Provinciaal blad van Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2017, 3412 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2017, 3412 | Overige besluiten van algemene strekking |
Uitvoeringsregeling Groene Energie Afspraak
Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 11 juli 2017, kenmerk 28/4.4/2017002033, team 3P, tot bekendmaking van hun besluit tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling Groene Energie Afspraak
Gedeputeerde Staten van Drenthe;
vast te stellen de Uitvoeringsregeling Groene Energie Afspraak.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
Algemene subsidieverordening Drenthe 2017.
Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L352/1).
Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard. Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) (PbEU L187/1).
Biogas of groengas (voor bijvoorbeeld transport of warmte) dat wordt ingezet en tot waarde wordt gebracht.
Vloeibare of gasvormige transportbrandstof die uit biomassa is gewonnen;
Gas, afkomstig uit vergisting of vergassing van organische afvalstromen.
De biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede biogas en de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval.
Productie van biomassa, die voldoet aan de definitie van biomassa uit Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties en voorkomt op de zogenaamde "witte" of "gele" lijst, zoals onder andere gepubliceerd op de website van Infomil.
Biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen
Biobrandstoffen geproduceerd uit granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliegewassen in de zin van het voorstel van de Commissie voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (2).
Energie opgewekt met installaties waarbij uitsluitend van hernieuwbare energiebronnen wordt gebruik gemaakt, alsmede het aandeel in calorische waarde van de met hernieuwbare energiebronnen in hybride installaties opgewekte energie die ook conventionele energiebronnen gebruiken.
Biobrandstoffen die voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17 van Richtlijn 2009/28/EG.
Europese Energie-Efficiency Richtlijn. De richtlijn vermeldt de Europese doelstelling van een 20% lagere Europees energieverbruik in 2020. Het bevat verplichtingen voor zowel lidstaten als bedrijven. Voor andere info zie www.rvo.nl;
Energiecollectief/bewonersgroep
Groep van ten minste drie bewoners, georganiseerd in de vorm van een rechtspersoon.
Collectieve jaarlijkse energiebesparing van tenminste:
Een hoeveelheid bespaarde energie die wordt vastgesteld door het verbruik vóór en ná de invoering van een maatregel ter verbetering van de energie-efficiëntie te meten en/of te ramen, gecorrigeerd voor externe factoren die het energieverbruik beïnvloeden.
Een investeringsproject dat de energie-efficiëntie van een gebouw verhoogt.
Beschrijving van de activiteit(en) die de initiatiefnemer(s) zal ontplooien en welke financiële ondersteuning de provincie daarvoor biedt.
De volgende hernieuwbare, niet-fossiele energiebronnen: windenergie, zonne- energie, aerothermische, geothermische, hydrothermische energie en energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas.
Een Groene Energie Afspraak kan worden aangemerkt als pilot als het project uniek en innovatief is in Drenthe en/of indien het project zich in een pioniersfase bevindt en wordt ondersteund met de bedoeling om meer van dit soort projecten in een later stadium te ondersteunen in een Groene Energie Afspraak.
Tot aardgaskwaliteit opgewerkt biogas.
Infrastructuur gericht op het transporteren van warmte, koude, bio- of groengas, waterstof of syngas.
Project waarin een energiecollectief samen met de lokale gemeenschap werkt aan energiebesparing en/of lokale opwekking van eigen duurzame energie.
De Meerjarenafspraak (MJA) energie-efficiency is een vrijwillige – maar niet vrijblijvende – afspraak tussen overheid, bedrijfsleven en instellingen om de energie-efficiency van producten, diensten en processen te verbeteren en daarbij het gebruik van fossiele brandstoffen terug te dringen. Voor nadere info zie www.rvo.nl.
Nieuwe en innovatieve technologie
Een ten opzichte van de huidige stand van de techniek nieuwe en nog niet bewezen technologie, Technology Readiness Levels niveaus 5-7, die een risico op technologische of industriële mislukking inhoudt en geen optimalisatie of opschaling is van een bestaande technologie;
Activiteiten vallend binnen het curriculum van het Energy College en de Energy Academy.
Systemen gericht op afstemming tussen opwek en gebruik van energie al dan niet in combinatie met opslag van energie.
Voordelen (financieel of energetisch) die voortvloeien uit gezamenlijk inkoop of gebruik van elkaars (rest)producten tussen nabijgelegen ondernemingen.
Technology Readiness Levels (TRL)
Een TRL geeft een indicatie van de fase waarin een ontwikkelingsproject zich bevind. In totaal zijn er negen fases gedefinieerd die samen het totale ontwikkelingsproces weergeven. Fase 5 omvat de eerste stap in de demonstratie van de techniek (pilot); fase 6 vindt plaats na de technische validatie in een relevante (zie fase 5) omgeving en fase 7 de demonstratie van het concept vindt plaats in een gebruikersomgeving.
