15e wijziging Regels ruimte voor Gelderland 2016

Bekendmaking van het besluit van 14 november 2017– zaaknummer 2017-013204 tot wijziging van een regeling

 

 

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

 

Gelet op artikel 3, zesde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;

 

BESLUITEN:

 

Vast te stellen de vijftiende wijziging van de regels Ruimte voor Gelderland 2016:

 

Artikel 1  

 

De regels Ruimte voor Gelderland 2016 worden als volgt gewijzigd:

 

A

 

Paragraaf 2.5 Beleef de Waal en paragraaf 2.6 Waalpleisterplaatsen vervallen.

 

B

 

Na artikel 2.12.8 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

 

Artikel 2.12.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht de subsidiabele activiteit binnen 12 maanden na de subsidieverlening uit te voeren en geheel af te ronden.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht na de realisatie van de subsidiabele activiteit een actuele lijst van doelgroepen en het activiteitenprogramma voor het eerstvolgende kalenderjaar te zenden aan Gedeputeerde Staten. Indien de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling moet indienen, maken de actuele lijst en het activiteitenprogramma daarvan onderdeel uit.

 

C

 

Na paragraaf 2.12 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 2.13 Procesondersteuning

 

Artikel 2.13.1 Algemene bepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    herbestemming: het geven van een nieuwe functionele bestemming aan een gebouw of een gebied die wordt vastgelegd in een bestemmingplan;

  • b.

    transformatie gebouw: ingrijpende kwalitatieve aanpassingen aan een gebouw naar de eisen van de tijd, noodzakelijk voor toekomstige gebruikers of doelgroepen;

  • c.

    transformatie gebied: functiewijziging van grond, gebouwen en openbare ruimte.

 

Artikel 2.13.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek naar de ruimtelijke en financiële haalbaarheid van een herbestemming of een transformatie van een gebouw of een gebied;

  • b.

    het opstellen van een plan van aanpak voor de realisatie van een herbestemming of een transformatie van een gebouw of een gebied, of

  • c.

    de procesbegeleiding of advisering in het kader van een herbestemming of een transformatie van een gebouw of een gebied.

 

Artikel 2.13.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien de gemeente en de betrokken vastgoedeigenaren de intentie hebben om hun medewerking te verlenen aan de voorgenomen subsidiabele activiteiten.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien leegstand in een gebouw of een gebied wordt verkleind of voorkomen.

 

Artikel 2.13.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • c.

    stichtingen, of

  • d.

    verenigingen.

 

Artikel 2.13.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een beschrijving van de herbestemming of de transformatie in het kader waarvan de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd;

  • b.

    een onderbouwing op welke wijze en in welke mate de herbestemming of de transformatie leegstand verkleint of voorkomt;

  • c.

    indien de aanvrager niet een gemeente is, een schriftelijke verklaring van het gemeentebestuur dat de gemeente medewerking verleent aan de voorgenomen subsidiabele activiteit;

  • d.

    indien de aanvrager niet de eigenaar is van het onder de herbestemming of de transformatie vallende vastgoed, een schriftelijke verklaring van de eigenaar waaruit blijkt dat hij medewerking verleent aan voorgenomen subsidiabele activiteit;

  • e.

    offertes van de voor de subsidiabele activiteiten in te schakelen derden.

 

Artikel 2.13.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.

 

Artikel 2.13.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigen.

 

Artikel 2.13.8. Verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a, binnen zes maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal zes maanden kan worden verlengd;

    • b.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder b en c, binnen 12 maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal twaalf maanden kan worden verlengd.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht de conclusies van het haalbaarheidsonderzoek, het plan van aanpak en een omschrijving van de procesbegeleiding of advisering en de resultaten daarvan binnen een maand na afloop van de subsidiabele activiteit aan de provincie te overleggen.

  • 3.

    De subsidieontvanger werkt mee, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, aan onderzoek dat erop is gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking op grond van deze paragraaf te evalueren.

  • 4.

    De subsidieontvanger is verplicht om de kennis en de ervaring die met de gesubsidieerde activiteit is opgedaan tot één jaar na afloop van de subsidiabele activiteit te delen via het Gelders Forum: http://forum.gelderland.nl/.

 

D

 

Paragraaf 3.2 Energieloketten vervalt.

 

E

 

Paragraaf 3.5 komt te luiden:

 

Paragraaf 3.5 Stimulering energiebesparing bij bedrijven en instellingen via de Energie Prestatie Keuring

 

Artikel 3.5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Bedrijfscollectief: een samenwerkingsverband van bedrijven en instellingen;

  • b.

    Energie Prestatie Keuring (EPK): het samenstel van processen, handelingen van personen en instrumenten dat als doel heeft dat continu en aantoonbaar wordt voldaan aan artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

Artikel 3.5.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het uitvoeren van een plan van aanpak voor het geven van voorlichting over EPK, en

  • b.

    het begeleiden van bedrijven of instellingen bij het realiseren van EPK, met inbegrip van een energiescan, bij die bedrijven of instellingen.

 

Artikel 3.5.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, wordt slechts verstrekt indien de Omgevingsdienst een positieve verklaring over het plan van aanpak heeft afgegeven.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, wordt slechts verstrekt indien de Omgevingsdienst een positieve verklaring over de begeleiding heeft afgegeven en er afstemming met de Omgevingsdienst heeft plaatsgevonden over de voorgenomen activiteiten in relatie tot eventuele handhavingsinspanningen.

  • 3.

    Indien de activiteiten zich richten op het gebied van meerdere Omgevingsdiensten, kan volstaan worden met een verklaring van één van de Omgevingsdiensten.

 

Artikel 3.5.4 Weigeringsgrond

Geen subsidie wordt verstrekt voor uitsluitend de activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a.

 

Artikel 3.5.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigheid.

  • 2.

    Geen subsidie wordt verstrekt voor individuele technische bedrijfsadviezen en de ontwikkeling en aanschaf van energiebesparende maatregelen.

 

Artikel 3.5.6 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan bedrijfscollectieven.

 

Artikel 3.5.7 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt:

  • a.

    ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 24.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a;

  • b.

    ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten per bedrijf of instelling met een maximum van € 1.000 en een totaal maximum van € 100.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b.

 

Artikel 3.5.8 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een plan van aanpak met betrekking tot het voorgenomen EPK-proces;

    • b.

      een positieve verklaring van de Omgevingsdienst over het plan van aanpak als bedoeld onder a.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b, in elk geval een verklaring van de Omgevingsdienst verstrekt waaruit blijkt dat er afstemming heeft plaatsgevonden tussen de aanvrager en de Omgevingsdienst over de begeleiding in relatie tot artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

Artikel 3.5.9 Vaststelling

  • 1.

    In de toelichting als bedoeld in artikel 1.5.1, onder a, wordt opgave gedaan van:

    • a.

      het aantal bedrijven en instellingen waar voorlichting aan is gegeven als bedoeld in artikel 3.5.2, onder a, en de wijze waarop die voorlichting heeft plaatsgevonden;

    • b.

      het aantal bedrijven en instellingen dat geregistreerd is in het EPK-register of zich bereid heeft verklaard een EPK-proces te doorlopen als bedoeld in artikel 3.5.2, onder b.

