Achtste wijzigingsregeling Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 7 september 2015 de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat er in de Vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020, zoals vastgesteld op 15 november 2016, ten aanzien van de openstelling van paragraaf 4 Fysieke investeringen in verduurzaming van landbouwbedrijven van jonge landbouwers, abusievelijk een verkeerde einddatum is opgenomen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant de Subsidieregeling wensen te wijzigen ter correctie van deze einddatum;

 

Overwegende dat de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 voorts aanpassing behoeft vanwege de voorgenomen nieuwe openstelling voor subsidie betreffende niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen en niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    In artikel 2.4.7 wordt “1 december 2016 tot en met 15 januari 2017” vervangen door: 1 december 2016 tot en met 16 januari 2017.

  • B.

    Paragraaf 7 Herstel – en inrichtingsmaatregelen natuur en biodiversiteit komt te luiden:

 

§ 7 Herstel- en inrichtingsmaatregelen natuur en biodiversiteit

 

Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen specifiek

 

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ecologische kwaliteitsdoelen: per KRW-oppervlaktewaterlichaam ecologische kwaliteitsratio’s of gewenste nutriëntgehalten zoals weergegeven in bijlage 5;

  • b.

    KRW-oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam zoals genoemd in bijlage 5;

  • c.

    KRW-opgave: verschil tussen de in bijlage 6 weergegeven toestand in 2015 van een waterlichaam en de inrichting of het nutriëntengehalte dat hoort bij de doelstelling in 2027, zoals weergegeven in bijlage 5;

  • d.

    natte natuurparel: grondwaterafhankelijk natuurgebied in Noord-Brabant met bijzondere ecologische waarden waarvan sommige delen verdroogd zijn, zoals opgenomen op plankaart 1 van het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 https://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/water/waterbeleid/-/media/1A3C16857DA74E699993D6FF640779C1.pdf;

  • e.

    Natura 2000: Natura 2000 als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

  • f.

    Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van Wet Natuurbescherming;

  • g.

    Natura 2000-beheerplan: plan waarin is vastgelegd hoe en wanneer de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied gehaald worden;

  • h.

    Natuurnetwerk Noord-Brabant: netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden binnen de provincie Noord-Brabant zoals afgebakend op de kaart van het Natuurbeheerplan Noord-Brabant 2016, weergegeven in de ArcGIS-Kaartviewer van de provincie Noord-Brabant, http://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/natuurbeheerplan/;

  • i.

    niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming;

  • j.

    PAS: Programma aanpak stikstof, als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming, http://pas.natura2000.nl/pages/pas_vastgesteld.aspx;

  • k.

    PAS gebiedsanalyse: een analyse van een stikstofgevoelig Natura-2000 gebied, onderdeel van de PAS, waarin maatregelen zijn opgenomen die zorgen dat de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten verbetert of niet verder achteruit gaat;

  • l.

    PAS-herstelmaatregelen: maatregelen om de voor stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten te beschermen en waar mogelijk en nodig te ontwikkelen;

  • m.

    Waterbeheerplan: waterbeheerplan voor de periode 2016-2021 zoals in 2015 vastgesteld door het waterschap dat verantwoordelijk is voor het waterbeheer in het betreffende gebied.

 

Artikel 2.7.2 Doelgroep 

 

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door: 

 

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren;

  • d.

    grondgebruikers;

  • d.

    landbouworganisaties;

  • e.

    natuur- en landschapsorganisaties;

  • f.

    waterschappen;

  • g.

    gemeenten;

  • h.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

 

Artikel 2.7.3 Subsidiabele activiteiten

 

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen;

  • b.

    niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit.

 

Artikel 2.7.4 Weigeringsgronden specifiek

Onverminderd artikel 1.4 wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.7.3 sub a geweigerd indien ten behoeve van dezelfde activiteiten en subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt op grond van artikel 2.4 onder a van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

 

Artikel 2.7.5 Subsidievereisten

 

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.3 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd op het platteland;

    • c.

      het project heeft een directe link met de landbouw, blijkend uit een van de volgende criteria:

      • 1°.

        het project wordt uitgevoerd op landbouwgrond;

      • 2°.

        het project wordt uitgevoerd op gronden waar jaarlijks een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd;

      • 3°.

        het project wordt op andere grond dan landbouwgrond uitgevoerd, maar heeft wel een rechtstreeks verband met een landbouwactiviteit.

    • d.

      het project scoort bij de afweging, bedoeld in artikel 2.7.11, ten minste 2 punten of meer.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie voor niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen als bedoeld in artikel 2.7.3, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het nemen van stikstof- of watergerelateerde herstelmaatregelen, zoals opgenomen in de PAS-gebiedsanalyse of het Natura 2000-beheerplan, of op het nemen van herstelmaatregelen met een vergelijkbaar of beter effect;

    • b.

      de aanvrager heeft:

      • 1°.

        zeggenschap over de grond waarop de activiteiten plaatsvinden middels eigendom of erfpacht;

      • 2°.

        toestemming van de eigenaar of erfpachter van de grond waarop de activiteiten plaatsvinden.

    • c.

      het project wordt uitgevoerd in of ten behoeve van een van de Natura-2000 gebieden zoals genoemd in artikel 2.7.10, tweede lid onder a tot en met m.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie voor niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit als bedoeld in artikel 2.7.3, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project draagt in ieder geval bij aan een van de volgende doelen:

      • 1°.

        het behalen van of bijdragen aan een of meer ecologische kwaliteitsdoelen voor een of meer KRW-waterlichamen uit de tabel in bijlage 5;

      • 2°.

        het opheffen van knelpunten voor vismigratie in een of meer van de in bijlage 5 bedoelde watergangen;

      • 3°.

        het versneld realiseren van de goede grondwatertoestand in de Kaderrichtlijn Water-grondwaterlichamen door middel van hydrologisch herstel van natte natuurparels die zijn weergegeven op de lijst in bijlage 7;

      • 4°.

        het verwijderen van door stikstofdepositie verrijkte bagger in de vennen weergegeven in bijlage 8, inclusief het nemen van maatregelen om de betreffende habitats minder gevoelig te maken voor nieuwe stikstofdepositie uit de landbouw;

    • b.

      een ander overheidsorgaan draagt 25% bij aan de te verlenen subsidie indien het project bijdraagt aan een van de doelen, bedoeld onder a, onderdelen 1°, 2° of 3°.

  • 4.

    Het doel, bedoeld in het derde lid, onder a, waarvoor de kosten die subsidiabel zijn, het hoogst zijn, wordt aangemerkt als hoofddoel.

  • 5.

    Onverminderd het eerste lid, liggen aan het project ten grondslag:

     

    • a.

      een projectplan;

    • b.

      een begroting van de kosten van de activiteit;

    • c.

      een toelichting op de begroting;

    • d.

      een sluitend financieringsplan van de kosten van de activiteit, waaronder, in het geval het derde lid onder b van toepassing is, een toezegging van financiering door een ander overheidsorgaan ;

    • e.

      de afbakening van het projectgebied en een toelichting daarop;

    • f.

      indien de investering naar waarschijnlijkheid leidt tot negatieve omgevingseffecten, een verkenning naar de mogelijke negatieve omgevingseffecten van de investering.

       

Artikel 2.7.6 Subsidiabele kosten

 

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten van bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • b.

      kosten van verwerving of leasing van bebouwde en onbebouwde grond tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten;

    • c.

      kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • d.

      kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • e.

      kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • f.

      kosten van haalbaarheidsstudies;

    • g.

      personeelskosten van bij de uitvoering van het project betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt;

    • h.

      voorbereidingskosten gemaakt binnen een jaar voorafgaand aan de aanvraag om subsidie.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onder b, zijn kosten van verwerving van bebouwde en onbebouwde grond subsidiabel tot maximaal 30 % van de subsidiabele kosten indien aangetoond wordt dat:

    • a.

      de te verwerven onroerende zaken zijn gelegen in Natura 2000-gebieden of onderdeel uitmaken van buiten het Natuurnetwerk Brabant gelegen Kaderrichtlijn Water opgaven; en,

    • b.

      in het concrete geval redelijke alternatieven om de milieudoelen te behalen, ontbreken.

