Openstellingsbesluit paragraaf 4 Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2010 (POP3) Limburg

Gedeputeerde Staten van Limburg stellen ter voldoening aan het bepaalde in artikel 4:27 juncto 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelings- programma 2014-2020 (POP3) Limburg, in hun vergadering van 18 juli 2017 het volgende besluit vast:

 

Openstellingsbesluit 2017 paragraaf 4 subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) Limburg

 

Gelet op artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) Limburg, hierna te noemen “Verordening”, besluiten Gedeputeerde Staten Paragraaf 4 “Investeringen in infrastructuur voor ontwikkeling, modernisering of aanpassing van landbouwbedrijven” van Hoofdstuk 2 (hierna te noemen “Paragraaf 4) van deze Verordening onder de volgende nadere regels open te stellen.

Artikel 1 Openstellingsperiode

Paragraaf 4 wordt opengesteld voor het indienen van subsidieaanvragen voor de periode van 18 september 2017 tot en met 27 oktober 2017 17.00 uur. Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 27 oktober 2017 om 17.00 uur te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien deze buiten de openstellingsperiode wordt ingediend.

Artikel 2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor 2017 wordt voor Paragraaf 4 vastgesteld op € 2.775.000,00 bestaande uit 50% ELFPO en 50% Provinciale middelen.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

  • 3.1

    Conform artikel 2.4.1, onder a, van de Verordening wordt in het kader van deze openstelling subsidie verstrekt voor de verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven. De verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven kan bestaan uit de voorbereiding van kavelruilen, de uitvoering van kavelruilen en de daarmee samenhangende maatregelen om kavels beter bewerkbaar en bereikbaar te maken of inpassingsmaatregelen ter voorkoming van negatieve gevolgen van de kavelruil.

  • 3.2

    In afwijking van de Verordening zijn de activiteiten vermeld in artikel 2.4.1, onder b, van de Verordening (verplaatsing van landbouwondernemingen gericht op de verbetering van de landbouwinfrastructuur) niet subsidiabel. De artikelen 2.4.4 en 2.4.7 zijn zodoende niet van toepassing.

Artikel 4 Aanvraag

  • 4.1

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 van de Verordening dient de aanvraag om subsidie een kaart te bevatten waarop de ligging van het projectgebied nauwkeurig begrensd is aangegeven. Deze kaart dient als bijlage bij de aanvraag te worden toegevoegd.

  • 4.2

    Indien een aanvraag mede inpassingsmaatregelen, zoals wijzigingen aan het wegen- en/of waterlopenstelsel van algemeen belang omvat, dient de noodzaak hiervoor te worden aangetoond middels een verkavelingsplan, waaruit blijkt dat negatieve gevolgen voor de omgeving gecompenseerd dienen te worden. Dit verkavelingsplan dient als bijlage bij de aanvraag te worden toegevoegd.

  • 4.3

    Conform artikel 1.3, derde lid, onderdeel (h) zal voor het projectplan zoals vermeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel (f) het op de website www.limburg.nl/subsidies, Actuele subsidieregelingen, Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 2014-2020 (POP3) beschikbaar gestelde format gehanteerd dienen te worden.

  • 4.4

    In aanvulling op artikel 4.3 dienen bij de aanvraag additioneel diverse van toepassing zijnde bijlagen bijgevoegd te worden (nadere uitleg in de toelichting).

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 5.1

    Kosten zoals vermeld in artikel 2.4.3 van de Verordening zijn subsidiabel.

  • 5.2

    In afwijking van artikel 2.4.5. van de Verordening wordt voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 2.4.1, onder a, géén subsidie verstrekt voor de kosten zoals bedoeld in artikel 2.4.5, onder b (de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa), onder c (tweedehands installatiezaken, indien noodzakelijk voor het project en de kosten aantoonbaar de marktwaarde niet overstijgen) en onder d (bijdragen in natura).

  • 5.3

    In afwijking van artikel 1.12, eerste lid, van de Verordening komen voorbereidingskosten ook voor subsidie in aanmerking, indien zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag voor subsidie is ingediend.

