Wijzigingsbesluit 2017 Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg 2016

Gedeputeerde Staten van Limburg;

 

overwegende dat met ingang van 14 april 2015 de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg 2016 van kracht is geworden;

 

overwegende dat in de genoemde regeling jaarlijks wijzigingen worden aangebracht om knelpunten in de uitvoering op te lossen;

maken ter voldoening aan het bepaalde in de Provinciewet en het Delegatiebesluit van 26 september 2014 bekend dat zij in hun vergadering van 24 oktober 2017 het volgende besluit hebben genomen:

 

Wijzigingsbesluit 2017 Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg 2016

ARTIKEL I

Onderdeel A

 

Artikel 1.1 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    Onderdeel k komt te luiden:

  • 2.

    Onderdeel w komt te luiden:

    • w.

      openstellingsbijdrage: extra vergoeding voor het recreatief toegankelijk maken en houden van een natuurterrein of het houden van toezicht op een natuurterrein, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;

Onderdeel B

 

Na artikel 1.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.9 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd voor zover voor het natuurterrein of het gedeelte van het leefgebied waarvoor subsidie is aangevraagd, al op grond van deze of enige andere regeling een subsidie is verstrekt met betrekking tot agrarisch natuurbeheer of natuurbeheer.

Onderdeel C

 

Artikel 2.3 wordt gewijzigd als volgt:

 

Onderdeel c van het eerste lid komt te luiden:

  • c.

    de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01), of jegens wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

Onderdeel D

 

Artikel 2.4 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In het eerste lid, onder c., wordt “minimaal 50 ha” vervangen door “minimaal 150 ha”;

     

  • 2.

    In het tweede lid wordt “recreatietoeslag” vervangen door: openstellingsbijdrage.

     

  • 3.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      De openstellingsbijdrage kan slechts worden verstrekt voor zover het natuurterrein niet ingevolge artikel 2.9, vierde lid, is vrijgesteld van de openstellingsplicht.

  • 4.

    Het zesde lid komt te luiden:

  • 5.

    Na het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 7.

      Indien een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a of b, niet beschikt over een individueel certificaat, gaat de aanvraag vergezeld van een afschrift van de aanvraag daartoe.

Onderdeel E

 

Artikel 2.5 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel c, vervalt de zinsnede “, indien de subsidieaanvrager over een certificaat beschikt”.

     

  • 2.

    Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

    • d.

      kosten ten behoeve van het recreatief toegankelijk maken en houden van een natuurterrein of het houden van toezicht op een natuurterrein;

  • 3.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      Indien een aangevraagd individueel certificaat als bedoeld in artikel 2.4, zesde of zevende lid, niet is afgegeven binnen negen maanden na het einde van de periode van openstelling als bedoeld artikel 1.2, tweede lid onder d, zijn de activiteiten die de desbetreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft verricht niet subsidiabel.

  • 4.

    Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 6.

      Kosten zijn slechts subsidiabel indien zij zijn gemaakt nadat de aanvraag om subsidie is ingediend.

Onderdeel F

 

Artikel 2.6 wordt gewijzigd als volgt:

 

In het tweede lid, onderdeel b, wordt “recreatietoeslag” vervangen door: openstellingsbijdrage.

 

Onderdeel G

 

Artikel 2.9 wordt gewijzigd als volgt:

 

Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

Onderdeel H

 

Artikel 3.3 vervalt.

Onderdeel I

 

Artikel 3.4 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel c, onder 4°, wordt de puntkomma aan het einde van de zin vervangen door een punt.

     

  • 2.

    Het eerste lid, onderdeel c, onder 5°, vervalt.

Onderdeel J

 

Artikel 3.11 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In onderdeel b wordt de zinsnede “voor 1 januari van ieder kalenderjaar” vervangen door: op 15 december voorafgaand aan het beheerjaar.

     

  • 2.