       

Artikel 2.7.7 Vereisten subsidieaanvraag  

 

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 13 november 2017, 09.00 uur tot en met 19 januari 2018, 17.00 uur.  

 

Artikel 2.7.8 Subsidieplafond

 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.7.3, onder a, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.7.7, vast op € 9.000.000.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.7.3, onder b, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.7.7, vast op € 3.240.000.

     

Artikel 2.7.9 Subsidiehoogte

 

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

  • 3.

    Geen subsidie wordt verstrekt indien het subsidiebedrag lager is dan € 200.000.

 

Artikel 2.7.10 Selectiecriteria niet-productieve investeringen bij PAS-herstelmaatregelen

 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, bedoeld in artikel 2.7.3, onder a, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van punten, beginnend bij de aanvraag met de meeste punten, toe te kennen op basis van resultaatsverwachtingen te waarderen met:

    • 1°.

      1 punt indien het project binnen de looptijd van het project niet alle maatregelen neemt die in het projectgebied nodig zijn volgens de PAS gebiedsanalyse, of in de plaats daarvan maatregelen met een vergelijkbaar of beter effect, en niet voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat dit uiterlijk op 1 juli 2021 zal zijn gebeurd;

    • 2°.

      2 punten indien het project binnen de looptijd van het project niet alle maatregelen neemt die in het projectgebied nodig zijn volgens de PAS gebiedsanalyse, of in de plaats daarvan maatregelen met een vergelijkbaar of beter effect, maar wel voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat dit uiterlijk op 1 juli 2021 zal zijn gebeurd;

    • 3.

      3 punten indien het project binnen de looptijd van het project niet alle maatregelen neemt die in het projectgebied nodig zijn volgens de PAS gebiedsanalyse, of in de plaats daarvan maatregelen met een vergelijkbaar of beter effect, maar dit wel met zekerheid uiterlijk op 1 juli 2021 zal zijn gebeurd;

    • 4°.

      4 punten indien het project vóór 1 juli 2021 alle maatregelen neemt die in het projectgebied nodig zijn volgens de PAS gebiedsanalyse, of in de plaats daarvan maatregelen met een vergelijkbaar of beter effect.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid er toe leidt dat aanvragen op een gelijke plaats in de rangschikking eindigen, vindt een nadere rangschikking plaats op basis van het gebied waarin zij worden uitgevoerd, op grond van de volgende volgorde, waarbij projecten, onder a, het hoogst gerangschikt worden:

     

    • a.

      Groote Peel/Deurnse Peel/Mariapeel;

    • b.

      Weerter en Budelerbergen & Ringselven;

    • c.

      Strabrechtse Heide en Beuven;

    • d.

      Leenderbos, Grote Heide de Plateaux;

    • e.

      Kempenland-West;

    • f.

      Kampina en Oisterwijkse Vennen;

    • g.

      Oeffeltermeent;

    • h.

      Regte Heide en Riels Laag;

    • i.

      Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek;

    • j.

      Loonse en Drunense Duinen en Leemkuilen;

    • k.

      Ulvenhoutse Bos;

    • l.

      Langstraat

    • m.

      Brabantse Wal.

  • 3.

    Indien toepassing van de voorgaande leden ertoe leidt dat aanvragen op een gelijke plaats in de rangschikking eindigen en het subsidieplafond te boven gaan, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

     

Artikel 2.7.11 Selectiecriteria herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit

 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, bedoeld in artikel 2.7.3, onder b, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van punten, beginnend bij de aanvraag met de meeste punten, toe te kennen op basis van resultaatsverwachtingen te waarderen met:

    • a.

      voor projecten met als hoofddoel het doel, bedoeld in artikel 2.7.5, derde lid, onder a, onderdeel 1°:

      • 1°.

        1 punt indien het project de KRW-opgave in het projectgebied binnen de looptijd van het project slechts gedeeltelijk realiseert, en niet voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de opgave uiterlijk op 22 december 2021 wordt gerealiseerd;

      • 2°.

        2 punten indien het project de KRW-opgave in het projectgebied binnen de looptijd van het project slechts gedeeltelijk realiseert, maar wel voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de opgave uiterlijk op 22 december 2021 wordt gerealiseerd;

      • 3°.

        3 punten indien het project de KRW-opgave in het projectgebied binnen de looptijd van het project slechts gedeeltelijk realiseert, maar deze wel met zekerheid uiterlijk op 22 december 2021 wordt gerealiseerd;

      • 4°.

        4 punten indien het project de KRW-opgave in het projectgebied binnen de looptijd van het project volledig realiseert;

    • b.

      voor projecten met als hoofddoel het doel, bedoeld in artikel 2.7.5, derde lid, onder a, onderdeel 2°:

      • 1°.

        1 punt indien door het project een of meer KRW-waterlichamen slechts gedeeltelijk vispasseerbaar worden binnen de looptijd van het project en niet voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat deze KRW-waterlichamen uiterlijk op 22 december volledig vispasseerbaar zijn;

      • 2°.

        2 punten indien door het project een of meer KRW-waterlichamen slechts gedeeltelijk vispasseerbaar worden binnen de looptijd van het project, maar wel voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat deze KRW-waterlichamen uiterlijk op 22 december 2021 volledig vispasseerbaar zijn;

      • 3°.

        3 punten indien door het project een of meer KRW-waterlichamen slechts gedeeltelijk vispasseerbaar worden binnen de looptijd van het project, maar deze KRW-waterlichamen uiterlijk op 22 december 2021 wel met zekerheid volledig vispasseerbaar zijn;

      • 4°.

        4 punten indien door het project een of meer KRW-waterlichamen volledig vispasseerbaar worden binnen de looptijd van het project;

    • c.

      voor projecten met als hoofddoel het doel, bedoeld in artikel 2.7.5, derde lid, onder a, onderdeel 3°:

       

      • 1°.

        1 punt indien het project na afloop van het project slechts gedeeltelijk hydrologisch herstel in het projectgebied realiseert en niet voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het projectgebied uiterlijk op 22 december 2021 volledig hydrologisch hersteld is;

      • 2°.

        2 punten indien het project na afloop van het project slechts gedeeltelijk hydrologisch herstel in het projectgebied realiseert, maar wel voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het projectgebied uiterlijk op 22 december 2021 volledig hydrologisch hersteld is;

      • 3°.

        3 punten indien het project na afloop van het project slechts gedeeltelijk hydrologisch herstel in het projectgebied realiseert, maar het projectgebied uiterlijk op 22 december 2021wel met zekerheid volledig hydrologisch hersteld is;

      • 4°.

        4 punten indien het project na afloop van het project volledig hydrologisch herstel binnen het projectgebied realiseert;

    • d.

      voor projecten met als hoofddoel het doel, bedoeld in artikel 2.7.5, derde lid, onder a, onderdeel 4°:

       

      • 1°.

        punt indien het project niet alle maatregelen neemt in het projectgebied die nodig zijn om de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden ongedaan te maken en niet voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat dit uiterlijk op 22 december 2021 is gebeurd;

      • 2°.

        2 punten indien het project niet alle maatregelen neemt in het projectgebied die nodig zijn om de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden ongedaan te maken, maar wel voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat dit uiterlijk op 22 december 2021 is gebeurd;

      • 3°.

        3 punten indien het project niet alle maatregelen neemt in het projectgebied die nodig zijn om de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden ongedaan te maken, maar dit uiterlijk op 22 december 2021wel met zekerheid is gebeurd;

      • 4°.

        4 punten indien het project alle maatregelen neemt in het projectgebied die nodig zijn om de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden in het projectgebied ongedaan te maken.

  • 2.

    Indien na toepassing van het eerste lid blijkt dat de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.7.8, tweede lid, te boven gaan, worden de gerangschikte aanvragen behandeld op volgorde van puntenaantal beginnend bij de aanvraag met de meeste punten.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen en het subsidieplafond te boven gaan, worden de aanvragen gerangschikt naar hoofddoel als bedoeld in artikel 2.7.5, vierde lid, waarbij:

    • a.

      eerst de projecten worden gehonoreerd die het doel als bedoeld in artikel 2.7.5, derde lid, onder a, onderdeel 4° als hoofddoel hebben;

    • b.

      vervolgens projecten worden gehonoreerd die het doel als bedoeld in artikel 2.7.5, derde lid, onder a, onderdeel 1°, 2° of 3° als hoofddoel hebben.

