Provinciaal blad van Noord-Brabant
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noord-Brabant | Provinciaal blad 2017, 4582 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noord-Brabant | Provinciaal blad 2017, 4582 | Verordeningen |
Achtste wijzigingsregeling Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 7 september 2015 de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 hebben vastgesteld;
Overwegende dat er in de Vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020, zoals vastgesteld op 15 november 2016, ten aanzien van de openstelling van paragraaf 4 Fysieke investeringen in verduurzaming van landbouwbedrijven van jonge landbouwers, abusievelijk een verkeerde einddatum is opgenomen;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant de Subsidieregeling wensen te wijzigen ter correctie van deze einddatum;
Overwegende dat de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 voorts aanpassing behoeft vanwege de voorgenomen nieuwe openstelling voor subsidie betreffende niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen en niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit;
De Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt als volgt gewijzigd:
§ 7 Herstel- en inrichtingsmaatregelen natuur en biodiversiteit
Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen specifiek
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
natte natuurparel: grondwaterafhankelijk natuurgebied in Noord-Brabant met bijzondere ecologische waarden waarvan sommige delen verdroogd zijn, zoals opgenomen op plankaart 1 van het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 https://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-thema/water/waterbeleid/-/media/1A3C16857DA74E699993D6FF640779C1.pdf;
Natuurnetwerk Noord-Brabant: netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden binnen de provincie Noord-Brabant zoals afgebakend op de kaart van het Natuurbeheerplan Noord-Brabant 2016, weergegeven in de ArcGIS-Kaartviewer van de provincie Noord-Brabant, http://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/natuurbeheerplan/;
Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:
Artikel 2.7.3 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:
Artikel 2.7.4 Weigeringsgronden specifiek
Onverminderd artikel 1.4 wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.7.3 sub a geweigerd indien ten behoeve van dezelfde activiteiten en subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt op grond van artikel 2.4 onder a van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.
Artikel 2.7.5 Subsidievereisten
Artikel 2.7.6 Subsidiabele kosten
Artikel 2.7.7 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 13 november 2017, 09.00 uur tot en met 19 januari 2018, 17.00 uur.
Artikel 2.7.10 Selectiecriteria niet-productieve investeringen bij PAS-herstelmaatregelen
Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, bedoeld in artikel 2.7.3, onder a, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van punten, beginnend bij de aanvraag met de meeste punten, toe te kennen op basis van resultaatsverwachtingen te waarderen met:
1 punt indien het project binnen de looptijd van het project niet alle maatregelen neemt die in het projectgebied nodig zijn volgens de PAS gebiedsanalyse, of in de plaats daarvan maatregelen met een vergelijkbaar of beter effect, en niet voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat dit uiterlijk op 1 juli 2021 zal zijn gebeurd;
2 punten indien het project binnen de looptijd van het project niet alle maatregelen neemt die in het projectgebied nodig zijn volgens de PAS gebiedsanalyse, of in de plaats daarvan maatregelen met een vergelijkbaar of beter effect, maar wel voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat dit uiterlijk op 1 juli 2021 zal zijn gebeurd;
3 punten indien het project binnen de looptijd van het project niet alle maatregelen neemt die in het projectgebied nodig zijn volgens de PAS gebiedsanalyse, of in de plaats daarvan maatregelen met een vergelijkbaar of beter effect, maar dit wel met zekerheid uiterlijk op 1 juli 2021 zal zijn gebeurd;
Indien toepassing van het eerste lid er toe leidt dat aanvragen op een gelijke plaats in de rangschikking eindigen, vindt een nadere rangschikking plaats op basis van het gebied waarin zij worden uitgevoerd, op grond van de volgende volgorde, waarbij projecten, onder a, het hoogst gerangschikt worden:
Artikel 2.7.11 Selectiecriteria herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit
Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, bedoeld in artikel 2.7.3, onder b, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van punten, beginnend bij de aanvraag met de meeste punten, toe te kennen op basis van resultaatsverwachtingen te waarderen met:
Indien na toepassing van het eerste lid blijkt dat de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.7.8, tweede lid, te boven gaan, worden de gerangschikte aanvragen behandeld op volgorde van puntenaantal beginnend bij de aanvraag met de meeste punten.
Bijlage 5 bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020
KRW-waterlichamen waarbinnen trajecten zijn gelegen die voor subsidie in aanmerking komen (bron: Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021)
Toelichting: de tabel geeft naam, code, status en type aan. Tevens de zes voor deze regeling relevante ecologische kwaliteitsdoelen.
