Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent aanvullende voorzieningen bij werkloosheid (Regeling aanvullende voorzieningen bij werkloosheid Noord-Brabant 2017)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant:

 

Gelet op artikel B.13 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

 

Gezien de in het Sectoroverleg Provinciale Arbeidsvoorwaarden bereikte overeenstemming;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 17 maart 2015 laatstelijk een nieuwe regeling hebben vastgesteld met het oog op het verlenen van aanvullende voorzieningen bij werkloosheid;

 

Overwegende dat een groot aantal technische wijzigingen noodzakelijk zijn gebleken vanwege diverse wijzigingen in de WW-wetgeving, alsmede in EU-richtlijnen;

 

Overwegende dat gezien de omvang van deze technische wijzigingen het de voorkeur verdient de huidige regeling in te trekken en te vervangen door een geheel nieuwe regeling;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt de regeling beter begrijpelijk te maken voor de direct betrokkenen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ongemaximeerde dagloon: dagloon in de zin van de Werkloosheidswet, zonder de maximering van het dagloon, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

  • b.

    diensttijd: tijd, doorgebracht als overheidswerknemer in de zin van artikel 2.4, onderdeel a, van het pensioenreglement die in aanmerking komt als pensioengeldige tijd, bedoeld in artikel 5.1 van het pensioenreglement, en tijd doorgebracht als werknemer in dienst van de overheid van lidstaten van de Europese Economische Ruimte, met dien verstande dat van tijd die door ontslag onderbroken is geweest de tijd vóór de onderbreking slechts meetelt als de onderbreking korter dan een jaar heeft geduurd.

Paragraaf 2 Aanvullende voorzieningen bij werkloosheid

Artikel 2 Recht op aanvullende voorzieningen bij werkloosheid

  • 1.

    De ambtenaar die reorganisatie ontslag is verleend heeft onder voorwaarden recht op een aanvullende voorziening bij werkloosheid.

  • 2.

    De ambtenaar die ontslag in verband met ziekte en arbeidsongeschiktheid is verleend en die bij zijn ontslag door het UWV in het kader van de uitvoering van de WIA voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard heeft onder voorwaarden recht op een aanvullende uitkering bij werkloosheid.

  • 3.

    De ambtenaar die ontslag op grond van artikel B.9, onderdeel o, van de CAP is verleend heeft recht op een aanvullende voorziening die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten met het oog op de omstandigheden redelijk is te achten. Deze voorziening is in geen geval minder dan de aanspraak bij reorganisatieontslag.

Artikel 3 Duur van de aanvullende voorzieningen

  • 1.

    De duur van de aanvullende uitkering op de WW van de oud-ambtenaar is de duur van de WW-uitkering.

  • 2.

    De duur van de nawettelijke uitkering na afloop van de WW is naar boven afgerond op hele maanden:

     

    < 21 jaar

    21 – 57,5 jaar

    57,5 – 60 jaar

    60 jaar tot AOW

     

    3 maanden

    +

    0,18 x diensttijd in maanden

    (0,195 + 0,015 x (leeftijd – 21)) x diensttijd in maanden

    0,78 x diensttijd in maanden

    -

    duur WW uitkering in maanden

    -

    24 maanden

    42 maanden

  • 3.

    De nawettelijke uitkering van de oud-ambtenaar die bij zijn ontslag 59 jaar of ouder is, wordt verlengd tot de dag waarop hij de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, als hij direct voorafgaand aan zijn ontslag zonder onderbreking van meer dan twee maanden vijf jaar in dienst is geweest van een of meer provincies.

Artikel 4 Voorwaarden recht op aanvullende voorzieningen

De oud-ambtenaar heeft recht op aanvullende voorzieningen voor de uren dat hem reorganisatieontslag of ontslag in verband met ziekte en arbeidsongeschiktheid is verleend vanuit de provinciale dienst en voor zover op grond daarvan recht is ontstaan op een WW-uitkering.