  • 4.

    Indien toepassing van de voorgaande leden ertoe leidt dat aanvragen op een gelijke plaats in de rangschikking eindigen en het subsidieplafond te boven gaan, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

 

B. Bijlage 5 komt te luiden:

 

Bijlage 5 bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

 

KRW-waterlichamen waarbinnen trajecten zijn gelegen die voor subsidie in aanmerking komen (bron: Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021)

Toelichting: de tabel geeft naam, code, status en type aan. Tevens de zes voor deze regeling relevante ecologische kwaliteitsdoelen. 

 

naam waterlichaam

Waterlichaamcode

Status 1

Type

Fytoplankton (EKR) 2

Overige waterflora (EKR)

Vis (EKR)

Macrofauna (EKR)

Totaal stikstof (mg/l) 3

Totaal fosfaat (mg/l) 3

Stroomgebied Rijn

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Alm

NL09_02_2

SV

R5

nvt

0,55

0,33

0,4

2,3

0,11

Kanalen L v Heusden en Altena

NL09_10_2

K

M3

0,6

0,6

0,6

0,6

2,8

0,15

Kreekrestanten Alm en Biesbosch

NL09_15_2

SV

R8

nvt

0,55

0,3

0,6

2,5

0,14

Stroomgebied Schelde

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zoom en Bleekloop

NL25_23

K

R5

nvt

0,45

geen

0,55

2,3

0,11

Agger

NL25_44

SV

M14

0,6

0,5

0,4

0,55

1,3

0,09

Rietkreek - Lange Water

NL25_45

SV

M14

0,6

0,5

0,4

0,55

1,3

0,09

Stroomgebied Maas

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Boven Mark

NL25_13

SV

R6

nvt

0,6

0,5

0,55

2,3

0,11

Mark en Vliet

NL25_16

SV

R6

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Roode Vaart

NL25_18

K

M6b

0,6

0,6

0,6

0,6

3,8

0,25

Beneden Donge

NL25_22

SV

R6

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Tonnekreek complex

NL25_30

SV

M14

0,6

0,5

0,4

0,55

1,3

0,09

Aa of Weerijs

NL25_34

SV

R5

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Bovenloop Donge

NL25_35

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Molenkreek complex

NL25_47

SV

M30

0,6

0,5

0,4

0,55

1,8

0,11

Kruislandse kreken

NL25_48

SV

M14

0,6

0,5

0,4

0,55

1,3

0,09

Bavelse Leij

NL25_50

SV

R4

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Chaamse beken

NL25_51

SV

R4

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Strijbeekse beek

NL25_52

SV

R4

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Galdersche beek

NL25_54

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Bijloop - Turfvaart

NL25_57

SV

R4

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Molenbeek

NL25_59

SV

R5

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Ligne

NL25_61

SV

M14

0,6

0,5

0,4

0,55

1,3

0,09

Merkske

NL25_62

N

R4

nvt

0,6

0,6

0,6

2,3

0,11

Gat van den Ham

NL25_63

SV

M14

0,6

0,5

0,4

0,55

1,3

0,09

Groote Beerze

NL27_B_1_2

SV

R5

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Kleine Beerze

NL27_B_2_2

SV

R4

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Rosep

NL27_B_3_2

SV

R4

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Beekse waterloop

NL27_BE_1_2

K

M1a

nvt

0,4

0,6

0,55

2,4

0,22

Groote waterloop

NL27_BE_3_2

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Boven Dommel

NL27_BO_1_2

SV

R5

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Run

NL27_BO_2_2

SV

R4

nvt

0,6

0,33

0,55

2,3

0,11

Keersop/ Beekloop

NL27_BO_3_2

SV

R4

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Groote Aa/ Buulder Aa

NL27_KD_1_2

SV

R5

nvt

0,55

0,33

0,55

2,3

0,11

Witte loop/ Peelrijt

NL27_KD_3_2

SV

R4

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Nieuwe Leij-Pop.L-Rov.L-Voortsestroom

NL27_L_1_2

SV

R5

nvt

0,55

0,33

0,55

2,3

0,11

Essche Stroom

NL27_L_2_2

SV

R6

nvt

0,55

0,33

0,55

2,3

0,11

Reusel/Raamsloop/Achterste Stroom

NL27_R_1_2

SV

R5

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Spruitenstroompje/ Roodloop

NL27_R_2_2

SV

R4

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Gender

NL27_SD_1_2

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,35

2,3

0,11

Ekkersrijt

NL27_SD_2_2

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,35

2,3

0,11

Hooidonkse beek

NL27_SD_3_2

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Tongelreep

NL27_T_1_2

N

R5

nvt

0,6

0,6

0,6

2,3

0,11

Zandleij

NL27_Z_1_2

K

M1a

nvt

0,4

0,6

0,55

2,4

0,22

Broekleij

NL27_Z_2_2

K

M1a

nvt

0,4

0,6

0,55

2,4

0,22

Wambergsche Beek

NL38_1B

SV

R5

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Dungense Loop

NL38_1C

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Aa van Gemert tot Den Bosch

NL38_1D

SV

R6

nvt

0,6

0,5

0,55

2,3

0,11

Goorloop, Boerdonkse Aa en Aa van Helmond

NL38_1H

SV

R5

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Biezenloop

NL38_1I

K

M1a

nvt

0,6

0,58

0,6

2,4

0,22

Kleine Wetering

NL38_2C

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Landmeersche Loop

NL38_2E

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Leijgraaf

NL38_2G

SV

R5

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Groote Wetering

NL38_2H

K

M3

0,6

0,6

0,6

0,6

2,8

0,15

naam waterlichaam

waterlichaamcode

Status 1

Type

Fytoplankton (EKR)

Macrofyten – soorten (EKR)

Vis (EKR)

Macrofauna (EKR)

Totaal stikstof (mg/l) 3

Totaal fosfaat (mg/l) 3

Beekgraaf

NL38_2I

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Peelse Loop

NL38_2J_2

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Esperloop en Snelle Loop

NL38_2K

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Aa vanaf Eeuwselse Loop tot Helmond

NL38_3G

SV

R5

nvt

0,45

0,22

0,55

2,3

0,11

Beekerloop

NL38_3O

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Kleine Aa

NL38_3P

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Voordeldonkse Broekloop

NL38_3Q

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Aa bij Helmond

NL38_3R

SV

R5

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Goorloop tot aan Wilhelminakanaal

NL38_3S

SV

R5

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Bakelse Aa, Oude Aa en Kaweise Loop

NL38_4E

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Astense Aa en Soeloop

NL38_4K

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Nieuwe Loonse Vaart

NL38_6F

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Koningsvliet en Koppelsloot

NL38_6G

K

M3

0,6

0,6

0,6

0,6

2,8

0,15

Drongelens Kanaal

NL38_6H

K

M6a

0,6

0,6

0,6

0,6

2,8

0,15

Dieze

NL38_6J

SV

R6

nvt

0,45

0,48

0,45

2,3

0,11

Luisbroeksche Wetering en Hedikhuizensche Maas

NL38_6K

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Bossche Sloot en Vlijmensch Vensche Hoofdloop

NL38_6P

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Hertogswetering, Hoefgraaf e.a.