  • 2.

    De aanvraag om vaststelling bevat afschriften van de registratie of verklaringen van de bedrijven en instellingen waaruit blijkt dat zij bereid zijn een EPK-proces te doorlopen.

 

F

 

In artikel 3.8.1 wordt “2017” vervangen door: 2018.

 

G

 

Na paragraaf 3.10 wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 3.11 Voorfinanciering ontwikkelkosten

 

Artikel 3.11.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    • a.

      duurzaam energiebedrijf: een onderneming voor de productie van hernieuwbare energie;

    • b.

      hernieuwbare energie: windenergie en zonne-energie;

    • c.

      windpark: een of meerdere windmolens die organisatorisch en ruimtelijk met elkaar samenhangen en die een totaal gezamenlijk vermogen hebben van ten minste 5 MW;

    • d.

      zonnepark: grondgebonden zonnepanelen die organisatorisch en ruimtelijk met elkaar samenhangen met een totaal vermogen van ten minste 1 MW.

  • 2.

    Artikel 3.1.1, aanhef en onder g, is niet van toepassing.

 

Artikel 3.11.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor de inhuur van externe deskundigen ten behoeve van:

  • a.

    de ruimtelijke voorbereiding van een windpark of een zonnepark;

  • b.

    projectleiding;

  • c.

    marketing en communicatie, of

  • d.

    de technische voorbereiding van een windpark of een zonnepark.

 

Artikel 3.11.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de realisatie van het windpark of het zonnepark niet in strijd is met het provinciale ruimtelijke beleid;

    • b.

      de realisatie van het windpark of het zonnepark naar verwachting gefinancierd kan worden;

    • c.

      het eigen vermogen van de aanvrager ten tijde van de aanvraag en in de fase van de exploitatie voor ten minste 50% opgebracht zal worden door natuurlijke personen of door rechtspersonen waaraan voor ten minste 50% van het eigen vermogen en ten minste 50% van de zeggenschap wordt deelgenomen door natuurlijke personen door lidmaatschap, aandelen of op andere wijze, waarbij één natuurlijke persoon ten hoogste 10% van het eigen vermogen opbrengt;

    • d.

      de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld onder c ten minste voor 50% zeggenschap zullen krijgen over de exploitatie;

    • e.

      de exploitatie van het windpark of het zonnepark naar verwachting een positief bedrijfseconomisch resultaat zal behalen binnen een termijn van drie jaren na het in gebruik nemen ervan;

    • f.

      de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld onder c ten minste voor 50% zullen delen in de winst;

    • g.

      de aanvrager in staat is om voldoende gekwalificeerde personen aan te trekken of in te zetten om de realisatie en de exploitatie van het windpark of het zonnepark te verzekeren;

    • h.

      de externe deskundigen geen bestuurder zijn van de aanvrager;

    • i.

      de externe deskundigen op basis van objectieve criteria zijn geselecteerd uit ten minste drie offertes, en

    • j.

      de externe deskundigen aantoonbaar ervaring hebben op het terrein waarop zij worden ingeschakeld.

  • 2.

    Over de criteria als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met g en j, wordt voorafgaand aan een beslissing op een aanvraag advies gevraagd aan Oost NL, tenzij de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten of de aanvraag moet worden afgewezen omdat niet wordt voldaan aan enig ander criterium voor het verstrekken van subsidie.

 

Artikel 3.11.4 Weigeringsgrond

Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder d, wordt geweigerd indien de ruimtelijke inpassing van het windpark of het zonnepark niet mogelijk is.

 

Artikel 3.11.5 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan duurzame energiebedrijven waarbij ten minste 50 natuurlijke personen zijn aangesloten door middel van lidmaatschap, aandelen of op andere wijze en die wonen op afzonderlijke adressen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt aan een onderneming die voor ten minste 50% in eigendom is van een duurzaam energiebedrijf als bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 3.11.6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onderdeel a, wordt verstrekt voor de kosten van externen ten behoeve van:

    • a.

      het opstellen van aanvragen voor ruimtelijke planvorming;

    • b.

      het opstellen van een milieueffectrapport, en

    • c.

      het uitvoeren van onderzoeken die noodzakelijk zijn voor het aanvragen van een omgevingsvergunning.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onderdeel b, wordt verstrekt voor de kosten van externen ten behoeve van projectleiding.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onderdeel c, wordt verstrekt voor de en kosten voor het opstellen en uitvoeren van een marketing- of communicatieplan gericht op het vergroten van het draagvlak voor en de deelname van particulieren aan het duurzame energiebedrijf.

  • 4.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onderdeel d, wordt verstrekt voor de kosten van externen ten behoeve van:

    • a.

      het uitvoeren van onderzoek ten behoeve van de financiering van de realisatie van het zonnepark of het windpark. Hieronder worden in ieder geval begrepen een financieringsplan voor de bank, een windonderzoek en een aanvraag om SDE+-subsidie;

    • b.

      het opstellen en beoordelen van contracten voor de levering van turbines en panelen;

    • c.

      het voorbereiden en regelen van de netaanpassing, en

    • d.

      juridisch en financieel advies.

 

Artikel 3.11.7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder a, bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 150.000.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder b, bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 75.000.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder c, bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000.

  • 4.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder d, bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 75.000.

  • 5.

    In afwijking van het eerste tot en met vierde lid bedraagt de subsidie maximaal het bedrag dat wordt berekend naar rato van het aandeel dat de natuurlijke personen gezamenlijk hebben in het vermogen van de aanvrager.

  • 6.

    De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een geldlening met een looptijd van maximaal vijf jaar en een rente van 5%.

 

Artikel 3.11.8 Aanvraag

  • 1.

    Voor de onderdelen a en d van artikel 3.11.2 worden afzonderlijke aanvragen ingediend. De onderdelen b en c kunnen met een aanvraag voor onderdeel a of onderdeel d gecombineerd worden.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een document waaruit blijkt dat de realisatie van het windpark of het zonnepark niet in strijd is met het provinciale ruimtelijke beleid;

    • b.

      een document waaruit blijkt dat de realisatie van het windpark of het zonnepark naar verwachting gefinancierd kan worden;

    • c.

      een document waarin is aangegeven hoe het eigen vermogen van de aanvrager is opgebouwd en in de fase van de exploitatie zal worden opgebouwd;

    • d.

      een document waaruit blijkt dat de natuurlijke personen als bedoeld in artikel 3.11.3, eerste lid onder c, ten minste voor 50% zeggenschap zullen hebben over de exploitatie;

    • e.

      een onderbouwde prognose van het bedrijfseconomische resultaat in de vijf jaren na het in gebruik nemen van het windpark of het zonnepark;

    • f.

      een document waaruit blijkt dat ten minste 50% van de winst van de aanvrager zal worden uitgekeerd aan natuurlijke personen of aan de rechtspersoon als bedoeld in artikel 3.11.3, eerste lid onder c;

    • g.

      een document waaruit blijkt dat de aanvrager in staat is om voldoende gekwalificeerde personen aan te trekken of in te zetten om de realisatie en de exploitatie van het windpark of het zonnepark te verzekeren;

    • h.

      een beschrijving van de wijze waarop de aanvrager vergroting van het draagvlak bij en participatie door natuurlijke personen realiseert;

    • i.

      de offertes van de externe deskundigen en een document waaruit blijkt hoe de offertes zijn beoordeeld;

    • j.

      de begroting van de aanvrager voor het lopende en het volgende jaar, en

    • k.

      een overzicht van de bij de aanvrager aangesloten natuurlijke personen en hun adresgegevens.