Paragraaf 3 Aanvullende uitkering op de WW

Artikel 5 Voorwaarde voor uitkering

Om voor deze regeling in aanmerking te komen, dient de ambtenaar recht te hebben op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, de Ziektewet of de Wet arbeid en zorg.

Artikel 6 Hoogte aanvullende uitkering

De WW-uitkering wordt na ontslag gedurende de eerste 12 maanden per dag aangevuld tot 80% van het ongemaximeerde dagloon en tijdens de resterende uitkeringsduur tot 70% van het ongemaximeerde dagloon waarbij eventuele andere inkomsten verrekend worden volgens de verrekeningssystematiek die geldt voor de WW-uitkering.

Artikel 7 Aanvullende uitkering bij ziekte, zwangerschap en bevalling

  • 1.

    De oud-ambtenaar die tijdens de periode dat hij recht heeft op WW-uitkering door ziekte ongeschikt is te werken en daarom een uitkering op basis van de Ziektewet ontvangt, heeft recht op een aanvullende uitkering. De duur van de aanvullende uitkering is gelijk aan de duur van de uitkering op basis van de Ziektewet. De hoogte van de aanvullende uitkering is gelijk aan de aanvullende uitkering op de WW-uitkering die voor hem zou hebben gegolden als hij niet ziek was geweest.

  • 2.

    Als de oud-ambtenaar een uitkering ontvangt op basis van artikel 29a van de Ziektewet, dan wordt de aanvullende uitkering per dag aangevuld tot 100% van het ongemaximeerde dagloon.

  • 3.

    Als de oud-ambtenaar met recht op een WW-uitkering, in verband met zwangerschap en bevalling een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg ontvangt dan wordt die uitkering per dag aangevuld tot 100% van het ongemaximeerde dagloon.

  • 4.

    Het verplichtingen- en sanctieregime van de Ziektewet is ook van toepassing op de aanvullende uitkering.

Artikel 8 Aanvullende overlijdensuitkering

Bij overlijden van de oud-ambtenaar met recht op een aanvullende uitkering wordt de overlijdensuitkering van de Ziektewet, per dag aangevuld tot 100% van het ongemaximeerde dagloon.

Artikel 9 Overige regels aanvullende uitkering

  • 1.

    Voor de aanvullende uitkering gelden de WW-voorwaarden.

  • 2.

    Een sanctie in verband met het niet houden aan verplichtingen op basis van de artikelen 24, 25 of 26 van de Werkloosheidswet wordt niet gecompenseerd in de aanvullende uitkering.

  • 3.

    De oud-ambtenaar die ontslag op aanvraag is verleend na het reorganisatiebesluit en die hierdoor een sanctie op basis van de Werkloosheidswet in verband met verwijtbare werkloosheid is opgelegd, heeft recht op een werkloosheidsuitkering die hij gehad zou hebben als er geen sanctie zou zijn opgelegd.

Artikel 10 Aanvullende uitkering provinciale ambtenaar die in het buitenland woont

  • 1.

    De oud-ambtenaar die in een ander EU-land woont, heeft dezelfde aanspraken als de oud-ambtenaar die in Nederland woont.

  • 2.

    De aanspraken van de oud-ambtenaar die in een ander EU-land woont, worden verrekend met de uitkering die hij uit het woonland ontvangt.

  • 3.

    De oud-ambtenaar die buiten Nederland woont, is verplicht Gedeputeerde Staten alle informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor de uitvoering van deze regeling.

Paragraaf 4 Nawettelijke uitkering

Artikel 11 Hoogte nawettelijke uitkering

De nawettelijke uitkering bedraagt per dag 70% van het ongemaximeerde dagloon waarbij eventuele andere inkomsten verrekend worden volgens de WW-systematiek.

Artikel 12 Aanvullende regels nawettelijke uitkering

Voor de nawettelijke uitkering gelden dezelfde regels als voor de aanvullende uitkering waarbij geldt dat de nawettelijke uitkering niet eindigt als de oud-ambtenaar ziek of arbeidsongeschikt wordt.