    Onderdeel d komt te luiden:

    • d.

      wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden, en wijzigingen als bedoeld in onderdeel e, worden door de subsidieontvanger gemeld aan Gedeputeerde Staten door die wijzigingen binnen de termijnen, genoemd in bijlage 5 onder 1, tweede kolom, door te voeren via het onder b bedoelde systeem. De wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden, kunnen tot uiterlijk 30 september van het lopende beheerjaar worden doorgevoerd;

  • 3.

    Onderdeel e komt te luiden:

    • e.

      wijzigingen bestaande uit het toevoegen van percelen met de daarbij horende uit te voeren beheeractiviteit worden door de subsidieontvanger in het lopende beheerjaar doorgevoerd via het in onderdeel b bedoelde systeem. De subsidieontvanger voert deze wijzigingen uiterlijk door op de laatste dag waarop de Gecombineerde data inwinning kan worden ingediend;

  • 4.

    De onderdelen i en o vervallen;

     

  • 5.

    Onderdeel n komt te luiden:

    • n.

      de in bijlage 5 onder 2, genoemde activiteiten worden binnen de termijnen genoemd in bijlage 5 onder 2, tweede kolom door de subsidieontvanger gemeld via het onder b bedoelde systeem;

  • 6.

    Na onderdeel o worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

    • p.

      indien op een perceel meerdere activiteiten worden uitgevoerd, dan dienen al deze activiteiten in het onder b bedoelde systeem te worden opgenomen onder één en hetzelfde leefgebied en beheerfunctie;

    • q.

      de subsidieontvanger verleent medewerking aan een auditor van de Auditdienst Rijk van het ministerie van Financiën, voor zover dit nodig is ter uitvoering van de gegevensgerichte toetsing als bedoeld in artikel 7, derde lid van de Verordening 908/2014, en verleent die auditor ongehinderd toegang tot percelen.

Onderdeel K

 

Artikel 3.12 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Gedeputeerde Staten verstrekken na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren een voorschot op het verleende subsidiebedrag, naar aanleiding van het ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g, en de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onder h.

  • 2.

    Het vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt steeds betaald binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het tweede of derde lid.

  • 3.

    Na het zesde lid wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

    • 7.

      Het uitrijden van ruige stalmest is ten hoogste subsidiabel voor éénmaal de oppervlakte van het betreffende perceel, ook al maakt de subsidieontvanger in één kalenderjaar meerdere keren melding van het uitrijden van ruige stalmest op dat perceel.

Onderdeel L

 

Artikel 3.13 wordt gewijzigd als volgt:

 

In het zesde lid wordt “ten 1°, 4° en 5°” vervangen door: ten 1° en 4°.

Onderdeel M

 

Artikel 3.14 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Gedeputeerde Staten stellen binnen dertien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie is verstrekt, de subsidie ambtshalve vast, naar aanleiding van het door de subsidieontvanger in het zesde en laatste kalenderjaar ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g, en de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onder h.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Het restant bedrag wordt binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het eerste of tweede lid, uitbetaald.

Onderdeel N

 

In bijlage 2 komt de omschrijving van de beheertypen bij N17 Cultuurhistorische bossen als volgt te luiden:

Dit natuurtype omvat de volgende beheertypen:

  • N17.01 Vochtig hakhout en middenbos (vervallen)

  • N17.02 Droog hakhout

  • N17.03 Park- en stinzenbos

  • N17.04 Eendenkooi

  • N17.05 Wilgengriend (nieuw m.i.v. 1-1-2017)

  • N17.06 Vochtig en hellinghakhout (nieuw m.i.v. 1-1-2017)

Onderdeel O

 

In bijlage 2 komt de afbakening van natuurbeheertype N17.02 als volgt te luiden:

 

1.2 Afbakening

  • Droog hakhout wordt periodiek afgezet (vrijwel alle bomen)

  • Het beheertype bestaat uit een perceel hakhout of middenbos van enige omvang op droge en vlakke gronden. Kenmerkend is de aanwezigheid van hakhoutstoven. Het bestaat uit boomsoorten zoals zomereik, beuk en winterlinde. De cyclus verschilt per vorm en boomsoort, maar meestal dient om de 10 tot 20 jaar gehakt te worden. Bij middenbos is een deel overstaanders die in een veel lagere cyclus gehakt worden.