Gebouwen die geen woonbestemming hebben, zoals fabrieken, kantoren, ziekenhuizen en scholen.
de verplichting op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad om de beste beschikbare technieken (BAT’s) te gebruiken en ervoor te zorgen dat de emissieniveaus van verontreinigende stoffen niet hoger zijn dan bij de toepassing van de BAT’s. Voor de gevallen waarin de met de BAT’s geassocieerde emmissieniveaus zijn bepaald in uitvoeringshandelingen die op grond van Richtlijn 2010/75/EU zijn vastgesteld, zullen die niveaus gelden voor de toepassing van deze regeling. Wanneer die niveaus als een bandbreedte zijn geformuleerd, zal de grens waar de BAT als eerst wordt bereikt, van toepassing zijn.
Waardepiramide biobased economy
Rangorde van hoogwaardige en laagwaardige aanwending van biomassa. Deze piramide kent vijf lagen. Van onder naar boven: energie en warmte, bulk chemicaliën en brandstof, bioplastics en polymeren, voedsel en voer en tenslotte farmacie en cosmetica.
Net gericht op het transporteren en het afleveren van warmte, geproduceerd uit duurzame energiebronnen of restwarmte.
De subsidie heeft tot doel om bij te dragen aan de doelstelling van de provincie Drenthe om in 2050 energieneutraal te zijn. Door subsidie te verlenen voor duurzame projecten, kan hieraan worden bijgedragen.
Artikel 1.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Indien de looptijd van het project langer is dan één jaar wordt ten minste eenmaal per jaar rekening en verantwoording afgelegd omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven.
Artikel 1.8 Prestatieverantwoording
Indien de te verstrekken subsidie word verleend op grond van een Europese vrijstellingsverordening, worden subsidies van minder dan € 125.000,--, in afwijking van de artikelen 3.4, 3.5 en 3.6 van de Asv vastgesteld op de werkelijk gemaakte kosten overeenkomstig artikel 3.7 van de Asv.
Subsidie wordt slechts verleend voor zover dit is toegestaan op de AGVV of met toepassing van de De-minimisverordening.
Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast voor de paragrafen 2 en 3 van deze regeling.
Het voorschot voor subsidies van € 25.000,-- en hoger bedraagt maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.
Artikel 1.12 Inwerkingtreding en horizonbepaling
Deze uitvoeringsregeling treedt in werking op 1 augustus 2017 en vervalt op 1 januari 2021.
Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor:
Artikel 2.4 Subsidiabele kosten
De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:
voor exploitatiesteun ter bevordering van in kleinschalige installaties uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie: niet meer dan het verschil tussen de totale levelized costs van de productie van energie (LCOE) uit de betrokken hernieuwbare energiebron en het markttarief van de betrokken vorm van energie, zoals bedoeld in artikel 43, lid 5, van de AGVV;
voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten: personeelskosten, kosten van apparatuur, kosten van gebouwen en gronden voor zover nodig voor het project, kosten van contractonderzoek, bijkomende algemene kosten. Bij haalbaarheidsstudies: de kosten van de studie, zoals bedoeld in artikel 25, leden 3 en 4, van de AGVV;
voor investeringssteun om ondernemingen in staat te stellen verder te gaan dan Unienormen inzake milieubescherming of om, bij ontstentenis van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen: de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om verder te gaan dan de toepasselijke Unienormen of om, bij ontstentenis van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen, zoals bedoeld in artikel 36, lid 5, van de AGVV;
Artikel 2.5 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
Voor subsidie die wordt verleend onder de werking van de AGVV geldt de volgende subsidiehoogte:
voor de productie van biobrandstoffen: 45% van de in aanmerking komende kosten onder artikel 41, lid 6, onder a en b, van de AGVV, 30% van de in aanmerking komende kosten onder artikel 41, lid 6, onder c, van de AGVV. De steunintensiteit kan worden verhoogd onder de voorwaarden van artikel 41, leden 8, 9 en 10, van de AGVV. De steun bedraagt ten hoogste € 15 miljoen per project, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder s, van de AGVV;
voor de aanleg van energie-infrastructuur in steungebieden: niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering, zoals bedoeld in artikel 48, lid 5, van de AGVV. De steun bedraagt ten hoogste € 50 miljoen per project, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder x, van de AGVV;