Status 1 |
Fytoplankton (EKR) 2 |
Totaal stikstof (mg/l) 3 |
Totaal fosfaat (mg/l) 3 |
||||||
Status 1 |
Totaal stikstof (mg/l) 3 |
Totaal fosfaat (mg/l) 3 |
|||||||
Status 1 |
Totaal stikstof (mg/l) 3 |
Totaal fosfaat (mg/l) 3 |
|||||||
file:///C:/Users/g.budak/AppData/Local/Packages/Microsoft.MicrosoftEdge_8wekyb3d8bbwe/TempState/Downloads/20170925%208e%20wijzigingsregeling%20POP3%20natuur%20en%20biodiversiteit.docx#_ftnref11) N = natuurlijk, SV = sterk veranderd, K = kunstmatig
2) EKR = ecologische kwaliteitsratio
Bijlage 6 bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020
Ecologische toestand per KRW-oppervlaktewaterlichaam in 2015
Toelichting: Deze tabel is gebaseerd op de factsheets die in december 2015 zijn gepubliceerd op: www.waterkwaliteitsportaal.nl
Om de gestelde doelstellingen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 te behalen besluiten Gedeputeerde Staten om hoofdstuk 2, paragraaf 7, opnieuw open te stellen van 13 november 2017, 09.00 uur tot en met 19 januari 2018, 17.00 uur.
Hoofdstuk 2, paragraaf 7, staat dit keer open voor niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen en voor niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit.
Niet –productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen
De openstelling voor niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen beoogt de negatieve gevolgen van landbouwactiviteiten op door Europa aangewezen habitats of soorten weg te nemen en de betreffende leefgebieden zo goed mogelijk te herstellen. Dit met in acht name van het provinciale ruimtelijke en economische beleid. Het gaat met name om het terugdringen van de gevolgen van stikstofdepositie vanuit de landbouw en het verminderen van de gevolgen van hydrologische ingrepen die in het verleden ten behoeve van de landbouw zijn genomen. Hierdoor worden soorten en habitats beter weerbaar gemaakt tegen de huidige en toekomstige depositie vanuit de landbouw en de effecten van de waterhuishouding die nodig blijft ten behoeve van de landbouw (in de omgeving van Natura 2000 gebieden). Hierdoor kan een volhoudbare balans worden gerealiseerd tussen economisch verantwoorde landbouw en behoud en herstel van Natura 2000 soorten en habitats.
Niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit
Voor niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur of biodiversiteit heeft reeds eerder een openstelling plaatsgevonden van 23 januari 2017 tot en met 9 maart 2017, 17.00 uur.
In de huidige openstelling is de doelstelling om droge heide en bossen te herstellen weggelaten omdat de vorige openstelling een aantal projecten op dit gebied heeft opgeleverd waardoor dit beleidsdoel in de huidige openstelling geen prioriteit meer heeft. Indien het PAS-herstelmaatregelen betreft, kan herstel van droge heide en bossen wél voor subsidie in aanmerking komen in het kader van de doelstelling als bedoeld in artikel 2.7.3, onder a.
De voorliggende openstelling richt zich enerzijds op maatregelen die zorgen dat het watersysteem zodanig wordt ingericht dat negatieve gevolgen die de huidige inrichting heeft op de aquatische en terrestrische ecologie worden verminderd terwijl tegelijk de ontwikkelruimte voor de landbouw zo veel mogelijk behouden en zo mogelijk versterkt wordt. De opgaven voor de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 gelden daarbij als leidraad.
Anderzijds richt de voorliggende openstelling zich op het herstellen van vennen die door stikstofdepositie vanuit de landbouw zijn aangetast, inclusief het beter weerbaar maken van deze vennen tegen toekomstige depositie vanuit de landbouw.
