Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent subsidies Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Subsidieregeling Deltaplan Agrarisch Waterbeheer provincie Groningen

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat in hun vergadering van 12 december 2017, nr. A.9, afdeling LGW, dossiernummer K321, is vastgesteld de Subsidieregeling Deltaplan Agrarisch Waterbeheer provincie Groningen.

 

Gedeputeerde Staten der provincie Groningen

 

Overwegende dat:

  • -

    dat op grond van de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn doelen zijn gesteld ter verbetering van de waterkwaliteit en -kwantiteit;

  • -

    tussen Rijk, IPO en Unie van Waterschappen afspraken zijn gemaakt over de inzet van financiële middelen voor agrarisch waterbeheer;

  • -

    dat in de Bestuursovereenkomst Regionale Regeling DAW, provincie en waterschappen nadere afspraken hebben gemaakt over de opzet en bijdrage aan een gemeenschappelijke regeling.

Gelet op:

  • -

    Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    Artikel 3, derde lid, van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • -

    Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014, PbEU 2014, L 193/1;

Besluiten vast te stellen:

 

Subsidieregeling Deltaplan Agrarisch Waterbeheer provincie Groningen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    BOOT-lijst: maatregelentabel opgesteld door het Bestuurlijk Overleg Openteelten;

  • c.

    bruto jaarloon: het in enig jaar aan een werknemer betaalde salaris, inclusief een niet-prestatie gebonden eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werknemers als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende CAO of arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, exclusief (overige) vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen en aanvullende werkgeverslasten;

  • d.

    DAW: Deltaplan Agrarisch Waterbeheer;

  • e.

    immateriële activa: fysiek of financieel niet-tastbare activa, zoals octrooien, licenties, knowhow of andere intellectuele eigendomsrechten;

  • f.

    kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kmo's): ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen euro of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen euro niet overschrijdt;

  • g.

    KRW: Kaderrichtlijn Water (richtlijn 2000/60/EG) Pb EG 2000, L 327/1;

  • h.

    landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt;

  • i.

    Landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Publicatieblad van de Europese Unie van 1 juli 2014, L 193/1;

  • j.

    materiële activa: activa bestaande uit gronden, gebouwen en installaties, machines en uitrusting;

  • k.

    niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het bedrijf;

  • l.

    nutriënten: nitraat en fosfaat;

  • m.

    omgevingsvisie: het door Provinciale Staten vastgestelde beleid met betrekking milieu, natuur, verkeer en vervoer, water en ruimtelijke ordening;

  • n.

    stroomgebiedbeheerplan: maatregelenplan als bedoeld in artikel 11 KRW;

  • o.

    unienorm: verplichte, in de wetgeving van de Europese Unie vastgestelde norm die het niveau aangeeft dat de individuele ondernemingen moeten halen, met name wat milieu, hygiëne en dierenwelzijn betreft: op Unieniveau vastgestelde normen of doelstellingen die bindend zijn voor de lidstaten, maar niet voor individuele ondernemingen, worden niet als Unienormen beschouwd.

Artikel 2 Doel

De subsidieregeling heeft tot doel maatregelen te stimuleren met betrekking tot bodem-, grond- en oppervlaktewater die bijdragen aan één van de volgende doelstellingen:

  • a.

    het verbeteren van de waterkwaliteit door het terugdringen van nutriënten en residuen van gewasbeschermingsmiddelen in watersystemen afkomstig uit de landbouw zoals beoogd in de KRW en de Nitraatrichtlijn en voor zover de maatregel verder gaat dan de geldende unienorm;

  • b.

    het voorkomen of beperken van watertekorten, wateroverlast, verzilting of bodemdaling.

Artikel 3 Doelgroep

De subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    eigenaren van gronden met bestemming landbouw;

  • c.

    grondgebruikers;

  • d.

    loonwerkbedrijven;

  • e.

    landbouwmechanisatiebedrijven;

  • f.

    leveranciers van landbouwproductiemiddelen;

  • g.

    landbouworganisaties;

  • h.

    waterschappen;

  • i.

    waterleidingbedrijven;

  • j.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen, bestaande uit tenminste twee partijen die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van de projectvraag en tenminste één landbouwer of een organisatie die hen vertegenwoordigt.

Artikel 4 Openstelling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen één of meer openstellingsbesluiten vaststellen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen per openstellingsbesluit vast:

    • a.

      één of meerdere subsidieplafonds;

    • b.

      de periode waarbinnen een aanvraag om subsidie moet zijn ontvangen.

  • 3.

