Het laatste tekstblok van paragraaf 3 komt als volgt te luiden:
Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018 (CAP 2018).
In meer algemene zin is geregeld dat de provincie en de ambtenaren verplicht zijn zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen (artikel 1.3), dat de ambtenaar verplicht is zich te gedragen naar de maatregelen van orde (artikel 10.1) en dat de ambtenaar disciplinair gestraft kan worden als hij opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt (artikel 10.3, eerste lid). Daarnaast is in paragraaf 2.5, onder meer ter uitvoering van de verplichtingen in de Ambtenarenwet, een aantal specifieke gedragsregels opgenomen. Die hebben betrekking op de melding, registratie en openbaarmaking van de nevenwerkzaamheden (artikel 2.5.1, eerste tot en met derde lid), het verbod om bepaalde nevenwerkzaamheden te verrichten (artikel 2.5.1, vierde lid), de verplichting om inkomsten uit q.q.-nevenfuncties in de provinciale kas te storten (artikel 2.5.1, vijfde lid), het verbod om deel te nemen aan aannemingen of leveringen ten behoeve van de provincie (artikel 2.5.2, eerste lid), het verbod tot verzoeken of aannemen van steekpenningen of andere vormen van bevoordeling (artikel 2.5.2, tweede lid), het verbod te eigen bate of ten bate van derden diensten te laten verrichten door provinciale ambtenaren, provinciale eigendommen te gebruiken of gebruik te maken van kennis uit hoofde van zijn functie (artikel 2.5.4, eerste lid), de verplichting voor de ambtenaar om bij aanstelling de eed of belofte af te leggen (artikel 2.5.3), de melding en registratie van financiële belangen (artikel 2.5.4, tweede lid) en het verbod van financiële belangenverstrengeling (artikel 2.5.4, derde lid). De hierboven genoemde verboden hebben overigens niet steeds een absoluut karakter.
Om te voldoen aan de wettelijke verplichting uit de Wet Huis voor klokkenluiders, is in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018 in een bijlage een regeling opgenomen voor het melden van vermoeden van een misstand.