Beleidsregel toestemmingverlening en toedeling ontwikkelingsruimte programmatische aanpak stikstof limburg 2017 segment 2 versie september

Gedeputeerde Staten van Limburg maken bekend dat zij in hun vergadering van 29 augustus 2017 het volgende besluit hebben genomen:

 

Gedeputeerde Staten van Limburg,

 

Gelet op de artikelen 1.3 , en 2.7 van de Wet natuurbescherming (Wnb), titel 2.1 van het Besluit natuurbescherming (Bnb), titel 2.1 van de Regeling natuurbescherming (Rnb), paragraaf 4.2.8 van het PAS-programma, hoofdstuk 3 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Overwegende

  • dat het provinciale beleid gericht is op het bieden van ruimte voor economische ontwikkelingen en activiteiten, mits de daarmee gepaard gaande stikstofdepositie de realisatie van de Natura 2000 doelstellingen niet belemmert;

  • dat de uitgangspunten voor toedeling van ontwikkelingsruimte op landelijk niveau zijn gereguleerd in de Wnb, het Bnb, de Rnb f en het Programma Aanpak Stikstof.

  • dat ons college bevoegd gezag kan zijn voor toestemmingsbesluiten (2.7, eerste lid, van het Bnb ), voor het verlenen van instemming (artikel 1.3 van de Wnb) en voor afgifte van een verklaring van geen bedenkingen (artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht ).

  • dat het gewenst is dat ons college vastlegt op welke wijze aan deze bevoegdheden uitvoering wordt gegeven zodat alle betrokkenen daar in hun beleid, besluitvorming en bij hun initiatieven rekening mee kunnen houden.

Besluiten vast te stellen de volgende Beleidsregel:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a)

    Ontwikkelingsruimte: stikstofdepositie die in het kader van het Programma Aanpak Stikstof met betrekking tot een daarin opgenomen Natura 2000-gebied kan worden toegedeeld in of gereserveerd voor besluiten als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het Bnb ;

  • b)

    PAS-programmaperiode: het tijdvak waarbinnen een Programma Aanpak Stikstof gelding heeft.

  • c)

    Segment 2: ontwikkelingsruimte die resteert na aftrek van ontwikkelingsruimte die is gereserveerd voor toestemmingsbesluiten die betrekking hebben op bij ministeriële regeling afzonderlijk of per categorie genoemde of beschreven projecten of andere handelingen als bedoeld in artikel 2.8 van het Bnb.

  • d)

    Toestemmingsbesluit: besluit als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van het Bnb .

  • e)

    (Vervallen)

  • f)

    PAS-referentiesituatie: de hoogste stikstofdepositie die in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 als gevolg van de daadwerkelijk in de betrokken inrichting verrichte activiteiten plaatsvond, voor zover die stikstofdepositie niet meer bedroeg dan de stikstofdepositie die mogelijk was overeenkomstig de op 1 januari 2015 voor de betrokken inrichting geldende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e of i, van de Wabo of de op 1 januari 2015 voor de betrokken inrichting geldende vergunning of melding krachtens de Wet milieubeheer of Hinderwet.

  • g)

    AERIUS Register: het registratie-instrument als bedoeld in artikel 2.6 , eerste lid, van de Rnb ;

  • h)

    Veehouderij: een inrichting in de zin van artikel 1.1. eerste lid, van de Wet milieubeheer, bestemd voor het kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren,

  • i)

    Diercategorie: Diercategorie zoals genoemd in bijlage 1

  • j)

    Dierenverblijf: al dan niet overdekte ruimte waarbinnen dieren worden gehouden;

  • k)

    Dierplaats: deel van een huisvestingssysteem, bestemd voor het houden van één dier

  • l)
  • m)

    OR-relevant: hexagon waarvan de totale stikstofdepositie, berekend met de vigerende AERIUS versie, gelijk of hoger is dan 70 mol onder de kritische depositie, van het meest kritische habitattype in dat hexagon.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op besluitvorming door ons college met betrekking tot projecten en andere handelingen waarvoor een beroep wordt gedaan op ontwikkelingsruimte in het kader van de PAS uit segment 2. Deze beleidsregel beperkt zich tot hexagonen die in de vigerende AERIUS-versie worden aangemerkt als OR-relevant.

Artikel 3 Uitgangspunten toedeling ontwikkelingsruimte segment 2

  • 1.

