid 7 (inrichtingen voor de openbare verkoop van benzine en dieselolie voor motorvoertuigen voor het wegverkeer) en 4.3.2 (inrichtingen genoemd in de bijlage bij dit artikel).
Artikel 4.1.5 Begrippen
In artikel 4.1.5 zijn een aantal begripsomschrijvingen opgenomen. De Omgevingsverordening bevatte reeds bepalingen over open en gesloten bodemenergiesystemen maar er waren tot nu toe geen omschrijvingen van deze begrippen opgenomen. Daarom is ter verduidelijking ervoor gekozen deze toe te voegen. Bij open bodemenergiesystemen kan gedacht worden aan warmte-koude opslag (WKO); bij gesloten bodemenergiesystemen aan bodemwarmtewisselaars. Hoewel bij een open bodemenergiesysteem gewoonlijk dus gedacht wordt aan warmte-koudeopslag, zou op grond van de begripsomschrijving de indruk kunnen bestaan dat de opsporing of winning van aardwarmte er ook onder valt. Dat is echter niet de bedoeling. De in artikel 4.1.5 opgenomen omschrijvingen van open en gesloten bodemenergiesysteem zijn overgenomen van de begripsomschrijvingen uit het Besluit omgevingsrecht, maar ter verduidelijking zijn in de omschrijving van ‘open bodemenergiesysteem’ de woorden ‘niet zijnde een aardwarmtesysteem’ toegevoegd.
Het begrip ‘aardwarmte’ is overgenomen uit de Mijnbouwwet. Verder is het begrip aardwarmtesysteem toegevoegd, waaronder zowel het opsporen als het winnen van aardwarmte wordt begrepen. De Mijnbouwwet maakt het onderscheid tussen het opsporen van aardwarmte en het winnen van aardwarmte. Voor het eerste is op grond van de Mijnbouwwet een opsporingsvergunning nodig, voor het tweede een winningsvergunning, beide aan te vragen bij de minister van Economische Zaken. In de meeste gevallen wordt een opsporing gevolgd door een winning.
Artikel 4.2.2 Waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden binnen inrichtingen
Aan artikel 4.2.2, derde lid, is een letter d, toegevoegd, die het maken of hebben van een aardwarmtesysteem binnen een inrichting verbiedt.
Het toevoegen van deze verbodsbepaling betekent niet dat het tot nu toe toegestaan was om binnen een inrichting in waterwingebied een aardwarmtesysteem aan te leggen. Onder letter c bestond immers al het verbod om in waterwingebied een boorput dieper dan 3 meter beneden maaiveld aan te leggen.
Deze verbodsbepaling geldt ook voor grondwaterbeschermingsgebieden. Dat is bepaald in artikel 4.3.1, eerste lid, waar dit artikel van overeenkomstige toepassing is verklaard voor grondwaterbeschermingsgebieden.
Artikel 4.2.3 Waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden buiten inrichtingen
Aan artikel 4.2.3, is een letter n, toegevoegd, die het maken of hebben van een aardwarmtesysteem buiten een inrichtingen verbiedt. Samen met artikel 4.2.2, derde lid, onder d, zorgt deze bepaling ervoor dat opsporing en winning van aardwarmte binnen waterwingebied niet mogelijk is.
Het toevoegen van deze verbodsbepaling betekent niet dat het tot nu toe toegestaan was om buiten een inrichting in waterwingebied een aardwarmtesysteem aan te leggen. Onder letter e bestond immers al het verbod om in waterwingebied een boorput dieper dan 3 meter beneden maaiveld aan te leggen. Ook de bepalingen onder c (constructies in de bodem), f (roeren van de grond) en g (werken die de slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten) verzetten zich al tegen aardwarmtesystemen.
Deze verbodsbepaling geldt ook voor grondwaterbeschermingsgebieden. Dat is bepaald in artikel 4.3.1, eerste lid, waar dit artikel van overeenkomstige toepassing is verklaard voor grondwaterbeschermingsgebieden.
Artikel 4.4.1 Roerdalslenk
Artikel 4.4.1, eerste lid, onder a, is aangepast zodat ook aardwarmtesystemen onder het verbod vallen. Deze bepaling geldt zowel binnen als buiten inrichtingen. Dat was al het geval, maar voor de duidelijkheid is dit in de aanhef van lid 1 nu expliciet vermeld.
Het toevoegen van deze verbodsbepaling betekent niet dat het tot nu toe toegestaan was om buiten een inrichting in de Roerdalslenk een aardwarmtesysteem aan te leggen. Onder letter a bestond immers al het verbod om in de Roerdalslenk een boorput dieper dan de Bovenste Brunssumklei aan te leggen. Ook was onder letter a reeds een verbod opgenomen van het roeren van de grond en onder b een verbod van werken die de slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten.
Artikel 4.4.2 Venloschol
Aan artikel 4.4.2, lid 1, is een letter e toegevoegd, zodat ook aardwarmtesystemen onder het verbod vallen. Deze bepaling geldt zowel binnen als buiten inrichtingen. Dat was al het geval maar voor de duidelijkheid is dit in de aanhef van lid 1 nu expliciet vermeld.
Het toevoegen van deze verbodsbepaling betekent niet dat het tot nu toe zonder meer toegestaan was om buiten een inrichting in de Venloschol een aardwarmtesysteem aan te leggen. Onder letter a bestond immers al het verbod om in de Venloschol een boorput dieper 5 meter boven NAP aan te leggen. Ook de bepalingen onder b (roeren van de grond) en d (werken die de slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten) verzetten zich al tegen aardwarmtesystemen.
Hoewel de verordening dus een verbodsbepaling bevat voor aardwarmtesystemen binnen en buiten inrichtingen in de Venloschol, hebben Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om algemene regels vast te stellen die in de plaats van het verbod komen. Voor degene die een aardwarmtesysteem aanlegt of in werking heeft dat aan deze algemene regels voldoet geldt het verbod dus niet. De bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om algemene regels vast te stellen is reeds opgenomen in de artikelen 4.1.2 en 4.4.3, lid 2.
Artikel 4.4.3 Uitzonderingen
In samenhang met de reeds bestaande bevoegdheid van Gedeputeerde Staten van artikel 4.1.2 om algemene regels vast te stellen, is aan artikel 4.4.3, eerste lid, een letter f, toegevoegd waarin expliciet is bepaald dat het verbod om binnen de Venloschol een aardwarmtesysteem te maken of te hebben, niet geldt als dat systeem in overeenstemming is met door Gedeputeerde Staten vastgestelde algemene regels. Ook de andere verbodsbepalingen waar men tegen aanloopt bij een initiatief voor een aardwarmtesysteem in de Venloschol (boorputten, roeren van de grond, werken die de slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten) kunnen door Gedeputeerde Staten worden vervangen door algemene regels. Dat volgt ook uit artikel 4.1.2.
 
