Wijziging Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017

Besluit: 11-07-2017

Kenmerk: 2017/0216958

Inlichtingen bij: Gerrie Gelderman-Goslinga

Telefoon: 038 – 499 8381

E-mail: h.coskun@overijssel.nl

 

Kennisgeving

Gedeputeerde Staten van Overijssel delen mee dat Gedeputeerde Staten van Overijssel, op 11 juli 2017 (kenmerk 2017/0216958), besloten het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 als volgt te wijzigen:

Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 (Ubs)

 

Paragraaf 1.1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1.6 Niet subsidiabele kosten

Lid 3

Punt wordt vervangen door een komma en wordt toegevoegd:

met uitzondering van de kosten als bedoeld in artikel 1.1.5 vijfde lid.

Paragraaf 2.6 Ruimtelijke kwaliteit groene omgeving

Algemene toelichting

In de tweede alinea wordt de zin ‘Daarnaast….te bundelen’ vervangen door:

Daarnaast willen Gedeputeerde Staten bij nieuwe functies en voorzieningen gebiedsgerichte ontwikkelingen met ruimtelijke kwaliteit stimuleren die een voorbeeld kunnen zijn voor andere gebieden.

Artikel 2.6.2 Subsidiabele activiteiten

Sub b komt als volgt te luiden:

  • b.

    stimuleren van gebiedsgerichte ontwikkelingen met als doel het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied van Overijssel die een voorbeeld kunnen zijn voor andere gebieden.

Artikel 2.6.3 Criteria

Lid 2 sub c komt als volgt te luiden:

  • c.

    het ruimtelijk plan, de procesaanpak of de manier van werken, als bedoeld onder sub b, levert aantoonbare meerwaarde op voor de ruimtelijke kwaliteit in het projectgebied zelf en is een voorbeeld voor andere landelijke gebieden in Overijssel.

Er wordt een nieuw paragraaf toegevoegd:

Paragraaf 2.8 Vitaliteit van binnensteden (stadsarrangementen)

Algemene toelichting

Gemeenten en de provincie selecteren gezamenlijk projecten die bijdragen aan het vitaler maken van de binnensteden. Een overzicht van die projecten wordt een stadsarrangement genoemd. Het kan gaan om projecten op het gebied van visievorming, uitwerking van concepten, maar ook om fysieke maatregelen om de binnenstad te veranderen.

Artikel 2.8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    stadsarrangement: een door de provincie en gemeente opgesteld overzicht van activiteiten die bijdragen aan de vitaliteit, leefbaarheid en kwaliteit van de binnenstad van de betreffende gemeente. In het stadsarrangement is opgenomen wat de maximale provinciale bijdrage is, wie de subsidieaanvrager is en waar het project uitgevoerd wordt.

Artikel 2.8.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie verlenen voor activiteiten die de vitaliteit, leefbaarheid en kwaliteit van de binnenstad vergroten.

Artikel 2.8.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente of een andere organisatie die genoemd is in het stadsarrangement als de subsidieaanvrager;

  • b.

    de activiteit is opgenomen in het stadsarrangement van de betreffende gemeente;

  • c.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan moet voldaan worden aan de de-minimisverordening;

  • d.

    een aanvraag wordt voordat deze wordt ingediend afgestemd met een provinciale beleidsmedewerker Stadsbeweging.

Artikel 2.8.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal het percentage en het bedrag zoals opgenomen in de stadsarrangement van de betreffende gemeente.

Toelichting: Overeenkomstig artikel 1.2.1 tweede lid sub c wordt per activiteit een begroting en een dekkingplan ingediend. Voor de berekening van de hoogte van de subsidie gelden de artikelen 1.1.5 en 1.1.6.

Artikel 2.8.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond vast.

Artikel 2.8.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Vitaliteit van binnensteden (stadsarrangementen).

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager het door de provincie en gemeente opgestelde stadsarrangement.

Artikel 2.8.7 Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger is, in aanvulling op artikel 1.4.1 en artikel 1.4.2 verplicht:

  • a.

    de activiteiten binnen drie jaar na subsidieverlening te hebben uitgevoerd;

  • b.

    de ervaringen en kennis die opgedaan is te delen met partijen die er om vragen.

Artikel 2.8.8 Weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 1.3.1 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvraag betrekking heeft op reguliere activiteiten of de bedrijfsvoering van de gemeente.

 

Paragraaf 3.1 wordt geheel herzien en komt als volgt te luiden:

Paragraaf 3.1 Hernieuwbare energie en energiebesparing

Toelichting

Het doel van deze subsidieregeling is het ondersteunen en versnellen van investeringen in technische voorzieningen gericht op energiebesparing, en de opwekking van hernieuwbare energie. Ondernemers, overheden en andere organisaties kunnen in aanmerking komen voor de subsidie. Woningen komen niet in aanmerking voor de subsidie.

