Besluit van de Programmamanager Land- en Tuinbouw namens Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende vaststelling openstellingsbesluit "Fysieke Investeringen voor innovatie en modernisering agrarische ondernemingen - Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Gelderland 2017" met daarbij behorende nadere regels

Bekendmaking van het besluit van 14 augustus 2017 - zaaknummer 2017-000406 tot vaststelling van een openstellingsbesluit en nadere regels.

 

 

DE PROGRAMMAMANAGER LAND- EN TUINBOUW

 

 

Gelet op artikel 1.3 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 2 van Hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland

 

 

BESLUIT

 

 

  • I.

    Open te stellen voor het indienen van aanvragen van subsidies op grond van paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland (hierna: de Verordening): Fysieke Investeringen gericht op realiseren van wateropgaven en doelen die door waterschappen worden nagestreefd.

  • II.

    De openstelling te laten gelden voor de periode 4 september 2017 tot en met 31 oktober 2017 voor het indienen van aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, van de Verordening.

  • III.

    Het subsidieplafond als volgt vast te stellen:

    • a.

      voor het beheersgebied van het waterschap Rijn en IJssel € 170.000,-; voor het beheersgebied van het waterschap Vallei en Veluwe € 170.000

    • b.

      voor het beheersgebied van het waterschap Rivierenland €170.000,-.

  • IV.

    De bij dit besluit als bijlage gevoegde Nadere regels Fysieke Investeringen voor innovatie en modernisering agrarische ondernemingen - Deltaplan Agrarisch Waterbeheer vast te stellen als integraal onderdeel van dit Openstellingsbesluit.

  • V.

    Dit besluit treedt in werking op 4 september 2017.

Gepubliceerd te Arnhem

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

mw. S.A.M. Pancras

Meer informatie

Provincieloket, telefoonnummer (026) 359 99 99, e-mailadres: post@gelderland.nl.

Nadere regels Fysieke Investeringen voor innovatie en modernisering agrarische ondernemingen - Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Gelderland 2017

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan alleen worden verstrekt voor fysieke investeringen als genoemd in artikel 2.2.1, eerste lid van de Verordening, gericht op het realiseren van wateropgaven en doelen die door waterschappen worden nagestreefd, zoals opgenomen in:

    • i.

      Waterprogramma waterschap Rijn IJssel zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur op 3 november 2015;

    • ii.

      Waterbeheerprogramma waterschap Rivierengebied zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur op 27 november 2015;

    • iii.

      Waterprogramma waterschap Vallei en Veluwe zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur op 30 september 2015.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verleend indien de investering betrekking heeft op een of meer van de thema’s zoals genoemd in de Verordening in artikel 2.2.1 tweede lid aanhef en onder c. en e. van de verordening

  • 3.

    Onverlet het bepaalde in lid 1. en 2. wordt:

    • I.

      aan landbouwers die zijn gevestigd in Gelderland en in het waterschap Rijn IJssel alleen subsidie verstrekt voor:

      • a.

        investeringen in beslissingsondersteunende systemen beregening;

      • b.

        investeringen in beslissingsondersteunende systemen gewasbeschermingsmiddelen;

      • c.

        investeringen in GEWIS voor het meest optimale spuitmoment;

      • d.

        investeringen in maatregelen gericht op het bemesten op basis van waarnemingen van gewasonttrekking;

      • e.

        gebruik de KringloopWijzer in de melkveehouderij, indien er een extra inspanning wordt geleverd om de norm voor oppervlaktewater te halen;

      • f.

        investeringen in spuittechnieken die drift vergaand reduceren zoals wingsprayer en luchtondersteuning;

      • g.

        investeringen in mechanische onkruidbestrijding;

      • h.

        investeringen in sensorgestuurde of andere selectieve of gerichte spuitapparatuur;

      • i.

        investeringen in managementsysteem inzake meteo en grondwater gestuurd bemesten;

      • j.

        investeren in precisiebemesting;

      • k.

        hergebruik fosfor en stikstof uit slootbagger;

      • l.

        investeringen in rijenbemesting dierlijke mest bij gewassen die in rijen worden geteeld;

      • m.

        investeringen in de afvoer nitraatrijke of fosforrijke groenresten direct na oogst en compostering daarvan;

      • n.

        investeringen ten behoeve van het toepassen niet kerende bodembewerking;

      • o.

        investeringen in het nuttig toepassen op bedrijf van sloot- en bermmaaisel;

