Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 21 november 2017, PZH-2017-615323894, DOS-2016-0005086, tot wijziging van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016

 

 

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

 

Overwegende dat het wenselijk is dat ook jongeren van 12 tot en met 18 jaar kunnen deelnemen aan activiteiten gericht op natuurbeleving binnen en buiten de stad;

 

Overwegende dat het wenselijk is dat kinderen en jongeren tot en met 18 jaar gestimuleerd worden voor gezond en duurzaam eten te kiezen;

 

Overwegende dat het wenselijk is innovatieve activiteiten te stimuleren ten behoeve van de grondgebonden landbouw die leiden tot de verduurzaming van de landbouwketen en voedselketen;

 

Besluiten:

Artikel I

De Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 2.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede “kinderen tussen de vier en twaalf jaar uit de steden” vervangen door: kinderen en jongeren tot en met 18 jaar.

  • 2.

    Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door “,of” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • d.

      activiteiten in Zuid-Holland die eraan bijdragen kinderen en jongeren tot en met 18 jaar een bewuste keuze te laten maken voor gezond en duurzaam eten.

  • 3.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      De activiteiten:

      • a.

        leiden tot een intensiever gebruik van de recreatie- of natuurgebieden;

      • b.

        leiden tot groei van het aantal vrijwilligers, of

      • c.

        leveren een bijdrage aan de gezondheid van inwoners van de provincie Zuid-Holland.

         

B.

In artikel 2.4.2 wordt “, natuurverenigingen en agrarische natuurverenigingen” vervangen door: of verenigingen.

 

C.

In artikel 2.4.3, eerste lid, wordt de zinsnede “in de periode van 2 januari tot en met 30 april” vervangen door: in de periode van 2 januari tot en met 31 maart.

 

D.

Artikel 2.4.4.komt te luiden:

Artikel 2.4.4 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1 hebben een duurzaam effect;

  • b.

    activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1, onderdeel a, sluiten aan of komen voort uit het programma Groen doet goed;

  • c.

    activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1, onderdeel b, sluiten aan of komen voort uit het programma De Groene Motor;

  • d.

    activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.1, onderdeel d, sluiten aan of komen voort uit het programma Jong Leren Eten.

     

E.

Artikel 2.4.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid, onderdeel a, wordt de zinsnede “het aantal bezoekers en vrijwilligers” vervangen door: het aantal personen.

  • 2.

    In het tweede lid, onderdeel c, wordt de zinsnede: “het aantal mensen” vervangen door: het aantal personen.

  • 3.

    Het tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:

    • a.

      de mate waarin door de activiteit, bedoeld in artikel 2.4.1, eerste lid, nieuwe doelgroepen worden bereikt waarvan degenen die tot de doelgroep behoren over het algemeen niet in de omstandigheid verkeren deel te nemen aan die activiteit.

       

F.

Na artikel 2.9.7 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2.10 Stimulering maatschappelijke initiatieven op Duurzame Landbouw

Artikel 2.10.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen in de provincie Zuid-Holland.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot de verduurzaming van de landbouw- en voedselketen.

Artikel 2.10.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1 wordt verstrekt aan een ieder.

Artikel 2.10.3 Aanvraagvereisten

Naast de gegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Asv gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop het project openbaar wordt gemaakt en de resultaten worden gedeeld.

Artikel 2.10.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1 geweigerd indien aanvrager voor subsidie op grond van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland in aanmerking komt.

Artikel 2.10.5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1 in aanmerking te komen leveren de activiteiten, bedoeld in artikel 2.10.1, een bijdrage aan de ambitie en doelen uit de InnovatieAgenda Duurzame Landbouw.

Artikel 2.10.6 Subsidiabele kosten

Kosten komen in aanmerking voor subsidie zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.

Artikel 2.10.7 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van gebouwen en grond;

  • b.

    de kosten van inrichting die niet noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in het project opgenomen activiteiten;

  • c.

    exploitatiekosten;

  • d.

    onderhoudskosten van roerende of onroerende goederen.

Artikel 2.10.8 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1 bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt minder dan € 25.000.

  • 2.

    Indien voor het project waarvoor subsidie is aangevraagd reeds subsidie is verstrekt door de provincie Zuid-Holland, wordt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.10.1, zodanig berekend dat het totaal aan subsidies minder bedraagt dan € 25.000.

  • 3.

    Indien door andere bestuursorganen subsidie wordt verstrekt, wordt slechts subsidie als bedoeld in artikel 2.10.1 verstrekt indien de totale door andere bestuursorganen verstrekte subsidie lager is dan de totale projectkosten.

  • 4.

    Indien door toepassing van dit artikel de subsidie minder bedraagt dan € 5.000 wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.10.9 Subsidieverplichtingen

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    met de uitvoering van het project wordt gestart binnen drie maanden na de subsidieverlening;

  • b.

    een project wordt binnen twee jaar na de start van het project afgerond.

  • c.

    het project wordt openbaar gemaakt en de resultaten worden gedeeld op de wijze, bedoeld in artikel 2.10.3.

Artikel II

De Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016, zoals deze luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op subsidies die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn aangevraagd.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin dit besluit wordt geplaatst, met uitzondering van onderdeel Artikel I, onderdeel F dat in werking treedt op het tijdstip waarop het besluit van provinciale staten tot verhoging van het subsidieplafond voor het jaar 2018 van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 in werking treedt. 