NL38_7D

K

M3

0,6

0,6

0,6

0,6

2,8

0,15

Lorregraaf en andere M1 waterlopen

NL38_7F

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Munsche Wetering

NL38_7G

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Halsche Beek en Hooge Raam

NL38_8F

SV

R14

nvt

0,6

0,5

0,6

2,3

0,11

Lage Raam gegraven

NL38_8G

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Graafse Raam, Lage Raam, Peelkanaal ea

NL38_8I

SV

R5

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

naam waterlichaam

waterlichaamcode

Status 1

Type

Fytoplankton (EKR)

Macrofyten – soorten (EKR)

Vis (EKR)

Macrofauna (EKR)

Totaal stikstof (mg/l) 3

Totaal fosfaat (mg/l) 3

Tochtsloot

NL38_8J

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Peelkanaal/Defensiekanaal ea

NL38_8K

K

M3

0,6

0,6

0,6

0,6

2,8

0,15

Sambeeksche Uitwatering

NL38_8O

K

M1a

nvt

0,6

0,6

0,6

2,4

0,22

Oploosche Molenbeek, Oeffeltsche Raam ea

NL38_8P

SV

R5

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

St Jansbeek

NL38_8Q

SV

R5

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Ledeackerse Beek en St Anthonisloop

NL38_8S

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Tovensche Beek

NL38_8T

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Lactariabeek

NL38_8V

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Midden - en Beneden Dommel

NL99_6_BO_BE_2

SV

R6

nvt

0,6

0,45

0,55

2,3

0,11

Aa, Eeuwelscheloop en Kievitsloop

NL99_BRA_02_3E

SV

R4

nvt

0,45

0,33

0,55

2,3

0,11

Loobeek en Molenbeek

NL99_LOM

SV

R5

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

Peelkanaal

NL99_PEK

K

M3

0,6

0,35

0,6

0,6

2,8

0,15

Kleine Dommel / Sterkselse Aa

NL99_BRA_01_KD_2_2

SV

R5

nvt

0,6

0,45

0,6

2,3

0,11

file:///C:/Users/g.budak/AppData/Local/Packages/Microsoft.MicrosoftEdge_8wekyb3d8bbwe/TempState/Downloads/20170925%208e%20wijzigingsregeling%20POP3%20natuur%20en%20biodiversiteit.docx#_ftnref11) N = natuurlijk, SV = sterk veranderd, K = kunstmatig

2) EKR = ecologische kwaliteitsratio

3) zomergemiddelde

 

 

C. Bijlage 6 komt te luiden:

 

Bijlage 6 bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

 

Ecologische toestand per KRW-oppervlaktewaterlichaam in 2015

Toelichting: Deze tabel is gebaseerd op de factsheets die in december 2015 zijn gepubliceerd op: www.waterkwaliteitsportaal.nl

 

naam waterlichaam

Fytoplankton (EKR)

Overige waterflora (EKR)

Vis (EKR)

Macrofauna (EKR)

Totaal stikstof (mg/l) 3

Totaal fosfaat (mg/l) 3

Stroomgebied Rijn

 

 

 

 

 

 

Alm

 

matig

slecht

matig

goed

goed

Kanalen L v Heusden en Altena

matig

ontoereikend

goed

matig

goed

goed

Kreekrestanten Alm en Biesbosch

 

goed

goed

goed

goed

goed

Stroomgebied Schelde

 

 

 

 

 

 

Zoom en Bleekloop

matig

ontoereikend

ontoereikend

matig

Agger

goed

ontoereikend

ontoereikend

ontoereikend

ontoereikend

matig

Rietkreek - Lange Water

matig

ontoereikend

matig

ontoereikend

ontoereikend

ontoereikend

Stroomgebied Maas

 

 

 

 

 

 

Boven Mark

matig

slecht

ontoereikend

ontoereikend

ontoereikend

Mark en Vliet

goed

matig

matig

matig

matig

Roode Vaart

goed

slecht

goed

matig

goed

goed

Beneden Donge

goed

ontoereikend

ontoereikend

goed

matig

Tonnekreek complex

matig

ontoereikend

ontoereikend

matig

ontoereikend

matig

Aa of Weerijs

goed

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

Bovenloop Donge

matig

matig

ontoereikend

goed

goed

Molenkreek complex

ontoereikend

slecht

matig

ontoereikend

ontoereikend

slecht

Kruislandse kreken

matig

matig

matig

ontoereikend

slecht

matig

Bavelse Leij

matig

ontoereikend

ontoereikend

goed

goed

Chaamse beken

matig

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

Strijbeekse beek

matig

matig

ontoereikend

slecht

matig

Galdersche beek

goed

goed

ontoereikend

slecht

matig

Bijloop - Turfvaart

matig

ontoereikend

ontoereikend

ontoereikend

matig

Molenbeek

matig

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

Ligne

matig

matig

matig

matig

slecht

matig

Merkske

matig

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

Gat van den Ham

matig

slecht

matig

matig

ontoereikend

matig

Groote Beerze

matig

ontoereikend

matig

matig

goed

Kleine Beerze

matig

ontoereikend

ontoereikend

matig

goed

Rosep

matig

ontoereikend

ontoereikend

goed

matig

Beekse waterloop

matig

goed

matig

matig

goed

Groote waterloop

matig

goed

ontoereikend

goed

goed

Boven Dommel

matig

ontoereikend

matig

matig

ontoereikend

Run

matig

slecht

ontoereikend

matig

goed

Keersop/ Beekloop

matig

matig

matig

matig

goed

Groote Aa/ Buulder Aa

ontoereikend

matig

ontoereikend

goed

matig

Witte loop/ Peelrijt

ontoereikend

slecht

ontoereikend

ontoereikend

slecht

Nieuwe Leij-Pop.L-Rov.L-Voortsestroom

matig

matig

matig

matig

matig

Essche Stroom

matig

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

Reusel/Raamsloop/Achterste Stroom

matig

ontoereikend

matig

matig

matig

Spruitenstroompje/ Roodloop

matig

ontoereikend

ontoereikend

matig

goed

Gender

matig

 

matig

goed

goed

Ekkersrijt

matig

ontoereikend

matig

goed

matig

Hooidonkse beek

ontoereikend

goed

slecht

matig

matig

Tongelreep

matig

ontoereikend

goed

goed

matig

Zandleij

matig

 

ontoereikend

ontoereikend

ontoereikend

Broekleij

matig

matig

ontoereikend

goed

goed

Wambergsche Beek

matig

ontoereikend

ontoereikend

goed

matig

Dungense Loop

ontoereikend

goed

matig

goed

goed

Aa van Gemert tot Den Bosch

matig

ontoereikend

matig

matig

slecht

Goorloop, Boerdonkse Aa en Aa van Helmond

matig

matig

ontoereikend

matig

slecht

Biezenloop

ontoereikend

matig

ontoereikend

matig

goed

Kleine Wetering

ontoereikend

matig

matig

goed

goed

Landmeersche Loop

goed

slecht

ontoereikend

matig

ontoereikend

Leijgraaf

goed

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

Groote Wetering

goed

matig

goed

matig

matig

matig

naam waterlichaam

Fytoplankton (EKR)

Macrofyten – soorten (EKR)

Vis (EKR)

Macrofauna (EKR)

Totaal stikstof (mg/l) 3

Totaal fosfaat (mg/l) 3

Beekgraaf

ontoereikend

goed

matig

matig

ontoereikend

Peelse Loop

goed

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

Esperloop en Snelle Loop

goed

matig

ontoereikend

matig

matig

Aa vanaf Eeuwselse Loop tot Helmond

goed

matig

ontoereikend

ontoereikend

slecht

Beekerloop

goed

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

Kleine Aa

goed

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

Voordeldonkse Broekloop

matig

ontoereikend

ontoereikend

slecht

slecht

Aa bij Helmond

matig

slecht

ontoereikend

ontoereikend

slecht

Goorloop tot aan Wilhelminakanaal

matig

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

Bakelse Aa, Oude Aa en Kaweise Loop

goed

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

Astense Aa en Soeloop

matig

ontoereikend

ontoereikend

matig

ontoereikend

Nieuwe Loonse Vaart

 

ontoereikend

goed

matig

ontoereikend

ontoereikend

Koningsvliet en Koppelsloot

goed

matig

matig

goed

goed

matig

Drongelens Kanaal

matig

goed

matig

matig

matig

matig

Dieze

goed

matig

matig

matig

matig

Luisbroeksche Wetering en Hedikhuizensche Maas

slecht

matig

matig

goed

goed

Bossche Sloot en Vlijmensch Vensche Hoofdloop

ontoereikend

goed

ontoereikend

matig

matig

Hertogswetering, Hoefgraaf e.a.

goed

ontoereikend

matig

matig

matig

ontoereikend

Lorregraaf en andere M1 waterlopen

goed

matig

goed

goed

goed

Munsche Wetering

matig

goed

slecht

matig

goed

Halsche Beek en Hooge Raam

matig

slecht

matig

ontoereikend

matig

Lage Raam gegraven

goed

goed

matig

matig

goed

Graafse Raam, Lage Raam, Peelkanaal ea

goed

ontoereikend

ontoereikend

matig

matig

naam waterlichaam

Fytoplankton (EKR)

