Achtste wijzigingsverordening Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010

Provinciale Staten van Noord-Brabant,

 

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 10 oktober 2017;

 

Gelet op artikel 1.2 van de Wet milieubeheer;

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 5 februari 2010 de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat in deze verordening regels zijn opgenomen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater van zowel de openbare drinkwatervoorziening als van industriële grondwaterwinningen die zijn bestemd voor menselijke consumptie;

 

Overwegende dat daarnaast regels zijn gesteld ter voorkoming of beperking van geluidhinder in daartoe aangewezen gebieden;

 

Overwegende dat Provinciale Staten aanleiding zien de beschermingszone voor de grondwaterwinning in Veghel uit te breiden en in Den Bosch een nieuwe beschermingszone aan te wijzen;

 

Overwegende dat Provinciale Staten het wenselijk achten verdergaande voorschriften op te nemen met het oog op de bescherming van de aangewezen stiltegebieden;

 

Overwegende dat Provinciale Staten het daarom noodzakelijk achten de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010 te wijzigen en van de gelegenheid gebruik maken om een aantal technische wijzigingen door te voeren;

 

Besluiten vast te stellen de volgende wijzigingsverordening:

 

Artikel 1 Wijzigingen

De Provinciale milieuverordening Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

     

In artikel 5.1.3.2, tweede lid, onder f, wordt “de melding tegelijkertijd met de aanvraag om die omgevingsvergunning wordt gedaan” vervangen door: geen melding behoeft te worden gedaan.

 

  • B.

     

In artikel 5.1.3.3, twaalfde lid, wordt “als bedoeld in het tiende lid” vervangen door: als bedoeld in het negende en tiende lid.

 

  • C.

     

In artikel 5.1.3.11 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    In de titel vervalt “verontreinigde”.

  • 2.

    In het derde lid vervalt onderdeel c en wordt onderdeel d geletterd c.

  • 3.

    In het vierde lid wordt de eerste volzin vervangen door: Van het voornemen tot een toepassing als bedoeld in het derde lid, onder a en b, doet degene die de activiteit onderneemt een melding indien meer dan 5.000 m3 wordt toegepast.

 

  • D.

     

In artikel 5.1.4.1, tweede lid, vervalt “juncto artikel 5.1.3.5” en wordt “als bedoeld in dat artikel” vervangen door: als bedoeld in de artikelen 5.1.4.4. en 5.1.4.5.

 

  • E.

     

In artikel 5.1.4.4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    Aan het eerste lid, onderdeel a, wordt toegevoegd: op een diepte van tien meter of meer onder het maaiveld.

  • 2.

    In het eerste lid, onder b, wordt “drie meter” vervangen door: tien meter.

  • 3.

    Het tweede lid, onder a, komt te luiden:

    • a.

      boorputten voor de controle van grondwater dat is bestemd voor menselijke consumptie of die zijn voorgeschreven in een omgevingsvergunning of in een vergunning op grond van de Waterwet;

  • 4.

    In het derde lid, onder a, wordt “drie meter” vervangen door: tien meter.

  • 5.

    Het derde onderdeel van het derde lid, onder b, komt te luiden:

    • 3°.

      schroefpalen; of,

 

  • F.

     

In artikel 5.1.5.3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    In het zevende lid wordt “twee weken” vervangen door: vier weken;

  • 2.

    In het elfde lid vervalt “of mondeling”.

 

  • G.

     

In artikel 5.1.5.4, eerste lid, wordt “het grondwater voor de drinkwatervoorziening” vervangen door: het grondwater dat is bestemd voor menselijke consumptie.

 

  • H.

     

Onder vernummering van de artikelen 5.2.1 tot en met 5.2.4 tot 5.2.2 tot en met 5.2.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Equivalent A-gewogen niveau: geluidmaat waarbij over een periode variërende geluidniveaus zijn gemiddeld tot één waarde;

  • b.

    inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer;

  • c.

    LAeq: Equivalent A-gewogen niveau;

  • d.

    LAeq, 24 uur: geluidmaat waarbij alle geluidniveaus over de periode van een etmaal zijn gemiddeld tot één waarde.

 

  • I.

     

In artikel 5.2.2, derde lid (nieuw), wordt “bijlage 7” vervangen door: bijlage 6.

 

  • J.

     

In artikel 5.2.4 (nieuw) worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    In het tweede lid, onder a, wordt “artikel 8.1, eerste lid, van de wet” vervangen door: artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 2.