Artikel 6 Hoogte subsidie verbetering verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven

  • 6.1

    In aanvulling op artikel 2.4.6 van de Verordening bedraagt het te verstrekken subsidiebedrag per aanvraag maximaal € 900.000,00 en minimaal € 150.000,00. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien het te verstrekken subsidiebedrag minder dan € 150.000,00 bedraagt.

  • 6.2

    In aanvulling op artikel 2.4.6, onder b, van de Verordening (subsidiabele kosten van investeringen ten behoeve van een betere bereikbaarheid en bewerkbaarheid van kavels), bedraagt het te verstrekken subsidiebedrag maximaal € 800,00 per geruilde hectare.

Artikel 7 Rangschikking

  • 7.1

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de volledig ingediende aanvragen op basis van de criteria zoals beschreven in artikel 2.4.9 van de Verordening en hieronder nader weergegeven. De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

    • i.

      kosteneffectiviteit;

    • ii.

      haalbaarheid/kans op succes;

    • iii.

      mate van effectiviteit van de activiteit;

    • iv.

      urgentie.

    i. Selectiecriterium; kosteneffectiviteit

    Kosteneffectiviteit van het project wordt beoordeeld door gebruik te maken van de hieronder genoemde en onderbouwde normkosten. Redelijke subsidiabele kosten worden hierbij als norm gehanteerd op basis van ervaringscijfers.

    • Voor kavelruilprojecten is het normbedrag dat wordt gehanteerd € 1.660,00 per geruilde hectare.

    • Voor infrastructurele inpassingsmaatregelen worden ervaringscijfers conform de Standaard Systematiek voor Kostenramingen (SSK) gehanteerd. De SSK-ramingssystematiek is een systematiek voor het maken van kostenramingen in de bouw en biedt een handreiking voor kostenmanagement. De raming voor de uit te voeren werken conform de SSK-systematiek geldt als normbedrag.

    • Voor aanvragen, die beide componenten bevatten wordt de eindscore vastgesteld door de scores per component naar rato van het aandeel in de totale kosten mee te wegen.

    Het aantal punten te behalen op dit criterium voor kavelruilprojecten bedraagt:

    4 punten indien de kosten per geruilde hectare meer dan 10% lager zijn dan de normkosten;

    3 punten indien de kosten per geruilde hectare tussen de 10% en 0% lager zijn dan de normkosten;

    2 punten indien de kosten per geruilde hectare tussen de 0% en 10% hoger zijn dan de normkosten;

    1 punt indien de kosten per geruilde hectare meer dan 10% hoger zijn dan de normkosten.

     

    Het aantal punten te behalen op dit criterium voor infrastructurele inpassingsmaatregelen bedraagt:

    4 punten indien de kosten meer dan 10% lager zijn dan de SSK raming;

    3 punten indien de kosten tussen de 10% en 0% lager zijn dan de SSK raming;

    2 punten indien de kosten tussen de 0% en 10% hoger zijn dan SSK raming;

    1 punt indien de kosten meer dan 10% hoger zijn dan de SSK raming.

    ii Selectiecriterium: haalbaarheid/kans op succes

    De haalbaarheid/kans op succes van dit project zal beoordeeld worden door in samenhang de volgende aspecten te bezien:

    • a.

      De ervaring/deskundigheid van de projectleider/het bureau dat het projectplan heeft ingediend;

    • b.

      De inhoudelijke kwaliteit van het projectplan, te bepalen aan de hand van de volgende items:

      • hoe realistisch is het plan (project);

      • zijn relevante partijen bij de ontwikkeling dan wel uitvoering van het plan betrokken;

      • kent het project een realistische planning, opzet en begroting;

      • zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd (de mate waarin risicofactoren zijn onderkend en beheersbaar gemaakt).

    • c.

      De mate waarin al draagvlak voor het plan/project bestaat, aan te tonen door bijvoorbeeld de resultaten van een draagvlakonderzoek of enquêteresultaten, maar ook met het al aanwezig zijn van een samenwerkingsintentie van de belangrijkste partijen of het aantonen van de betrokkenheid van met name de ondernemers en andere eigenaren/gebruikers wiens gronden/gebouwen deel uitmaken van het project.