Beleidsmatige uitgangspunten van de maatregel uit paragraaf 7
Met deze openstelling wordt beoogd om niet-productieve investeringen te stimuleren die bijdragen aan een volhoudbare balans tussen economisch verantwoorde landbouw en behoud en versterking van aquatische en terrestrische ecologie. Bij biodiversiteit en PAS-herstelmaatregelen ligt het accent op het wegnemen van negatieve gevolgen van landbouwactiviteiten op behoud van door Europa, Nederland of de provincie aangewezen habitats of soorten. Dit met in acht name van het provinciale ruimtelijke en economische beleid. Daarnaast ligt het accent op het zodanig inrichten van het watersysteem dat negatieve gevolgen die de huidige inrichting heeft op de aquatische en terrestrische ecologie worden verminderd op een zodanige wijze dat de ontwikkelruimte voor de landbouw behouden en zo mogelijk versterkt kan worden. De opgaven voor de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 worden daarbij als leidraad gebruikt. Tot slot richt deze openstelling zich op het herstellen van vennen die door stikstofdepositie vanuit de landbouw zijn aangetast en op het beter weerbaar maken hiervan tegen toekomstige depositie vanuit de landbouw.
Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen specifiek
Aan dit artikel is een aantal begripsbepalingen toegevoegd die specifiek betrekking hebben op de openstelling voor niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen. De definities komen overeen met de begripsbepalingen die ook worden gehanteerd in de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.
In het kader van het Programma aanpak stikstof (PAS) zijn gebiedsanalyses gemaakt waarin de maatregelen zijn benoemd die uiterlijk op 1 juli 2021 moeten zijn genomen. Deze documenten zijn te vinden via de volgende link: http://pas.natura2000.nl/pages/gebiedsanalyses. Via deze link kan de meest actuele versie van de PAS-gebiedsanalyses worden opgezocht.
Artikel 2.7.1, onder c, KRW-opgave
Een deel van de KRW-opgave wordt gemeten met ecologische kwaliteitsratio’s (EKR’s). Het is een maat voor de afstand tot de goede ecologische toestand conform de beoordelingsmethodiek van de Kaderrichtlijn water.
De EKR’s in de tabel van bijlage 5 vormen de ondergrens voor de klasse ‘goed’ in bijlage 6. De overige klassegrenzen zijn evenredig verdeeld over de range tussen het getal 0 en het getal dat de ondergrens vormt voor de toestand ‘goed’. Voor de parameters ‘totaal stikstof’ en ‘totaal fosfaat’ vormen de waarden in bijlage 5 de grens voor de klasse ‘goed’. Hogere waarden worden ingedeeld in een van de klassen ‘slecht’, ‘ontoereikend’ of ‘matig’. De grenzen zijn per type bepaald en te vinden in de publicatie ‘Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn water’. Te vinden via: http://krw.stowa.nl/Upload/STOWA%20Natuurlijke%20wateren%20KRW%20(2).pdf.
In de bijlagen 5 en 6, zijn nu ook de waterlichamen opgenomen die in het provinciale beleid niet de functie ‘waternatuur’ of ‘verweven’ hebben gekregen. Dit omdat niet alleen deze waterlichamen, maar alle KRW-waterlichamen een ecologische functie hebben. Het provinciale beleid zal op dit onderdeel dan ook worden bijgesteld.
Artikel 2.7.3 Subsidiabele activiteiten
Niet-productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouw- of bosbouwbedrijf tot gevolg hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om inrichtingsmaatregelen voor specifieke soorten of habitats, inrichtingsmaatregelen om de negatieve gevolgen van agrarische emissies ongedaan te maken en ecosystemen beter weerbaar te maken tegen nieuwe emissies, PAS-herstelmaatregelen en noodzakelijke ict- of technische voorzieningen. En verder om investeringen gericht op verbetering van de waterkwaliteit en –kwantiteit om daarmee een bijdrage te leveren aan ecologische doelstellingen zoals beschreven in de Kaderrichtlijn Water.
Voorbeelden van inrichtingsmaatregelen om de negatieve gevolgen van agrarische emissies ongedaan te maken zijn het afplaggen of verschralen van door stikstofdepositie verrijkte natuurgebieden en het revitaliseren van het bodem-ecosysteem door het toedienen van mineralen of het inbrengen van loofhout, zodat de bodem beter bestand wordt tegen nieuwe stikstofdepositie. Bij PAS-herstelmaatregelen kan daarnaast ook gedacht worden aan natuurversterkende maatregelen die een link hebben met de landbouw, zoals de aanleg van regenwaterbuffers en stuwen, waterconserverende drainagesystemen, natte bufferzones, het omleggen van beken en het verhogen van waterpeilen. Voor de Kaderrichtlijn Water kan gedacht worden aan aanleg en inrichting van natuurvriendelijke oevers die bijdragen aan de Kaderrichtlijn Water en tevens een buffer vormen voor emissies naar oppervlaktewater, herstel watersystemen naar een goede toestand, waaronder beekherstel, hermeandering waterlopen, herstellen migratiemogelijkheden, verdrogingsbestrijding; aanleg van bufferzones langs watergangen; maatregelen die het waterbergend vermogen van gronden en watersystemen vergroten, bijvoorbeeld peilgestuurde drainage, aanleg van helofytenfilters (natuurlijke waterzuiveringssystemen) en waterhuishoudkundige aanpassingen in het watersysteem.