  • 3.

    Onverminderd het tweede lid wordt bij een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3.11.2, onder d, een document gevoegd waaruit blijkt dat ruimtelijke inpassing mogelijk is.

 

Artikel 3.11.9 Voorwaarde

De subsidie wordt verstrekt op voorwaarde dat de ontvanger meewerkt aan de totstandkoming van een privaatrechtelijke overeenkomst van geldlening als bedoeld in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 3.11.10 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor zover dat in overeenstemming is met hoofdstuk I en artikel 22 van de AGVV.

 

H

 

Artikel 4.1.1 komt te luiden:

 

Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarisch collectief: vereniging als bedoeld in artikel 3.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;

  • b.

    agrarisch natuurbeheer: natuurbeheer op landbouwgronden;

  • c.

    ambitiekaart: kaart behorende bij het vigerende Natuurbeheerplan Gelderland waarop de begrenzing is vastgelegd van bestaande en nieuwe natuur;

  • d.

    Beleidsnota Actieve Soortenbescherming: de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming Gelderland zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij besluit van 6 januari 2015, inclusief de nadien aangebrachte wijzigingen;

  • e.

    duurzaam functioneren van de toplaag: handhaven of herstellen van het op lange termijn functioneren van de werking van het bodem en watersysteem in de bovenlaag van de bodem;

  • f.

    faunavoorziening: een voorziening die het dieren mogelijk maakt openbare infrastructuur veiliger over te steken;

  • g.

    functieverandering: het feitelijk en publiekrechtelijk wijzigen van het gebruik van grond van landbouw naar natuur en het vestigen van een kwalitatieve verplichting op die grond;

  • h.

    ganzenrustgebied: gebied bedoeld om overwinterende beschermde inheemse ganzen rust te bieden en welk gebied door Gedeputeerde Staten als zodanig is vastgesteld;

  • i.

    gebouw: opstal alsmede het kadastrale perceel waarop deze opstal is gelegen;

  • j.

    gebruiksgerechtigde: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die op grond van pacht of erfpacht zeggenschap heeft over het landbouwbedrijf;

  • k.

    gecertificeerde begunstigde: begunstigde die beschikt over of gebruik maakt van een certificaat als bedoeld in artikel 1.11 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Gelderland 2016;

  • l.

    GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de Omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten nadien gewijzigde begrenzing;

  • m.

    grondgebruiker: degene die gerechtigd is de grond, waarop het onderzoek wordt uitgevoerd, te gebruiken;

  • n.

    grondstrategieplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin is vastgelegd de wijze waarop ruiling , aan- en verkoop van gronden plaatsvindt ten behoeve van het bereiken van provinciale doelen in een bepaald gebied;

  • o.

    grote onderneming: onderneming, niet zijnde een kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 2, bijlage I, van de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193);

  • p.

    hagen en heggen: opgaande lijnvormige elementen bestaande uit loofhoutsoorten, niet zijnde vlecht-, knip- of scheerheggen;

  • q.

    inrichting: de uitvoering van maatregelen die de fysieke kenmerken van het natuurterrein wijzigen;

  • r.

    knelpunt: een locatie waarvan door onderzoek is gebleken dat daar regelmatig dieren worden aangereden of verdrinken of waarbij het voor ter plaatse levende dieren onmogelijk is om openbare infrastructuur te passeren;

  • s.

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b van de Verordening (EU) Nr. 1306/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de raad;

  • t.

    landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt als bedoeld in artikel 2 onder 8 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193), niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;

  • u.

    landbouwbedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat gebruikt wordt ten behoeve van de uitoefening van een landbouwbedrijf;

  • v.

    landschapselementen: groene opgaande elementen bestaande uit inheemse loofhoutsoorten;

  • w.

    leefgebied: gebied waarin alle fasen in de levenscyclus van een of meer prioritaire soorten zich kunnen afspelen;

  • x.

    leefgebied SNLG: een leefgebied als bedoeld in artikel 1.1 onder p van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016.

  • y.

    modernisering: vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw of van bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie, of technologie fundamenteel wordt gewijzigd;

  • z.

    Nationale Landschappen: Nationale Landschappen zoals aangewezen in de Uitwerking streekplan Gelderland 2005;

  • aa.

    Natura 2000-gebied: door het Rijk aangewezen Natura 2000-gebieden op basis van de Wet natuurbescherming;

  • bb.

    Natura 2000-doelstellingen: instandhoudings- en ontwikkeldoelstellingen van het betreffende Natura 2000-gebied;

  • cc.

    Natura 2000-herstelmaatregelen: maatregelen voor herstel van de natuurkwaliteiten zoals beschreven in Natura 2000-beheerplannen of ontwerpbeheerplannen van door Gedeputeerde Staten vastgestelde Natura 2000-gebieden;

  • dd.

    natuur, groen of landschap: natuurlijk ingerichte of in te richten openbaar toegankelijke plekken of vanaf de openbare weg zichtbare plekken;

  • ee.

    natuurambitieterrein: terrein dat is opgenomen op de ambitiekaart, dat is aangeduid als N00.01 en waarvoor onder “indicatieve verhouding beheertypen” is aangegeven welke beheertypen op deze grond van toepassing zijn na functieverandering van landbouw naar natuur;

  • ff.

    natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016;

  • gg.

    natuurbeheertype: in bijlage 1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2016 opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;

  • hh.

    natuurgebied: gebied bestaande uit meerdere natuurterreinen;

  • ii.

    natuurontwikkelplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin een gebied is aangewezen en voor subsidie in aanmerking kan komen voor het behoud van hoge actuele natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden;

  • jj.

    natuurterrein: grond die op de ambitiekaart is begrensd als bestaande of als nieuwe natuur als eenheid is weergegeven;

  • kk.

    nieuwe natuur: op de ambitiekaart aangegeven nog niet ingerichte landbouwgronden of voormalige landbouwgronden aangeduid als N00.01 dan wel nog niet ingerichte natuurgronden aangeduid als N00.02, waar het natuurbeheertype of indicatieve verhouding natuurbeheertypen nog niet is gerealiseerd binnen het GNN;

  • ll.

    PAS-gebiedsanalyses: ecologische analyse van een stikstofgevoelig PAS-Natura 2000-gebied, deel uitmakend van de passende beoordeling van de PAS, waarin herstel- en andere maatregelen zijn opgenomen die dienen ter verzekering dat de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten niet verder achteruit gaat of verbetert;

  • mm.

