Besluit van Gedeputeerde Staten van 7 november 2017, PZH-2017-616190143 (DOS 2013-0010135) tot vaststelling van het Openstellingsbesluit POP-3 kennisoverdracht water Zuid-Holland december 2017 (Openstellingsbesluit POP-3 kennisoverdracht water Zuid-Holland december 2017)

 

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP- 3 Zuid-Holland;

 

Overwegende dat kennisoverdracht- en voorlichtingsacties over water in de landouw essentieel zijn voor de verbetering van de waterkwaliteit en het daarom wenselijk is dat kennisoverdracht- en voorlichtingsacties over de verbetering van waterkwaliteit in de landbouw gestimuleerd worden;

 

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

 

Openstellingsbesluit POP-3 kennisoverdracht water Zuid-Holland december 2017

Artikel 1 Aanvraagperiode

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in paragraaf 2.1 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan worden ingediend in de periode van 4 december 2017 tot 31 januari 2018 17:00 uur.

  • 2.

    Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

 

Artikel 2 Deelplafond

  • 1.

    Het deelplafond voor dit openstellingsbesluit bedraagt € 575.000,-.

  • 2.

    Het deelplafond, bedoeld in het eerste lid, bestaat voor 100% uit ELFPO middelen.

 

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

In afwijking van artikel 2.1.1 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan subsidie worden verstrekt voor demonstraties en het verzorgen van trainingen, workshops en coaching van een groep van landbouwers, gericht op de verbetering van de waterkwaliteit.

 

Artikel 4 Subsidievereiste

  • 1.

    In afwijking van artikel 2.1.5, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft de activiteit betrekking op ten minste één van de volgende thema’s:

    • a.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • b.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 2.1.5 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft de activiteit betrekking op het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland en agrariërs uit het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 2.1.5 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland beschikt het personeel dat de kennis gaat overdragen over een afgeronde opleiding op ten minste MBO-niveau of relevante werkervaring binnen drie jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag om subsidie.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.1.6, onder g, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland komen de bijdragen in natura voor subsidie in aanmerking voor zover het betreft onbetaalde eigen arbeid, onbetaalde arbeid van vrijwilligers, gronden of onroerende goederen.

 

Artikel 6 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien toepassing van artikel 2.1.8 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 50.000,- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 7 Selectiecriteria

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.1.9 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland de volgende criteria:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit

    • b.

      de kosteneffectiviteit;

    • c.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • d.

      de mate van innovativiteit.

  • 2.

    Voor ieder criterium, bedoeld in het eerste lid, kan een tot en met vier punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 2;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 2;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 1.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 19 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5.

    Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

  • 6.

    Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 7.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 8.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 9.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het achtste lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

  • 10.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het negende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c en d, wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag als eerste wordt gehonoreerd.

Artikel 8 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.19, derde lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft een aanvraag om een voorschot betrekking op minimaal € 50.000,-.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit is geplaatst.

 

Artikel 10 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2024.

 

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP-3 kennisoverdracht water Zuid-Holland december 2017.

 

 

 

Toelichting

 

Algemeen

Uit de sterkte en- zwakteanalyse van het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) blijkt dat de Nederlandse agrosector – het geheel van toelevering, verwerking en distributie van agrarische goederen – zich heeft ontwikkeld tot een speler van wereldformaat, getuige de sterke exportpositie. Deze exportpositie kon mede ontstaan door sterk geïntegreerde agrarische ketens, een goed samenspel tussen onderwijs, onderzoek en voorlichting én een intensieve productiewijze. De keerzijde is dat dit gepaard gaat met een verlies aan biodiversiteit, een toenemende druk op het milieu en een groeiende schaarste aan natuurlijke hulpbronnen. De grootschalige en intensieve productiewijze van de Nederlandse landbouw leidt tot ongewenste externe effecten op milieu, landschap en samenleving. Sinds de jaren negentig is weliswaar duidelijk sprake van een verlaging van de milieudruk. Toch zal het halen van verschillende milieudoelstellingen de komende jaren nog vragen om vele inspanningen.