Artikel 2.7.4 Weigeringsgronden specifiek
Om stapeling van subsidies te voorkomen is in artikel 2.7.4 een bijzondere weigeringsgrond opgenomen. Deze voorkomt dat zowel op grond van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant, Provinciaal blad, 1 maart, nr. 877, als op grond van deze subsidieregeling, voor dezelfde activiteiten subsidie kan worden aangevraagd.
Artikel 2.7.5 Subsidievereisten
Eerste lid, onder c, onderdeel 3º, het project wordt op andere grond dan landbouwgrond uitgevoerd, maar heeft wel een rechtstreeks verband met een landbouwactiviteit
Voorbeelden van maatregelen die niet worden uitgevoerd op landbouwgrond, maar wel een rechtstreeks verband hebben met landbouwactiviteiten zijn:
Beekherstel in landbouwgebied. Hermeandering en afvoervertraging ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het aanleggen van schuine oevers om het waterbergend vermogen te vergroten, zodat voorkomen wordt dat bij neerslagpieken landbouwgrond overstroomt. Afvoervertraging en ophogen van de beekbodem leiden er ook toe dat omliggende landbouwgrond minder droogtegevoelig wordt.
Beekherstel in een natuurgebied. Het aanleggen van schuine oevers om het waterbergend vermogen te vergroten zodat voorkomen wordt dat bij neerslagpieken landbouwgrond overstroomt. Peilopzet, afvoervertraging en ophogen van de beekbodem zodat omliggende landbouwgrond minder droogtegevoelig wordt. Het Aanleggen van extra buffercapaciteit om te voorkomen dat maatregelen die nodig zijn in het kader van de KRW-opgave leiden tot extra wateroverlast in bovenstrooms landbouwgebied.
Analoog aan bovengenoemde maatregelen kan men ook denken aan maatregelen als:
Hierin wordt bepaald dat een project op basis van de selectiecriteria als genoemd in artikel 2.7.11, minimaal 2 punten moet scoren wil het voor een subsidie in aanmerking komen. Voor deze ondergrens is gekozen om er op te sturen dat het subsidiegeld naar projecten gaat die er toe bijdragen dat uiterlijk aan het eind van de planperiode de beleidsdoelen zijn gerealiseerd, ook in die situatie dat het plafond niet wordt bereikt.
Tweede lid, PAS-herstelmaatregelen
De herstelmaatregelen die voor het PAS uitgevoerd moeten worden, zijn opgenomen in de gebiedsanalyses die voor de PAS-gebieden zijn opgesteld. De aanvrager moet in het projectplan aantonen dat de herstelmaatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn opgenomen in de gebiedsanalyse voor dat betreffende gebied. Deze gebiedsanalyses zijn te vinden via de volgende link: http://pas.natura2000.nl/pages/gebiedsanalyses. Via deze link kan de meest actuele versie van de PAS-gebiedsanalyses worden opgezocht.
Uit deze bepaling volgt verder dat enkel ten aanzien van stikstof- of grondwater gerelateerde herstelmaatregelen uit de PAS-gebiedsanalyse of het Natura 2000 beheerplan subsidie kan worden aangevraagd. Daarmee zijn de subsidiemogelijkheden beperkter dan de subsidiemogelijkheden op basis van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.