    PAS-maatregel: gebiedspecifieke maatregel of activiteit, onderzoek of monitoring, opgenomen op de PAS-maatregelenkaarten en ter uitvoering van het PAS-programma en als zodanig opgenomen in een PAS-gebiedsanalyse;

  • nn.

    PAS-maatregelenkaarten: kaarten ten behoeve van de uitvoering van de PAS-maatregelen;

  • oo.

    prioritaire soorten: soorten als genoemd in bijlage 3 bij de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming;

  • pp.

    Programma-aanvraag: een aanvraag van een voor natuurbeheer gecertificeerd begunstigde voor meerdere, niet aaneengesloten natuurterreinen;

  • qq.

    reële marktwaarde: de waarde van grond in het vrije economische verkeer op basis van een door een onafhankelijke taxateur bepaalde waardedaling van de grond die aansluit op de marktsituatie op het moment van aanvraag, ontstaan door het verschil in de marktwaarde voor en de marktwaarde na functieverandering en inrichting;

  • rr.

    soortenbeschermingsmaatregelen: maatregelen gericht op behoud van een of meer prioritaire soorten of systeemherstel in de parels zoals opgenomen in de nota Actieve soortenbescherming Gelderland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten d.d. 6 januari 2015;

  • ss.

    taxateur: persoon die voldoet aan de eisen gesteld in de Mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties (97/C/209/03);

 

I

 

Artikel 4.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede lid alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid vervallen;

  • 2.

    Onderdeel a komt te luiden:

    • a.

      de aanleg van nieuwe en het herstel van bestaande landschapselementen;

  • 3.

    Onderdeel c komt te luiden:

    • c.

      het wegwerken van achterstallig onderhoud aan:

      • i.

        poelen;

      • ii.

        hagen en heggen alsmede wielen en kolken voor zover deze als identiteitsbepalend element zijn aangemerkt in het gemeentelijke landschapsbeleid;

      • iii.

        lanen ouder dan 60 jaar gelegen op landgoederen.

 

J

 

Artikel 4.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel b wordt “heggen en hagen” vervangen door: hagen en heggen;

  • 2.

    In het eerste lid, onderdeel b, onderdeel ii, wordt “omvatten” vervangen door: omvat;

  • 3.

    In het eerste lid worden de onderdelen d en e geletterd e en f.

  • 4.

    Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

    • d.

      (nieuw) poelen gelegen zijn in een ecologische verbindingszone, die is aangeduid in het Natuurbeheerplan Gelderland met als doeltype "kamsalamander" of poelen bijdragen aan de instandhouding van de boomkikker, heikikker of kamsalamander;

  • 5.

    In het eerste lid, onderdeel e (nieuw) wordt “heggen en hagen” vervangen door: hagen en heggen;

  • 6.

    Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      het bos of landgoed tenminste 50 jaren bestaat en het bos of landgoed voor het publiek is opengesteld.

 

K

 

Artikel 4.2.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • c.

      stichtingen met als statutaire doelstelling educatieve natuur- en landschapsvoorlichting, voor zover het betreft de subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid onder h;

  • 2.

    Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid vervalt het tweede lid.

 

L

 

Artikel 4.2.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt “de kosten” vervangen door: de subsidiabele kosten en “de kosten” door: de subsidiabele kosten;

  • 2.

    In het derde lid wordt “de kosten” vervangen door: de subsidiabele kosten;

  • 3.

    In het vierde lid wordt “de kosten” vervangen door: de subsidiabele kosten;

  • 4.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5.

    Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing indien de aanvrager Staatsbosbeheer is.

 

M

 

Artikel 4.2.6 komt te luiden:

Artikel 4.2.6 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd indien het activiteiten betreft:

  • a.

    binnen de begrenzing van een buitenplaats met de status rijksmonument, voor zover deze niet gericht zijn op het instandhouden van soorten waarvoor soortenbeschermingsmaatregelen zijn opgenomen in de Beleidsnota actieve soortenbescherming Gelderland;

  • b.

    met betrekking tot het plaatsen van beplanting binnen het agrarisch bouwblok op agrarische bouwpercelen; of

  • c.

    die plaatsvinden op terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon voor zover deze geen eigendom zijn van Staatsbosbeheer.

 

N

 

Artikel 4.3.2 komt te luiden:

Artikel 4.3.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de subsidiabele activiteit:

  • a.

    bijdraagt aan het oplossen van een knelpunt voor fauna in de infrastructuur;

  • b.

    gericht is op een soort die is aangewezen in de Beleidsnota actieve soortenbescherming Gelderland; en

  • c.

    gericht is op een knelpunt waarvan de aanwezigheid gebleken is uit onderzoek en de resultaten van dat onderzoek zijn vastgelegd in een onderzoeksrapport.

 

O

 

Artikel 4.3.4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan eigenaren en beheerders van openbare infrastructuur.

 

P

 

Artikel 4.3.5 komt te luiden:

Artikel 4.3.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval gevoegd een GIS kaart met daarop aangegeven de faunavoorziening en het onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 4.3.2, onder c.

 

Q

 

Artikel 4.3.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt “De subsidie bedraagt” vervangen door: De subsidie als bedoeld in artikel 4.3.3, onder a, bedraagt;

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3.

    Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing indien de aanvrager Staatsbosbeheer is.

 

R

 

Artikel 4.3.8 vervalt.

 

S

 

Artikel 4.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot het tweede en derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 1.

      Subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1 wordt slechts verstrekt indien:

      • a.

        de landbouwproductiecapaciteit van het natuurambitieterrein in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken is gebruikt; en

      • b.

        de verwerving noodzakelijk is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling.

  • 2.

    In het tweede lid, onderdeel a (nieuw) wordt na “verworven” toegevoegd: en die pachtovereenkomsten zijn gevestigd na vaststelling van het nationaal natuurbeleidsplan in 1990.

T

 

In het derde lid, onderdeel a, van artikel 4.4.3, wordt “verkrijging in eigendom” vervangen door: verwerving van.

 

U

 

Aan artikel 4.4.5 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 3.

    Een aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een GIS-kaart met daarin aangegeven de buitengrenzen van het natuurambitiegebied waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

 

V

 

Artikel 4.4.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder a, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond;

  • 2.

    Het vierde lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder a, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond;

  • 3.

    In het vierde lid, onderdeel d, wordt na”€ 500.000” toegevoegd: per subsidieaanvraag.

 

W

 

Artikel 4.4.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel c, wordt “te beheren” vervangen door: in te richten en te beheren;

  • 2.

    Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      gehele of gedeeltelijke sluiting van het verworven dan wel pachtvrij gemaakte natuurambitieterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Wet natuurbescherming gestelde regels voor soortenbescherming of voor Natura 2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen;

  • 3.

    In het vijfde lid wordt “vestigen” vervangen door: vestiging.

  • 4.

    In het zesde lid, onderdeel a, wordt “beheert” vervangen door: inricht en beheert.

  • 5.

    In het negende lid wordt na “verleend” ingevoegd: te bewaren.