      • p.

        investeringen in het toepassen van stikstofarme of fosforarme gewasresten niet zijnde mest met als doel het verhogen van organische stofgehalte;

      • q.

        aanleg regelbare of peilgestuurde drainage of in combinatie met klimaatadaptieve regelbare drainage;

      • r.

        plaatsen en beheer stuwtjes en andere maatregelen om water langer vast te houden in waterlopen;

      • s.

        investeringen in infiltratie via onderwaterdrainage;

      • t.

        investeringen in maatregelen met als doel minder waterafvoer ten behoeve van erosiepreventie;

      • u.

        investeringen in zuivering van drainagewater;

      • v.

        zuiveringsystemen voor afvalwater zonder restlozing;

      • w.

        herinrichting erf en aanleg opvangvoorziening met als doel het tegengaan van erfafspoeling;

      • x.

        het opstellen van een bedrijfswaterplan;

      • y.

        investeringen in het overdekt opslaan van ontsmettingsfusten;

      • z.

        aanleg droge mest- of spuitvrije bufferstroken langs water;

      • aa.

        aanleg natuurvriendelijke oevers of waterbergingsoever;

      • ab.

        aanleg natte bufferstroken;

      • ac.

        aanleg helofytenfilters in nabijheid watergang;

      • ad.

        aanleg infiltratiegreppel.

    • II.

      aan landbouwers die zijn gevestigd in Gelderland en in het waterschap Vallei Veluwe alleen subsidie verstrekt voor de volgende investeringen:

      • a.

        investeringen in beslissingsondersteunende systemen beregening;

      • b.

        investeringen in beslissingsondersteunende systemen gewasbeschermingsmiddelen;

      • c.

        investeringen in GEWIS voor het meest optimale spuitmoment;

      • d.

        investeringen in maatregelen gericht op het bemesten op basis van waarnemingen van gewasonttrekking;

      • e.

        gebruik van de KringloopWijzer in de melkveehouderij, indien er een extra inspanning wordt geleverd om de norm voor oppervlaktewater te halen;

      • f.

        investeringen in spuittechnieken die drift vergaand reduceren zoals wingsprayer en luchtondersteuning;

      • g.

        investeringen in mechanische onkruidbestrijding;

      • h.

        investeringen van sensorgestuurde of andere selectieve of gerichte spuitapparatuur;

      • i.

        een mestopslagcapaciteit van tenminste 9 maanden;

      • j.

        investeringen in managementsysteem voor het weer en grondwater gestuurd bemesten;

      • k.

        investeringen in het nuttig toepassen op bedrijf van sloot- en bermmaaisel;

      • l.

        investeringen in het toepassen van stikstofarme of fosforarme gewasresten niet zijnde mest met als doel het verhogen van organische stofgehalte;

      • m.

        aanleg regelbare of peilgestuurde drainage of in combinatie met klimaatadaptieve regelbare drainage;

      • n.

        plaatsen en beheer stuwtjes en andere maatregelen om water langer vast te houden in waterlopen;

      • o.

        investeringen in maatregelen met als doel minder waterafvoer ten behoeve van erosiepreventie;

    • III.

      aan landbouwers die zijn gevestigd in Gelderland en in het waterschap Rivierenland alleen subsidie verstrekt voor de volgende investeringen:

      • a.

        investeren in beslissingsondersteunende systemen beregening;

      • b.

        investeringen in beslissingsondersteunende systemen gewasbeschermingsmiddelen;

      • c.

        investeringen in GEWIS voor het meest optimale spuitmoment;

      • d.

        investeringen in maatregelen gericht op het bemesten op basis van waarnemingen van gewasonttrekking;

      • e.

        gebruik van de KringloopWijzer in de melkveehouderij, indien er een extra inspanning wordt geleverd om de norm voor oppervlaktewater te halen;

      • f.

        investeringen in teelten uit de grond met recirculatieplicht en nullozing;

      • g.

        investeringen in spuittechnieken die drift vergaand reduceren zoals wingsprayer en luchtondersteuning;

      • h.

        investeringen in mechanische onkruidbestrijding;

      • i.

        investeringen in sensorgestuurde of andere selectieve of gerichte spuitapparatuur;

      • j.

        investeringen in managementsysteem voor weer en grondwater gestuurd bemesten;

      • k.

        investeringen in precisiebemesting;

      • l.

