Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 26 september 2017, PZH-2017-613135467, DOS-2015-0004556, tot wijziging van de Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

 

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

Gelet op artikel 1.12, derde lid en artikelen 2.7 en 2.8 van de Wet Natuurbescherming;

Gelet op artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder h, en artikel 2.7 van het Besluit Natuurbescherming;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat het wenselijk is criteria voor aanwijzing tot Bijzonder Provinciaal Landschap op te nemen en de criteria voor toedeling ontwikkelingsruimte Programmatische Aanpak Stikstof aan te passen;

Besluiten:

Artikel I

De Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 2.2, eerste lid, onder a, komt te luiden:

  • a.

    aan een project of andere handeling wordt bij een toestemmingsbesluit niet meer dan 3 mol stikstof per hectare per jaar aan ontwikkelingsruimte toegedeeld per PAS-programma-periode, waarbij de 3 mol stikstof per hectare enkel betrekking heeft op de hectares waarbinnen een voor stikstof gevoelig natuurlijke habitat of habitat van voor stikstof gevoelige soort voorkomt en waarbij sprake is van een naderende overbelasting (maximaal -70 mol onder de KDW) van stikstofdepositie.

B.

Na het derde lid van artikel 6.2, worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 4.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een beschrijving van de bijzondere landschappelijke kwaliteiten, het gemeenschappelijk ontwikkelperspectief en van de acties en investeringen in de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;

    • b.

      een kadastrale kaart waarop het desbetreffende gebied duidelijk afgebakend wordt weergegeven;

    • c.

      een visie ten aanzien van de bescherming, verdere versterking en ontwikkeling van de bijzondere landschappelijke kwaliteiten en de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;

    • d.

      een overzicht van de partijen die de aanvraag ondersteunen, waarbij de aanvraag wordt gesteund door een brede coalitie aan partijen in en rond het gebied, bij voorkeur bestaande uit een coalitie van overheden, maatschappelijke organisaties en ondernemers in en rond het gebied;

    • e.

      een overzicht en beschrijving van de investeringen en activiteiten die de aanvrager(s) en ondersteunende partijen willen verrichten om invulling te geven aan het emeenschappelijk ontwikkelperspectief en de borging van de ruimtelijke kwaliteit; een beschrijving van de wijze waarop de bestuurlijke sturing van de realisatie van het ontwikkelperspectief en de borging van de ruimtelijke kwaliteit zal plaatsvinden.

  • 5.

    Het besluit tot aanwijzing als bijzonder provinciaal landschap geldt voor een periode van acht jaar, met een halfwegevaluatie door de provincie na vier jaar en kan op verzoek van de aanvrager(s) of ondersteunende partijen voor het verstrijken van deze termijn van acht jaar worden verlengd met een periode van vier jaar, indien uit een door de provincie uitgevoerde evaluatie blijkt dat het aanwijzingsbesluit heeft bijgedragen aan de bescherming, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en verlenging hiertoe bij zal blijven dragen. Als de oorspronkelijke aanvraag hier voor de periode waarvoor de verlenging is aangevraagd onvoldoende zicht op biedt, dan wordt de aanvrager verzocht een geactualiseerde of nieuwe aanvraag in te dienen.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten kunnen tot intrekking van het besluit tot aanwijzing als bijzonder provinciaal landschap overgaan, indien uit deze evaluatie blijkt dat er geen of onvoldoende uitvoering is gegeven aan het gemeenschappelijk ontwikkelperspectief, bijzondere landschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten niet zijn geborgd, verstevigd en verder ontwikkeld, of verdere uitvoering van het gemeenschappelijk ontwikkelperspectief niet langer noodzakelijk wordt geacht.

 

Toelichting bij het Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 26 september 2017, PZH-2017-613135467, DOS-2015-0004556, tot wijziging van de Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

 

Artikel I, onderdeel A

Onderdeel A heeft betrekking op de wijziging artikel 2.2 lid 1 onder a van de Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland.

Voor de gebieden die niet te maken hebben met stikstof overbelasting - de zogenaamde niet OR-relevante haxagonen - is in veel gevallen een grote hoeveelheid ontwikkelingsruimte beschikbaar voordat de kritische depositiewaarde benaderd wordt. Hierdoor is het niet nodig om de beperking van max 3 mol per initiatief van toepassing te verklaren. Zonder verduidelijking in de Beleidsregel zou beargumenteerd kunnen worden dat de max van 3 mol mogelijk ook van toepassing zou zijn op gebieden waar geen (naderende) stikstofoverbelasting is ( de niet-OR-relevante hexagonen). Dat is uitdrukkelijk niet de bedoeling want dit zou onnodige beperkingen opleggen aan economische ontwikkelingen.

 

Artikel I, onderdeel B

Onderdeel B heeft betrekking op de wijziging artikel 6.2 van de Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland.

 

Aanwijzen natuurnetwerk Nederland, provinciale natuurgebieden en –landschappen

 

Een aanvraag voor aanwijzing tot Bijzonder Provinciaal Landschap van Midden Delfland in het voorjaar van 2017 was aanleiding om de Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK) Zuid-Holland om advies te vragen. De PARK adviseerde dat er reden was om de criteria voor aanwijzing tot Provinciaal Landschap deels te wijzigen en verder aan te vullen. De provincie heeft het advies van de PARK overgenomen en is van mening dat uit de aanvraag de bijzondere betrokkenheid van partijen bij het gebied moet blijken. Meer specifiek dient er sprake te zijn van;

  • eigenaarschap, de aanvraag moet ondersteund worden door een brede coalitie van partijen;

  • een duidelijke gebiedsbeschrijving;

  • een helder ontwikkelperspectief vanuit karakteristieken, opgaven en ontwikkelingen;

  • een ambitie om te investeren in de kwaliteit van het gebied;

  • een heldere bestuurlijke aansturing;

  • een actieve borging van de kwaliteit van het landschap en het perspectief.

Conform het advies van de PARK is de beperking tot de buffergebieden uit de Visie ruimte en mobiliteit die in aanmerking komen om benoemd te worden tot bijzonder provinciaal landschap komen te vervallen.

Op advies van de Statencommissie Duurzame Ontwikkeling is besloten tot een provinciale Halfwegevaluatie, na vier jaar, na aanwijzing voor een periode van 8 jaar.

 

 

 

 

Naar boven