Macrofyten – soorten (EKR)

Vis (EKR)

Macrofauna (EKR)

Totaal stikstof (mg/l) 3

Totaal fosfaat (mg/l) 3

Tochtsloot

 

goed

matig

ontoereikend

matig

goed

Peelkanaal/Defensiekanaal ea

goed

ontoereikend

goed

matig

matig

goed

Sambeeksche Uitwatering

 

matig

goed

matig

ontoereikend

goed

Oploosche Molenbeek, Oeffeltsche Raam ea

 

goed

slecht

matig

matig

matig

St Jansbeek

goed

matig

matig

slecht

goed

Ledeackerse Beek en St Anthonisloop

goed

ontoereikend

ontoereikend

matig

goed

Tovensche Beek

ontoereikend

 

ontoereikend

slecht

matig

Lactariabeek

goed

ontoereikend

ontoereikend

goed

matig

Midden - en Beneden Dommel

 

matig

ontoereikend

matig

matig

ontoereikend

Aa, Eeuwelscheloop en Kievitsloop

 

matig

slecht

ontoereikend

ontoereikend

slecht

Loobeek en Molenbeek

 

matig

ontoereikend

matig

matig

matig

Peelkanaal

goed

matig

goed

matig

matig

matig

Kleine Dommel / Sterkselse Aa

 

matig

ontoereikend

matig

matig

matig

 

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel 1 onder A terug tot en met 1 december 2016.

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: achtste wijzigingsregeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020.

 

’s-Hertogenbosch, 3 oktober 2017

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

 

de secretaris

mw. ir. A.M. Burger

Toelichting behorende bij de achtste wijzigingsregeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020.

 

Algemeen

 

Inleiding

Om de gestelde doelstellingen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 te behalen besluiten Gedeputeerde Staten om hoofdstuk 2, paragraaf 7, opnieuw open te stellen van 13 november 2017, 09.00 uur tot en met 19 januari 2018, 17.00 uur.

 

Hoofdstuk 2, paragraaf 7, staat dit keer open voor niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen en voor niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit.

 

Niet –productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen

De openstelling voor niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen beoogt de negatieve gevolgen van landbouwactiviteiten op door Europa aangewezen habitats of soorten weg te nemen en de betreffende leefgebieden zo goed mogelijk te herstellen. Dit met in acht name van het provinciale ruimtelijke en economische beleid. Het gaat met name om het terugdringen van de gevolgen van stikstofdepositie vanuit de landbouw en het verminderen van de gevolgen van hydrologische ingrepen die in het verleden ten behoeve van de landbouw zijn genomen. Hierdoor worden soorten en habitats beter weerbaar gemaakt tegen de huidige en toekomstige depositie vanuit de landbouw en de effecten van de waterhuishouding die nodig blijft ten behoeve van de landbouw (in de omgeving van Natura 2000 gebieden). Hierdoor kan een volhoudbare balans worden gerealiseerd tussen economisch verantwoorde landbouw en behoud en herstel van Natura 2000 soorten en habitats. 

 

Niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit

Voor niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit heeft reeds eerder een openstelling plaatsgevonden van 23 januari 2017 tot en met 9 maart 2017, 17.00 uur.

 

In de huidige openstelling is de doelstelling om droge heide en bossen te herstellen weggelaten omdat de vorige openstelling een aantal projecten op dit gebied heeft opgeleverd waardoor dit beleidsdoel in de huidige openstelling geen prioriteit meer heeft. Indien het PAS-herstelmaatregelen betreft, kan herstel van droge heide en bossen wél voor subsidie in aanmerking komen in het kader van de doelstelling als bedoeld in artikel 2.7.3, onder a.

 

 

De voorliggende openstelling richt zich enerzijds op maatregelen die zorgen dat het watersysteem zodanig wordt ingericht dat negatieve gevolgen die de huidige inrichting heeft op de aquatische en terrestrische ecologie worden verminderd terwijl tegelijk de ontwikkelruimte voor de landbouw zo veel mogelijk behouden en zo mogelijk versterkt wordt. De opgaven voor de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 gelden daarbij als leidraad.

Anderzijds richt de voorliggende openstelling zich op het herstellen van vennen die door stikstofdepositie vanuit de landbouw zijn aangetast, inclusief het beter weerbaar maken van deze vennen tegen toekomstige depositie vanuit de landbouw.

 

Beleidsmatige uitgangspunten van de maatregel uit paragraaf 7

Met deze openstelling wordt beoogd om niet-productieve investeringen te stimuleren die bijdragen aan een volhoudbare balans tussen economisch verantwoorde landbouw en behoud en versterking van aquatische en terrestrische ecologie. Bij biodiversiteit en PAS-herstelmaatregelen ligt het accent op het wegnemen van negatieve gevolgen van landbouwactiviteiten op behoud van door Europa, Nederland of de provincie aangewezen habitats of soorten. Dit met in acht name van het provinciale ruimtelijke en economische beleid. Daarnaast ligt het accent op het zodanig inrichten van het watersysteem dat negatieve gevolgen die de huidige inrichting heeft op de aquatische en terrestrische ecologie worden verminderd op een zodanige wijze dat de ontwikkelruimte voor de landbouw behouden en zo mogelijk versterkt kan worden. De opgaven voor de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 worden daarbij als leidraad gebruikt. Tot slot richt deze openstelling zich op het herstellen van vennen die door stikstofdepositie vanuit de landbouw zijn aangetast en op het beter weerbaar maken hiervan tegen toekomstige depositie vanuit de landbouw.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen specifiek

Aan dit artikel is een aantal begripsbepalingen toegevoegd die specifiek betrekking hebben op de openstelling voor niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen. De definities komen overeen met de begripsbepalingen die ook worden gehanteerd in de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

In het kader van het Programma aanpak stikstof (PAS) zijn gebiedsanalyses gemaakt waarin de maatregelen zijn benoemd die uiterlijk op 1 juli 2021 moeten zijn genomen. Deze documenten zijn te vinden via de volgende link: http://pas.natura2000.nl/pages/gebiedsanalyses. Via deze link kan de meest actuele versie van de PAS-gebiedsanalyses worden opgezocht.

 

 

 

Artikel 2.7.1, onder c, KRW-opgave

Een deel van de KRW-opgave wordt gemeten met ecologische kwaliteitsratio’s (EKR’s). Het is een maat voor de afstand tot de goede ecologische toestand conform de beoordelingsmethodiek van de Kaderrichtlijn water.

De EKR’s in de tabel van bijlage 5 vormen de ondergrens voor de klasse ‘goed’ in bijlage 6. De overige klassegrenzen zijn evenredig verdeeld over de range tussen het getal 0 en het getal dat de ondergrens vormt voor de toestand ‘goed’. Voor de parameters ‘totaal stikstof’ en ‘totaal fosfaat’ vormen de waarden in bijlage 5 de grens voor de klasse ‘goed’. Hogere waarden worden ingedeeld in een van de klassen ‘slecht’, ‘ontoereikend’ of ‘matig’. De grenzen zijn per type bepaald en te vinden in de publicatie ‘Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn water’. Te vinden via: http://krw.stowa.nl/Upload/STOWA%20Natuurlijke%20wateren%20KRW%20(2).pdf.

 

In de bijlagen 5 en 6, zijn nu ook de waterlichamen opgenomen die in het provinciale beleid niet de functie ‘waternatuur’ of ‘verweven’ hebben gekregen. Dit omdat niet alleen deze waterlichamen, maar alle KRW-waterlichamen een ecologische functie hebben. Het provinciale beleid zal op dit onderdeel dan ook worden bijgesteld.

 

Artikel 2.7.3 Subsidiabele activiteiten

Niet-productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouw- of bosbouwbedrijf tot gevolg hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om inrichtingsmaatregelen voor specifieke soorten of habitats, inrichtingsmaatregelen om de negatieve gevolgen van agrarische emissies ongedaan te maken en ecosystemen beter weerbaar te maken tegen nieuwe emissies, PAS-herstelmaatregelen en noodzakelijke ict- of technische voorzieningen. En verder om investeringen gericht op verbetering van de waterkwaliteit en –kwantiteit om daarmee een bijdrage te leveren aan ecologische doelstellingen zoals beschreven in de Kaderrichtlijn Water.

