Derde wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 september 2012 de provinciale natuur en landschapsvisie 2012-2022 “Brabant: uitnodigend groen” hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 1 april 2014 het deelprogramma Natuur en Samenleving hebben vastgesteld als uitwerking van de provinciale natuur en landschapsvisie 2012-2022;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 8 december 2015 de Subsidieregeling natuur en samenleving Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 24 januari 2017 de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat die subsidieregeling is opgesteld als aanbouwregeling voor nader door Gedeputeerde Staten te bepalen paragrafen binnen de kaders van de nota “Brabant: uitnodigend groen”;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten investeringen van burgers en ondernemers in natuur in het landelijk gebied wil stimuleren en daartoe de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant in die zin wensen te wijzigen dat daarin de paragraaf ondernemen voor natuur wordt opgenomen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op de te subsidiëren projecten van paragraaf 5 Verordening (EU) Nr. 360/2012 van de commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen van toepassing verklaren;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op de te subsidiëren projecten van paragraaf 5 Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (Pb EU, 2013 L 352/1) van toepassing verklaren;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op de te subsidiëren projecten van paragraaf 5 Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU, 2013 L 352/9) van toepassing verklaren;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieregeling natuur Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Onder vernummering van § 5 tot § 6 en vernummering van de artikelen 5.1 tot en met 5.5 tot 6.1 tot en met 6.5 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

 

§ 5 Ondernemen voor natuur

 

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

  • a.

    biodiversiteit: graad van verscheidenheid van flora en fauna in een gebied;

  • b.

    bouwperceel: bouwperceel als bedoeld in artikel 1, onder 1.22, van de Verordening ruimte Noord-Brabant;

  • c.

    businesscase: analyse en afweging van de kosten of investeringen en de economische en ecologische baten van het project;

  • d.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013, of Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU, 2013 L 352), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • e.

    dienst van algemeen economisch belang: dienst zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 360/2012 van de commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • f.

    landelijk gebied: het grondgebied van de Provincie Noord-Brabant buiten de gronden die behoren tot de bebouwde kom van een gemeente;

  • g.

    landgoed: landgoed als bedoeld in artikel 1, onder 1.53, van de Verordening ruimte Noord-Brabant;

  • h.

    natuur: geheel van planten en dieren in hun natuurlijke omgeving;

  • i.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.62, van de Verordening ruimte Noord-Brabant ;

  • j.

    niet economische dienst van algemeen belang: dienst die niet economisch van aard is en die van algemeen belang wordt geacht;

  • k.

    onderneming: eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd.

 

Artikel 5.2 Doelgroep 

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      samenwerkingsverbanden van rechtspersonen;

    • c.

      eigenaren van landgoederen.

  • 2.

    Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

 

Artikel 5.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    de aanleg van nieuwe natuur op gronden gelegen buiten een landgoed;

  • b.

    het opstellen en uitvoeren van een businesscase gericht op het beheren van natuur en landschap en de biodiversiteit van gronden gelegen buiten landgoederen;

  • c.

    het opstellen en uitvoeren van een businesscase gericht op het beheren van natuur en landschap en de biodiversiteit van gronden binnen landgoederen;

  • d.

    het opstellen van een businesscase betreffende nieuwe bronnen van inkomsten gekoppeld aan projecten als genoemd onder a.

 

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de uitvoering van het project is gestart voordat de subsidieaanvraag is ingediend;

  • b.

    de subsidieaanvrager in dezelfde aanvraagperiode reeds een aanvraag op grond van deze paragraaf heeft ingediend;

  • c.

    de totale projectkosten lager zijn dan €50.000;

  • d.

    de uitvoering een project betreft als bedoeld in artikel 5.4 onder a of d en gronden binnen een landgoed betreft

 

Artikel 5.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in het landelijk gebied van de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project voldoet aan de vereisten van de op de subsidieaanvraag toepasselijke Verordening van de Europese Unie.

    • c.

      aan de aanvraag ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting met onderbouwing;

      • 3°.

        een analyse van financiële risico’s en kansen.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op de aanleg van nieuwe natuur;

    • b.

      de nieuwe natuur wordt aangelegd buiten het Natuur Netwerk Brabant;

    • c.

      de nieuwe natuur wordt aangelegd buiten een landgoed;

    • d.

      de nieuwe natuur wordt aangelegd buiten het bouwperceel waarop een woonhuis is gelegen;

    • e.

      het areaal nieuwe natuur bedraagt ten minste tweeënhalve hectare;

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder b en c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten;

    • a.

      het project is gericht op:

      • 1°.

        het beheren van natuur en landschap en op de biodiversiteit; of

      • 2°.

        het verbeteren van de kwaliteit van natuur en landschap en de biodiversiteit;

    • b.

      de businesscase heeft betrekking op een gebied van tenminste tweeënhalve hectare.