 

De belasting van het oppervlaktewater met nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen neemt volgens de SWOT-analyse slechts in gering mate af waardoor de ecologische doelen van het waterbeleid slechts beperkt gehaald worden. Dit wordt ook veroorzaakt doordat de watergangen in agrarisch gebied zijn gericht op een snelle afvoer van water. De opgave is daarom het ecologisch functioneren van het watersysteem in het agrarisch gebied te verbeteren door herstel van de natuurlijke hydrologie en morfologie en door de emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Daarnaast is het van belang efficiënt om te gaan met hulpbronnen zoals nutriënten.

 

Het Ambitiedocument InnovatieAgenda Duurzame Landbouw van de provincie Zuid-Holland en het POP programma sluiten goed op elkaar aan. In het Ambitiedocument InnovatieAgenda Duurzame Landbouw dat kennisontwikkeling en kennisverspreiding nodig is voor een duurzame innovatie in de landbouw.

 

Op grond van dit openstellingsbesluit kunnen subsidies worden verstrekt voor kennisoverdrachtsacties die betrekking hebben op de verbetering van de waterkwaliteit. Door het aan agrariërs overdragen van kennis over het verbeteren van de waterkwaliteit, worden zij beter in staat gesteld om bij de bedrijfsvoering rekening te houden met de waterkwaliteit. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan de waterkwaliteitsdoelen.

Het realiseren van mooi en schoon water is als één van de kernopgaven opgenomen in het provinciaal waterplan. Verbetering van de waterkwaliteit van boezem- en polderwateren is nodig voor vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 2 en 4

Op grond van dit openstellingsbesluit komen alleen projecten voor subsidie in aanmerking die betrekking hebben op het in de provincie Zuid-Holland gelegen deel van het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

 

Het is echter geen vereiste dat de kennisoverdrachtsactie in het beheergebied zelf plaatsvind. De kennisoverdrachtsactie moet betrekking hebben op het beheergebied en de agrariërs uit het beheergebied.

 

In paragraaf 2.1 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland staan zeven thema’s opgenomen waarop een activiteit betrekking kan hebben. Dit openstellingsbesluit heeft betrekking op 2 van deze thema’s:

  • a.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • b.

    behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

 

Deze thema’s sluiten namelijk aan bij het doel van de openstelling, namelijk het door middel van kennisoverdracht, een bijdrage leveren aan de verbetering van de waterkwaliteit en het behalen van de waterkwaliteitsdoelen.

 

Artikel 5

De artikelen 2.1.6 en 2.1.7 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland bepalen welke kosten subsidiabel zijn en welke niet.

 

Subsidiabel zijn de volgende kosten:

  • a.

    personeelskosten van bij de uitvoering van de activiteit betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van de activiteit zijn gemaakt;

  • b.

    kosten en reiskosten van procesbegeleiders en adviseurs;

  • c.

    materiaalkosten;

  • d.

    huur van ruimten en gebruik bijbehorende faciliteiten;

  • e.

    kosten van drukwerk, mailings en de inrichting van websites gekoppeld aan de activiteit;

  • f.

    bijdragen in natura voor zover het betreft onbetaalde eigen arbeid, onbetaalde arbeid van vrijwilligers, gronden of onroerende goederen.

De subsidiabele hoogte van de personeelskosten kan op twee manieren worden berekend:

  • 1.

    op basis van IKS. Uw organisatie moet dan beschikken over een door de minister van Economische Zaken goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, of

  • 2.

    op basis van een per medewerker bepaald individueel uurtarief.

Het uurtarief per medewerker wordt als volgt berekend:

Het bruto jaarsalaris (op basis van de meest recente loonstaat) inclusief niet prestatie gebonden eindejaarsuitkering, maar exclusief vakantie uitkering.

Verhoogd met 43,5% voor de werkgeverslasten.

Verhoogd met 15% voor de indirecte kosten.

De uitkomst hiervan wordt gedeeld door 1720 uur op basis van een werkweek van 40 uur.

 

Een voorbeeld: Het bruto jaarsalaris bedraagt inclusief een niet prestatie gebonden eindejaarsuitkering 50.000 euro. De 50.000 euro wordt verhoogd met 43,5% tot 71.750 euro. De 71.750 euro wordt vervolgens verhoogd met 15% tot 82.512,50 euro. Het subsidiabele uurtarief bedraagt dan 82.512,50 gedeeld door 1720 is 47,97 euro.