    In het openstellingsbesluit kunnen Gedeputeerde Staten nadere regels stellen met betrekking tot:

    • a.

      de doelgroep;

    • b.

      de categorieën van activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • c.

      een territoriale begrenzing van de openstelling;

    • d.

      criteria voor de kosteneffectiviteit van de activiteit;

    • e.

      een maximumbedrag of percentage dat per deelnemer of per activiteit zal worden vergoed;

    • f.

      het minimale aantal deelnemende landbouwers;

    • g.

      de gegevens of bescheiden die bij een aanvraag voor subsidie aanvullend overlegd moeten worden;

    • h.

      overige verplichtingen die aan een subsidieontvanger kunnen worden opgelegd.

  • 4.

    Uiterlijk bij de vaststelling van het subsidieplafond bepalen Gedeputeerde Staten hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door de provincie beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvrager stuurt een kopie van de aanvraag aan het waterschap of waterschappen op wiens beheergebied(en) de activiteit betrekking heeft.

  • 3.

    De aanvraag om subsidie bevat in ieder geval:

    • a.

      de NAW-gegevens van de aanvrager;

    • b.

      de grootte van de onderneming van de aanvrager;

    • c.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd inclusief een gedetailleerde tijdsplanning;

    • d.

      de doelstelling en resultaten die met de activiteiten worden nagestreefd en hoe de activiteiten bijdragen aan de doelstelling bedoeld in artikel 2;

    • e.

      Een begroting en dekkingsplan voor de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. In de begroting is een lijst van subsidiabele kosten opgenomen. Het dekkingsplan omvat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken ervan alsmede de inschaling van de eigen werkzaamheden zoals genoemd in artikel 10, tweede lid.

  • 4.

    Indien de verwachte realisatietermijn van het project langer is dan twee jaar, bevat de aanvraag om subsidie tevens:

    • a.

      een meerjarenbegroting met een liquiditeitsplanning per jaar;

    • b.

      een overzicht in de tijd van de te onderscheiden fasen van het project.

  • 5.

    Een aanvraag om subsidie van een onderneming bevat tevens een verklaring waaruit blijkt dat de onderneming geen onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 14, van de Landbouwvrijstellingsverordening.

Artikel 6 Ontvangst en beslistermijn subsidieaanvraag

  • 1.

    Na de ontvangst van een subsidieaanvraag bevestigen Gedeputeerde Staten de ontvangst. Daarbij geven Gedeputeerde Staten aan binnen welke termijn zij een besluit op de aanvraag zullen nemen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten nemen bij het verstrekken van subsidies de volgende beslistermijnen in acht;

    • a.

      binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag;

    • b.

      indien sprake is van een subsidieplafond en de verlening plaatsvindt in volgorde van rangschikking of evenredige verdeling, binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend.

Artikel 7 Algemene weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb wordt een subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden betreft, zoals bedoeld in artikel 2, onder 14, van de Landbouwvrijstellingsverordening;

  • b.

    voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt op grond van deze subsidieregeling;

  • c.

    voor dezelfde activiteiten en subsidiabele kosten door een ander bestuursorgaan of de Europese Commissie reeds subsidie is verstrekt tot het op grond van Europeesrechtelijke bepalingen toegestane maximale subsidiepercentage of -bedrag;

  • d.

    er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de goede zeden of de openbare orde;

  • e.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering bestaat volgend op een eerdere beschikking van de Europese Commissie, waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

  • f.

    de te subsidiëren activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend;

  • g.

    de activiteit niet grotendeels ten goede komt aan de landbouwsector in de provincie Groningen;

  • h.

    de activiteiten niet bijdragen aan de in artikel 2 genoemde doelen.

Artikel 8 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

  • a.

    demonstratieactiviteiten, trainingen, workshops en coaching met betrekking tot de in artikel 2 genoemde doelen;

  • b.

    inwinnen van advies met betrekking tot de in artikel 2 genoemde doelen;

  • c.

    voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in materiële of immateriële activa op landbouwbedrijven met betrekking tot een in artikel 2 genoemd doel, voor zover deze verder gaan dan de geldende unienorm;

  • d.

    niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op de (her)inrichting en/of transformatie en/of het beheer van het watersysteem voor landbouw water en klimaatdoelen en rechtstreeks ten goede komen aan de landbouw.