        investeringen in gerichte bemesting via druppelsystemen e.d.;

      • m.

        investeringen in rijenbemesting dierlijke mest bij gewassen die in rijen worden geteeld;

      • n.

        investeringen in de afvoer nitraatrijke of fosforrijke groenresten direct na oogst en stimulering compostering;

      • o.

        investeringen ten behoeve van het toepassen niet kerende bodembewerking;

      • p.

        investeringen in het nuttig toepassen op bedrijf van sloot- en bermmaaisel;

      • q.

        investeringen in het toepassen van stikstofarme of fosforarme gewasresten niet zijnde mest met als doel het verhogen van het organische stofgehalte;

      • r.

        aanleg regelbare of peilgestuurde drainage of in combinatie met klimaatadaptieve regelbare drainage;

      • s.

        investeringen in maatregelen met als doel minder waterafvoer ten behoeve van erosiepreventie;

      • t.

        investeringen in zuivering van drainagewater;

      • u.

        investeringen in zuiveringssystemen voor afvalwater zonder restlozing;

      • v.

        investeringen in herinrichting erf en aanleg opvangvoorziening voor tegengaan erfafspoeling;

      • w.

        gebruik van de erfemissiescan.

  • 4.

    In aanvulling op artikel 2.2.3 eerste lid van de Verordening kan ook subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • b.

      personeelskosten;

    • c.

      bijdragen in natura;

    • d.

      niet verrekenbare of compensabele BTW.

  • 5.

    In afwijking van artikel 1.12, eerste lid van de Verordening, kan ook subsidie worden verstrekt voor de voorbereidingskosten zoals bedoeld in artikel 1.12, derde lid van de Verordening, mits zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

  • 6.

    De subsidiabele kosten dienen ten minste € 10.000,- per aanvraag te bedragen.

 

Artikel 2 Selectiecriteria

  • 1.

    Gedeputeerde Staten rangschikken de volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de kosteneffectiviteit van de investering, hetgeen blijkt uit de totale aangevraagde subsidiabele kosten in relatie tot de geplande prestatie inclusief de bijdrage ervan aan de doelstelling van de openstelling;

    • b.

      de kans op succes van de investering hetgeen blijkt uit:

      • 1°.

        de mate waarin de investering direct inpasbaar en toepasbaar is op het bedrijf van de aanvrager;

      • 2°.

        de behoefte aan de investering in de bedrijfstak waar de aanvrager onderdeel van uitmaakt.

      • 3°.

        de wijze waarop over de investering en de effecten ervan wordt gecommuniceerd waardoor andere landbouwers kennis nemen van de innovatie.

    • c.

      de effectiviteit van het project hetgeen blijkt uit de bijdrage die wordt geleverd aan het realiseren van wateropgaven en doelen die door waterschappen, als bedoeld onder III van het openstellingsbesluit, worden nagestreefd, blijkend uit:

      • 1°.

        de mate waarin de investering leidt tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

      • 2°.

        de mate waarin de investering bijdraagt aan klimaatadaptie;

      • 3°.

        de mate waarin de investering de onder 1° en 2° genoemde doelen bijdraagt aan een of meer beleidsdoelen zoals opgenomen in:

        • i.

          Waterprogramma waterschap Rijn IJssel zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur op 3 november 2015;

        • ii.

          Waterprogramma waterschap Rivierengebied zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur op 27 november 2015;

        • iii.

          Waterprogramma waterschap Vallei en Veluwe zoals vastgesteld door het Algemeen bestuur op 30 september 2015.

    • d.

      de innovativiteit van de investering hetgeen blijkt uit de aard van de investering en het vernieuwende karakter van de investering.

  • 2.

    Voor de beoordeling van de selectiecriteria, genoemd in het eerste lid, worden de volgende wegingsfactoren gehanteerd:

    • a.

      wegingsfactor 3 voor kosteneffectiviteit;

    • b.

      wegingsfactor 2 voor kans op succes;

    • c.

      wegingsfactor 3 voor effectiviteit;

    • d.

      wegingsfactor 1 voor innovativiteit.

  • 3.

    Voor de beoordeling van de selectiecriteria, genoemd in het eerste lid, wordt per onderdeel de volgende puntentoekenning gehanteerd:

    • a.

      1 punt, indien de beoordeling onvoldoende is;

    • b.

      2 punten, indien de beoordeling gemiddeld is;

    • c.