  • 4.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder d, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de businesscase betrekking heeft op een gebied van tenminste tweeënhalve hectare.

 

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      loonkosten van medewerkers die direct bij de uitvoering van het project betrokken zijn;

    • b.

      kosten van deskundigen;

    • c.

      kosten voor onderzoek en gelijkwaardige diensten van kennisinstituten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • d.

      kosten voor publiciteit en communicatie;

  • 2.

    Voor de berekening van uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord Brabant toe en hanteert daarbij ingevolge artikel 5, tweede en vierde lid, van die regeling, de volgende uurtarieven voor personeelsuren en arbeidsuren:

    • a.

      € 50 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 80 voor werkzaamheden op Hbo-niveau;

    • c.

      € 100 voor werkzaamheden op WO-niveau;

  • 3.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld onder artikel 5.4 onder a. komen de kosten van materialen, planten, bomen en zaden voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    reguliere exploitatie kosten;

  • b.

    aanschaf, onderhoud en afschrijving van gereedschap, apparatuur en groot materieel;

  • c.

    kosten waarvoor reeds subsidie is aangevraagd of verstrekt op grond van een andere regeling tot een gecumuleerd maximum van 100 procent van de desbetreffende subsidiabele kostenpost.

 

Artikel 5.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 4 oktober 2017 tot en met 28 juni 2019.

 

Artikel 5.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 5.9, vast op:

  • a.

    € 750.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4, onder a, b en d;

  • b.

    € 160.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4, onder c.

 

Artikel 5.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder a, b en d, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €50.000.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder c, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €40.000.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het maximaal toegestane bedrag van de op de subsidieaanvraag toepasselijke Verordening van de Europese Unie niet wordt overschreden.

 

Artikel 5.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

 

Artikel 5.13 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project start binnen drie maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;

    • b.

      het project waarvoor de subsidie is aangevraagd wordt gerealiseerd binnen de in de subsidieverleningsbeschikking aangeduide einddatum;

    • c.

      de bevindingen en resultaten van het project worden toegankelijk gemaakt voor derden;

    • d.

      bij subsidies van €25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 2.

    De subsidieontvanger kan uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de termijn, bedoeld in het eerste lid, een verzoek doen tot verlenging.

  • 3.

    Het uitstel, bedoeld in het tweede lid, wordt verleend tot uiterlijk 30 juni 2022.

  • 4.

    Indien de subsidieontvanger actief is in de sectoren van de primaire productie van landbouwproducten, de visserij, de aquacultuur, goederenvervoer over de weg voor rekening van derden of andere sectoren buiten de subsidiabele activiteiten, zorgt hij ervoor dat de subsidie niet naar de activiteiten in deze sectoren vloeit.

 

Artikel 5.14 Prestatieverantwoording

Bij subsidies van €25.000 tot €125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • c.

    indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

 

Artikel 5.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

Artikel II Intrekking

De Subsidieregeling natuur en samenleving Noord-Brabant 2016 wordt ingetrokken.

Artikel III Overgangsrecht

Voor aanvragen met betrekking tot ondernemen met natuur, die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling blijft de Subsidieregeling natuur en samenleving Noord-Brabant 2016 zijn werking behouden.

Artikel IV Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel V Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Derde wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

 

’s-Hertogenbosch, 26 september 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

mw. ir. A.M. Burger

Toelichting behorende bij de Derde wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant  

Achtergrond

Door natuurgebieden te vergroten en onderling te verbinden ontstaat een sterk Natuurnetwerk Brabant.

Planten en dieren krijgen daarmee de ruimte om genoeg voedsel te vinden en makkelijker van het ene naar het andere gebied te trekken om zich voort te planten.

Maar een sterke, groene omgeving is ook belangrijk voor de Brabantse samenleving en economie. Mensen voelen zich gelukkiger, gezonder en rijker met natuur om zich heen.

Natuur helpt ook de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Bomen en planten nemen CO2 op uit de lucht en de natuur vangt overtollig water op tijdens hevige regenbuien.

De provincie wil in 2027 alle ontbrekende verbindingen in het Natuur Netwerk Brabant hebben gedicht met nieuwe natuur. De concrete ambities staan beschreven in het natuurbeheerplan. Maar de provincie wil meer. Ook buiten de grenzen van het Natuur Netwerk Brabant is veel ruimte voor het herstellen en versterken van de natuurlijke veerkracht van Brabant.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant willen met de subsidieparagraaf Ondernemen voor Natuur een ieder in Brabant uitdagen om met voorstellen te komen om de natuurlijke staat van Brabant duurzaam te versterken.

Hiervoor ondersteunt de provincie initiatieven die substantieel bijdragen aan vier natuur-inclusieve doelen:

  • 1.

    Herstel of versterking van de biodiversiteit en/of de bodem en waterkwaliteit;

  • 2.