    In het tweede lid vervalt onderdeel b en wordt onderdeel c geletterd b.

 

  • K.

     

Na artikel 5.2.5 (nieuw) worden de volgende artikelen toegevoegd:

Artikel 5.2.6

Als richtwaarde voor de geluidbelasting vanwege een geluidsbron die buiten een stiltegebied is gesitueerd en geen onderdeel uitmaakt van een inrichting, geldt een geluidsniveau van 50 dB(A) LAeq, 24uur, op de grens van het stiltegebied.

 

Artikel 5.2.7

  • 1.

    Als richtwaarde voor de geluidbelasting vanwege een inrichting gelegen in een stiltegebied gelegen op een afstand van meer dan 100 m van de grens van het stiltegebied, geldt een geluidsniveau van 40 dB(A) LAeq, 24uur, op 1,5 meter hoogte, op een afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting.

  • 2.

    Als richtwaarde voor de geluidbelasting vanwege een inrichting gelegen in een stiltegebied op maximaal 100 meter van de grens van het stiltegebied geldt een geluidsniveau van 45 dB(A) LAeq, 24uur, op 1,5 meter hoogte, op een afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting.

  • 3.

    Als richtwaarde voor de geluidbelasting vanwege een inrichting gelegen buiten een stiltegebied op meer dan 50 m van het stiltegebied geldt een geluidsniveau van 50 dB(A) LAeq, 24uur, op 1,5 meter hoogte, op de grens van het stiltegebied.

  • 4.

    Als richtwaarde voor de geluidbelasting vanwege een inrichting gelegen buiten een stiltegebied op minder dan 50 m van het stiltegebied geldt een geluidsniveau van 50 dB(A) LAeq, 24uur, op 1,5 meter hoogte, op een afstand van 50 meter vanaf de grens van de inrichting.

  • 5.

    Een inrichting mag gedurende maximaal 12 dagen per kalenderjaar een ontheffing aanvragen van de waarden genoemd in het eerste tot en met vierde lid, kan per kalenderjaar voor maximaal 12 dagen ontheffing worden verleend mits:

    • a.

      aan de ontheffing een waarde van de geluidbelasting wordt verbonden die maximaal 5 dB(A) hoger is dan de toegestane waarde;

    • b.

      de activiteit plaatsvindt op het terrein van de inrichting.

 

Artikel 5.2.8

  • 1.

    Het desbetreffende bevoegd gezag houdt met de richtwaarden, genoemd in de artikelen 5.2.6 en 5.2.7, rekening:

    • a.

      bij gebruik van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 3.1, 3.6, 3.26, 3.38, 4.1 en 4.2 van de Wet ruimtelijke ordening;

    • b.

      bij gebruik van de bevoegdheden in een gemeentelijke verordening als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Gemeentewet;

    • c.

      bij gebruik van de bevoegdheden tot het treffen van verkeersmaatregelen op basis van de Wegenverkeerswet 1994;

    • d.

      bij gebruik van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, met betrekking tot de activiteiten, bedoeld in de artikelen 2.1, eerste lid, onder e, en 2.1, eerste lid, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • e.

      indien een inrichting onder de bepalingen van het Activiteitenbesluit milieubeheer valt.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan bij het gebruik van een bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, afwijken van de in de artikelen 5.2.6 en 5.2.7 genoemde richtwaarden indien sprake is van een gewichtige reden.

  • 3.

    Onder een gewichtige reden als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan een omstandigheid die de voortzetting van de inrichting redelijkerwijs onmogelijk maakt of een omstandigheid waarbij uit onderzoek is gebleken dat er geen alternatieve locaties of tracés voorhanden zijn en waarvoor geldt dat, bij onontkoombaarheid van de afwijking van de richtwaarde, deze zo minimaal mogelijk is.

 

  • L.

     

In artikel 10.9 vervalt “tot het in de vorige volzin aangegeven tijdstip”.

 

  • M.

     

Bijlage 2 komt te luiden:

Bijlage 2, modelbord als bedoeld in artikel 5.1.1.2, zevende lid.

Modelbord Grondwaterbeschermingsgebied

 

Modelbord Boringsvrije zone

 

  • N.

     

Bijlage 5 komt te luiden:

Bijlage 5 Aanwijzing beschermingszones

Als beschermingszones voor grondwaterwinningen zoals bedoeld in artikel 5.1.1.2, eerste lid, zijn aangewezen de gebieden op de bij deze bijlage behorende kaart "Overzicht beschermingszones". Beschermingszones voor zeer kwetsbare winningen zijn met een asterix (*) aangegeven. De waterwingebieden, de 25- en 100-jaars beschermingszones van de grondwaterbeschermingsgebieden en de boringsvrije zones zijn op de genummerde kaarten, behorende bij deze verordening, als zodanig aangegeven.