      3 punten, indien de beoordeling goed is;

    • d.

      4 punten, indien de beoordeling zeer goed is.

  • 4.

    Indien na toepassing van het eerste tot en met derde lid, blijkt dat de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidiedeelplafonds, te boven gaan, worden de gerangschikte aanvragen behandeld op volgorde van het puntenaantal beginnend bij de aanvraag met de meeste punten.

  • 5.

    Indien toepassing van het eerste tot en met derde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen en het subsidieplafond te boven gaan, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het puntenaantal van het selectiecriterium voor effectiviteit. Indien dit puntenaantal ook gelijk is, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door de hoogte van de gevraagde subsidie, waarbij aanvragen met een lagere subsidiabele kosten als eerste worden behandeld.

 

Artikel 3 Weigeringsgronden

Indien er minder dan 19,8 punten worden behaald, wordt de aanvraag om subsidie geweigerd.

 

Artikel 4 Adviescommissie

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden als uitwerking van artikel 1.14, tweede lid van de Verordening, voorgelegd aan een door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie.

 

Artikel 5 Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels Fysieke Investeringen voor innovatie en modernisering agrarische ondernemingen - Deltaplan Agrarisch Waterbeheer Gelderland 2017.

 

Toelichting

Algemeen kader

 

De provincie wenst het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden en acht daarvoor een concurrerende landbouw noodzakelijk. De landbouwsector moet economisch gezond kunnen functioneren en tegelijkertijd verder verduurzamen ten aanzien van milieu, dierenwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid én klimaat. In het coalitieakkoord ‘Ruimte voor Gelderland’ is aangegeven dat innovatie een belangrijk middel is om te komen tot een duurzame landbouw.

Om de innovatie in de landbouw op het gebied van water op een hoger plan te trekken is het van belang dat de landbouwsector gaat investeren in fysieke maatregelen. Op grond van onderhavige nadere regels kan subsidie worden verstrekt voor investeringen die gericht zijn op het bereiken van wateropgaven en doelen die door de waterschappen worden nagestreefd. Zo kan bijvoorbeeld subsidie worden verstrekt voor de aanschaf van sensorgestuurde spuitapparatuur of het plaatsen en beheren van boerenstuwen. De maatregelen die zijn opgenomen zijn afkomstig van de zogenoemde landelijke BOOT-lijst, zoals vastgesteld door het Bestuurlijk Overleg Open Teelten, (zie:

http://agrarischwaterbeheer.nl/document/pop3-financiering-icm-daw-boot-lijst ) na overleg met diverse vertegenwoordigers en deskundigen vanuit de waterschappen en de landbouwsector. Er is alleen subsidie beschikbaar voor bovenwettelijke investeringen.

 

De Provincie heeft voor aanvragen op grond van deze nadere regels, een bedrag ter hoogte van € 510.000,- beschikbaar gesteld. Dit bedrag bestaat uit drie deelplafonds:

  • a.

    voor het beheersgebied van het waterschap Rijn en IJssel € 170.000,-; waarvan € 85.000,- uit middelen van ELFPO, €42.500,- uit middelen van de provincie en € 42.500,- uit middelen van het waterschap Rijn en IJssel;

  • b.

    voor het beheersgebied van het waterschap Vallei en Veluwe € 170.000,-; waarvan € 85.000,- uit middelen van ELFPO, € 42.500,- uit middelen van de provincie en € 42.500,- uit middelen van het waterschap Vallei en Veluwe ;

  • c.

    voor het beheersgebied van het waterschap Rivierenland €170.000,-; waarvan € 85.000,- uit middelen van ELFPO, €42.500,- middelen van de provincie en € 42.500,- uit middelen van het waterschap Rivierenland.

Een subsidieaanvraag kan alleen worden toegewezen indien deze gefinancierd wordt met 50 % ELFPO middelen en 50 % nationale overheidsfinanciering. De Gelderse waterschappen hebben zich bereid verklaard zorg te willen dragen voor de resterende cofinanciering omdat de aanvragen ook bijdragen aan de door hen te realiseren doelen, zoals verwoord in de waterprogramma’s:

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Lid 1

De activiteiten waar subsidie voor kan worden verkregen zijn:

Fysieke investeringen die nodig zijn voor het ontwikkelen, beproeven of demonstreren van innovaties in agrarische ondernemingen of voor de bredere uitrol van innovaties binnen de agrarische sector. Aan innovaties moet in dit kader een brede betekenis worden toegekend, waaronder bijvoorbeeld ook nieuwe technieken kunnen worden verstaan die nog niet algemeen gangbaar zijn. Exploitatiekosten en wettelijke verplichte maatregelen worden niet gesubsidieerd.