Artikel 9 Toetsingscriteria

De subsidie kan worden verleend, indien en voor zover:

  • a.

    de activiteiten plaatsvinden binnen de provincie Groningen;

  • b.

    de activiteiten bijdragen aan de in artikel 2 geformuleerde doelen en het betreffende openstellingsbesluit;

  • c.

    de activiteiten passen binnen de vigerende provinciale omgevingsvisie , het waterbeheerplan van het waterschap en het stroomgebiedbeheerplan van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

  • d.

    de activiteit kosteneffectief, doelmatig en milieu efficiënt is;

  • e.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt verleend past binnen de kaders van de Landbouwvrijstellingsverordening.

Artikel 10 Subsidiabele kosten

  • 1.

    De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerkingen voor zover zij een relatie hebben met het te behalen doel en gebaseerd zijn op marktconforme tarieven en prijzen:

    • a.

      de kosten van deelname aan activiteiten die kennisdeling tot doel hebben;

    • b.

      de kosten van bouw, verbetering verwerving of leasing van onroerende goederen;

    • c.

      de kosten van koop of huurkoop van nieuwe of tweedehands machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • d.

      de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • e.

      de kosten van adviezen duurzaamheid en milieu en economisch gebied;

    • f.

      de kosten van haalbaarheidstudies;

    • g.

      de voorbereidingskosten voor het project of de activiteit;

    • h.

      de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • i.

      de personeelskosten volgens de in lid 2 vastgestelde uurtarieven;

    • j.

      de communicatiekosten voor het betrekken van deelnemers en het delen van de resultaten;

    • k.

      de materiaalkosten.

  • 2.

    Voor personeelskosten, met vastgestelde uurtarieven voor eigen arbeid, gelden de volgende uurtarieven:

    • a.

      voor personeelskosten op het niveau van MBO: maximaal €58 /uur;

    • b.

      voor personeelskosten op het niveau van HBO: maximaal €79 /uur;

    • c.

      voor personeelskosten op het niveau van WO: maximaal €99 /uur;

    • d.

      voor personeel op het niveau van senior WO maximaal €122 /uur.

  • 3.

    Over de in het tweede lid genoemde uurtarieven voor personeelskosten voor eigen arbeid wordt geen BTW berekend.

  • 4.

    De subsidiabele kosten die een directe koppeling hebben met de fysieke investeringen:

    • a.

      overeenkomstig artikel 14, derde lid, onder a, van de Landbouwvrijstellingverordening beschikt een bedrijf beschikt over een mestopslagcapaciteit van ten minste negen maanden;

    • b.

      overeenkomstig artikel 14, derde lid onder b, van de Landbouwvrijstellingsverordening:

      • i.

        opstellen (gebiedsgericht) bedrijfswaterplan of bedrijfs(afval)waterscan: waterkwantiteit (droog/nat) en/of waterkwaliteit mogelijk in combinatie met milieupuntensysteem;

      • ii.

        gebruik van de KringloopWijzer in de melkveehouderij;

      • iii.

        teelten uit de grond en/of substraat met recirculatieplicht en nullozing;

      • iv.

        spuittechnieken die drift vergaand reduceren zoals wingsprayer en luchtondersteuning;

      • v.

        mechanische onkruidbestrijding;

      • vi.

        vaste rijpaden op perceel;

      • vii.

        zuiveringssystemen voor afvalwater voor verwijdering (bijvoorbeeld voor reiniging spuitapparatuur);

      • viii.

        herinrichting erf en aanleg opvangvoorziening voor tegengaan erfafspoeling;

      • ix.

        creëren van gesloten kringloop in de glastuinbouw;

    • c.

      overeenkomstig artikel 14, derde lid, onder c, van de Landbouwvrijstellingsverordening:

      • i.

        gebruik beslissingsondersteunende systemen beregening;

      • ii.

        gerichte watergeefsystemen bijvoorbeeld druppelirrigatie, ondergrondse dripirrigatie;

    • d.

      overeenkomstig artikel 14, derde lid, onder d, van de Landbouwvrijstellingsverordening:

      • i.

        gebruik beslissingsondersteunende systemen gewasbeschermingsmiddelen;

      • ii.

        gebruik Gewis voor het meest optimale spuitmoment;

      • iii.

        bemesten op basis van gewasonttrekking op basis van waarneming;

      • iv.

        gebruik van sensor gestuurde of andere selectieve en/of gerichte spuitapparatuur;

      • v.

        toename periode van uitrijverbod onbewerkte mest;

      • vi.

        meteo en grondwater gestuurd bemesten (managementsysteem);

      • vii.

        toepassen precisiebemesting (GPS, rijenbemesting e.d);

      • viii.

        gerichte bemesting via druppelsystemen en dergelijke;

      • ix.

        geen gebruik mineraal fosfaat;

      • x.