voor exploitatiesteun ter bevordering van in kleinschalige installaties uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie: niet meer dan het verschil tussen de totale LCOE uit de betrokken hernieuwbare energiebron en het markttarief van de betrokken vorm van energie, zoals bedoeld in artikel 43, lid 5, van de AGVV. De steun bedraagt ten hoogste € 15 miljoen per project, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder v, van de AGVV;
voor investeringssteun ter bevordering van energie uit hernieuwbare energiebronnen: 45% van de in aanmerking komende kosten onder artikel 41, lid 6, onder a en b, van de AGVV, 30% van de in aanmerking komende kosten onder artikel 41, lid 6, onder c, van de AGVV. De steunintensiteit kan worden verhoogd onder de voorwaarden van artikel 41, leden 8, 9 en 10, van de AGVV. De steun bedraagt ten hoogste € 15 miljoen per project, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder s, van de AGVV;
voor investeringssteun om ondernemingen in staat te stellen verder te gaan dan Unienormen inzake milieubescherming of om, bij ontstentenis van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen: de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om verder te gaan dan de toepasselijke Unienormen of om, bij ontstentenis van Unienormen, het niveau van milieubescherming te verhogen: de steunintensiteit bedraagt ten hoogste 40% van de in aanmerking komende kosten. De steunintensiteit kan worden verhoogd onder de voorwaarden van artikel 36, lid 8, van de AGVV. De steun bedraagt ten hoogste € 15 miljoen per onderneming per investeringsproject, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder s, van de AGVV;
voor investeringssteun ten behoeve van energie-efficiëntiemaatregelen: de steunintensiteit bedraagt ten hoogste 30% van de in aanmerking komende kosten. De steunintensiteit kan worden verhoogd onder de voorwaarden van artikel 38, leden 5 en 6, van de AGVV. De steun bedraagt ten hoogste € 10 miljoen, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder t, van de AGVV;
voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten: 100% van de in aanmerking komende kosten voor fundamenteel onderzoek, 50% van de in aanmerking komende kosten industrieel onderzoek, 25% van de in aanmerking komende kosten voor experimentele ontwikkeling, 50% van de in aanmerking komende kosten voor haalbaarheidsstudies, zoals genoemd in artikel 25, lid 5, van de AGVV. De steun bedraagt ten hoogste € 40 miljoen per project voor fundamenteel onderzoek, € 20 miljoen per project voor industrieel onderzoek, € 15 miljoen per project voor experimenteel onderzoek, € 7,5 miljoen per haalbaarheidsstudie, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder i, van de AGVV; voor investeringssteun voor onderzoeksinfrastructuur: 50% van de in aanmerking komende kosten, zoals genoemd in artikel 26, lid 6, van de AGVV. De steun bedraagt ten hoogste € 20 miljoen per infrastructuur.
Cumulatie met andere steun is toegestaan, maar mag nooit hoger zijn dan de maximum steunbedragen en maximum steunpercentages zoals genoemd in artikel 2.6 van deze regeling.
Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden aangevraagd voor het verkrijgen van professionele ondersteuning benodigd voor het oprichten van een energiecollectief en/of het opzetten van een lokaal energieproject.
De subsidie kan worden aangevraagd door een energiecollectief of bewonersgroep uit de provincie Drenthe.
Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria:
Artikel 3.4 Subsidiabele kosten
Kosten die voor subsidie in aanmerking komen zijn:
proces- en organisatiekosten waaronder in ieder geval worden verstaan: kosten ten behoeve van zaalhuur en catering voor bewonersbijeenkomsten, flyermateriaal voor promotie, ledenwervingsactiviteiten, haalbaarheidsonderzoeken, oprichten coöperatie, ontwikkeling van een business case.
Artikel 3.5 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
Net als in de rest van Nederland is er ook in Drenthe weinig discussie meer over de noodzaak van de energietransitie: de omslag van fossiele energie naar hernieuwbare energie. Vanuit dat bewustzijn willen wij nu stappen zetten om in toenemende mate ook meer bewust te doen.
Uw aanvraag om een subsidie op basis van deze regeling zal worden geweigerd indien u niet voldoet aan de in artikelen 2.3, respectievelijk 3.3 genoemde toetsingscriteria. Initiatieven gericht op de Groene Energie Afspraak moeten binnen een periode van drie jaar kunnen worden gerealiseerd in Drenthe. Als het initiatief gedeeltelijk in Drenthe plaats vindt dan moet de uitvoering wel een duidelijke meerwaarde voor Drenthe opleveren. Denk bijvoorbeeld aan werkgelegenheid in Drenthe of het behalen van doelstellingen uit de Energieagenda 2016-2020.