 

Lid 2

Subsidie als bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, onder a en b van de Verordening, wordt alleen verleend als de activiteiten betrekking hebben op de volgende thema’s:

  • c.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • e.

    aan klimaatadaptatie door de uitvoering van activiteiten die leiden tot het tegen gaan van dan wel het verminderen van de effecten van grotere watertekorten (verdroging) en wateroverschotten en toenemende verzilting.

 

Lid 3

Subsidie wordt afhankelijk van het waterschap waarin het betreffende landbouwbedrijf is gevestigd verstrekt voor specifieke investeringen. Per waterschap is een selectie gemaakt van de maatregelen die het meest effectief zijn gezien de wateropgave en de natuurlijke omstandigheden.

Ter toelichting uitleg van enkele begrippen:

  • -

    een beslissingsondersteunend systeem is een bedrijfsmanagement systeem dat met behulp van sensoren informatie inwint over weer, bodem, etc. Met behulp van een rekenprogramma wordt rekening gehouden met actuele invloeden om tot een advies te komen. Deze adviezen hebben betrekking op gewasbescherming, bemesting, beregening e.d. Uiteindelijk kan het systeem bijdragen aan een duurzamere productie van alle gewassen. Door het systeem kan er bezuinigd worden op bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen.

  • -

    GEWIS (Gewasbescherming En Weer Informatie Systeem) is een adviesprogramma van Agrovision. Het geeft informatie over het optimale spuitmoment voor een grote reeks van middelen en is dus te gebruiken voor een groot aantal teelten. GEWIS geeft ook aan of een doseringsverlaging mogelijk is. Het programma beoordeelt effectiviteit van een bespuiting aan de hand van middeleigenschappen en de regionale weersverwachting. Ook wanneer het meest ideale spuitmoment niet past binnen uw werkschema, kunt u met dit programma toch zien welke momenten ook relatief gunstig zijn en met welke dosering dan kan worden gewerkt.

  • -

    drift is een proces waarbij gewasbeschermingsmiddelen tijdens het bespuiten door de wind worden meegenomen en deze op plaatsen terecht komen, waar ze niet gewenst zijn.

  • -

    precisiebemesting is machinale bemesting waarbij met behulp van bijvoorbeeld GPS en of rijenbemesting minder mest wordt toegediend, maar specifiek dichterbij de planten;

  • -

    niet kerende bodembewerking is het systematisch vermijden van intensief kerende of mengende grondbewerking. Het doel is maximale opbouw van bodemstructuur gevormd door planten en bodemleven. Niet kerende grondbewerking is een middel om de natuurlijke processen zo min mogelijk te verstoren. Naast veranderingen in grondbewerking is streven naar maximale bodembedekking een belangrijke succesfactor;

  • -

    peilgestuurde drainage is buisdrainage, gecombineerd met een werk waarmee de hoogte van het te lozen water – het overlooppeil – kan worden gestuurd;

  • -

    investeringen in zuivering van drainagewater kan gebiedsgericht zijn en is gericht op bijvoorbeeld het terughouden van stikstof en of fosfor en worden aangelegd in de sloot, de slootkant of in de bodem;

  • investeringen in zuiveringssystemen voor afvalwater zonder restlozing zijn bedoeld voor bijvoorbeeld de reiniging van spuitapparatuur;

  • -

    het opstellen van een gebiedsgericht bedrijfswaterplan heeft betrekking op waterkwantiteit (droog, nat) en waterkwaliteit mogelijk in combinatie met een milieupuntensysteem;

  • -

    een infiltratiegreppel is bedoeld om afspoeling tegen te gaan.

 

Lid 4

De subsidiabele kosten kunnen bestaan, met verwijzing naar onderstaande artikelen in de POP verordening, uit:

  • 1.

    kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen(2.2.3.,1a);:

  • 2.

    de kosten voorde koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa(2.2.3.,1b);

  • 3.

    de kosten van tweedehandsgoederen tot maximaal de marktwaarde van de activa (2.2.3.,1c);

  • 4.

    kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs (2.2.3.,1d);

  • 5.

    kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied (2.2.3.,1e);

  • 6.

    kosten voor haalbaarheidsstudies (2.2.3.1f);

  • 7.

    kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware (2.2.3, 2a);

  • 8.

    personeelskosten (2.2.3, 2c);

  • 9.

    bijdragen in natura met uitzondering van onbetaalde eigen arbeid van de agrarische ondernemer zelf (2.2.3, 2d);

  • 10.

    niet verrekenbare of compensabele BTW (2.2.3.2e).