 

Kaarten beschermingszones voor zeer kwetsbare winningen (*)

16*. Waalwijk 17*. Nuland 18b*. Helvoirt 21*. Macharen 23*. Vervallen. 26*. Vervallen. 29*. Vessem 33*. Vervallen.

Kaarten beschermingszones voor overige winningen

1. Halsteren 2. Huybergen 3. Ossendrecht 4. Bergen op Zoom 5. Roosendaal 6. Dorst 7. Ginneken 8. Wouw 9. Schijf 10. Seppe 11. Prinsenbosch 12. Oosterhout 13. Genderen 14. Gilze 15. Gilzerbaan 16. Waalwijk 17. Nuland 18a. Vlijmen 18b. Helvoirt 19. Haaren 20. Lith 22. Loosbroek 24. Schijndel 25. Veghel 27. Son 28. Oirschot 30. Lieshout 31. Vlierden 32. Someren33. Budel 34. Aalsterweg /Klotputten 35. Groote Heide 36. Helmond 37. Drongelen 38. Welschap 39. Luyksgestel 40. Dongen 41. Den Bosch

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • 0

     

Bijlage 8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In bepaling 2.1, tweede lid, onder a, vervalt “en een motorisch aangedreven werktuig met bijbehorende transportmiddelen, te gebruiken in het kader van seismologisch onderzoek en opsporingsonderzoek naar of ontginning van de in de bodem aanwezige stoffen”.

  • 2.

    Bepaling 2.1, tweede lid, onder b, komt te luiden:

    • b.

      een motorisch aangedreven werktuig met bijbehorende transportmiddelen, te gebruiken bij seismologisch onderzoek, opsporingsonderzoek naar of ontginning van bodemstoffen of in het kader van de aanleg van kabels en buisleidingen in of op de bodem.

  • 3.

    Bepaling 2.1, tweede lid, onder d, komt te luiden:

    • d.

      een modelvliegtuig, drone, modelboot, modelauto of daarmee vergelijkbaar toestel, indien deze wordt aangedreven door een verbrandingsmotor.

  • 4.

    In bepaling 2.1, tweede lid, onder f, wordt “jetski” vervangen door: jetski of daarmee vergelijkbaar toestel.

  • 5.

    In bepaling 2.1, tweede lid, onder g, wordt “schietwapen” vervangen door: vuurwapen.

  • 6.

    In bepaling 2.2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    • a.

      Voor de tekst wordt de aanduiding “1”geplaatst.

    • b.

      Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

      • 2.

        Het is verboden te starten of te landen met een gemotoriseerd luchtvaartuig.

  • 7.

    Bepaling 2.3, eerste lid, komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden een toertocht voor motorvoertuigen of bromfietsen te houden of hieraan deel te nemen.

  • 8.

    Aan bepaling 2.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 3.

      Het is verboden met een motorvoertuig of vaartuig proef te draaien.

  • 9.

    Bepaling 2.5 komt te luiden:

    Het is verboden met een vaartuig sneller te varen dan 6 kilometer per uur,indien het wordt voortbewogen door een verbrandings- of explosiemotor.

  • 10.

    In bepaling 3.1, onder b, wordt “bijlage 6” vervangen door: bijlage 5.

  • 11.

    In bepaling 3.2, onderdeel d, onder 3°, wordt “de Jachtwet of de Vogelwet” vervangen door: de Wet natuurbescherming.

  • 12

    Bepaling 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      Voor de tekst wordt de aanduiding “1”geplaatst.

    • b.

      Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

      • 2.

        Het in bepaling 2.2 en 2.5 gestelde verbod geldt niet indien het motorvoertuig, luchtvaartuig of vaartuig wordt ingezet in het kader van uitvoering van een wettelijke taak of bij spoedeisende hulpverlening.

  • 13

    In bepaling 4.1, tweede lid, wordt “afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel ll Overgangsrecht

  • A.

    Overgangsrecht inrichtingen in boringsvrije zones

    Ten aanzien van inrichtingen, waarvoor onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning van kracht is en waarop artikel 5.1.4.1 van toepassing is geworden als gevolg van de inwerkingtreding van deze verordening, verbindt het bevoegd gezag binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de vergunning de in dat artikel bedoelde voorschriften.