In de artikelen wordt verwezen naar de AGVV. Voor deze aanpak is gekozen om de Uitvoeringsregeling in overeenstemming te brengen met de geldende Europese regelgeving omtrent staatssteun. De Uitvoeringsregeling zelf is ook ter kennisgeving aan de Europese Commissie gestuurd. Daarmee wordt voorkomen dat in gevallen dat de subsidie onder de werking van de AGVV valt, er een aparte kennisgeving per aanvraag moet worden gedaan. In tegenstelling tot de maximale steun op grond van de Europese Regelgeving is een subsidie voor projecten vallend onder paragraaf 2 van de Uitvoeringsregeling maximaal € 500.000,--.
Dit artikelonderdeel is bedoeld voor projecten die weliswaar niet of niet geheel aan de criteria van het eerste lid voldoen maar die toch dermate bijzonder zijn dat Gedeputeerde Staten een uitzondering willen maken.
U moet hierbij denken aan projecten die uniek en innovatief zijn, die in Drenthe plaats vinden en/of zich in een pioniersfase bevinden. Criteria die een rol kunnen spelen bij de afweging zijn onder andere:
de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van de Energieagenda is hoog of de mate van relatieve kosteneffectiviteit (hoeveelheid duurzame energieproductie of CO2-reductie in relatie tot investeringen) van het project ten opzichte van de andere ingediende projecten. Maar ook zaken als werkgelegenheid in de provincie Drenthe, de bijdrage aan een verdere vormgeving/ontwikkeling van de duurzame energie-economie kunnen een rol bij de beoordeling spelen. Evenals de directe of indirect relatie tot onze voedselproductie of het bieden van inzicht in nieuwe verdienmodellen ten aanzien van natuur(beheer) en agrarische bedrijfsvoering.
De meerkosten ten behoeve van de realisatie van het initiatief die de haalbaarheid van de business case verzwaren: als er sprake is van een haalbare business case wordt geen subsidie verleend. Echter als het initiatief te maken krijgt met onvoorziene kosten, die niet op een andere wijze kunnen worden weggenomen kan een subsidie worden aangevraagd.
Voor de productie van biobrandstoffen: de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om de productie van energie, zoals bedoeld in artikel 41, lid 6, van de AGVV: Voor biobrandstoffen waarvoor een leverings- of bijmengverplichting geldt, wordt geen steun toegekend. De volgende kosten komen wel in aanmerking:
Voor exploitatiesteun ter bevordering van in kleinschalige installaties uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie: niet meer dan het verschil tussen de totale LCOE uit de betrokken hernieuwbare energiebron en het markttarief van de betrokken vorm van energie, zoals bedoeld in artikel 43, lid 5, van de AGVV; LCOE is bijvoorbeeld weer te geven in €/kWh en omvat zoveel mogelijk kostenfactoren zoals kapitaalskosten, bouwkosten installaties, operationele kosten, onderhoudskosten en brandstofkosten gedurende de gehele levensduur van een project.
De in dit artikel genoemde percentages omvatten de maximale steunpercentages die op grond van de Europese regelgeving verleend mogen worden. Het steunpercentage op grond van de Uitvoeringsregeling is maximaal 50 en het is voorstelbaar dat dit percentage overeenkomt met het percentage op grond van de Europese regelgeving. Mocht het geval zich voordoen dat het steunpercentage op grond van de Uitvoeringsregeling hoger ligt dan is toegestaan op grond van de Europese regelgeving dan geldt het laagste percentage.
Lokale energiecollectieven geven een positieve impuls aan lokale leefbaarheid, sociale cohesie, economie en werkgelegenheid en kunnen een belangrijke bijdrage leveren in de transitie naar een duurzame energievoorziening. Deze collectieven dragen bij aan lokaal draagvlak voor duurzame energieopwekking, en leiden tot bewustwording en zuinig gebruik van energie.
In de oprichtingsfase hebben collectieven geen of nauwelijks middelen om stappen te ondernemen. De vrijwilligers hebben de behoefte aan professionele ondersteuning teneinde de projecten daadwerkelijk te laten slagen. Kortom om collectieven te laten uitgroeien tot organisaties met een professionele aanpak zijn middelen nodig om een aantal eerste stappen te kunnen nemen. Deze subsidieregeling voorziet daarin.
Met de uitvoering van deze subsidieregel willen wij bijdragen aan het ontstaan van energiecollectieven en lokale energieprojecten op het gebied van energiebesparing en duurzame energie, en deze collectieven helpen tot uitvoering te komen.
De maximale subsidie voor projecten zoals bedoeld in paragraaf 3 van deze Uitvoeringsregeling bedraagt € 10.000,--.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2017-3412.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.