 

Bijdragen in natura zijn ook subsidiabel. Dit heeft geen betrekking op de onbetaalde eigen arbeid van de agrarische ondernemer zelf, omdat er ook een eigen inbreng van de ondernemer zelf wordt verwacht. Met deze regeling is het mogelijk subsidie te verstrekken voor de kosten van medewerkers van adviesbureaus en organisaties.

Daarnaast kan ook subsidie worden verleend aan personeelskosten. Het gaat hierbij om de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de inzet van personeel dat bij de aanvrager in dienst is. Indien er sprake is van een parttime dienstverband worden de personeelskosten per uur naar rato berekend.

Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar.

 

Lid 5

In artikel 1.12 eerste lid van de Verordening is bepaald dat de kosten, afschrijvingskosten en bijdragen in natura slechts voor subsidie in aanmerking komen, indien zij zijn gemaakt of geleverd nadat de aanvraag om subsidie is ingediend. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat hiervan in het openstellingsbesluit kan worden afgeweken. Dat wordt moet lid 5 gedaan, waardoor de voorbereidingskosten kunnen worden vergoed mits ze zijn gemaakt binnen een jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag. Voor de definitie van de subsidiabele voorbereidingskosten wordt verwezen naar de Verordening. De voorbereidingskosten kunnen conform de Verordening uitsluitend bestaan uit:

  • -

    kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

  • -

    kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

  • -

    kosten van haalbaarheidsstudies;

  • -

    personeelskosten, voor zover deze kosten betrekking hebben op werkzaamheden zoals hierboven bedoeld.

 

Lid 6

Om de administratieve lasten te bepreken voor de provincie wordt een minimum van € 10.000,- per aanvraag gehanteerd voor de subsidiabele kosten.

De hoogte van de subsidie is geregeld in de Verordening. De subsidie bedraagt 40 % van de subsidiabele kosten. (artikel 2.2.4). Vereist is dat de subsidie wordt verstrekt aan landbouwers. In de praktijk blijkt dat de kosten voor zowel de aanvrager als de verstrekker (fors) kunnen worden beheerst door subsidie aan te vragen en te verstrekken via één aanvraag namens meerdere landbouwers. Die mogelijkheid wordt nadrukkelijk toegestaan.

 

Artikel 2 Selectiecriteria

 

Lid 1 tot en met 5

Subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dit betekent dat gedurende een beperkte periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. De aanvraag met het hoogste aantal punten staat als hoogste in de ranglijst bij het verdelen van de middelen. De volgende criteria worden gehanteerd:

 

Kosteneffectiviteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, met een maximaal te behalen score van 4. De wegingsfactor is 3 omdat beperkt middelen beschikbaar zijn en een zo groot mogelijk effect wordt nagestreefd.

 

Kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan het effect op of de mate waarin de doelstelling(en) zoals beschreven in de openstelling worden behaald.

 

Score

1 punt: de totale subsidiabele kosten zijn zeer hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

2 punten: de totale subsidiabele kosten zijn hoog ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

3 punten: de totale subsidiabele kosten zijn redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

4 punten: de totale subsidiabele kosten zijn zeer redelijk ten opzichte van het effect op de doelstelling(en) van de openstelling.

 

Kans op succes / haalbaarheid

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 4.

Als het gaat om een investering in materiële activa, gericht op verdere verspreiding in ‘het peloton’, wordt de kans op succes bepaald door de volgende aspecten in samenhang te bezien

  • De mate waarin de investering direct inpasbaar en toepasbaar is op het bedrijf van de aanvrager. Hierbij wordt gelet op

    • *

      de aansluiting op de bedrijfsvoering

    • *

      het te verwachten rendement van de investering

  • De behoefte aan de investering in de bedrijfstak waar de aanvrager onderdeel van uitmaakt. Hierbij wordt gelet op

    • *

      noodzaak,

    • *

      kansen

    • *

      risico’s van de innovatie.