Voorbeelden van inrichtingsmaatregelen om de negatieve gevolgen van agrarische emissies ongedaan te maken zijn het afplaggen of verschralen van door stikstofdepositie verrijkte natuurgebieden en het revitaliseren van het bodem-ecosysteem door het toedienen van mineralen of het inbrengen van loofhout, zodat de bodem beter bestand wordt tegen nieuwe stikstofdepositie. Bij PAS-herstelmaatregelen kan daarnaast ook gedacht worden aan natuurversterkende maatregelen die een link hebben met de landbouw, zoals de aanleg van regenwaterbuffers en stuwen, waterconserverende drainagesystemen, natte bufferzones, het omleggen van beken en het verhogen van waterpeilen. Voor de Kaderrichtlijn Water kan gedacht worden aan aanleg en inrichting van natuurvriendelijke oevers die bijdragen aan de Kaderrichtlijn Water en tevens een buffer vormen voor emissies naar oppervlaktewater, herstel watersystemen naar een goede toestand, waaronder beekherstel, hermeandering waterlopen, herstellen migratiemogelijkheden, verdrogingsbestrijding; aanleg van bufferzones langs watergangen; maatregelen die het waterbergend vermogen van gronden en watersystemen vergroten, bijvoorbeeld peilgestuurde drainage, aanleg van helofytenfilters (natuurlijke waterzuiveringssystemen) en waterhuishoudkundige aanpassingen in het watersysteem.

 

Artikel 2.7.4 Weigeringsgronden specifiek

Om stapeling van subsidies te voorkomen is in artikel 2.7.4 een bijzondere weigeringsgrond opgenomen. Deze voorkomt dat zowel op grond van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant, Provinciaal blad, 1 maart, nr. 877, als op grond van deze subsidieregeling, voor dezelfde activiteiten subsidie kan worden aangevraagd.

 

Artikel 2.7.5 Subsidievereisten

Eerste lid, onder c, onderdeel 3º, het project wordt op andere grond dan landbouwgrond uitgevoerd, maar heeft wel een rechtstreeks verband met een landbouwactiviteit

Voorbeelden van maatregelen die niet worden uitgevoerd op landbouwgrond, maar wel een rechtstreeks verband hebben met landbouwactiviteiten zijn:

  • Het installeren van pompen en/of het aanleggen van kades of stuwen in Natura 2000-gebied om te verhinderen dat verdrogingsbestrijding leidt tot wateroverlast in landbouwgebied.

  • Het afplaggen van natuurgebieden om ze beter bestand te maken tegen stikstofdepositie afkomstig van naburige landbouwactiviteiten.

  • Het aanleggen van een stuw met vispassage in een waterschapssloot. Doel van de stuw is om het waterbeheer in agrarisch gebied te verbeteren. Een vispassage is daarbij nodig om te vermijden dat de stuw een negatief effect heeft op vismigratie.

  • Het aanleggen van een vispassage bij een bestaande stuw en het weghalen van beschoeiing. Dit om te voldoen aan KRW-opgave zonder dat de landbouw er door wordt benadeeld.

  • Beekherstel in landbouwgebied. Hermeandering en afvoervertraging ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het aanleggen van schuine oevers om het waterbergend vermogen te vergroten, zodat voorkomen wordt dat bij neerslagpieken landbouwgrond overstroomt. Afvoervertraging en ophogen van de beekbodem leiden er ook toe dat omliggende landbouwgrond minder droogtegevoelig wordt.

  • Beekherstel in een natuurgebied. Het aanleggen van schuine oevers om het waterbergend vermogen te vergroten zodat voorkomen wordt dat bij neerslagpieken landbouwgrond overstroomt. Peilopzet, afvoervertraging en ophogen van de beekbodem zodat omliggende landbouwgrond minder droogtegevoelig wordt. Het Aanleggen van extra buffercapaciteit om te voorkomen dat maatregelen die nodig zijn in het kader van de KRW-opgave leiden tot extra wateroverlast in bovenstrooms landbouwgebied.

Analoog aan bovengenoemde maatregelen kan men ook denken aan maatregelen als:

  • Het aanleggen van wadi’s of infiltratiegreppels langs KRW-watergangen voor het opvangen van piekafvoeren of nutriëntenvrachten vanuit het aangrenzend landbouwgebied.

  • Het installeren van pompen en/of het aanleggen van kades of stuwen in Natura 2000-gebied om de kans op wateroverlast in landbouwgebied klein te houden.

  • Het plaatsen van verticale schermen om de kans op wateroverlast of natschade in landbouwgebieden klein te houden.

  • Het omleggen van waterlopen zodat agrarische ontwikkeling niet beperkt hoeft te worden. Het gaat om waterlopen die in het belang van de landbouw zijn gegraven of verdiept en waar een natuurgebied onevenredig last van ondervindt.

Eerste lid, onder d, drempel

Hierin wordt bepaald dat een project op basis van de selectiecriteria als genoemd in artikel 2.7.11, minimaal 2 punten moet scoren wil het voor een subsidie in aanmerking komen. Voor deze ondergrens is gekozen om er op te sturen dat het subsidiegeld naar projecten gaat die er toe bijdragen dat uiterlijk aan het eind van de planperiode de beleidsdoelen zijn gerealiseerd, ook in die situatie dat het plafond niet wordt bereikt.

Tweede lid, PAS-herstelmaatregelen

De herstelmaatregelen die voor het PAS uitgevoerd moeten worden, zijn opgenomen in de gebiedsanalyses die voor de PAS-gebieden zijn opgesteld. De aanvrager moet in het projectplan aantonen dat de herstelmaatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn opgenomen in de gebiedsanalyse voor dat betreffende gebied. Deze gebiedsanalyses zijn te vinden via de volgende link: http://pas.natura2000.nl/pages/gebiedsanalyses. Via deze link kan de meest actuele versie van de PAS-gebiedsanalyses worden opgezocht.

Tweede lid, onder a

Uit deze bepaling volgt verder dat enkel ten aanzien van stikstof- of grondwater gerelateerde herstelmaatregelen uit de PAS-gebiedsanalyse of het Natura 2000 beheerplan subsidie kan worden aangevraagd. Daarmee zijn de subsidiemogelijkheden beperkter dan de subsidiemogelijkheden op basis van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

De PAS-gebiedsanalyse wordt periodiek geactualiseerd. De huidige is op 17 maart 2017 van kracht geworden. De eerstvolgende gebiedsanalyse zal waarschijnlijk pas op 15 december 2017 van kracht worden. Het proces van actualisatie wordt landelijk georganiseerd, waardoor het niet mogelijk is nieuwe inzichten direct te verwerken in een nieuwe versie van de gebiedsanalyse. Dit kan er in de praktijk bij het toetsen van subsidieaanvragen toe leiden dat gewijzigd voortschrijdend inzicht inzake te nemen herstelmaatregelen nog niet in de gebiedsanalyse verwerkt is. Zo kan het zijn dat men bepaalde maatregelen anders wil uitvoeren of wil vervangen door maatregelen die ten minste even effectief zijn. Daarom bepaalt het tweede lid onder a dat herstelmaatregelen die niet in de gebiedsanalyse zijn opgenomen, maar die een vergelijkbaar of beter effect hebben, ook subsidiabel zijn. Het is in dat geval aan de aanvrager om in de aanvraag duidelijk te onderbouwen dat het bij de herstelmaatregel behorende knelpunt op een tenminste even effectieve manier wordt opgelost. Voor dergelijke herstelmaatregelen kan dan een zogenaamd ‘omwisselbesluit’ worden genomen als bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, van het Besluit natuurbescherming 2017, ten behoeve van een eerstvolgende aanpassing van de PAS-gebiedsanalyse.