De subsidieregeling is een tenderregeling. Dit betekent dat de provincie het beschikbare subsidiebudget verdeelt op basis van een behaalde score en voor zover het subsidieplafond het toelaat. Het totale vermeden primaire energieverbruik is het belangrijkste beoordelingscriterium op basis waarvan de score wordt bepaald. De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 200.000,– per aanvraag, met uitzondering van zonne-energie. Voor zonne-energie geldt dat de subsidie maximaal 15% van de subsidiabele kosten bedraagt, met een maximum van € 100.000,- voor zonne-energie en een maximum van € 200.000,- voor de gehele aanvraag.

Artikel 3.1.1 Begripsbepalingen

  • -

    biobrandstof: verzamelnaam voor brandstoffen die zijn gemaakt uit biomassa. Er zijn verschillende soorten. Bijvoorbeeld biodiesel, bio-ethanol, biogas of bio-butanol.

  • -

    biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval, conform Richtlijn2009/28/EG. De biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria voor biomassa ten behoeve van energiedoeleinden, zoals bedoeld in NTA 8080-1: 2015.nl en NTA 8080-2: 2015.nl.

  • -

    bodemenergie: technische voorziening waarmee, zonder per saldo grondwater te onttrekken, gebruik wordt gemaakt van de bodem voor de levering van warmte of koude ten behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken, door middel van een gesloten circuit van leidingen, met inbegrip van een bijbehorende warmtepomp, circulatiepomp en regeneratievoorziening, voor zover aanwezig.

  • -

    energiebesparing: reductie van het energieverbruik in een nieuwe situatie vergeleken met de situatie waarin een referentietechnologie wordt toegepast;

  • -

    energielijst: energie- en milieulijst van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met bedrijfsmiddelen die voor de fiscale EnergieInvesteringsaftrek regeling (EIA) in aanmerking komen. Deze lijst wordt elk jaar geactualiseerd. De energielijst is te vinden op de website http://www.rvo.nl/.

  • -

    EPC: De Regeling Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat die hierin wordt gebruikt voor energiezuinigheid is de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). De bepaling van de EPC ligt vast in de norm NEN 7120 Energieprestatie van Gebouwen (EPG). (Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 december 2011, nr. 2011-2000589667, tot vaststelling van nadere voorschriften voor bouwwerken).

  • -

    hernieuwbare energie: energie uit zonne-energie, windenergie, waterenergie, bodemenergie en energie uit biomassa.

  • -

    primaire energie: de fossiele energie zoals gas, olie of kolen die nodig is aan de bron om het uiteindelijke energiegebruik te dekken. De omrekenfactor voor primair energiegebruik van elektriciteit is gebaseerd op het meest recente cijfer uit CBS publicatie (2015) conform referentieparkmethode

    Toelichting: Dit betekent dat bijvoorbeeld voor een gebruik van 1 kWh elektriciteit aan de bron in een conventionele elektriciteitscentrale 2,42 kWh energie nodig is. Er gaat immers energie verloren tijdens de omzetting naar elektriciteit, tijdens transport, etc.

  • -

    technische voorziening: bedrijfsmiddelen zoals genoemd in de energielijst of bedrijfsmiddelen ten behoeve van hernieuwbare energie;

  • -

    totale vermeden primaire energieverbruik: het vermeden primaire energieverbruik over een periode van 15 jaar door energiebesparing + het vermeden primaire energieverbruik over een periode van 15 jaar door hernieuwbare energie– het eigen primaire energieverbruik van de aanvullende technische voorzieningen over een periode van 15 jaar;

  • -

    waterenergie: technische voorziening waarbij de kracht van stromend en vallend water benut wordt voor het opwekken van elektriciteit. De as van de turbine is verbonden met een generator waarmee energie wordt opgewekt.

  • -

    windenergie: technische voorziening waarmee elektriciteit wordt opgewekt uit de stroming van lucht met behulp van een windturbine.

  • -

    zonne-energie: technische voorziening waarmee elektriciteit- of warmteopwekking plaatsvindt door middel van photo-voltaïsche (PV) panelen, PV-panelen met een zonnecollector (PVT) met inbegrip van omvormers en zonneboilers.

Artikel 3.1.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het realiseren van:

  • a.

    technische voorzieningen voor energiebesparing in of bij gebouwen, zoals opgenomen in de energielijst onder categorie A;

  • b.

    technische voorzieningen voor energiebesparing in bestaande of nieuwe bedrijfsprocessen zoals opgenomen in de energielijst onder categorie B;

  • c.

    hernieuwbare energie.