  • De wijze waarop over de (effecten van) de investering wordt gecommuniceerd waardoor andere landbouwers kennis nemen van de innovatie. Daarbij wordt met name gelet op

    • *

      de voorbeeldfunctie die de aanvrager kan vervullen

    • *

      de rol van erfbetreders (afnemers, leveranciers).

 

Score

1 punt: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten matig.

2 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten voldoende.

3 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten goed.

4 punten: de kans op succes/haalbaarheid is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

 

Mate van effectiviteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, met een maximaal te behalen score van 4.

De mate van effectiviteit van investeringen is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. De bijdrage die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden bepaald door te bezien in welke mate de investering bijdraagt aan het doel / de doelstellingen van de openstelling.

De volgende aspecten spelen een rol:

  • 1.

    De mate waarin de investeringen leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen; Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de mate waarin de investering bijdraagt aan het verbeteren van de duurzaamheid en het verminderen van de milieubelasting op de omgeving. Het project draagt bij aan het reduceren van het gebruik of de uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen.

  • 2.

    De mate waarin de investering bijdraagt aan klimaatadaptatie.

    Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de mate waarin het project bijdraagt aan het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering zoals verdroging, vernatting en verzilting van de bodem en de mogelijkheid tot waterberging.

  • 4.

    De mate waarin de investering bijdraagt aan één of meer beleidsdoelen zoals opgenomen in één of meer van de navolgende Waterprogramma's:

    • 1.

      Waterprogramma waterschap Rijn IJssel;

    • 2.

      Waterprogramma waterschap Rivierengebied;

    • 3.

      Waterprogramma waterschap Vallei en Veluwe.

 

Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de mate waarin de investering bijdraagt aan het waterprogramma van het waterschap. In de waterprogramma’s zijn de volgende doelstellingen aangegeven:

  • 1.

    Voldoende water (waterkwantiteit)

    Vooral maatregelen die in samenhang en op gebiedsniveau worden ontwikkeld en uitgevoerd passen hierbij. De essentie van de innovatie zit hierbij dan in de verkenning en het praktisch vormgeven in de veranderende rol van de overheid (die meer adviserend en kaderstellen opereert) en de agrariër (die een grotere eigen verantwoordelijkheid heeft).

  • 2.

    Schoon water (waterkwaliteit):

    Net als bij het thema voldoende water zit de investering niet in het sec toepassen van de genoemde maatregelen maar hoe een investering kan bijdragen aan de doelen van de agrariër en het waterbeheer.

  • 3.

    Klimaat doelstellingen:

    De investeringen moeten leiden tot een vergroting van de regionale (grond)watervoorraad én vermindering van schade aan landbouw en natuur door vochttekorten of –overschotten.

 

Score

1 punt: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is matig.

2 punten: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is voldoende.

3 punten: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is goed.

4 punten: het effect op de doelstelling(en) van de openstelling is zeer goed.

 

Mate van innovativiteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 1. Er zijn maximaal 4 punten te behalen. De wegingsfactor is 1 omdat de mate van innovativiteit minder van belang is bij investeringen in materiële activa gericht op het verder brengen van een bepaalde investering ‘binnen het peloton’. Het gaat meer om het moderniseren van de sector. In het kader van deze maatregel wordt het begrip ‘innovativiteit’ daarom ook relatief breed uitgelegd. Iets kan landelijk of wereldwijd gezien niet innovatief zijn, maar wel innovatief zijn binnen de provincie, sector of zelfs binnen het bedrijf waar de investering toegepast gaat worden.

 

Om de mate van innovativiteit te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar

  • *

    de aard van de investering

  • *

    het vernieuwende karakter van de investering

 

Er wordt als volgt gescoord:

1 punt: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten matig.

2 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten voldoende.

3 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten goed.

4 punten: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten zeer goed.

 

Artikel 3 weigeringsgronden

De minimaal te behalen score om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen bedraagt 55% van het maximaal aantal punten dat kan worden behaald als op alle criteria maximale scores behaald zouden worden. Een minimaal te behalen score van 55% of hoger, betekent dat er altijd op een meerderheid van de criteria gemiddeld tot goed gescoord moet zijn. Dit is landelijk zo afgesproken voor alle POP-regelingen. In dit geval is de maximale score 3x4 + 2x4 + 3x4 + 1x4 = 36. 55 % van 36 is 19,8. Als een project hieronder blijft zal de aanvraag worden geweigerd.

Naar boven