 

X

 

Artikel 4.4.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      In afwijking van artikel 25, tweede lid, van de AsG wordt de subsidie niet ambtshalve vastgesteld en dient de subsidieontvanger binnen 13 weken na afloop van de activiteiten een aanvraag om vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    In de aanheft van het derde lid vervalt “onder a,”;

  • 3.

    In het derde lid, onderdeel b, wordt “of een de” vervangen door: of een;

  • 4.

    Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het zevende en achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 6.

      (nieuw) Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt een afschrift overgelegd van het verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan.

 

Y

 

Artikel 4.5.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel a. wordt “begrensde grond” vervangen door: natuurambitieterrein., wordt “Natura 2000 gebied” vervangen door: Natura 2000-gebied en wordt “Natura 2000 gebied” vervangen door: Natura 2000-gebied;

  • 2.

    In onderdeel b. wordt “begrensde grond” vervangen door: natuurambitieterrein.

 

Z

 

In onderdeel a van artikel 4.5.3 wordt “verhuizen” vervangen door: verplaatsen.

 

AA

 

Artikel 4.5.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel b, wordt “begrensde grond” vervangen door: natuurambitieterrein en “en” vervangen door: of;

  • 2.

    In het tweede lid wordt na “het eerste lid,” ingevoegd: aanhef en.

 

BB

 

In artikel 4.5.7 wordt na “Landbouw groepsvrijstellingsverordening” ingevoegd: Verordening (EU), Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193).

 

CC

 

Artikel 4.6.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel d komt te luiden:

    • d.

      onderzoek gericht op het in kaart brengen van het voorkomen van een prioritaire soort in een leefgebied en het in kaart brengen van plekken waar maatregelen ten behoeve van die specifieke soort genomen moeten worden;

  • 2.

    Onderdeel e komt te luiden:

    • e.

      onderzoek gericht op de effectiviteit van maatregelen ten aanzien van het behoud van een prioritaire soort;

 

DD

 

Artikel 4.6.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Subsidie als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a en b, wordt slechts verstrekt indien de aanvrager bij de aanvraag een vrijstelling of ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en Faunawet of de daarvoor in de plaats tredende bepalingen in de Wet Natuurbescherming overlegt die ziet op het betreffende leefgebied en de betreffende soort.

  • 2.

    Het vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Subsidie ten behoeve van onderzoek en bescherming van flora en fauna wordt slechts verstrekt voor maatregelen die uitgevoerd moeten worden in een leefgebied indien voor die uitvoering toestemming en medewerking is verkregen van de eigenaar van het leefgebied, of degene die krachtens overeenkomst of zakelijk recht gerechtigd is tot het gebruik van het leefgebied .

 

EE

 

Artikel 4.6.3 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2.

    (nieuw) Subsidie wordt verstrekt aan een organisatie gericht op onderzoek en bescherming van flora en fauna.

 

FF

 

Artikel 4.6.4 komt te luiden:

Artikel 4.6.4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt ten hoogste 95% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 2.500 en een maximum van € 30.000 per activiteit als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a tot en met g.

  • 2.

    Subsidie voor meerdere activiteiten, als bedoeld in artikel 4.6.1, onder a tot en met g, kan gestapeld worden tot een maximum van € 300.000 per aanvraag.

  • 3.

    Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing indien de aanvrager Staatsbosbeheer is.

 

GG

 

Artikel 4.6.5 komt te luiden:

Artikel 4.6.5 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd ten behoeve van maatregelen die zijn opgelegd op grond van de Wet Natuurbescherming.

 

HH

 

Paragraaf 4.7 komt te luiden:

 

Paragraaf 4.7 Rustgebieden voor ganzen

 

Artikel 4.7.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het bieden van rust voor trekganzen in de winter.

 

Artikel 4.7.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de subsidiabele activiteit betrekking heeft op het niet verjagen van ganzen in de periode tussen 1 november en 1 april op percelen die zijn aangewezen als ganzenrustgebied;

  • b.

    een aanvraag om een tegemoetkoming in faunaschade is ingediend via www.faunaschade.nl;

  • c.

    door of in opdracht van Gedeputeerde Staten schade is getaxeerd die is veroorzaakt door overwinterende natuurlijk in het wild levende ganzen van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn in het betreffende seizoen; en

  • d.

    de percelen voldoen aan de in de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade Gelderland gestelde voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen.

 

Artikel 4.7.3 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan de geregistreerde grondgebruiker van de percelen volgens de jaarlijkse Gecombineerde Opgave van RVO.

  • 2.

    In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

 

Artikel 4.7.4 Aanvraag

  • 1.

    In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de AsG wordt een aanvraag om subsidie ingediend voor 1 juli van het jaar waarin de periode als bedoeld in artikel 4.7.1 eindigt waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de subsidie met toepassing van artikel 4:44 Algemene wet bestuursrecht ambtshalve te verlenen.

 

Artikel 4.7.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste € 50 per hectare waarop zich schade heeft voorgedaan per periode

als bedoeld in artikel 4.7.1.

 

Artikel 4.7.6 Communautair toetsingskader

In afwijking van artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PbEU L 352/09).

 

II

 

Artikel 4.8.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel d vervalt.

  • 2.

    Onderdeel e wordt geletterd onderdeel d.

 

JJ

 

Artikel 4.8.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het vijfde lid vervalt.

  • 2.

    Het zesde tot en met het achtste lid worden genummerd vijfde tot en met zevende lid.

 

KK

 

Onderdeel e van artikel 4.8.3 komt te luiden:

  • e.

    beheerkosten voor agrarische natuurterreinen die gemaakt zijn in een periode direct voorafgaand aan de omvorming van agrarisch natuurbeheer tot natuurbeheer, waarvoor geen vergoeding voor agrarisch natuurbeheer is ontvangen, en kosten voor beheer dat nodig is na afloop van de inrichting, totdat voor de terreinen een subsidie voor natuurbeheer kan worden aangevraagd.

 

LL

 

Artikel 4.8.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Voor een aanvraag tot subsidieverlening voor een programma-aanvraag dient, indien de aanvrager geen zeggenschap heeft over het natuurgebied, de aanvrager te beschikken over een verklaring waarmee de eigenaar dan wel de erfpachter instemt met de subsidieaanvraag, welke verklaring op verzoek van het bevoegd gezag dient te worden overlegd;

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 5.

      Een programma-aanvraag kan slechts worden ingediend indien het een aanvraag betreft voor ten minste 40 hectare inrichting van nieuwe natuur, zoals bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, of ten minste 150 hectare uitvoering herstelmaatregelen, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, c en d.

 

MM

 

Artikel 4.8.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid, onderdeel a. komt te luiden:

    • a.

      95% van de subsidiabele kosten voor inrichting van nieuwe natuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, met een maximum van € 13.000 per hectare per subsidieaanvraag.

  • 2.

    In het eerste lid, onderdeel b, wordt “maximum” vervangen door: maximale.

  • 3.

    In het tweede lid wordt “maximum” vervangen door: maximale.

  • 4.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 3.

      Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing indien de aanvrager Staatsbosbeheer is.

 

NN

 

Artikel 4.8.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid wordt “nieuwe natuur als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a, binnen een programma-aanvraag” vervangen door: van nieuwe natuur binnen een programma-aanvraag als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a,.