    Aan een project of andere handeling wordt bij een toestemmingsbesluit niet meer dan 3 mol stikstof per hectare per jaar aan ontwikkelingsruimte toegedeeld per PAS-programmaperiode. Ingeval het project of de andere handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer geldt de waarde van 3 mol stikstof per hectare per jaar per PAS-programmaperiode in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting, met inbegrip van projecten en handelingen in de PAS-programmaperiode die ingevolge artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Bnb zijn uitgezonderd van het verbod van artikel 2.7, tweede lid, van de wet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt aan een project of andere handeling bij een toestemmingsbesluit niet meer dan 1 mol stikstof per hectare per jaar aan ontwikkelingsruimte toegedeeld per PAS-programmaperiode, indien de aanvraag voor het toestemmingsbesluit is ontvangen nadat via het Provinciaal Blad of op een andere geschikte wijze kennis is gegeven van het feit dat volgens AERIUS Register ten aanzien van een hectare van een voor stikstof gevoelige habitat in het desbetreffende Natura 2000-gebied meer dan 75% van de bij aanvang van de bij PAS-programmaperiode beschikbare ontwikkelingsruimte is toegedeeld. De tweede zin van het eerste lid is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij een waarde geldt van 1 mol stikstof per hectare per jaar per PAS-programmaperiode.

  • 3.

    Indien daar naar het oordeel van ons college aanleiding toe bestaat, kunnen wij besluiten om het bepaalde in het tweede lid met ingang van een daarbij te noemen datum buiten werking te stellen. Bekendmaking van een zodanig besluit geschiedt door voorafgaande kennisgeving van het besluit via het Provinciaal Blad of op een andere geschikte wijze.

  • 4.

    Indien een project of andere handeling betrekking heeft op een bestaande veehouderij, daarbij het aantal dieren in enige diercategorie binnen één of meer bestaande dierenverblijven wijzigt en deze wijziging leidt tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de PAS-referentiesituatie, de voor de veehouderij geldende vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb , de laatste voor de veehouderij overeenkomstig artikel 2.7 van de Rnb gedane melding dan wel de voor de veehouderij geldende omgevingsvergunning welke mede ziet op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2.2aa, onder a, van het Besluit omgevingsrecht , wordt bij een toestemmingsbesluit uitsluitend ontwikkelingsruimte toegedeeld indien de ammoniakemissie vanuit het bestaande dierenverblijf casu quo de bestaande dierenverblijven van de veehouderij waarvoor het project of de andere handeling gevolgen heeft, afneemt met ten minste het in de bijlage 1 vastgestelde percentage per dierplaats.

  • 5.

    Indien bij een toestemmingsbesluit ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld in een situatie als bedoeld in het vierde lid, wordt aan het toestemmingsbesluit een voorschrift verbonden op grond waarvan de drijver van de veehouderij gehouden is om binnen een jaar na het in werking treden van het toestemmingsbesluit aan het bevoegd gezag aan te tonen dat de ammoniakemissie vanuit het dierenverblijf casu quo de dierenverblijven als bedoeld in het vierde lid is afgenomen met het in de bijlage 1 vastgestelde percentage per dierplaats.

  • 6.

    Het project of de andere handeling waarvoor ontwikkelingsruimte is toegedeeld dient binnen twee jaar, na het onherroepelijk worden van het toestemmingsbesluit waarbij de ontwikkelingsruimte is toegedeeld, te zijn gerealiseerd onderscheidenlijk verricht. Na twee jaar kan ons college het hiervoor vastgestelde toestemmingsbesluit (al dan niet gedeeltelijk) intrekken of wijzigen of, indien het om een omgevingsvergunning gaat en ons college in zoverre geen bevoegd gezag is, het bevoegde gezag met betrekking tot de omgevingsvergunning verzoeken het toestemmingsbesluit (al dan niet gedeeltelijk) in te trekken of te wijzigen.

  • 7.

    Voor de toedeling van ontwikkelingsruimte in segment 2 geldt de volgorde van ontvangst van de volledige en ontvankelijke aanvraag voor een toestemmingsbesluit. Bij binnenkomst via de post geldt het tijdstip van 12.00 uur.

  • 8.

    Ons college kan het eerste, het tweede, het vierde en het zevende lid buiten toepassing laten of daarvan afwijken, wanneer onverkorte toepassing ervan voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 4 Geen toestemming bij strijd met hoofdstuk 3 Omgevingsverordening Limburg 2014.

Artikel 5 Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 01-09-2017. Beleidsregel toestemmingverlening en toedeling ontwikkelingsruimte programmatische aanpak stikstof Limburg 2017 segment 2, wordt per gelijke datum ingetrokken.

Artikel 6 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Beleidsregel toestemmingverlening en toedeling ontwikkelingsruimte Programmatische Aanpak Stikstof Limburg 2017 segment 2 versie september.

 

Maastricht, d.d. 29 augustus 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

secretaris,

de heer drs. G.H.E. Derks MPA

Bijlage 1  

 

Emissiereductiepercentages als bedoeld in artikel 3 vierde lid

 

Diercategorie (conform R.A.V.)