    Het aantal punten te behalen op dit criterium bedraagt:

    4 punten indien het project zeer goed scoort op dit criterium;

    3 punten indien het project goed scoort op dit criterium;

    2 punten indien het project voldoende scoort op dit criterium;

    1 punt indien het project matig scoort op dit criterium.

    iii Selectiecriterium; Mate van effectiviteit van de activiteit

    Hier wordt bezien in welke mate na uitvoering van de kavelruil een verbetering is bereikt in de verkavelingsstructuur van de bedrijven en/of de verbetering van de (weg)infrastructuur (voorafgaand aan de daadwerkelijke kavelruil) leidt / heeft geleid tot concrete (plannen voor) verbetering van de verkavelingsstructuur en beleidsmatige doelstellingen op het gebied van natuur, water en landschap.

     

    Het aantal punten te behalen op dit criterium bedraagt:

     

    4 punten indien de resultaten van het project zeer goed bijdragen aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of andere beleidsmatige doelstellingen op het gebied van natuur, water en landschap omdat de kavelruil, waarvoor de infrastructurele werken noodzakelijk zijn in uitvoering is;

     

    3 punten indien de resultaten van het project goed bij dragen aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of andere beleidsmatige doelstellingen op het gebied van natuur, water en landschap omdat hiervoor een concreet, uitvoerings gereed, vervolgplan ligt, dat de noodzaak van de infrastructurele werken aantoont;

     

    2 punten indien de resultaten van het project voldoende bijdragen aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of andere beleidsmatige doelstellingen op het gebied van natuur, water en landschap omdat hiervoor een vervolgplan wordt opgesteld, dat de noodzaak van de infrastructurele werken aantoont;

     

    1 punt indien de resultaten van het project matig bijdragen aan de verbetering van de verkavelingsstructuur en/of andere beleidsmatige doelstellingen op het gebied van natuur, water en landschap omdat nog geen vervolgplan is gemaakt, dat de noodzaak van de infrastructurele werken aantoont.

    iv Selectiecriterium: urgentie

    Projecten zijn urgenter bij een overwegend kleinschalige verkavelingssituatie van veldpercelen of onvoldoende grote huiskavels (in geval van melkveehouderij).

     

    Het aantal punten te behalen op dit criterium bedraagt:

     

    4 punten bij een gemiddelde oppervlakte van de gebruikspercelen van < 3 hectare, of een veebezetting van meer dan 10 melkkoeien per ha huiskavel in de melkveehouderij;

     

    3 punten bij een gemiddelde oppervlakte van de gebruikspercelen tussen 3 en 4 hectare, of een veebezetting van 8 tot 10 melkkoeien per ha huiskavel in de melkveehouderij;

     

    2 punten bij een gemiddelde oppervlakte van de gebruikspercelen tussen 4 en 5 hectare, of een veebezetting van 6 tot 8 melkkoeien per ha huiskavel in de melkveehouderij;

     

    1 punt bij een gemiddelde oppervlakte van de gebruikspercelen van > 5 ha, of een veebezetting van minder dan 6 melkkoeien per ha huiskavel in de melkveehouderij.

     

  • 7.2.

    De selectiecriteria als bedoeld in artikel 7.1 onder i t/m iv hebben de volgende wegingsfactoren:

    Criterium (i) kosteneffectiviteit heeft een wegingsfactor 3 (maximaal 12);

    Criterium (ii) haalbaarheid heeft een wegingsfactor 2 (maximaal 8);

    Criterium (iii) mate van effectiviteit heeft een wegingsfactor 2 (maximaal 8);

    Criterium (iv) urgentie heeft een wegingsfactor 1 (maximaal 4).

     

    Totaal maximaal aantal te behalen punten is 32.

    Indien er met toepassing van omschreven wegingsfactoren in totaal minder dan 18 punten wordt behaald, dan wordt de aanvraag om subsidie afgewezen.