De PAS-gebiedsanalyse wordt periodiek geactualiseerd. De huidige is op 17 maart 2017 van kracht geworden. De eerstvolgende gebiedsanalyse zal waarschijnlijk pas op 15 december 2017 van kracht worden. Het proces van actualisatie wordt landelijk georganiseerd, waardoor het niet mogelijk is nieuwe inzichten direct te verwerken in een nieuwe versie van de gebiedsanalyse. Dit kan er in de praktijk bij het toetsen van subsidieaanvragen toe leiden dat gewijzigd voortschrijdend inzicht inzake te nemen herstelmaatregelen nog niet in de gebiedsanalyse verwerkt is. Zo kan het zijn dat men bepaalde maatregelen anders wil uitvoeren of wil vervangen door maatregelen die ten minste even effectief zijn. Daarom bepaalt het tweede lid onder a dat herstelmaatregelen die niet in de gebiedsanalyse zijn opgenomen, maar die een vergelijkbaar of beter effect hebben, ook subsidiabel zijn. Het is in dat geval aan de aanvrager om in de aanvraag duidelijk te onderbouwen dat het bij de herstelmaatregel behorende knelpunt op een tenminste even effectieve manier wordt opgelost. Voor dergelijke herstelmaatregelen kan dan een zogenaamd ‘omwisselbesluit’ worden genomen als bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, van het Besluit natuurbescherming 2017, ten behoeve van een eerstvolgende aanpassing van de PAS-gebiedsanalyse.
Derde lid, onder a, onderdelen 1° en 2°
De Kaderrichtlijn Water bepaalt dat uiterlijk in 2027 de Brabantse oppervlaktewaterlichamen in een goede ecologische toestand moeten zijn of een goed ecologisch potentieel moeten hebben. Een deel van deze KRW-waterlichamen is van belang voor de landbouw omdat ze overtollig water uit agrarisch gebied snel moeten afvoeren of in tijden van droogte zoetwater moeten aanvoeren. Dit legt beperkingen op aan de te nemen KRW-herstelmaatregelen. Alleen deze oppervlaktewaterlichamen komen daarom in het kader van de voorliggende regeling voor subsidie in aanmerking. Bijlage 5 geeft een overzicht van deze Brabantse oppervlaktewaterlichamen. Tevens zijn de KRW-kwaliteitsdoelen weergegeven. Bijlage 6 geeft de toestand weer zoals deze eind 2015 is gerapporteerd. De provincie wil met deze subsidieregeling bereiken dat het goed ecologische potentieel versneld wordt gerealiseerd en dat de functie die deze waterlichamen hebben voor het waterbeheer in agrarisch gebied behouden blijft.
Voor het ecologisch kwaliteitsdoel ‘vis’ is niet alleen een goede inrichting en een goede waterkwaliteit van belang, maar ook het opheffen van knelpunten voor vismigratie. Deze knelpunten zijn in het verleden ontstaan door het aanbrengen van stuwen ten dienste van de landbouw. Deze stuwen moeten nu vispasseerbaar worden gemaakt zonder de landbouw in haar ontwikkelingsmogelijkheden te beperken. Deze specifieke maatregel wordt vaak uit efficiency- en kosteneffectiviteitsoverwegingen geclusterd aangepakt. Om die reden is het als een apart hoofddoel onder 2° benoemd. De maatregel kan echter ook onderdeel uitmaken van een integrale aanpak, zoals onder 1° bedoeld. Indien een watergang vispasseerbaar wordt gemaakt door het uitsluitend verwijderen van een stuw ontstaat in hellend gebied schade aan landbouwgrond doordat de grond bovenstrooms te droog wordt en benedenstrooms te nat. Om die reden moet de stuw worden vervangen door een vispasseerbaar alternatief. Het is daarbij belangrijk dat de vispasseerbaarheid voor alle relevante soorten voldoende is. De Brabantse waterschappen hebben de ‘Handreiking vispassages in Noord-Brabant opgesteld en gebruiken dit als toetsingskader bij de vergunningverlening. Deze handreiking is te vinden op de volgende link: http://edepot.wur.nl/247645. De ligging van de waterlichamen die in bijlage 5 zijn genoemd is te vinden in de viewer http://noord-brabant.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=ab07f22bc0254bd7836ad4e12adc0df7.
Derde lid, onder a, onderdeel 3°
De Kaderrichtlijn Water bepaalt dat uiterlijk in 2027 voor de grondwaterafhankelijke terrestrische ecosystemen een goede grondwatertoestand moet zijn gerealiseerd. Dat betekent dat significante schade door antropogene veranderingen aan de grondwaterstand of inbreng van verontreinigende stoffen moet zijn opgeheven. In Brabant betreft het de natte natuurparels. Deze zijn opgesomd in bijlage 7. De provincie vindt het belangrijk dat de goede grondwatertoestand eerder wordt bereikt, zodat meer waterafhankelijke natuur behouden kan worden. De exacte begrenzing van de natte natuurparels is te vinden in de viewer http://Brabant.nl/KaartPOP3Natuurenbiodiversiteit.