Derde lid, onder a, onderdelen 1° en 2°

De Kaderrichtlijn Water bepaalt dat uiterlijk in 2027 de Brabantse oppervlaktewaterlichamen in een goede ecologische toestand moeten zijn of een goed ecologisch potentieel moeten hebben. Een deel van deze KRW-waterlichamen is van belang voor de landbouw omdat ze overtollig water uit agrarisch gebied snel moeten afvoeren of in tijden van droogte zoetwater moeten aanvoeren. Dit legt beperkingen op aan de te nemen KRW-herstelmaatregelen. Alleen deze oppervlaktewaterlichamen komen daarom in het kader van de voorliggende regeling voor subsidie in aanmerking. Bijlage 5 geeft een overzicht van deze Brabantse oppervlaktewaterlichamen. Tevens zijn de KRW-kwaliteitsdoelen weergegeven. Bijlage 6 geeft de toestand weer zoals deze eind 2015 is gerapporteerd. De provincie wil met deze subsidieregeling bereiken dat het goed ecologische potentieel versneld wordt gerealiseerd en dat de functie die deze waterlichamen hebben voor het waterbeheer in agrarisch gebied behouden blijft.

Voor het ecologisch kwaliteitsdoel ‘vis’ is niet alleen een goede inrichting en een goede waterkwaliteit van belang, maar ook het opheffen van knelpunten voor vismigratie. Deze knelpunten zijn in het verleden ontstaan door het aanbrengen van stuwen ten dienste van de landbouw. Deze stuwen moeten nu vispasseerbaar worden gemaakt zonder de landbouw in haar ontwikkelingsmogelijkheden te beperken. Deze specifieke maatregel wordt vaak uit efficiency- en kosteneffectiviteitsoverwegingen geclusterd aangepakt. Om die reden is het als een apart hoofddoel onder 2° benoemd. De maatregel kan echter ook onderdeel uitmaken van een integrale aanpak, zoals onder 1° bedoeld. Indien een watergang vispasseerbaar wordt gemaakt door het uitsluitend verwijderen van een stuw ontstaat in hellend gebied schade aan landbouwgrond doordat de grond bovenstrooms te droog wordt en benedenstrooms te nat. Om die reden moet de stuw worden vervangen door een vispasseerbaar alternatief. Het is daarbij belangrijk dat de vispasseerbaarheid voor alle relevante soorten voldoende is. De Brabantse waterschappen hebben de ‘Handreiking vispassages in Noord-Brabant opgesteld en gebruiken dit als toetsingskader bij de vergunningverlening. Deze handreiking is te vinden op de volgende link: http://edepot.wur.nl/247645. De ligging van de waterlichamen die in bijlage 5 zijn genoemd is te vinden in de viewer http://noord-brabant.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=ab07f22bc0254bd7836ad4e12adc0df7.

Derde lid, onder a, onderdeel 3°

De Kaderrichtlijn Water bepaalt dat uiterlijk in 2027 voor de grondwaterafhankelijke terrestrische ecosystemen een goede grondwatertoestand moet zijn gerealiseerd. Dat betekent dat significante schade door antropogene veranderingen aan de grondwaterstand of inbreng van verontreinigende stoffen moet zijn opgeheven. In Brabant betreft het de natte natuurparels. Deze zijn opgesomd in bijlage 7. De provincie vindt het belangrijk dat de goede grondwatertoestand eerder wordt bereikt, zodat meer waterafhankelijke natuur behouden kan worden. De exacte begrenzing van de natte natuurparels is te vinden in de viewer http://Brabant.nl/KaartPOP3Natuurenbiodiversiteit.

Derde lid, onder a, onderdeel 4°

Het rapport ‘Grootschalige stikstofdepositie in Nederland. Herkomst en ontwikkeling in de tijd’ van het Planbureau voor de Leefomgeving laat zien dat de stikstofdepositie in de onderzochte natuurgebieden in Noord-Brabant van west (Brabantse Wal met 64%) naar oost (Deurnsche Peel & Mariapeel met 81%) en van noord (Biesbosch met 58%) naar zuid (Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux met 72%) grotendeels afkomstig is uit de landbouw. Tevens laat dit rapport zien dat de invloed van de landbouw ook de komende decennia dominant blijft. Het wegnemen van de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden en het minder gevoelig maken van de natuurgebieden voor nieuwe emissies vanuit de landbouw vormt om die reden een belangrijke doelstelling bij de voorliggende regeling. Bij ‘wegnemen’ kan worden gedacht aan het stimuleren van denitrificatie door het creëren van natte omstandigheden en het verwijderen van door depositie verrijkte bodemlagen, vegetatie of waterbodems. Bij ‘minder gevoelig maken’ kan worden gedacht aan hydrologisch herstel, ecologisch herstel, toedienen van kalk en andere mineralen om uitloging en verzuring te compenseren. De locatie van de vennen is te vinden in de http://Brabant.nl/KaartPOP3Natuurenbiodiversiteit.

Derde lid, onder b

Bij watergerelateerde maatregelen ten behoeve van biodiversiteit is het in Noord-Brabant gebruikelijk dat andere overheden (meestal zijn dit de waterschappen, omdat zij veelal de hydrologische maatregelen uitvoeren) een deel van de kosten voor hun rekening nemen. Gebruikelijk is een gelijk bedrag als dat van de provincie. Daarom is in de regeling opgenomen dat een ander overheidsorgaan moet instemmen met een bijdrage van 25% van de subsidiabele kosten. Die instemming moet blijken uit een bijgevoegde brief bij de subsidieaanvraag. Indien deze brief ontbreekt, wordt de aanvraag als niet compleet en daarom vanwege onvolledigheid niet in behandeling genomen. Hiertoe is in artikel 2.7.4, derde lid, onder b, een vereiste opgenomen. De bijdrage van een ander overheidsorgaan maakt onderdeel uit van de te verlenen subsidie. Bij verlening worden met het betaalorgaan afspraken gemaakt over de uitbetaling van deze bijdrage.  

 

Artikel 2.7.6 Subsidiabele kosten

Eerste lid, onder a, Kosten van bouw of verbetering van onroerende zaken 

Onder kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken vallen ook kosten om habitats in natuurgebieden te herstellen, ecosystemen beter weerbaar te maken tegen toekomstige stikstofdepositie en kosten om gronden te transformeren naar de voor beter waterbeheer beoogde functie. Bijvoorbeeld kosten voor het afplaggen van door stikstofdepositie verrijkte bodems, het weghalen van door stikstofdepositie verrijkte bagger of vegetaties, het toedienen van mineralen om uitloging en verzuring te compenseren, het aanplanten van bepaalde loofbomen, het aanleggen van plas-dras zones, rietkragen, meanders, waterbergingsgebieden, accoladeprofielen, wadi’s, infiltratiegreppels, kades en watergangen.

Eerste lid, onder b, Kosten van verwerving of leasing van bebouwde en onbebouwde grond tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten

Indien het in het kader van een project noodzakelijk is om gronden aan te kopen, mogen de kosten voor de aankoop van die gronden maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten van het project bedragen, tenzij er een uitzondering op deze 10% regeling van toepassing is op grond van het tweede lid van dit artikel.

Rekenvoorbeeld: de EU-subsidiabele inrichtingskosten voor een beekherstelproject inclusief de aanleg van een meander en een vistrap bedragen € 300.000. Voor het project moet 2 ha grond worden aangekocht ad € 140.000. De totale projectkosten bedragen dus € 440.000. Als de aankoopkosten tot 30% over de totale subsidiabele kosten mogen bedragen, vormen de aanlegkosten van € 300.000 dus 70% van de totale subsidiabele kosten. De totale subsidiabele kosten bedragen in dit voorbeeld dan teruggerekend (100/70 x € 300.000 =) € 428.571 waarvan € 128.571 grondkosten. De overige € 11.429 grondkosten zijn niet EU-subsidiabel.

Eerste lid, onder c, Kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa

Een installatie is een samenhangend en vaak min of meer geavanceerd systeem dat een bepaald doel dient. Gedacht kan worden aan een vistrap, een systeem voor peilgestuurde drainage, een stuw, een gemaal en andere technische hulpmiddelen die ingezet kunnen worden voor waterbeheer in een omgeving met tegengestelde belangen.