  • 7.3

    Gedeputeerde Staten stellen conform artikel 1.14 van de Verordening een Adviescommissie POP3 Limburg in voor de beoordeling en selectie van de projecten. Deze adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels rangschikking door het toekennen van punten op grond van bovenstaande criteria en wegingsfactoren.

  • 7.4

    Indien het subsidieplafond wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen gelijk is, dan zal een selectie tussen de betreffende projecten gemaakt worden door te kijken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de hoogste weging is toegekend. Scoren projecten dan nog altijd gelijk, dan wordt gekeken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de op één na hoogste weging is toegekend. Zijn er ook na toepassing van deze regels gelijkscorende projecten, dan zal overgegaan worden tot loting. De loting zal worden uitgevoerd door een beëdigd notaris.

Artikel 8 Voorschotten

In aanvulling op artikel 1.23 van de Verordening kan maximaal 2 keer per jaar een verzoek om een voorschot op basis van realisatie worden ingediend.

Artikel 9 Subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 1.27 van de Verordening bevat (uitsluitend bij aanvragen waarbij voorafgaand aan de daadwerkelijke kavelruil inpassingsmaatregelen noodzakelijk zijn) een verzoek om subsidievaststelling tevens een bewijs waaruit blijkt dat met een kavelruil, waarvoor op voorhand inpassingsmaatregelen zijn uitgevoerd, daadwerkelijk een aanvang is gemaakt. Dit kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het overleggen van een door alle betrokken partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst dan wel een door alle betrokken partijen ondertekende kavelruilovereenkomst.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 18 september 2017 en heeft een looptijd tot einde POP3 periode.

Maastricht, d.d. 18 juli 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

secretaris

dhr. drs. G.H.E. Derks MPA

TOELICHTING

Algemeen

Uit de sterkte/zwakte (SWOT) analyse in het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (hierna POP3 programma) blijkt dat de land- en tuinbouw in Nederland moet blijven innoveren om economisch rendement met maatschappelijk verantwoord ondernemen (d.w.z.: rekening houdend met meerwaarde voor de omgeving) te kunnen blijven combineren.

 

De ambitienota Limburgse Land- en tuinbouw Loont (LLtL) en het POP3 programma sluiten daarbij goed op elkaar aan. Het motto van LLtL is “In 2025 ieder Limburgs land- en tuinbouwbedrijf een lust voor haar omgeving”. Middels het programma LLtL2 is deze ambitie aangescherpt in lijn met de doelen van het Coalitieakkoord “In Limburg bereiken we meer”. LLtL2 benoemt op basis hiervan vier investeringslijnen met speerpunten. Voor deze paragraaf is Investeringslijn 2 - Meerwaarde voor de omgeving – leidend.

 

Op de provinciale website www.limburg.nl is meer informatie beschikbaar over het provinciaal beleid inzake land- en tuinbouw en het overige provinciaal beleid. Hier zijn ook de betreffende beleidsdocumenten beschikbaar.

Subsidiabele activiteit (artikel 3)

Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de POP3 paragraaf 4 “Investeringen in infrastructuur voor ontwikkeling, modernisering of aanpassen van landbouwbedrijven”. Deze openstelling is gericht op investeringen in het landelijk gebied, die bijdragen aan de verbetering van de verkaveling van de landbouwbedrijven, zoals kavelruilen of verkavelen voor groei projecten en de daarbij behorende toegankelijkheid, bodemgesteldheid en waterhuishouding. Het gaat daarbij om de volgende concrete acties:

  • projecten gericht op draagvlakontwikkeling, inhuur van kavelruilcoördinatoren en andere experts;

  • het opstellen en uitvoeren van verkavelingsplannen en verkavelingsprocedures.

In verband met de verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven:

  • investeringen om kavels beter bewerkbaar en bereikbaar te maken, zoals graven en dempen van kavelsloten, met elkaar verbinden van percelen, aanpassen van drainage, aanleg of verbetering van inritten en kavelpaden, aanpassen van wegen en waterlopen;

  • inpassingsmaatregelen ter voorkoming van negatieve gevolgen van de kavelruil, zoals het aanleggen van beplantingen, aanpassen van het wegen- en waterlopenstelsel voor algemeen belang, indien noodzakelijk ook voorafgaand aan de daadwerkelijke kavelruil.