Derde lid, onder a, onderdeel 4°
Het rapport ‘Grootschalige stikstofdepositie in Nederland. Herkomst en ontwikkeling in de tijd’ van het Planbureau voor de Leefomgeving laat zien dat de stikstofdepositie in de onderzochte natuurgebieden in Noord-Brabant van west (Brabantse Wal met 64%) naar oost (Deurnsche Peel & Mariapeel met 81%) en van noord (Biesbosch met 58%) naar zuid (Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux met 72%) grotendeels afkomstig is uit de landbouw. Tevens laat dit rapport zien dat de invloed van de landbouw ook de komende decennia dominant blijft. Het wegnemen van de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden en het minder gevoelig maken van de natuurgebieden voor nieuwe emissies vanuit de landbouw vormt om die reden een belangrijke doelstelling bij de voorliggende regeling. Bij ‘wegnemen’ kan worden gedacht aan het stimuleren van denitrificatie door het creëren van natte omstandigheden en het verwijderen van door depositie verrijkte bodemlagen, vegetatie of waterbodems. Bij ‘minder gevoelig maken’ kan worden gedacht aan hydrologisch herstel, ecologisch herstel, toedienen van kalk en andere mineralen om uitloging en verzuring te compenseren. De locatie van de vennen is te vinden in de http://Brabant.nl/KaartPOP3Natuurenbiodiversiteit.
Bij watergerelateerde maatregelen ten behoeve van biodiversiteit is het in Noord-Brabant gebruikelijk dat andere overheden (meestal zijn dit de waterschappen, omdat zij veelal de hydrologische maatregelen uitvoeren) een deel van de kosten voor hun rekening nemen. Gebruikelijk is een gelijk bedrag als dat van de provincie. Daarom is in de regeling opgenomen dat een ander overheidsorgaan moet instemmen met een bijdrage van 25% van de subsidiabele kosten. Die instemming moet blijken uit een bijgevoegde brief bij de subsidieaanvraag. Indien deze brief ontbreekt, wordt de aanvraag als niet compleet en daarom vanwege onvolledigheid niet in behandeling genomen. Hiertoe is in artikel 2.7.4, derde lid, onder b, een vereiste opgenomen. De bijdrage van een ander overheidsorgaan maakt onderdeel uit van de te verlenen subsidie. Bij verlening worden met het betaalorgaan afspraken gemaakt over de uitbetaling van deze bijdrage.
Artikel 2.7.6 Subsidiabele kosten
Eerste lid, onder a, Kosten van bouw of verbetering van onroerende zaken
Onder kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken vallen ook kosten om habitats in natuurgebieden te herstellen, ecosystemen beter weerbaar te maken tegen toekomstige stikstofdepositie en kosten om gronden te transformeren naar de voor beter waterbeheer beoogde functie. Bijvoorbeeld kosten voor het afplaggen van door stikstofdepositie verrijkte bodems, het weghalen van door stikstofdepositie verrijkte bagger of vegetaties, het toedienen van mineralen om uitloging en verzuring te compenseren, het aanplanten van bepaalde loofbomen, het aanleggen van plas-dras zones, rietkragen, meanders, waterbergingsgebieden, accoladeprofielen, wadi’s, infiltratiegreppels, kades en watergangen.
Eerste lid, onder b, Kosten van verwerving of leasing van bebouwde en onbebouwde grond tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten
Indien het in het kader van een project noodzakelijk is om gronden aan te kopen, mogen de kosten voor de aankoop van die gronden maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten van het project bedragen, tenzij er een uitzondering op deze 10% regeling van toepassing is op grond van het tweede lid van dit artikel.
Rekenvoorbeeld: de EU-subsidiabele inrichtingskosten voor een beekherstelproject inclusief de aanleg van een meander en een vistrap bedragen € 300.000. Voor het project moet 2 ha grond worden aangekocht ad € 140.000. De totale projectkosten bedragen dus € 440.000. Als de aankoopkosten tot 30% over de totale subsidiabele kosten mogen bedragen, vormen de aanlegkosten van € 300.000 dus 70% van de totale subsidiabele kosten. De totale subsidiabele kosten bedragen in dit voorbeeld dan teruggerekend (100/70 x € 300.000 =) € 428.571 waarvan € 128.571 grondkosten. De overige € 11.429 grondkosten zijn niet EU-subsidiabel.