Artikel 3.1.3 Criteria

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      aanvrager is geen natuurlijk persoon;

    • b.

      er is sprake van energiebesparing of hernieuwbare energie in Overijssel;

    • c.

      alleen investeringen in technische voorzieningen die een terugverdientijd hebben van vijf jaar of meer komen in aanmerking voor de subsidie;

    • d.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet:

      • i.

        de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.2 sub a en b aan artikel 38 van de AGVV;

      • ii.

        de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.2 sub c aan artikel 41 van de AGVV.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.2 sub a aan de volgende criteria:

    • a.

      met de technische voorzieningen bij nieuwbouw van utiliteitsgebouwen wordt tenminste een 25% lagere EPC bereikt dan wettelijk voorgeschreven op moment van aanvraag;

    • b.

      met de technische voorzieningen bij bestaande utiliteitsgebouwen wordt tenminste een energieprestatie van label A++ bereikt of wordt een energielabel bereikt dat minimaal 4 stappen beter is dan dat het was of wordt minimaal de energieprestatie-eis uit de Regeling Bouwbesluit 2012 voor nieuwbouw bereikt.

  • 3.

    In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.2 sub c aan de volgende criteria:

    • a.

      windenergie komt alleen in aanmerking voor de subsidie als sprake is van installaties die bedoeld zijn voor kleinschalige opwekking, met een maximale hoogte van 25 meter en een maximaal vermogen van 50 kilowattpiek;

    • b.

      zonne-energie komt alleen in aanmerking voor de subsidie als het wordt gecombineerd met investeringen zoals bedoeld in artikel 3.1.2 sub a, sub b of bodemenergie, windenergie, waterenergie of energie uit biomassa;

    • c.

      energie uit biomassa komt alleen in aanmerking voor subsidie als er geen sprake is van biobrandstoffen waarvoor een leverings- of bijmengverplichting geldt;

    • d.

      indien sprake is van waterenergie dan voldoet die aan Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement.

Artikel 3.1.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 200.000,– per aanvraag, met uitzondering van zonne-energie. Voor zonne-energie geldt dat de subsidie maximaal 15% van de subsidiabele kosten bedraagt, met een maximum van € 100.000,- voor zonne-energie en een maximum van € 200.000,- voor de gehele aanvraag.

Toelichting Indien de te verlenen subsidie staatssteun oplevert dan mag de totale overheidssteun voor dezelfde activiteit niet meer bedragen dan 30% van de subsidiabele kosten. Wanneer voor dezelfde activiteit al steun is verleend dan kan dit betekenen dat onder toepassing van artikel 8 van de AGVV afgeweken wordt van de in dit artikel genoemde maximum percentage.

Artikel 3.1.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend de volgende kosten zijn subsidiabel:

  • a.

    aanschafkosten van de technische voorzieningen overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid;

  • b.

    loonkosten ten behoeve van de installatie van de technische voorziening overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid of eerste lid sub b;

    Toelichting: Indien sprake is van eigen loonkosten van de aanvrager ten behoeve van de installatie van de technische voorziening dan zijn deze overeenkomstig artikel 1.1.5 eerste lid sub b, subsidiabel voor maximaal € 35,- per uur. Voor loonkosten van derden geldt artikel 1.1.5 derde lid.

Artikel 3.1.6 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    advieskosten;

  • b.

    andere voorbereidingskosten dan kosten voor de installatiewerkzaamheden;

  • c.

    kosten projectmanagement- of projectbegeleiding;

  • d.

    kosten voor gronden;

  • e.

    onderhoudskosten;

  • f.

    exploitatiekosten.

Artikel 3.1.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    sprake is van woningen;

  • b.

    sprake is van wettelijk vereiste technische voorzieningen, waaronder technische voorzieningen die op grond van de Regeling Bouwbesluit 2012 voor nieuwbouw verplicht zijn;

  • c.

    sprake is van aanschaf van voertuigen voor het vervoer over de weg, vaartuigen voor de binnenvaart of railgebonden voertuigen;

  • d.

    voor zonne-energie al subsidie is aangevraagd of verstrekt door een ander bestuursorgaan. In dit geval zijn de aanschafkosten voor zonne-energie niet subsidiabel.

    Toelichting: Dit betekent dat de aanschafkosten voor zonne-energie niet subsidiabel zijn.

    Dit betreft bijvoorbeeld SDE+.

Artikel 3.1.8 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend:

    • a.

      vanaf 15 februari en ontvangen uiterlijk op 1 april vóór 17.00 uur;

    • b.

      vanaf 1 augustus en ontvangen uiterlijk op 15 september vóór 17.00 uur.