 

Bijdragen in natura kunnen bestaan uit onbetaalde arbeid, goederen, gebouwen en gronden. Bij de uitvoering van demonstratieactiviteiten kunnen bijdragen in natura worden geleverd.

Onbetaalde eigen arbeid is subsidiabel tot € 35,- per uur. Onbetaalde arbeid van vrijwilligers is subsidiabel tot € 22,- per uur.

 

Voor meer informatie over (onder andere) de subsidiabele kosten kunt u het handboek POP3 subsidie raadplegen. Het handboek is te raadplegen via https://regiebureau-pop.eu/sites/default/files/u111/Handboek%20aanvragers%2023%2003%202017.pdf.

 

De kosten die de landbouwer maakt om de kennisoverdrachtsactiviteit bij te wonen ( het halen van kennis) zijn niet subsidiabel.

 

Artikel 6

De hoogte van de subsidie is op grond van de Uitvoeringsregeling POP-3 80% van de subsidiabele kosten.

 

De minimale hoogte van de subsidie is € 50.000,-. De minimale kosten van een kennisoverdrachtsactie bedragen dan € 62.500,-.

 

Artikel 7

Alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt. Om de rangschikking te bepalen worden de aanvragen getoetst aan vier criteria. Aan de wegingsfactoren kan een wegingsfactor worden toegekend van 1, 2 of 3. Op basis van het doel van de openstelling wordt de wegingsfactor per criterium toegekend.

 

Criterium a: de mate van effectiviteit van de activiteit.

De gesubsidieerde activiteit draagt bij aan de thema’s die in artikel 4 staan opgesomd. Met dit criterium wordt gekeken naar de effectiviteit van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Hierbij zal worden gelet op de volgende aspecten:

de bijdrage die geleverd wordt aan de in artikel 4 genoemde thema’s. Een activiteit is minder effectief als de kennisoverdracht betrekking heeft op één enkel aspect binnen een thema, dan wanneer de kennisoverdracht betrekking heeft op het gehele thema.

het bereik van de kennisoverdracht. Het bereik van de kennisoverdracht is groter naarmate er meer bijeenkomsten en vervolgbijeenkomsten zijn. Ook het aantal deelnemers, de breedte van de doelgroep en het aantal contacturen is van belang.

de wijze waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd. Voorziet een activiteit uit het éénmalig zenden van kennis, of bestaat de activiteit uit meerdere bijeenkomsten waarbij actieve deelname van de deelnemers wordt verwacht.

Op basis van bovenstaande punten wordt de effectiviteit van de activiteit als matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie matig is.

2 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

3 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

4 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

 

Criterium b. de kosteneffectiviteit;

Met dit criterium wordt gekeken naar de kosten van de kennisoverdracht in relatie met de effectiviteit van de activiteit. De kosten van een activiteit kunnen zeer hoog zijn, maar tegelijk kan de activiteit ook heel effectief zijn (doordat er veel vervolgbijeenkomsten zijn, veel deelnemers en de deelnemers actief betrokken worden). De kosteneffectiviteit kan dan, afhankelijk van onder andere de kosten van materialen of huur van locaties, als redelijk tot zeer redelijk worden gekwalificeerd.

Bestaat bijvoorbeeld de activiteit enkel uit het zenden van informatie en is de effectiviteit van de activiteit matig, maar zijn de kosten van de activiteit wel relatief hoog (onder andere door de prijs van de locatie en materialen), dan zal de aanvraag matig (1 punt) of voldoende (2 punten) scoren op het criterium kosteneffectiviteit.

1 punt wordt toegekend indien de totale subsidiabele kosten zeer hoog zijn ten opzichte van het effect op de in artikel 4 genoemde thema’s.

2 punten worden toegekend indien de totale subsidiabele kosten hoog zijn ten opzichte van het effect op de in artikel 4 genoemde thema’s.