Eerste lid, onder c, Kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa
Een installatie is een samenhangend en vaak min of meer geavanceerd systeem dat een bepaald doel dient. Gedacht kan worden aan een vistrap, een systeem voor peilgestuurde drainage, een stuw, een gemaal en andere technische hulpmiddelen die ingezet kunnen worden voor waterbeheer in een omgeving met tegengestelde belangen.
Eerste lid, onder h, Voorbereidingskosten
Het is belangrijk dat de subsidiabele activiteit goed wordt voorbereid. Daarmee kan de doelmatigheid, de kosteneffectiviteit en de integraliteit worden vergroot. Een deel van deze kosten is of zal worden gemaakt voorafgaand aan de aanvraag om subsidie. Vanwege het grote belang van een goede voorbereiding zijn deze kosten in deze regeling subsidiabel gesteld voor zover ze gemaakt zijn binnen een jaar voorafgaand aan de aanvraag om subsidie. In artikel 1.1, onder o. zijn de kosten benoemd die subsidiabel zijn.
Op grond van artikel 69 derde lid, onder b, van Verordening (EU) 1303/2013 kan in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen een overschrijding van het in het vierde lid genoemde maximale percentage subsidie voor de verwerving van onroerende zaken worden toegestaan voor concrete acties ten behoeve van milieubehoud. Gelet op de hoge agrarische grondkosten in Brabant en de hoge milieudruk van de agrarische sector is hiervan sprakeindien de te verwerven onroerende zaken zijn gelegen in Natura 2000 gebieden of onderdeel uitmaken van buiten het Natuurnetwerk Brabant gelegen Kaderrichtlijn Water opgaven voor natte natuurparels of KRW-waterlichamen.
Onderbouwd moet worden dat hogere grondverwervingskosten noodzakelijk zijn en dat alternatieven ontbreken. Bijvoorbeeld in het geval het niet mogelijk, niet duurzaam of niet kosteneffectief is om de beoogde inrichting, herinrichting of transformatie van het watersysteem te realiseren zonder substantiële grondverwerving. Een ander voorbeeld kan zijn dat de betreffende grondeigenaren niet bereid zijn om de benodigde maatregelen op hun grond toe te staan en dat daarom extra gronden verworven dienen te worden. Dit om de landbouw te ontlasten.
De subsidiehoogte bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, tenzij dit volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun niet is toegestaan. De subsidie bestaat uit 50% ELFPO en 50% provinciale bijdrage. Uitzondering hierop zijn de projecten die bijdragen aan de doelen die zijn genoemd in artikel 2.7.5, derde lid, sub a onder 1 tot en met 3. Voor deze projecten bestaat de subsidie uit 50% ELFPO, 25% provinciale bijdrage en 25% bijdrage van een ander overheidsorgaan.
Het duurzaam oplossen van knelpunten in probleemgebieden vergt een goed onderbouwde, integrale en grootschalige aanpak. Dat maakt deze projecten relatief duur. Deze gecombineerde aanpak is wel het meest kosteneffectief. Om deze reden is gekozen voor een relatief hoge drempel.
Artikel 2.7.10 Selectiecriteria niet-productieve investeringen PAS-herstelmaatregelen
In dit artikel staan de selectiecriteria weergegeven voor de niet-productieve investeringen in PAS-herstelmaatregelen. In het eerste lid is een aantal kwalitatieve criteria opgenomen. Als na rangschikking op basis van het eerste lid projecten gelijk eindigen, volgt ten aanzien van deze projecten een nadere rangschikking op basis van een geografisch criterium zoals opgenomen in het tweede lid. Als hierna projecten nog gelijk eindigen wordt daartussen op basis van het derde lid geloot.
Voor projecten gericht op het nemen van PAS-herstelmaatregelen wordt de PAS-gebiedsanalyse als leidend beschouwd. Hierin zijn de maatregelen benoemd die uiterlijk op 1 juli 2021 moeten zijn genomen. Deze documenten zijn te vinden via de volgende link:
http://pas.natura2000.nl/pages/gebiedsanalyses. Via deze link kan de meest actuele versie van de PAS-gebiedsanalyses worden opgezocht.