Eerste lid, onder h, Voorbereidingskosten

Het is belangrijk dat de subsidiabele activiteit goed wordt voorbereid. Daarmee kan de doelmatigheid, de kosteneffectiviteit en de integraliteit worden vergroot. Een deel van deze kosten is of zal worden gemaakt voorafgaand aan de aanvraag om subsidie. Vanwege het grote belang van een goede voorbereiding zijn deze kosten in deze regeling subsidiabel gesteld voor zover ze gemaakt zijn binnen een jaar voorafgaand aan de aanvraag om subsidie. In artikel 1.1, onder o. zijn de kosten benoemd die subsidiabel zijn.

Tweede lid

Op grond van artikel 69 derde lid, onder b, van Verordening (EU) 1303/2013 kan in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen een overschrijding van het in het vierde lid genoemde maximale percentage subsidie voor de verwerving van onroerende zaken worden toegestaan voor concrete acties ten behoeve van milieubehoud. Gelet op de hoge agrarische grondkosten in Brabant en de hoge milieudruk van de agrarische sector is hiervan sprakeindien de te verwerven onroerende zaken zijn gelegen in Natura 2000 gebieden of onderdeel uitmaken van buiten het Natuurnetwerk Brabant gelegen Kaderrichtlijn Water opgaven voor natte natuurparels of KRW-waterlichamen. 

Onderbouwd moet worden dat hogere grondverwervingskosten noodzakelijk zijn en dat alternatieven ontbreken. Bijvoorbeeld in het geval het niet mogelijk, niet duurzaam of niet kosteneffectief is om de beoogde inrichting, herinrichting of transformatie van het watersysteem te realiseren zonder substantiële grondverwerving. Een ander voorbeeld kan zijn dat de betreffende grondeigenaren niet bereid zijn om de benodigde maatregelen op hun grond toe te staan en dat daarom extra gronden verworven dienen te worden. Dit om de landbouw te ontlasten. 

 

Artikel 2.7.9 Subsidiehoogte

Eerste lid

De subsidiehoogte bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, tenzij dit volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun niet is toegestaan. De subsidie bestaat uit 50% ELFPO en 50% provinciale bijdrage. Uitzondering hierop zijn de projecten die bijdragen aan de doelen die zijn genoemd in artikel 2.7.5, derde lid, sub a onder 1 tot en met 3. Voor deze projecten bestaat de subsidie uit 50% ELFPO, 25% provinciale bijdrage en 25% bijdrage van een ander overheidsorgaan.

Derde lid

Het duurzaam oplossen van knelpunten in probleemgebieden vergt een goed onderbouwde, integrale en grootschalige aanpak. Dat maakt deze projecten relatief duur. Deze gecombineerde aanpak is wel het meest kosteneffectief. Om deze reden is gekozen voor een relatief hoge drempel.

 

Artikel 2.7.10 Selectiecriteria niet-productieve investeringen PAS-herstelmaatregelen

In dit artikel staan de selectiecriteria weergegeven voor de niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen. In het eerste lid is een aantal kwalitatieve criteria opgenomen. Als na rangschikking op basis van het eerste lid projecten gelijk eindigen, volgt ten aanzien van deze projecten een nadere rangschikking op basis van een geografisch criterium zoals opgenomen in het tweede lid. Als hierna projecten nog gelijk eindigen wordt daartussen op basis van het derde lid geloot.

Eerste lid

Voor projecten gericht op het nemen van PAS-herstelmaatregelen wordt de PAS-gebiedsanalyse als leidend beschouwd. Hierin zijn de maatregelen benoemd die uiterlijk op 1 juli 2021 moeten zijn genomen. Deze documenten zijn te vinden via de volgende link:

http://pas.natura2000.nl/pages/gebiedsanalyses. Via deze link kan de meest actuele versie van de PAS-gebiedsanalyses worden opgezocht.

Maatregelen die nog niet in de PAS-gebiedsanalyse verwerkt zijn, maar die gelet op voortschrijdend inzicht ten minste even effectief zijn, zijn ook acceptabel. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 2.7.5, tweede lid onder a.

Tweede lid

De volgorde bij de Natura 2000-gebieden laat de provincie afhangen van de mate waarin de stikstofdepositie afkomstig is uit de landbouw. Globaal is dat binnen Brabant een volgorde van zuid-oost naar noord-west.

 

Artikel 2.7.11 Selectiecriteria herstel-of inrichtingsmatregelen voor natuur of biodiversiteit

Eerste lid

In het eerste lid van dit artikel zijn de selectiecriteria tekstueel verbeterd en wordt als peildatum de uiterste datum van de planperiode van het Waterbeheerplan genoemd, 22 december 2021.

Eerste lid, onder a

Voor het bepalen van de probleemgebieden bij oppervlaktewaterlichamen wordt gebruik gemaakt van het overzicht ‘Ecologische toestand per KRW-oppervlaktewaterlichaam in 2015, zoals weergegeven in bijlage 6. Deze bijlage is afgeleid uit de factsheets die zijn gepubliceerd op: https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/Beheer/Rapportage/Publiek?viewName=Factsheets&jaar=2015&maand=December

De puntentelling voor het ranken van projecten zal worden gebaseerd op feiten en informatie die op het moment van aanvraag beschikbaar is en die voldoende meetbaar en verifieerbaar is. Bij ‘met zekerheid realiseren’ kan bijvoorbeeld worden gedacht aan projecten waarbij de restopgave gerealiseerd wordt vanuit een ander project dat op het moment van indienen in uitvoering is of is aanbesteed. Bij ‘voldoende aannemelijk’ kan worden gedacht aan projecten waarbij de restopgave gerealiseerd wordt vanuit een ander project dat op het moment van indienen nog niet in uitvoering is, maar waarover wel besluiten zijn genomen of middelen zijn begroot. In alle gevallen zal dit meetbaar en verifieerbaar moeten worden aangetoond. Een andere optie voor ‘voldoende aannemelijk’ is dat meetbaar en verifieerbaar kan worden aangetoond dat autonome ontwikkelingen helpen om doelbereik binnen de planperiode te realiseren.

Omdat waterlichamen vaak erg langgerekt zijn is het niet altijd doelmatig een heel waterlichaam ineens aan te pakken. Vandaar dat bij dit criterium de mogelijkheid is geboden het project te beperken tot een deel van het waterlichaam, het projectgebied.

Eerste lid, onder b

Het vispasseerbaar maken van watergangen bestaat meestal uit losstaande lokale ingrepen. Uit oogpunt van kosteneffectiviteit worden dit soort ingrepen vaak geclusterd uitgevoerd. Soms ook in verschillende waterlichamen tegelijk. Vandaar dat dit criterium met deze werkwijze rekening houdt.

Eerste lid, onder c

Omdat volledig hydrologisch herstel van een natte natuurparel vaak pas mogelijk is wanneer het gehele gebied kan worden ingericht is bij dit criterium de mogelijkheid geboden het project te beperken tot een of meer delen van de natte natuurparel, het projectgebied.

Eerste lid, onder d

Omdat het wegnemen van de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden en het weerbaar maken van kwetsbare ecosystemen tegen nieuwe depositie uit de landbouw veel maatwerk vereist, is bij dit criterium de mogelijkheid geboden het project te beperken tot een of meer delen van het door stikstofdepositie aangetaste natuurgebied, het projectgebied.

Derde lid

Vanwege de beperkte waarderingsrange die bij keuze voor het geografisch criterium mag worden gehanteerd is de kans groot dat meerdere projecten gelijk worden gewaardeerd. Om loting te voorkomen zal bij projecten gericht op de doelstelling als bedoeld in artikel 2.7.5, derde lid, bij gelijke score prioriteit worden gegeven aan projecten die zijn gericht op het verwijderen van door stikstofdepositie verrijkte bagger en vegetatie uit vennen en het nemen van maatregelen om deze habitats minder gevoelig te maken voor nieuwe stikstofdepositie uit de landbouw. Vervolgens aan projecten gericht op het bereiken van een goede grondwatertoestand of op het realiseren van de KRW-opgave. De reden is dat bij vennen veel vaker dan bij KRW-waterlichamen sprake is van een negatieve trend die gestopt en omgekeerd moet worden.

 

  

Gedeputeerde Staten van Noord‑Brabant,

 

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

 

de secretaris

mw. ir. A.M. Burger

 

Naar boven