Emissiereductie t.o.v. bestaande stalsysteem

Rundvee: A1, A2, A3, A4, A6, A7

15%

Varkens: D1.1, D1.2, D1.3, D2, D3,

10%

Leghennen: E2

0%

Vleeskuikens: E5

20%

Ouderdieren kippen: E1, E3, E4,

0%

Kalkoenen: F1, F2, F3, F4

0%

Toelichting

Het staat de initiatiefnemer in principe vrij om te bepalen op welke wijze de reductiepercentages gerealiseerd worden. Wel dient aangetoond te kunnen worden dat de reducties haalbaar zijn en na een jaar aangetoond te worden dat de reductie inderdaad gerealiseerd is.

 

Gedeputeerde Staten accepteren in elk geval de maatregelen die in het kader van het project “Proeftuin Natura 2000 Overijssel” onderzocht zijn en die conform de factsheets (http://agriconnect.nl/thema/verminderen-van-ammoniakemissie) worden uitgevoerd.

 

Bijlage 2: Toelichting

In het kader van de PAS kan ontwikkelingsruimte worden toegedeeld aan initiatieven. Gedeputeerde Staten kunnen aan deze toedeling regels stellen. Het is gebleken dat een deel van de bestaande beleidsregels moeilijk uitvoerbaar is. Daarnaast blijkt dat de uitgifte van ontwikkelingsruimte in hoog tempo plaats vindt en dat schaarste optreedt. Dit is voor ons College aanleiding geweest om de beleidsregels die toezien op het uitgeven van PAS-ontwikkelingsruimte gedeeltelijk te herzien.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Vanaf AERIUS versie 16L wordt ook de depositie ontwikkeling door vergunningverlening gemonitord op hexagonen waarvan de kritische depositie waarde niet wordt overschreden. Op deze hexagonen wordt het vooralsnog niet nodig geacht om de hoeveelheid ontwikkelingsruimte die per project of andere handeling wordt toegekend, te beperken.

Artikel 3 eerste, tweede en derde lid

Provincies hebben gezamenlijk bepaald dat aan een initiatief maximaal 3 mol ontwikkelingsruimte wordt toegekend (eerste lid). Daar wordt nu aan toegevoegd (tweede lid) dat als er in een gebied sprake is van schaarste, maximaal 1 mol kan worden toegekend. Dit gebeurt als er meer dan 75% van de beschikbare ruimte is toegekend. Het derde lid regelt dat de verlaging van naar 1 mol door GS ongedaan gemaakt kan worden als daar aanleiding toe is. Dat zou kunnen zijn als aan het einde van een 6 jarige PAS-periode nog ruimte resteert of als er na een jaarlijks herberekening meer ontwikkelingsruimte beschikbaar komt.

Artikel 3 vierde en vijfde lid,

Het blijkt dat veel ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld aan situaties waarin extra vee wordt bijgeplaatst in bestaande stallen. Omdat deze situatie relatief veel ontwikkelingsruimte vraagt, en geen emissiereductie per dierplaats realiseert, wordt aan de toekenning van ontwikkelingsruimte in deze gevallen nu aanvullende regels gesteld. De regels behelzen dat als er vee wordt bijgeplaatst, een emissiereductie per dierplaats moet plaatsvinden, conform bijlage 1 van deze beleidsregel. Het vijfde lid bepaalt dat ook aangetoond moet worden dat de emissiereductie daadwerkelijk gerealiseerd is.

Artikel 3 zesde en zevende lid,

Deze artikelen zijn ongewijzigd ten opzichte van de vorige versie van deze beleidsregels.

Artikel 3 achtste lid

Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid voor Gedeputeerde Staten, om gevallen waar sprake is van onredelijke gevolgen van deze regeling afwijkend te kunnen handelen.

Artikel 3 negende en tiende lid

Dit artikel bevat overgangsrecht om te voorkomen dat reeds aangevraagde zaken hinder ondervinden van deze nieuwe regeling. Liggende aanvragen worden, waar het gaat om de voormalige “8 mol regeling” conform de oude regeling afgewikkeld.

Artikel 4 eerste en tweede lid

Gedeputeerde Staten leggen in deze beleidsregel vast, dat geen vergunningen of verklaringen van geen bedenkingen worden verleend als sprake is van het niet voldoen aan de “stikstof verordening”. Dit betekent dus dat voor nieuwe stallen of gerenoveerde stallen slechts een vergunning op grond van de Wnb of een verklaring van geen bedenkingen wordt verleend als de betreffende stallen aan de vereisten van het hoofdstuk “Veehouderijen en Natura 2000” uit de Omgevingsverordening Limburg voldoen.

Naar boven