        hergebruik fosfor en stikstof uit slootbagger (kwaliteitsbaggeren);

      • xi.

        toepassen rijenbemesting dierlijke mest bij gewassen die inrijgen worden geteeld;

      • xii.

        afvoer nitraatrijke en/of fosforrijke groenresten direct na oogst en stimulering compostering daarvan (hier gericht op milieuverliezen);

      • xiii.

        aanleg en beheer droge bufferstroken (mest- en spuitvrij) langs water;

      • xiv.

        aanleg en beheer natuurvriendelijke oevers en/of waterbergingsoever;

      • xv.

        aanleg natte bufferstroken;

      • xvi.

        aanleg en beheer helofytenfilters in nabijheid watergang;

      • xvii.

        aanleg en beheer infiltratiegreppel (afspoeling tegen gaan);

      • xviii.

        (gebiedsgericht) zuivering van drainagewater (stikstof/fosfor, in sloot/slootkant/bodem);

      • xix.

        verbod scheuren grasland;

      • xx.

        peil opzetten;

      • xxi.

        toepassen niet-kerende bodembewerking;

      • xxii.

        afvoer nitraatrijke en/of fosforrijke groenresten direct na oogst en stimulering compostering daarvan (hier gericht op compostering);

      • xxiii.

        nuttig toepassen op bedrijf van berm- en slootmaaisel;

      • xxiv.

        organische stofgehalte verhogen door toepassen stikstofarme en/of fosforarme gewasresten niet zijnde mest;

      • xxv.

        vaste rijpaden op perceel;

      • xxvi.

        aanleg regelbare/peil gestuurde drainage eventueel in combinatie met klimaatadaptieve regelbare drainage;

      • xxvii.

        plaatsen en beheer stuwtjes en andere maatregelen om water langer vast te houden in waterlopen;

      • xxviii.

         infiltratie via onderwaterdrainage;

      • xxix.

        beschikbaar stellen van landbouwgrond voor bovenwettelijke waterberging op perceel;

      • xxx.

        maatregelen met als doel minder waterafvoer ten behoeve van erosiepreventie.

  • 5.

    De subsidiabele kosten die een directe koppeling hebben met kennisoverdracht en voorlichting als bedoeld in artikel 21, derde lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening:

    • a.

      overeenkomstig artikel 21, derde lid, onder a, van de Landbouwvrijstellingsverordening de kosten voor (organisatie van) acties voor de verwerving van vaardigheden, waaronder workshops, coaching, demonstratieactiviteiten en voorlichtingsacties;

    • b.

      overeenkomstig artikel 21, derde lid, onder d, van de Landbouwvrijstellingsverordening de kosten van (organisatie van) demonstratieprojecten in verband met investeringen.

  • 6.

    De subsidiabele kosten die een directe koppeling hebben met adviesdiensten overeenkomstig artikel 22, tweede lid, en artikel 22, derde lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening.

Artikel 11 Subsidiehoogte

  • 1.

    Voor de onder artikel 10, vierde tot en met zesde lid, genoemde subsidiabele kosten gelden de volgende maximale steunpercentages:

    • a.

      de subsidiabele kosten genoemd onder artikel 10, vierde lid, onder a, b en c: 40%;

    • b.

      subsidiabele kosten genoemd onder artikel 10, vierde lid, onder d sub i tot en met xxx: 100%;

    • c.

      subsidiabele kosten genoemd onder artikel 10, vijfde lid, onder a: 100%;

    • d.

      subsidiabele kosten genoemd onder artikel 10, vijfde lid, onder b: 100% met een maximum van € 100.000,- over een periode van 3 belastingjaren per demonstratieproject;

    • e.

      subsidiabele kosten genoemd onder artikel 10, zesde lid, maximaal € 1.500,- per advies.

  • 2.

    Maximaal 15% van de subsidiabele kosten mogen bestaan uit voorbereidingskosten.

  • 3.

    Indien voor penvoerderschap voor een project een derde partij wordt ingeschakeld, mag voor de kosten hiervan maximaal 5% van de subsidiabele kosten in rekening worden gebracht.

  • 4.

    De steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting wordt rechtstreeks betaald aan de aanbieder van deze acties.