Maatregelen die nog niet in de PAS-gebiedsanalyse verwerkt zijn, maar die gelet op voortschrijdend inzicht ten minste even effectief zijn, zijn ook acceptabel. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 2.7.5, tweede lid onder a.
De volgorde bij de Natura 2000-gebieden laat de provincie afhangen van de mate waarin de stikstofdepositie afkomstig is uit de landbouw. Globaal is dat binnen Brabant een volgorde van zuid-oost naar noord-west.
Artikel 2.7.11 Selectiecriteria herstel-of inrichtingsmatregelen voor natuur of biodiversiteit
In het eerste lid van dit artikel zijn de selectiecriteria tekstueel verbeterd en wordt als peildatum de uiterste datum van de planperiode van het Waterbeheerplan genoemd, 22 december 2021.
Voor het bepalen van de probleemgebieden bij oppervlaktewaterlichamen wordt gebruik gemaakt van het overzicht ‘Ecologische toestand per KRW-oppervlaktewaterlichaam in 2015, zoals weergegeven in bijlage 6. Deze bijlage is afgeleid uit de factsheets die zijn gepubliceerd op: https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/Beheer/Rapportage/Publiek?viewName=Factsheets&jaar=2015&maand=December
De puntentelling voor het ranken van projecten zal worden gebaseerd op feiten en informatie die op het moment van aanvraag beschikbaar is en die voldoende meetbaar en verifieerbaar is. Bij ‘met zekerheid realiseren’ kan bijvoorbeeld worden gedacht aan projecten waarbij de restopgave gerealiseerd wordt vanuit een ander project dat op het moment van indienen in uitvoering is of is aanbesteed. Bij ‘voldoende aannemelijk’ kan worden gedacht aan projecten waarbij de restopgave gerealiseerd wordt vanuit een ander project dat op het moment van indienen nog niet in uitvoering is, maar waarover wel besluiten zijn genomen of middelen zijn begroot. In alle gevallen zal dit meetbaar en verifieerbaar moeten worden aangetoond. Een andere optie voor ‘voldoende aannemelijk’ is dat meetbaar en verifieerbaar kan worden aangetoond dat autonome ontwikkelingen helpen om doelbereik binnen de planperiode te realiseren.
Omdat waterlichamen vaak erg langgerekt zijn is het niet altijd doelmatig een heel waterlichaam ineens aan te pakken. Vandaar dat bij dit criterium de mogelijkheid is geboden het project te beperken tot een deel van het waterlichaam, het projectgebied.
Het vispasseerbaar maken van watergangen bestaat meestal uit losstaande lokale ingrepen. Uit oogpunt van kosteneffectiviteit worden dit soort ingrepen vaak geclusterd uitgevoerd. Soms ook in verschillende waterlichamen tegelijk. Vandaar dat dit criterium met deze werkwijze rekening houdt.
Omdat volledig hydrologisch herstel van een natte natuurparel vaak pas mogelijk is wanneer het gehele gebied kan worden ingericht is bij dit criterium de mogelijkheid geboden het project te beperken tot een of meer delen van de natte natuurparel, het projectgebied.
Omdat het wegnemen van de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden en het weerbaar maken van kwetsbare ecosystemen tegen nieuwe depositie uit de landbouw veel maatwerk vereist, is bij dit criterium de mogelijkheid geboden het project te beperken tot een of meer delen van het door stikstofdepositie aangetaste natuurgebied, het projectgebied.
Vanwege de beperkte waarderingsrange die bij keuze voor het geografisch criterium mag worden gehanteerd is de kans groot dat meerdere projecten gelijk worden gewaardeerd. Om loting te voorkomen zal bij projecten gericht op de doelstelling als bedoeld in artikel 2.7.5, derde lid, bij gelijke score prioriteit worden gegeven aan projecten die zijn gericht op het verwijderen van door stikstofdepositie verrijkte bagger en vegetatie uit vennen en het nemen van maatregelen om deze habitats minder gevoelig te maken voor nieuwe stikstofdepositie uit de landbouw. Vervolgens aan projecten gericht op het bereiken van een goede grondwatertoestand of op het realiseren van de KRW-opgave. De reden is dat bij vennen veel vaker dan bij KRW-waterlichamen sprake is van een negatieve trend die gestopt en omgekeerd moet worden.
Gedeputeerde Staten van Noord‑Brabant,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2017-4582.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.