Aanvraag (artikel 4)

Artikel 4.1

Het toevoegen van een kaart met een zo nauwkeurig mogelijke begrenzing van het projectgebied is vereist om een correcte beoordeling van (enkele van) de selectiecriteria door de adviescommissie mogelijk te maken.

Artikel 4.2

Het kan noodzakelijk zijn om ter voorbereiding van een kavelruil eerst de noodzakelijke infrastructurele werken van algemeen belang uit te voeren ter voorkoming van mogelijke nadelige gevolgen van de kavelruil zelf. De noodzaak tot deze afwijkende fasering dient te worden aangetoond door het bijvoegen van een verkavelingsplan c.q. toekomstbeeld van de situatie na herverkaveling, waaruit de noodzaak tot het uitvoeren van de inpassingsmaatregelen blijkt.

 

De volgende bijlagen dienen additioneel toegevoegd te worden bij de aanvraag. Voor uitleg wordt verwezen naar het Handboek voor aanvragers POP3 subsidie: zie website www.limburg.nl/subsidies, Actuele subsidieregelingen, Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 2014-2020 (POP3):

  • kaart met een zo nauwkeurig mogelijke begrenzing van het projectgebied (verplicht);

  • verkavelingsplan inzake noodzaak inpassingsmaatregel (verplicht);

  • bewijsstukken MKB-bedrijf/agrarische onderneming (verplicht);

  • onderbouwing/specificatie van de begroting (verplicht);

  • bewijsstukken begroting/offertes. Indien niet aanwezig aangeven waar de bedragen op gebaseerd zijn (verplicht);

  • toezegging overige financiers of aangeven dat financiering is aangevraagd en daar de stand van zaken (indien van toepassing);

  • ten aanzien van de “verklaring géén financiële moeilijkheden’(door ondertekening van het aanvraagformulier moet de jaarrekening worden bijgevoegd (indien van toepassing);

  • samenwerkingsovereenkomst, voorbeeld op website (indien van toepassing);

  • bewijsstukken machtiging (indien van toepassing);

  • vergunningen. Indien vergunningen niet aanwezig zijn dient toegelicht te worden waarom deze ontbreken (indien van toepassing);

  • documenten ten aanzien van de aanbesteding (indien van toepassing);

  • verklaring belastingdienst inzake niet verrekenbare dan wel niet compensabele btw (indien van toepassing).

Rangschikking (artikel 7)

De selectiecriteria vormen een belangrijk sturingsinstrument waarmee de nodige accenten kunnen worden aangebracht om in te spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn ingesteld om een gelijke en transparante behandeling van de aanvragen mogelijk te maken. De criteria dragen bij aan een zo goed mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen.

De aanvragen vinden plaats middels een tender met een sluitingsdatum. Alle aanvragen die tijdig binnen zijn worden eerst getoetst op ontvankelijk- en compleetheid. Vervolgens worden de aanvragen op basis van hun scores op de selectiecriteria van hoog naar laag gerangschikt door een door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie. Indien een aanvraag minder dan minimaal 55% van het totaal te behalen aantal punten scoort wordt de aanvraag afgewezen. Wanneer het totaal aan goedgekeurde aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Aanvragen die niet gehonoreerd kunnen worden vanwege gebrek aan middelen kunnen in de opvolgende tender opnieuw worden ingediend, mits ze aan de dan geldende nadere regels voldoen.

 

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximaal te behalen punten

Te behalen minimumscore

i

Kosteneffectiviteit

3

1-4

12

Minimaal 55% van het maximaal te behalen punten

ii

Haalbaarheid/kans op succes

2

1-4

8

 

iii

Mate van effectiviteit van de activiteit

2

1-4

8

 

iv

Urgentie*

1

1-4

4

 

 

 

 

 

32

18

 

Naar boven