  • 2.

    In het derde lid, onderdeel a, wordt “dat de het” vervangen door: dat het.

 

OO

 

Artikel 4.9.1 komt als te luiden:

Artikel 4.9.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor functieverandering.

 

PP

 

Artikel 4.9.2 komt te luiden:

Artikel 4.9.2 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de grond waarvoor subsidie is aangevraagd is begrensd als N00.01 op de ambitiekaart;

  • b.

    de landbouwproductiecapaciteit van de grond in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken is gebruikt;

  • c.

    de grond waarvoor subsidie is aangevraagd tevens inrichting plaatsvindt als bedoeld in artikel 4.8.1, onder a; en

  • d.

    de taxatie uitgevoerd wordt door een door Gedeputeerde Staten in te schakelen taxateur.

 

QQ

 

Artikel 4.9.3 komt te luiden:

Artikel 4.9.3 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komt in aanmerking de door een onafhankelijke taxateur bepaalde waardedaling van de grond op basis van de reële marktwaarde.

 

RR

 

Artikel 4.9.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst;

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      Voor zover voor verwerving of pachtvrij maken van een natuurambitieterrein subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door een bestuursorgaan van een ander overheidslichaam, wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de reële marktwaarde van de waarde van de grond als landbouwgrond of maximale vergoeding op grond van Europese regels of deze regeling te voorkomen met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond.

 

SS

 

In het eerste en tweede lid van artikel 4.9.7 wordt “niet verstrekt” vervangen door: geweigerd.

 

TT

 

Artikel 4.9.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid wordt “overeenkomst” vervangen door: verplichtingen en wordt “wordt” vervangen door: worden en wordt “na totstandkoming daarvan” vervangen door: nadat de overeenkomst als bedoeld in het eerste lid is tot stand gekomen.

  • 2.

    In het derde lid wordt “provincie” vervangen door: Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    In het vijfde lid wordt “provincie” vervangen door: Gedeputeerde Staten.

  • 4.

    Het zesde lid, onderdeel a. komt te luiden:

    • a.

      gehele of gedeeltelijke sluiting van het terrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Wet natuurbescherming gestelde regels voor soortenbescherming of voor Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen.

 

UU

 

In het tweede lid van artikel 4.9.11 wordt “de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PbEU 2014/C 204/01)” vervangen door: en het Besluit van de Europese Commissie van 7 juli 2017, C(2017) 4589, met betrekking tot steunmaatregel SA.37960 (2015/N).

 

VV

 

Artikel 4.10.4 komt te luiden:

 

Artikel 4.10.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een agrarisch collectief.

 

WW

 

Artikel 4.10.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      De subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.10.3, eerste lid onder a, bedragen maximaal 15% van het totaalbedrag dat voor subsidie in aanmerking komt.

 

XX

 

Artikel 4.10.9 komt te luiden:

Artikel 4.10.9 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met het Besluit van de Europese Commissie van 7 juli 2017, C(2017) 4589, met betrekking tot steunmaatregel SA.37960 (2015/N).

 

YY

 

Artikel 4.12.2 komt te luiden:

Artikel 4.12.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a, wordt slechts verstrekt indien de activiteit betrekking heeft op een openbaar toegankelijk terrein of op vanaf de openbare weg zichtbare randen van agrarische terreinen waar beheer wordt toegepast.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a, wordt niet verstrekt indien de activiteit betrekking heeft op sier- en groenteteelt.

 

ZZ

 

Artikel 4.12.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt “aan een samenwerkingsverband” vervangen door: aan een rechtspersoon of aan een samenwerkingsverband;

  • 2.

    In het tweede lid wordt “stichting die zich inzet” vervangen door: stichting met de statutaire doelstelling betreffende inzet;

  • 3.

    In het derde lid vervalt “uitsluitend” en wordt “aan natuurlijke personen” vervangen door: aan rechtspersonen en natuurlijke personen.

 

AAA

 

Artikel 4.12.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt een “1” geplaatst;

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:Onder het beheren of verbeteren van de kwaliteit van natuur, groen of landschap als bedoeld in artikel 4.12.1, eerste lid, onder a, wordt niet verstaan het periodiek inzaaien van terreinen en de daarmee gepaard gaande werkzaamheden.

 

BBB

 

Paragraaf 4.11 vervalt.

 

CCC

 

In artikel 4.13.8 wordt na “Landbouw vrijstellingsverordening” ingevoegd: , Verordening (EU), Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 (Pb EU L 193).

 

DDD

 

Artikel 5.1.1 onder f komt te luiden:

  • f.

    fietsvoorziening: infrastructurele voorzieningen en fietspilotprojecten ten behoeve van de fiets die zijn opgenomen in het bovenlokale fietsnetwerk zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten;

 

EEE

 

Paragraaf 5.6 Consumentenorganisaties vervalt.

 

FFF

 

Artikel 6.26.13 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

    • 2.

      Gedeputeerde Staten kunnen bij het besluit tot subsidieverlening of, als zodanig besluit niet is gegeven, bij het besluit tot subsidievaststelling nadere voorschriften opleggen over de inlichtingen, gegevens en bescheiden die door de subsidieontvanger moeten worden verstrekt.

 

GGG

 

Paragraaf 6.30 komt te luiden:

 

Paragraaf 6.30 Versterken jeugdopleiding

 

Artikel 6.30.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor het versterken van de jeugdopleiding van sportverenigingen door opleiding in en toepassing van Long Term Athlete Development.

 

Artikel 6.30.2 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de activiteiten erop zijn gericht de jeugdopleiding van minimaal zes sportverenigingen te versterken, waarvan tenminste drie verenigingen zijn aangesloten bij een kernsportbond;

  • b.

    bij de uitvoering van de activiteiten minimaal twee bestuurders per sportvereniging zijn betrokken; en

  • c.

    bij de uitvoering per sportvereniging tenminste twee door de betreffende sportbond of kernsportbond gecertificeerde jeugdtrainers zijn betrokken.

 

Artikel 6.30.3 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt per betrokken sportvereniging maximaal € 3.500 en ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 6.30.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan sportverenigingen, kernsportbonden, gemeenten en openbare lichamen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Artikel 6.30.5 Aanvraag

Aanvrager legt bij de aanvraag een advies over van de Stichting Topsport Gelderland over de doeltreffendheid van de activiteiten.

 

Artikel 6.30.6 Verplichtingen ten behoeve van evaluatie

  • 1.

    De subsidieontvanger werkt mee, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, aan door of namens Gedeputeerde Staten ingesteld onderzoek, dat erop is gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking krachtens deze paragraaf te evalueren.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij het besluit tot subsidieverlening of, als zodanig besluit niet is gegeven, bij het besluit tot subsidievaststelling nadere voorschriften opleggen over de inlichtingen, gegevens en bescheiden die door de subsidieontvanger moeten worden verstrekt.

 

HHH

Aan artikel 6.34.9 worden na het tweede lid twee leden toegevoegd, die luiden:

  • 3.