Onderdeel P

 

Onder aanpassing van de inhoudsopgave van bijlage 2 vervalt natuurbeheertype N17.01.

De natuurbeheertypen N17.05 en N17.06 worden toegevoegd aan bijlage 2.

In bijlage 2 vervallen de natuurbeheertypen N16.01 en N16.02.

In bijlage 2 worden de natuurbeheertypen N16.03 en N16.04 toegevoegd.

Onderdeel Q

 

Bijlage 3 komt als volgt te luiden:

De koppeltabel zoals bedoeld in artikel 1.1, onderdeel f, is geplaatst op http://www.portaalnatuurenlandschap.nl.

Onderdeel R

Na bijlage 4 wordt een nieuwe bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage 5: Meldingstermijnen als bedoeld in artikel 3.11, aanhef en onder d en n SVNL’16 en overzicht kortingen als bedoeld in artikel 2.14, derde en vierde lid Beleidsregels verlagen subsidie POP

 

http://www.portaalnatuurenlandschap.nl

Onderdeel S

 

In de Toelichting, artikel 3.11 Subsidieverplichtingen, onder i Aanvraag tot betaling, wordt gewijzigd in:

 

Onder g Aanvraag tot betaling

De subsidieontvanger vraagt in de zesjarige subsidieperiode jaarlijks uitbetaling aan voor alle percelen waarop zij beheer uitvoert volgens de subsidiebeschikking. Hiermee wordt het maximaal te betalen subsidiebedrag vastgelegd (het aantal hectares uit de gebiedsaanvraag vermenigvuldigd met het gemiddelde bedrag per hectare).

 

Onder j Verantwoording, wordt gewijzigd in: Onder h, Verantwoording

 

Maastricht, 24 oktober 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

de heer drs. Th.J.F.M. Bovens

secretaris,

de heer drs. G.H.E. Derks MPA

TOELICHTING

ARTIKEL I

B (artikel 1.9)

Dit artikel bevat de aangepaste weigeringsgrond uit het vervallen artikel 3.3. De opsomming is veralgemeniseerd. Daarnaast is de weigeringsgrond naar het algemene deel verplaatst, aangezien ook voor subsidies in het natuurbeheer geldt dat voor subsidieverlening geen plaats is indien op een terrein nog een verlening voor natuurbeheer loopt.

C en E (artikel 2.3, 2.5)

De aanpassingen (onderdeel C, onderdeel E, vierde punt) zijn ingegeven door de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020 (2014/C 204/01).

D en E (artikel 2.4, 2.5)

Dit betreft technische aanpassingen die voornamelijk voortvloeien uit het vorig jaar ingevoerde systeem van natuurbeheer door collectieven.

J (artikel 3.11)

In het huidige artikel 3.11 van de SVNL’16 zijn voorwaarden opgenomen m.b.t. het tijdig opvoeren van beheeractiviteiten (onderdeel d) en het tijdig melden van het uitvoeren van bepaalde beheeractiviteiten (onderdelen n en o), de zogenaamde “actieve meldingen”. Het voorstel is om deze activiteiten met meldtermijnen op te nemen in een bijlage.

 

De reden hiervan is dat de kans bestaat dat er op termijn nieuwe activiteiten aan de koppeltabel worden toegevoegd waarbij een actieve melding vereist is. Het is daarom wenselijk om de SVNL’16 flexibeler te maken door de termijnen en activiteiten die actief gemeld moeten worden uit de tekst van artikel 3.11 te verwijderen en in een aparte bijlage te zetten.

 

In het huidige artikel 3.11, onderdeel i, is de verplichting opgenomen dat het collectief elk jaar een voortgangsverslag moet indienen. Deze verplichting wordt geschrapt. Het verslag kan “informeel” worden gevraagd als onderdeel van het jaarlijkse “goede gesprek” tussen provincie en collectief.