     

  • B.

    Overgangsrecht activiteiten buiten inrichtingen in boringsvrije zones

    Op activiteiten die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening worden ondernomen in overeenstemming met de voor die activiteit geldende voorschriften op grond van de verordening en waarop als gevolg van de inwerkingtreding van deze verordening de artikelen 5.1.4.4 en 5.1.4.5 van toepassing zouden worden, blijven de voorschriften van toepassing zoals die luidden vóór dit tijdstip.

     

  • C.

    Overgangsrecht activiteiten buiten inrichtingen in boringsvrije zones

    De artikelen 5.1.4.4. en 5.1.4.5. zijn niet van toepassing op een activiteit die onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van het op de activiteit betrekking hebbende artikel wordt ondernomen in overeenstemming met de voor die activiteit op dat moment geldende regels op grond van de provinciale milieuverordening. Voor die activiteit blijven de bedoelde geldende regels van toepassing tot het in de vorige volzin aangegeven tijdstip.

     

  • D.

    Overgangsrecht richtwaarde stiltegebied

    De artikelen 5.2.6 en 5.2.7 zijn niet van toepassing op activiteiten binnen een inrichting of evenement in of nabij een stiltegebied die onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van het op de activiteit betrekking hebbende artikel wordt ondernomen in overeenstemming met de voor die activiteit op dat moment geldende regels op grond van de provinciale milieuverordening. Voor die activiteit blijven de bedoelde geldende regels van toepassing tot het in de vorige volzin aangegeven tijdstip.

Artikel lll Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel lV Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Achtste wijzigingsverordening Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010.

 

’s-Hertogenbosch, 17 november

Provinciale Staten voornoemd,

 

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de griffier

mw. mr. K.A.E. ten Cate

Toelichting behorende bij de Achtste wijzigingsverordening Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010.

 

Algemeen

 

Onderdeel grondwaterbescherming.

Voor de winning Veghel is een nieuwe vergunning (uitbreiding) verleend aan Brabant Water omdat de winning in Macharen een te geringe leveringszekerheid heeft in de toekomst door verslechtering van de grondstofkwaliteit en de hardheid van het water ter plaatse. De grootte van de beschermingszones rond het waterwingebied moet hier op worden aangepast. Voor de winning van Heineken in Den Bosch wordt een nieuwe beschermingszone ingesteld in verband met afspraken om industriële winning voor menselijke consumptie beter te beschermen. Voor de winning in Den Bosch is daarom een boringsvrije zone opgenomen. Tevens is in dit ontwerp voorzien in het actualiseren van alle topografisch ondergronden van de (verouderde) grondwaterbeschermingskaarten en zijn enkele kleine tekstuele aanpassingen doorgevoerd

 

Onderdeel stiltegebieden.

De huidige teksten in de Provinciale milieuverordening stammen nog uit de jaren ’80 van de vorige eeuw en zijn sindsdien nauwelijks aangepast. In de loop der tijd hebben zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor is gebleken dat de betreffende teksten niet meer adequaat waren. In de onderhavige wijziging is een actualisatie doorgevoerd van de betreffende teksten. Daarnaast vallen steeds meer inrichtingen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Op basis van de voorschriften verbonden aan het Activiteitenbesluit wordt de geluidbelasting van inrichtingen nabij en in een stiltegebied getoetst op woningen van derden. Aangezien woningen van derden in het buitengebied veelal op grote afstand zijn gelegen, mogen inrichtingen nabij en in een stiltegebied veel geluid produceren waardoor de stilte en rust in de stiltegebieden wordt verstoord. Dit kan worden voorkomen door maatwerkvoorschriften op te nemen. Het is echter niet duidelijk welke waarden moeten worden opgenomen in een maatwerkvoorschrift. De onderhavige wijziging van de PMV voorziet in een artikel waarin richtwaarden zijn opgenomen die de gemeente moet opnemen in de maatwerkvoorschriften. Bovenstaande geldt ook voor evenementen nabij een stiltegebied. De gemeente moet aan een evenementenvergunning geluidsvoorschriften verbinden. Ook hiervoor is niet duidelijk welke waarden moeten worden opgenomen. De onderhavige wijziging van de PMV voorziet eveneens in een artikel waarin richtwaarden zijn opgenomen die de gemeente moet opnemen in een evenementenvergunning. Voor evenementen in een stiltegebied biedt de PMV voldoende regels zodat hiervoor, buiten de actualisatieslag, geen wijzigingen in zijn voorzien.