Artikel 13 Nawettelijke uitkering provinciale ambtenaar die in het buitenland woont

  • 1.

    Na het verstrijken van de aanvullende uitkering heeft de oud-ambtenaar die in een ander EU-land woont recht op de nawettelijke uitkering waarop hij recht heeft als hij in Nederland zou wonen.

  • 2.

    Voor de nawettelijke uitkering voor de oud-ambtenaar die in het buitenland woont, gelden dezelfde regels als voor de aanvullende uitkering van de oud-ambtenaar die in een ander EU-land woont.

Artikel 14 Overlijdensuitkering

  • 1.

    Na zijn overlijden wordt de oud-ambtenaar die bij zijn overlijden recht had op een nawettelijke uitkering, onder overeenkomstige toepassing van artikel 35 van de Ziektewet een overlijdensuitkering toegekend die per dag gelijk is aan 100% van het ongemaximeerde dagloon.

  • 2.

    De overlijdensuitkering wordt verminderd met het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de oud-ambtenaar door zijn overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van een of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met deze uitkeringen waarop de oud-ambtenaar recht had.

Paragraaf 5 Overige bepalingen aanvullende en nawettelijke uitkering

Artikel 15 Indexering

Het ongemaximeerde dagloon wordt aangepast aan de in de provincies geldende algemene salariswijziging.

Artikel 16 Verhuiskostenvergoeding

De oud-ambtenaar die elders gaat werken kan voor de kosten voor een noodzakelijke verhuizing, een tegemoetkoming worden verleend tot maximaal het bedrag van de daarvoor geldende verhuiskostenregeling.

Artikel 17 Afkoop

  • 1.

    Op verzoek van de oud-ambtenaar kan het recht op de aanvullende en nawettelijke uitkering geheel of gedeeltelijk worden afgekocht als daarmee de werkloosheid geheel of gedeeltelijk kan worden opgeheven.

  • 2.

    Bij gehele of gedeeltelijke afkoop eindigt het recht op de aanvullende en nawettelijke uitkering geheel of voor het afgekochte deel.

Artikel 18 Eenmalige uitkering

  • 1.

    De ambtenaar die ontslag is verleend:

    • a.

      na afloop van een periode waarin hij op grond van artikel 125c van de Ambtenarenwet tijdelijk is ontheven van de waarneming van zijn functie, en volgens Gedeputeerde Staten niet in een passende functie herplaatst kan worden;

    • b.

      wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de uitoefening van zijn functie anders dan door arbeidsongeschiktheid; heeft recht op een eenmalige uitkering bij ontslag als het ontslag in overwegende mate is toe te rekenen aan schuld van de provincie.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van de eenmalige uitkering, gelet op de bijzondere omstandigheden van het concrete geval.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten houden bij het bepalen van de hoogte in ieder geval rekening met de mate van schuld van de provincie en de ambtenaar aan het ontslag, met de leeftijd van de ambtenaar en met de duur en de omvang van het dienstverband van de ambtenaar bij de provincie.

Artikel 19 Doorwerking wettelijke maatregelen

  • 1.

    Tenzij in het SPA anders is overeengekomen werken algemene neerwaartse wijzigingen in duur en hoogte van de uitkering op grond van de Werkloosheidswet - anders dan door wijzigingen als gevolg van individuele feiten en omstandigheden - vanaf de in het Staatsblad vermelde datum van inwerkingtreden door in de duur en hoogte van de aanvullende en nawettelijke uitkering.

  • 2.

    De doorwerking is niet eerder dan 6 maanden na de datum van publicatie in het staatsblad dan wel, als dat later is, voor de datum van afloop van het lopende cao-akkoord in de sector provincies.

Paragraaf 6 Slotbepalingen

Artikel 20 Intrekking

De Regeling aanvullende voorzieningen bij werkloosheid Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvullende voorzieningen bij werkloosheid Noord-Brabant 2017.

’s-Hertogenbosch, 17 januari 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

mw. ir. A.M. Burger

Naar boven