3 punten worden toegekend indien de totale subsidiabele kosten redelijk zijn ten opzichte van het effect op de in artikel 4 genoemde thema’s.

4 punten worden toegekend indien de totale subsidiabele kosten zeer redelijk zijn ten opzichte van het effect op de in artikel 4 genoemde thema’s.

 

Criterium c. de haalbaarheid van de activiteit

Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de kennisoverdrachtsactie gekeken. Dit wordt ook wel de kans op succes genoemd. De mate waarin de activiteit als haalbaar of succesvol kan worden gekwalificeerd, hangt af van de volgende aspecten die in samenhang worden bezien:

de kwaliteit van de kennisaanbieder. De kwaliteit wordt bepaald op basis van de Curriculum Vitae van het betrokken personeel. Beschikt de kennisaanbieder over zeer ervaren en zeer goed gekwalificeerd personeel, dan is de kwaliteit als zeer goed aan te merken.

de kwaliteit van het projectplan. Een kwalitatief goed projectplan is een plan dat realistisch is, waarin risico’s zijn geïdentificeerd en beheersbaar zijn gemaakt en waar bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie relevante partijen zijn betrokken.

de mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de opgedane kennis toe te passen in de praktijk.

Op basis van bovenstaande punten wordt de haalbaarheid van de activiteit als matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie matig is.

2 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

3 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

4 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

 

Criterium d. de mate van innovatie

Het doel van dit openstellingsbesluit heeft raakvlakken met het Ambitiedocument InnovatieAgenda Duurzame Landbouw van de provincie Zuid-Holland. In het Ambitiedocument staat namelijk onder andere opgenomen dat alleen door middel van duurzame innovaties in de landbouw een sterke, duurzame en toekomstbestendige landbouwsector wordt behouden in de provincie. De kwaliteit van het water is een belangrijk element voor een duurzame en toekomstbestendige landbouw. Om die reden is het wenselijk dat de kennis die wordt over gedragen zoveel mogelijk innovatief is.

Daarnaast is het criterium opgenomen als extra onderscheidend criterium om tot een goede rangschikking te komen. Het criterium zorgt er namelijk voor dat de kans kleiner wordt dat meerdere aanvragen een gelijk puntenaantal behalen.

 

Met dit criterium wordt bekeken in welke mate de kennis die wordt overgedragen innovatief is. Kennis die net in een proeftuin is opgedaan en voor het eerst overgedragen wordt als innovatiever gezien dan kennis die al enige tijd beschikbaar is en al meerdere malen is overgedragen. Ook de mate waarin en de locatie waar de innovatieve kennis wordt toegepast is van belang. Betreft de activiteit het overdragen van kennis die nog beperkt wordt toegepast in Europa, dan wordt dat als innovatiever gezien dan het overdragen van kennis die nog beperkt in Nederland wordt toegepast.

Op basis van bovenstaande punten wordt de mate van innovatie als matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie matig is.

2 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

3 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

4 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

 

Wegingsfactoren

De selectiecriteria kunnen een wegingsfactor van 1, 2 of 3 hebben.

Het doel van de openstelling is om kennis over te dragen over de thema’s die in artikel 4 genoemd staan:

  • a.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • b.

    behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

 

Het criterium ‘mate van effectiviteit van de activiteit’ is dan ook het belangrijkste selectiecriterium en heeft een wegingsfactor van 3.

Het criterium ‘haalbaarheid’ is tevens van belang voor het doel van de openstelling. De kennisoverdrachtsactie dient wel haalbaar/succesvol te zijn om een bijdrage te leveren aan het doel van de openstelling. Het criterium ‘haalbaarheid’ heeft dan ook een wegingsfactor van 2.

 

Het criterium ‘kosten effectiviteit ‘ is minder van belang voor het doel van de openstelling, maar is van belang voor een goede besteding van de subsidies (value for money) en heeft een wegingsfactor van 2.

Het criterium ‘de mate van innovatie’ heeft een wegingsfactor van 1 en is van de vier criteria het minst belangrijk voor het doel van de openstelling, maar is wel een pré.

Den Haag, 7 november 2017

drs. J.H. de Baas, secretaris.

drs. J. Smit, voorzitter

Naar boven