 

Artikelsgewijs

Artikel 5.1.4.4, tweede lid, onder b

Bij de vaststelling van de PMV op 1 maart 2010 is de grens voor meldingsplichtige activiteiten op 3 meter gelegd, in overeenstemming met het model dat destijds door de gezamenlijke provincies is ontwikkeld. De melding is bedoeld om toezicht te kunnen houden op bodembedreigende activiteiten. De grens van 3 meter levert veel administratieve verplichtingen op omdat er veel activiteiten beneden die grens plaatsvinden. Het aantal activiteiten dieper dan 10 meter is beperkt. Deze extra administratieve verplichtingen wegen bij nader inzien niet op tegen de extra bescherming die daarvan uitgaat. De grens wordt daarom teruggebracht naar de voor 1 maart 2010 door de provincie gehanteerde 10 meter beneden het maaiveld.

 

Artikel 5.1.4.4, derde lid, onder a en artikel 5.1.5.4, eerste lid

Waar de oorspronkelijke tekst nog uitsluitend was gericht op de bescherming van de openbare drinkwatervoorziening, is dit verruimd tot winningen bestemd voor menselijke consumptie. Deze regels zijn immers ook van toepassing op grondwaterwinningen van levensmiddelenbedrijven waarvoor een boringsvrije zone is ingesteld.

 

Artikel 5.2.6

Met iedere geluidsbron wordt bedoeld een geluidsbron waarop een wet of regeling van toepassing is als bedoeld in artikel 5.2.8. De regels in ‘Bijlage 8’ van de PMV zijn uitsluitend van toepassing voor activiteiten in een stiltegebied. De regels uit Bijlage 8 van de PMV zijn niet van toepassing op activiteiten buiten een stiltegebied wegens het ontbreken van een bevoegdheid. Het is veelal aan de gemeente om te oordelen of een bepaalde activiteit ter plaatse mag plaatsvinden. Bij deze beoordeling moet de richtwaarde zoals gesteld in art. 5.2.6 in acht worden genomen.

 

Artikel 5.2.6 en 5.2.7

Aangezien de stilte in een stiltegebied alleen omgevingseigen bronnen zijn die elke periode aanwezig zijn (ruisen bladeren, enz) en niet door externe factoren wordt beïnvloed, is het geluidniveau in elke periode vrijwel gelijk. Hiermee is het LAeq, 24u een gebruikelijke beoordelingsmaat voor stiltegebieden aangezien hiermee een gemiddelde waarde over 24 uur wordt berekend zonder enige toeslag voor avond- en nachtperiode.

 

Artikel 5.2.7

In artikel 5.2.7 is de ligging van de inrichting maatgevend voor de richtwaarde. Met de afstand wordt bedoeld de afstand van de grens van het stiltegebied tot de dichtstbij gelegen geluidrelevante activiteit.

 

Bijlage 5

Door het toevoegen van de beschermingszone Den Bosch (nr 41) aan bijlage 5, het opnemen van de bijbehorende kaart en het wijzigen van kaart nr 25 in verband met het uitbreiden van de beschermingszone Veghel (nr 25) behoeft bijlage 5 wijziging. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een groot aantal kaarten te vervangen, zodat deze zijn voorzien van een geactualiseerde topografische ondergrond. De beschermingszones als zodanig zijn niet gewijzigd. Het betreft de kaarten nr 1 t/m 15, 18a, 19 t/m 24, 27, 28, en 30 t/m 40.

 

Overgangsrecht A

Dit artikel draagt het bevoegd gezag op binnen 3 jaar eerder verleende vergunningen aan te passen aan de nieuwe regels. De woorden “de inwerkingtreding van deze verordening” hebben hier de betekenis: het moment waarop deze boringsvrije zone aan de PMV is toegevoegd.

 

Overgangsrecht B

Met deze overgangsbepaling wordt geregeld dat activiteiten die legaal zijn uitgevoerd vóór het instellen van de nieuwe boringsvrije zone, aanwezig en in werking mogen blijven zonder dat daaraan extra voorschriften worden verbonden.

 

Overgangsrecht C

Deze overgangsbepaling regelt dat activiteiten in bestaande boringsvrije zones die legaal zijn uitgevoerd vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening, en die als gevolg van deze wijzigingen verboden zouden worden, in werking mogen blijven zonder dat daaraan extra voorschriften worden verbonden.

Naar boven