 

Aan artikel 3.11 lid 1 worden twee onderdelen toegevoegd. De subsidievoorwaarde uit onderdeel p behelst dat alle activiteiten op een perceel door het collectief opgegeven dienen te worden onder hetzelfde leefgebied en dezelfde beheerfunctie. Anders leidt dit tot het kunstmatig vergroten van het gerealiseerde areaal leefgebied en/of het op kunstmatige manier voldoen aan (in bepaalde mate) verplichte beheerfuncties.

 

Er wordt een nieuw onderdeel q opgenomen. De Auditdienst Rijk van het ministerie van Financiën is door de minister van EZ aangewezen als certificerende instantie. De certificerende instantie is belast met het toezicht op het betaalorgaan. In het kader van die taak moet de certificerende instantie zich op grond van artikel 7, leden 3 en 4, van Verordening 809/2014 steekproefsgewijs kunnen overtuigen van de situatie ter plaatse. Dit veldbezoek is dus niet gericht op (het opnieuw controleren van) het collectief/de beheerder, maar dient om de rechtmatigheid van de betalingen door het betaalorgaan te verifiëren. In de SVNL’16 wordt nu expliciet vastgelegd dat het collectief/de beheerder medewerking moet verlenen aan deze zogenaamde “herverificatie”.

K (artikel 3.12)

Activiteit 6 (SCAN-pakket 7) maakt het mogelijk om ten behoeve van het weidevogelbeheer ruige stalmest uit te rijden. Dit mag niet gedurende de rustperiode en de periode die uitgesloten is op basis van het Besluit gebruik meststoffen (september tot februari van het daaropvolgende jaar). Momenteel zijn er dus twee potentiële uitrijperiodes: één in het vroege voorjaar (februari-maart) en één in de nazomer (na de rustperiode tot september). Het uitrijden van ruige mest moet ecologisch effectief zijn en actief gemeld worden. De activiteit is niet bedoeld om (gesubsidieerd) het mestoverschot te verlagen.

 

Onder de ANLb wordt subsidie verstrekt voor het uitvoeren van (bepaalde) activiteiten. Dat betekent dat zolang aan de voorwaarden wordt voldaan, de activiteit subsidiabel is. Activiteit 6 is een zogenaamde gestapelde activiteit. Dat betekent dat telkens als er volgens de voorwaarden ruige mest wordt uitgereden, deze activiteit subsidiabel is ondanks dat ze niet langer ecologisch effectief is. Dit is geen efficiënte inzet van de beschikbare middelen. Daarom wordt voorgesteld de toeslag ruige mest te limiteren tot éénmaal de oppervlakte van het betreffende perceel.

Q (bijlage 3)

De koppeltabel staat op het Portaal Natuur en Landschap. Op dat portaal staan ook eerdere versies van de koppeltabel. Op een beheerjaar is de meest recente versie van de koppeltabel van toepassing.

R (bijlage 5)

In artikel 3.11 van de SVNL’16 zijn voorwaarden opgenomen m.b.t. het tijdig opvoeren van beheeractiviteiten (onderdeel d) en het tijdig melden van het uitvoeren van bepaalde beheeractiviteiten (onderdelen n), de zogenaamde “actieve meldingen”. In de uitvoeringspraktijk bleken ook meldingen die te laat zijn gedaan nog te kunnen worden geaccepteerd, zei het dat er dan een sanctie van toepassing is. In bijlage 5, derde kolom van de SVNL’16 is in het kader van de kenbaarheid en rechtszekerheid uitgewerkt wanneer een opgegeven activiteit niet subsidiabel is doordat de opgave zodanig laat plaatsvindt dat de correcte uitvoering van de activiteit niet meer te controleren valt. Aangegeven is wat de uiterste termijnen zijn waarop nog is vast te stellen of de activiteit (correct) is uitgevoerd. Wordt de opgave later gedaan dan aangegeven in de 3e kolom van bijlage 5 van de SVNL’16, dan is de betreffende activiteit niet subsidiabel.

Naar boven