    Versterken van onderwijs, werkgelegenheid en/of zekerheid van inkomsten door natuur-inclusief ondernemen;

  • 3.

    Het doen van duurzame natuur-inclusieve investeringen in natuur;

  • 4.

    Versterken van het vertrouwen in de gezonde toekomst van Brabant. 

 

Artikelsgewijs

Artikel 5.6 Subsidievereisten

Eerste lid, onder b 

De Europese Commissie heeft in meerdere zaken geconcludeerd dat, hoewel sommige natuurbeschermingstaken louter niet-economisch van aard zijn, natuurbescherming wel degelijk gepaard kan gaan met activiteiten die wél economisch van aard zijn. Natuurbeschermingsorganisaties bieden bijvoorbeeld goederen en diensten aan op een markt als zij houtopbrengsten verkopen, land verpachten, excursies of toeristen aantrekken. Op dat moment verrichten zij dus economische activiteiten.

 

Als sprake is van een economische activiteit kan dergelijke steun verenigbaar zijn met de interne markt en onder voorwaarden vrijgesteld zijn van voorafgaande aanmelding bij de Europese Commissie. Daarvoor bieden de algemene de-minimisregeling en de de-minimisregeling voor landbouwbedrijven een mogelijkheid. Ook kan in sommige gevallen de aanwijzing als een Dienst van algemeen en economisch belang (DAEB) worden benut.

 

De Europese Commissie heeft enkele jaren geleden geoordeeld dat ‘natuurbeschermingstaken in het belang van de samenleving als geheel’ een DAEB kunnen opleveren. Daarbij gaf de Commissie aan dat het dan bijvoorbeeld moest gaan om activiteiten ter behoud van waardevolle natuurlijke gebieden voor toekomstige generaties.

Er wordt vanuit gegaan dat de activiteiten die aan de voorwaarden van deze subsidieregeling voldoen, ook daadwerkelijk in aanmerking komen voor aanwijzing als DAEB of van de toepasselijke De-minimisverordening.

 

Artikel 5.11 Subsidiehoogte

Derde lid Hoogte maximaal de-minimisplafond

Het pakket DAEB regels van de Europese Commissie kent ook een de-minimisvrijstelling. Indien aan de voorwaarden van de DAEB de-minimisverordening wordt voldaan, hoeft geen uitgebreide financiële verantwoording plaats te vinden. Een voorwaarde om van deze vrijstelling gebruik te kunnen maken is dat de steunontvanger over een periode van 3 opeenvolgende jaren in totaal niet meer dan € 500.000 de-minimissteun heeft ontvangen. Het gaat hierbij niet om alle in deze periode ontvangen steun, maar wel om alle ontvangen de-minimissteun. Omdat enkel beoogd wordt subsidie te verlenen welke voldoet aan de voorwaarden van deze vrijstellingsverordening, is de hoogte van de subsidie begrensd, zodat het de-minimisplafond niet wordt overschreden.

De overige de-minimisverordeningen kennen dezelfde cumulatiebeperking.

Indien een aanvrager bijvoorbeeld op grond van de subsidieregeling aanspraak kan maken op €500.000,- subsidie, maar reeds €475.000,- (DAEB)de-minimissteun heeft ontvangen, wordt ten hoogste €25.000,- subsidie verleend. Dit is immers het bedrag dat nog maximaal binnen het de-minimisplafond kan worden verstrekt.

 

Artikel 5.13 Verplichtingen

Tweede lid

Subsidie kan doorlopend worden aangevraagd vanaf september 2017 tot en met 30 juni 2020. Alle projecten moeten echter worden afgerond binnen de tijd als vermeld in de subsidieverleningsbeschikking met als uiterste datum 30 juni 2022. Naarmate de looptijd van de regeling verstrijkt moeten projecten dan ook in kortere tijd worden afgerond. Er wordt geen uitstel verleend voor doorloop van projecten ná 30 juni 2022.

Vijfde lid Scheiding met activiteiten andere sectoren

De DAEB de-minimisverordening is niet van toepassing op primaire landbouwproductie, aquacultuur, visserij en goederenvervoer over de weg voor rekening van derden. Subsidieontvangers die -naast de subsidiabele activiteiten- ook activiteiten in de uitgezonderde sectoren uitoefenen, dienen passende maatregelen te nemen om te voorkomen dat de de-minimissteun (de subsidie) aan andere activiteiten dan de subsidiabele activiteiten vloeit. Hiertoe zal de subsidieontvanger in zijn financiële administratie een duidelijk onderscheid moeten maken tussen inkomsten en uitgaven van de verschillende activiteiten.

  

Gedeputeerde Staten van Noord‑Brabant,

de voorzitter

Donk, W.B.H.J. van de

de secretaris

Burger, A.M.

Naar boven