Artikel 12 Niet-subsidiabele kosten

In ieder geval zijn geen subsidiabele kosten:

  • a.

    reguliere exploitatiekosten;

  • b.

    kosten die deel uitmaken van programma's of leergangen van het reguliere onderwijs of voortvloeien uit wettelijke verplichtingen;

  • c.

    kosten die worden gemaakt om aan wettelijke voorschriften te voldoen;

  • d.

    kosten van verrekenbare omzetbelasting;

  • e.

    kosten van de compensatie van waardevermindering van onroerende zaken;

  • f.

    kosten ten gevolge van kapitaals- en inkomensverminderingen;

  • g.

    onvoorziene kosten;

  • h.

    kosten die in rekening worden gebracht door de overheid;

  • i.

    aankoop van productierechten en betalingsrechten;

  • j.

    aankoop of aanplant van eenjarige gewassen;

  • k.

    afwateringswerkzaamheden.

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger(s)

  • 1.

    Bij verlening van een subsidie kunnen aan de subsidieontvanger verplichtingen worden opgelegd.

  • 2.

    In ieder geval worden de navolgende verplichtingen bij de subsidieverlening opgelegd:

    • a.

      met de activiteiten wordt gestart uiterlijk binnen twee maanden na het onherroepelijk worden van het besluit tot subsidieverlening, tenzij in het besluit tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald;

    • b.

      de activiteiten moeten worden afgerond binnen twee jaren na het onherroepelijk worden van de subsidieverlening, tenzij in het besluit tot subsidieverlening anders is bepaald;

  • 3.

    Aan de subsidieontvanger kan bij het besluit tot verlening van de subsidie de verplichting worden opgelegd om periodiek schriftelijk verslag uit te brengen over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten.

  • 4.

    De subsidieontvanger dient te voldoen aan alle wettelijke voorschriften.

Artikel 14 Voorschotverlening

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een voorschot verlenen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen aan de verlening van een voorschot de voorwaarde verbinden dat de gesubsidieerde activiteiten gedeeltelijk zijn verricht en de kosten van dat gedeelte in rekening zijn gebracht aan de subsidieontvanger en zijn betaald.

  • 3.

    Het totaal aan voorschotten is niet hoger dan 80% van het subsidiebedrag dat in het besluit tot verlening is vermeld. In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten besluiten om voorschotten te verlenen tot 100% van het vermelde subsidiebedrag.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten stellen voor de aanvraag van een voorschot een formulier vast, waarop is vermeld welke bescheiden bij de voorschotaanvraag overgelegd moeten worden.

Artikel 15 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1.

    Voor de aanvraag tot vaststelling van een subsidie stellen Gedeputeerde Staten een formulier vast.

  • 2.

    Een aanvraag om een beschikking tot vaststelling van een subsidie wordt ingediend binnen 13 weken nadat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3.

    De aanvraag tot subsidievaststelling bevat in ieder geval de in art 4:45 Awb vereiste gegevens.

  • 4.

    De aanvraag om vaststelling bevat ten minste:

    • a.

      een inhoudelijk en financieel verslag met onderverdeling naar de onderscheiden subsidiabele kosten;

    • b.

      facturen en betaalbewijzen.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten bevestigen de ontvangst van de aanvraag voor subsidievaststelling.

  • 6.

    In de subsidieverleningsbeschikking kan, in afwijking van het tweede lid, een andere termijn worden gesteld.

Artikel 16 Beslistermijn subsidievaststelling

Een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 17 Vaststellingsbesluit

  • 1.

    Het vaststellingsbesluit bevat het bedrag waarop de subsidie is vastgesteld alsmede het gedeelte van dat bedrag dat eerder als voorschot is uitbetaald.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht om de administratie als bedoeld in artikel 18 ten minste gedurende een periode van tien jaar te bewaren.

  • 3.

    Onverminderd andere wettelijke verplichtingen daartoe kan in het vaststellingsbesluit een termijn worden bepaald waarin de subsidieontvanger verplicht is om de met de subsidie uitgevoerde werken in stand te houden.

Artikel 18 Administratieve verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de voortgang van de uitvoering van de activiteiten, hetgeen inhoudt dat:

  • a.

    alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

  • b.

    bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de subsidieontvanger en dat daaruit de aard van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt.

Artikel 19 Informatieverstrekking

De subsidieontvanger doet onmiddellijk mededeling aan Gedeputeerde Staten over alle feiten en omstandigheden, waaronder verzoeken tot zijn faillissement of tot surséance van betaling, waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op de aanspraak op subsidie.

Artikel 20 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling wordt bekend gemaakt in het provinciaal blad en treedt in werking met ingang van 1 februari 2018.

  • 2.

    Deze regeling eindigt op 31 december 2020.

Artikel 21 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Deltaplan Agrarisch Waterbeheer provincie Groningen.

 

Groningen, 12 december 2017.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

F.J. Paas , voorzitter.

H.J. Bolding, secretaris.

Naar boven