    De subsidieontvanger werkt mee, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, aan door of namens Gedeputeerde Staten ingesteld onderzoek, dat erop is gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking krachtens deze regeling te evalueren.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij het besluit tot subsidieverlening of, als zodanig besluit niet is gegeven, bij het besluit tot subsidievaststelling nadere voorschriften opleggen over de inlichtingen, gegevens en bescheiden die door de subsidieontvanger moeten worden verstrekt.

 

III

 

Aan artikel 6.35.7 worden na het derde lid twee leden toegevoegd, die luiden:

  • 4.

    De subsidieontvanger werkt mee, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, aan door of namens Gedeputeerde Staten ingesteld onderzoek, dat erop is gericht de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverstrekking krachtens deze regeling te evalueren.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij het besluit tot subsidieverlening of, als zodanig besluit niet is gegeven, bij het besluit tot subsidievaststelling nadere voorschriften opleggen over de inlichtingen, gegevens en bescheiden die door de subsidieontvanger moeten worden verstrekt.

 

JJJ

 

Na paragraaf 8.1 wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 8.2 Verwijderen van drugsafval

 

Artikel 8.2.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    drugsafval: afval dat ontstaat bij de productie van synthetische drugs;

  • b.

    erkende verwijderaar: verwijderaar die gekwalificeerd is voor de verwijdering van drugsafval of bodemverontreinigingen;

  • c.

    saneren: saneren als bedoeld in artikel 1 van de Wet bodembescherming;

  • d.

    synthetische drugs: uit chemische grondstoffen geproduceerde verdovende middelen;

  • e.

    verwijdering: verwijdering als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer.

 

Artikel 8.2.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 11 van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het verwijderen van drugsafval;

  • b.

    het saneren van bodemverontreiniging die is ontstaan als een rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid van drugsafval.

 

Artikel 8.2.3 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd indien de aanvrager verantwoordelijk of mede verantwoordelijk is voor:

  • a.

    het ontstaan van het drugsafval;

  • b.

    de aanwezigheid van het drugsafval op het terrein waarop de aanvraag betrekking heeft; of

  • c.

    de verontreiniging van de bodem waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Artikel 8.2.4 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    er sprake is van illegale dumping van drugsafval;

  • b.

    van de dumping aangifte is gedaan bij de politie;

  • c.

    voor de verwijdering of de sanering opdracht is gegeven in 2017;

  • d.

    de verwijdering of de sanering uiterlijk drie maanden na opdrachtverlening is uitgevoerd; en

  • e.

    de verwijdering of de sanering is uitgevoerd door een erkend verwijderingsbedrijf of bodemsaneringsbedrijf in overeenstemming met de daarvoor geldende regels.

 

Artikel 8.2.5 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan eigenaren van het terrein waarop het drugsafval zich bevindt of waarvan de bodem is verontreinigd.

  • 2.

    In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

 

Artikel 8.2.6 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een kaart met een schaal van maximaal 1:50.000 waarop de locatie is aangegeven waar het drugsafval is aangetroffen of de bodemverontreiniging is ontstaan;

  • b.

    indien de aanvraag strekt tot subsidie voor het verwijderen van drugsafval: foto’s en een beschrijving van het aangetroffen afval;

  • c.

    een kopie van aangifte bij de politie;

  • d.

    bewijs dat de verwijdering of de bodemsanering is uitgevoerd;

  • e.

    bewijs voor de gemaakte de kosten voor de verwijdering of de bodemsanering.

 

Artikel 8.2.7 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000.

 

Artikel 8.2.8 Indieningsperiode

Aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 8.2.2 kunnen worden ingediend van 1 april 2018 tot 1 september 2018.

Artikel II  

 

De toelichting wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

De toelichting onder het kopje “staatssteun” wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De tweede zin van de derde alinea komt te luiden:Dit is het geval bij de paragrafen 2.4, 2.7, 3.6, 3.7, 3.9, 4.3, 4.6, 6.11, 6.28, 6.30, 6.31, 6.32, 6.33, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 7.10, 8.1 en 8.2.

  • 2.

    De vierde zin van de zesde alinea komt te luiden:Dit betreft de paragrafen 2.2, 2.3, 4.5, 4.7, 4.10, 4.13, 6.12, 6.15, 6.16, 6.18, 6.26, 6.34, 6.35, 7.2, 7.4 en 7.9.

  • 3.

    De vierde zin van de zevende alinea komt te luiden:Voor aanvragen onder de paragrafen 2.8, 2.9, 2.11 en 6.25 geldt maatwerk.

 

B

 

De toelichting op paragraaf 2.5 Beleef de Waal en artikel 2.6.2 vervalt.

 

C

 

Na de toelichting op artikel 2.11.10 wordt de volgende toelichting ingevoegd:

 

Hoofdstuk 3

 

Algemeen

De subsidieregeling voor Lokale Duurzame Energieprojecten (paragraaf 3.3) biedt de mogelijkheid van een subsidie voor kleinschalige energieprojecten zoals collectieve zonnedaken. Het gaat daarbij om kleinschalige projecten die relatief eenvoudig ruimtelijk inpasbaar zijn. De ontwikkeling van grootschalige lokale duurzame energieprojecten zoals windparken en zonnevelden vereisen daarentegen een kostbare en tijdrovende ruimtelijke, technische en communicatieve voorbereiding. Er is veel geld nodig om studies te laten uitvoeren, rapportages op te stellen, etc.

 

Om lokale energie coöperaties instaat te stellen ook dergelijke grootschalige energieprojecten te ontwikkelen is er de regeling in paragraaf 3.11. Zij voorziet in subsidie voor de kosten van de ruimtelijke voorbereiding van een windpark of een zonnepark, de technische voorbereiding daarvan en de kosten van projectleiding, marketing en communicatie.

 

De subsidie wordt toegekend in de vorm van een lening onder markconforme voorwaarden. De lening moet na realisatie (financial close) van het project worden terug betaald uit de opbrengsten van het project (doorgaans verkoop van energie en SDE+-subsidie.

 

Paragraaf 3.5 Stimulering energiebesparing bij bedrijven en instellingen via de Energie Prestatie Keuring

 

Artikel 3.5.1

Voorbeelden van bedrijfscollectieven zijn ondernemersverenigingen, parkmanagementorganisaties en brancheorganisatie.

 

Artikel 3.5.4

Aanvragen voor uitsluitend het uitvoeren van een plan van aanpak voor voorlichting worden niet gehonoreerd. Aanvragen waarbij het opstellen van een plan van aanpak wordt gecombineerd met begeleiding van bedrijven en instellingen kunnen wel voor toewijzing in aanmerking komen.

 

Artikel 3.5.9

Bedrijven en instellingen die een EPK-proces ingaan, zullen zich doorgaans aan het begin daarvan aanmelden bij EPK-doorlichting (www.epk.energiecentrum.nl). Bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie worden de registraties meegezonden. Meer informatie over EPK en het register is te vinden op www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/energie-besparen/energie-prestatie-keuring-epk/stappenplan-energie-prestatie-keuring.