De toevoeging van een derde lid aan artikel 4.4.3 betreft het herstel van een omissie. Open bodemenergiesystemen zijn (en waren) toegestaan in de Roerdalslenk mits ze vooraf zijn gemeld (of een Waterwetvergunning is verleend). Tot nu toe was niet expliciet bepaald dat in zo’n geval de verbodsbepalingen voor bodemenergiesystemen, boorputten, roeren van grond en werken die slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten, voor zo’n gemeld (of vergund) open bodemenergiesysteem niet gelden. Dat is nu in het derde lid bepaald.
J.
In de toelichting onder <<Hoofdstuk 4 Milieubeschermingsgebieden>> wordt in de bestaande tekst het volgende gewijzigd:
Onder de titel <<Bodemenergiesystemen>> worden de zin <<Hieronder is een overzicht opgenomen van de voor open en gesloten WKO-systemen geldende regels>> en het daaronder opgenomen overzicht van regels voor WKO-systemen geschrapt.
Artikel II Overgangsrecht
Het verbod bedoeld in artikel 4.4.2, eerste lid, onder e, geldt niet voor een aardwarmtesysteem dat is aangelegd voor inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening.
Artikel III Inwerkingtreding
Deze wijzigingsverordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.
 
Maastricht, d.d. 15 december 2017

Provinciale Staten voornoemd

de voorzitter,

de heer drs. Th.J.F.M. Bovens

de griffier,

mevrouw. drs. J.J. Braam

De secretaris van Gedeputeerde Staten van Limburg,

De heer drs. G.H.E. Derks MPA

Naar boven