Den Haag, 21 november 2017

 

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

 

drs. J.H. DE BAAS, secretaris

 

F.VERMEULEN, plv. voorzitter

 

 

 

Toelichtingbij het Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 21 november 2017, PZH-2017-615323894, DOS-2016-0005086,tot wijziging van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016

Artikel I, onderdelen A tot en met E

De onderdelen A tot en met E hebben betrekking op paragraaf 2.4 Groenparticipatie van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 (Srg).

Een tweetal wijzigingen hebben plaatsgevonden.

I.Voor de wijziging mochten alleen kinderen van 4 tot 12 jaar deelnemen aan activiteiten die betrekking hebben op het beleven van de natuur binnen en buiten de stad. Door de wijziging komen ook jongeren in de leeftijdscategorie tot en met 18 jaar in aanmerking hieraan deel te nemen. Voor het basis onderwijs ontwikkelde projecten kunnen zodoende een vervolg krijgen tijdens het middelbare onderwijs. Voorts is de aanvraagperiode aangepast zodat beschikkingen voor de zomerperiode kunnen worden verleend.

II. Gezond eten en een gezond eetpatroon zijn van belang voor de gezondheid van ieder individu, maar ook voor de samenleving als geheel. Voorkomen is beter (en goedkoper) dan genezen. Maar de feiten zijn zorgelijk: van de Nederlandse kinderen eet minder dan 1% genoeg groente en minder dan 5% genoeg fruit. En meer dan 10% van de kinderen en jongeren tussen de 4 en 20 jaar heeft overgewicht.

Daarom besteden scholen en kinderopvangcentra steeds meer aandacht aan Jong Leren Eten en is er de afgelopen jaren allerlei lesaanbod ontwikkeld om kinderen bewust te maken van duurzaam en gezond voedsel. Maar waar vind je al dat lesaanbod en hoe maak je er een samenhangend en effectief lesprogramma van voor je school?

Het programma Jong Leren Eten wil kinderopvangcentra en scholen hierbij ondersteunen en zo bevorderen dat kinderen en jongeren leren kiezen voor gezond en duurzaam eten. We willen dat kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar meer weten over voedsel zodat ze gezonde en bewuste keuzes maken. Ons doel is dat ze meer groente en fruit eten en dat ze zich bewust zijn van gezonde en duurzame keuzemogelijkheden.

Jong leren eten concentreert zich op eten; op kennisontwikkeling én op proeven, beleven en ervaren. De provincie ondersteunt het programma en wil dit breed inzetten. Dat betekent dat een ieder die denkt een bijdrage te kunnen leveren dit kenbaar kan maken bij de provincie.

Artikel I, onderdeel F

Onderdeel F heeft betrekking op een nieuwe paragraaf in de Srg, § 2.10 Stimulering maatschappelijke initiatieven op Duurzame Landbouw.

 

Algemeen

Provinciale Staten hebben op 29 juni 2016 het Ambitiedocument ‘InnovatieAgenda Duurzame Landbouw’ vastgesteld. Deze gaat over het stimuleren en faciliteren van innovatie in de grondgebonden landbouw en de voedselketen ten behoeve van een economisch rendabele agrarische sector. Hierin staat de grondgebonden landbouw centraal. De kern van de aanpak uit het Ambitiedocument bestaat uit het faciliteren van proeftuinen, waar duurzame innovaties worden ontwikkeld. Een proeftuin is een zichtbare plek in Zuid-Holland waar de provincie, samen met koplopers in de voedselketen en in de landbouwketen, duurzame landbouw uitprobeert en ontwikkelt. Om dit voor elkaar te krijgen zijn er programma’s opgestart gericht op kennis, ontwikkeling en innovatie van landbouw. De uitvoeringsregeling POP3 ondersteunt de uitvoering hiervan, maar ook het samenwerkingsverband Platform Duurzame Landbouw en het Kennis- en Ontwikkelprogramma.

In de praktijk komen wij nu tegen dat niet alle maatschappelijke initiatieven, (educatie) projecten en programma’s passen binnen de beperkende EU-kaders van de uitvoeringsregeling POP3. Daarom willen wij per 1 januari 2018 aanvullend een stimuleringspotje instellen voor de ondersteuning van maatschappelijke initiatieven en kleine projecten. Impulsen die snel te beslissen zijn en kleiner zijn dan de POP3 aanvragen of niet passen binnen de subsidies van een landschapstafel maar die wel bijdragen aan de doelen van de Beleidsvisie Groen. Hierdoor is het mogelijk dat een aantal projecten versneld uitgevoerd worden anders dan bij een POP3 aanvraag of een subsidie via een landschapstafel die een lange(re) en (meer) ingewikkelde procedure kennen.

De te subsideren projecten dienen een bijdrage te leveren met de ambitie en doelen uit de InnovatieAgenda. De provincie houdt de regie vanwege de snelheid en overzichtelijkheid vanwege het beleidskader van de InnovatieAgenda en de directe zicht op proeftuinen Duurzame Landbouw. Zodoende kan dit eventueel aan elkaar gekoppeld worden om netwerksturing te bevorderen.

Artikelsgewijs

Artikel 2.10.8

Het tweede lid bepaalt dat indien op grond van andere provinciale regelingen van Zuid-Holland subsidie is verstrekt, dit bedrag in mindering moet worden gebracht op de te verstrekken subsidie op grond van deze paragraaf.

Het derde lid bepaalt dat wanneer andere bestuursorganen dan de provincie Zuid-Holland een bijdrage leveren aan het project, dit bedrag in mindering moet worden gebracht op de te verstrekken subsidie.

In beide voornoemde gevallen aldus het vierde lid, leidt dit ertoe dat wanneer de te vertrekken subsidie op grond van deze paragraaf minder dan € 5.000 bedraagt, deze niet mag worden verleend.

Naar boven