 

Paragraaf 3.11 Voorfinanciering ontwikkelkosten

 

Artikel 3.11.1

Onder a is de definitie van duurzaam energiebedrijf opgenomen. Daaronder vallen ook ondernemingen die weliswaar de productie van duurzame energie als doel hebben, maar die feitelijk nog in de voorbereidende fase zijn waarin de onderzoeken worden uitgevoerd waar deze paragraaf betrekking op heeft. De definities van windpark en zonnepark onder c en d zijn overeenkomstig de Omgevingsvisie. In het tweede lid is de definitie van lokaal duurzaam energiebedrijf buiten toepassing gelaten, waarvoor andere subsidiemogelijkheden bestaan.

 

Artikel 3.11.3

Het oogmerk van de regeling is om initiatieven van particulieren (natuurlijke personen) voor grootschalige duurzame energieprojecten te ondersteunen. Het zal vaak voorkomen dat er ook reeds bestaande ondernemingen (investeerders, ontwikkelaars of exploitanten) deelnemen aan een project. Om de particuliere inbreng niet te laten verwateren, is in het eerste lid onder c onder meer bepaald dat de natuurlijke personen ten minste 50% van de zeggenschap over de aanvrager moeten hebben. Dat wil zeggen dat zij mee beslissen over de belangrijke strategische en operationele zaken.

In de situatie dat een afzonderlijke rechtspersoon (projectrechtspersoon) wordt opgericht voor het project, geldt evenzeer dat de particuliere inbreng niet moet verwateren. Daartoe is in het eerste lid onder c als criterium opgenomen dat het eigen vermogen van de aanvrager in dat geval voor ten minste 50% wordt opgebracht door een rechtspersoon waaraan uitsluitend natuurlijke personen deelnemen. Ook de zeggenschap over de exploitatie moet in die situatie voor ten minste 50% bij de samenwerkende natuurlijke personen liggen, evenals dat de winst daar voor ten minste 50% naar toe moet gaan.

 

Artikel 3.11.5 bevat een omschrijving van de aanvrager die overeenstemt met de optie van een aparte projectrechtspersoon.

 

Artikel 3.11.4

Voordat externe deskundigheid wordt ingeschakeld voor het technische deel, moet duidelijk zijn dat de ruimtelijke inpassing mogelijk is. Doorgaans kan dit worden bepaald aan de hand van een m.e.r. en een positief advies daarover van de Commissie MER, alsmede de bespreking daarvan in vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

 

Artikel 3.11.5

Door in het eerste lid te bepalen dat natuurlijke personen ook op andere wijze aangesloten kunnen zijn bij de aanvrager, wordt de mogelijk gecreëerd dat ook deelname van particuliere verenigingen en andere vormen van samenwerking tussen particulieren kunnen deelnemen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om voetbalverenigingen, wijkverenigingen en dergelijke.

 

Artikel 3.11.7

Het vijfde lid kan ertoe leiden dat de subsidie minder bedraagt dan 90% van de subsidiabele kosten. Dat is het geval als het aandeel van de gezamenlijke natuurlijke personen in het eigen vermogen van de aanvrager ten opzichte van eventuele investeerders of andere commerciële ondernemingen minder is dan 90%. De hoogte van de subsidie houdt gelijke tred met het genoemde percentage. Vanwege de eis in artikel 3.11.3, eerste lid onder c, dat het eigen vermogen van het aanvrager voor ten minste 50% opgebracht wordt door natuurlijke personen, is het percentage nooit minder dan 50% van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 3.11.8

Het eerste lid legt vast dat bepaalde combinaties van aanvragen mogelijk zijn. Niet mogelijk is een aanvraag waarin subsidie voor technische voorbereiding wordt gecombineerd met een aanvraag voor ruimtelijke voorbereiding.

Bij de aanvraag wordt op grond van het tweede lid onder andere een beschrijving gevoegd van de wijze waarop de aanvrager vergroting van het draagvlak bij en participatie door natuurlijke personen realiseert. Deze beschrijving is nodig om te kunnen beoordelen in hoeverre de aanvrager in staat moet worden geacht te komen tot de participatiegraad die in artikel 3.11.3 wordt gevraagd. Het advies van Oost NL zal daarom ook op dit aspect ingaan.

 

Artikel 3.11.9

De aanvrager is verplicht om mee te werken aan een overeenkomst waarin de voorwaarden voor de geldlening zijn opgenomen. De provincie vraagt zekerheden van de aanvrager. Die zullen, tezamen met andere relevante aspecten van de lening, worden vastgelegd in die overeenkomst als bedoeld in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht. De zekerheden vervallen op het moment dat de lening is terugbetaald. De duur van de lening wordt in overleg met de aanvrager afgestemd op de verwachte duur van het project of het projectonderdeel.

 

Artikel 3.11.10

De lening als bedoel in deze paragraaf kwalificeert als staatssteun. Zij wordt alleen verstrekt als dat geoorloofd is op basis van hoofdstuk I en artikel 22 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Artikel 22 maakt het mogelijk dat leningen worden verstrekt aan startende kleine ondernemingen, dat wil zeggen ondernemingen waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal kleiner is dan € 10 miljoen en die bovendien minder dan vijf jaar geleden zijn ingeschreven, nog geen winst hebben uitgekeerd en die niet uit een fusie zijn ontstaan. In het geval er andere ondernemingen betrokken zijn bij het duurzame energiebedrijf (als zogenaamde partneronderneming of verbonden onderneming), worden de gegevens geheel of gedeeltelijk betrokken om te bepalen of het duurzame energiebedrijf nog kwalificeert als een kleine onderneming.

 

D

 

De toelichting op artikel 4.1.1 komt te luiden:

Artikel 4.1.1, onderdeel w:

Voorbeelden van landschapselementen zijn bossen van geringe omvang, heggen, hagen, houtwallen en lanen.

 

E

 

De toelichting op artikel 4.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste zin van de tweede alinea wordt “als bedoeld in het eerste lid, onder d,” vervangen door: als bedoeld in onderdeel d.

  • 2.

    In de eerste zin van de derde alinea wordt “In het eerste lid onder e” vervangen door: In onderdeel e.

 

F

 

In de eerste zin van de vierde alinea in de toelichting op artikel 4.2.2 wordt “onder d” vervangen door: onder e.

 

G

 

De tweede alinea van de toelichting op artikel 4.4.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste zin wordt na “overeenkomstig het beheertype” ingevoegd: in te richten en.

  • 2.

    In de tweede zin wordt “dit beheer” vervangen door: het beheer.

 

H

 

De toelichting “Algemeen bij hoofdstukken 3 en 6” vervalt.

 

I

 

De toelichting op paragraaf 6.8 en paragraaf 6.9 vervalt.

Artikel III  

  •  

    • 1.

      Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treden artikelen 2.12.9, 6.26.13, 6.34.9, 6.35.7 in werking met ingang van de dag na de datum van het Provinciaal Blad waarin zij worden geplaatst en werken terug tot 1 november 2017.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid treedt de wijziging van artikel 3.8.1 in werking op een door Gedeputeerde Staten te bepalen datum.

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning

P.G.G. Hilhorst - secretaris

Naar boven