  • 2.

    Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

    Toelichting: Doordat het een tenderregeling is, is het voor de gelijktijdige beoordeling nodig dat alle stukken voor de sluiting van de aanvraagtermijn ingediend zijn. Na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden die niet inhoudelijk van aard zijn, zoals een handtekening of een bankrekeningnummer.

Artikel 3.1.9 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier ‘Hernieuwbare energie en energiebesparing’

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie

    • a.

      een projectplan waarin is beschreven:

      • i.

        een omschrijving van de investering;

      • ii.

        indien sprake is van activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.2 sub a of b een berekening van de energiebesparing per technische voorziening over een periode van 15 jaar in GigaJoule, kWh of m3;

      • iii.

        indien sprake is van activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.2 sub c een berekening van de hernieuwbare energie per technische voorziening opgewekt over een periode van 15 jaar in GigaJoule, kWh of m3;

      • iv.

        berekening van het eigen energieverbruik per technische voorziening over een periode van 15 jaar in GigaJoule, kWh of Nm3, of aangeven dat geen sprake is van eigen energieverbruik van de technische voorziening;

      • v.

        onderbouwde terugverdientijd per technische voorziening;

      • vi.

        slaagkans van de investering, ofwel een omschrijving van de technische, financiële en juridische haalbaarheid van de investering en de mate waarin de activiteiten startgereed en obstakelvrij zijn;

      • vii.

        praktische navolging van de investering, ofwel de mate waarin de kennis en expertise actief gedeeld wordt en sprake is van voorbeeldwerking en herhaalpotentieel van de investering;

    • b.

      een berekening van het vermeden primaire energieverbruik over een periode van 15 jaar in GigaJoule, Kwh of Nm3, met behulp van de door de provincie beschikbaar gestelde rekentool;

    • c.

      een door de provincie beschikbaar gestelde format begroting en dekkingsplan Hernieuwbare energie en energiebesparing, waaruit duidelijk blijkt:

      • i.

        de aanschafbedragen van de technische voorzieningen inclusief de kosten van de installatie van de technische voorziening;

      • ii.

        indien van toepassing, de loonkosten aanvrager ten behoeve van de installatie van de technische voorziening;

    • d.

      offerte of offertes waaruit de aanschaf- en installatiekosten blijken, of een door een onafhankelijke derde opgestelde kostenraming;

    • e.

      indien aanwezig een kopie van de noodzakelijke vergunningen;

    • f.

      indien sprake is van technische voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1.2 sub a:

      • i.

        bij nieuwbouw: EPC-waarde zoals wettelijk vereist volgens Regeling Bouwbesluit 2012 en een EPC berekening inclusief aanvullende technische voorzieningen die inzichtelijk maakt hoe de aanvullende technische voorzieningen bijdragen aan de verbetering van de EPC;

      • ii.

        bij bestaande bouw: energielabel van de oude situatie en de nieuwe situatie die inzichtelijk maakt hoe de aanvullende technische voorzieningen bijdragen aan de verbetering van het energielabel of een berekening waaruit blijkt dat in de nieuwe situatie wordt voldaan aan de energieprestatie-eis uit de Regeling Bouwbesluit 2012.

Artikel 3.1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 3.1.11 Volgorde van behandeling

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan de in artikel 3.1.3 gestelde criteria, in een volgorde op basis van behaalde score. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in de volgorde van behaalde score, voor zover het subsidieplafond dit toelaat.

    De score wordt bepaald op basis van de in Scoretabel 1 genoemde wegingscriteria.

  • 2.

    Bij een gelijke score bepaalt het totale vermeden primaire energieverbruik de volgorde.

    Scoretabel 1

    WEGINGSCRITERIA

    TE BEHALEN PUNTEN

    WEGINGS-FACTOR

    SCORE

    a. totale vermeden primaire energieverbruik (in GigaJoule)

    100.000 of hoger=10

    40.000 tot 100.000= 8

    20.000 tot 40.000= 6

    10.000 tot 20.000=4

    1.000 tot 10.000= 2

    0 tot 1.000= 0

    30%

    Punten x 0,3= score a

    b. totale vermeden primaire energieverbruik gedeeld door de subsidiabele kosten (in GigaJoule/€)

    1,6 of hoger = 10

    0,8 tot 1,6= 8

    0,4 tot 0,8= 6

    0,2 tot 0,4= 4

    0,1 tot 0,2= 2

    0 tot 0,1= 0

    30%

    Punten x 0,3= score b

    c. mate van slaagkans van de investering(afhankelijk van de kwaliteit van het projectplan, de technische, financiële en juridische haalbaarheid en de mate waarin de activiteiten startgereed en/of obstakelvrij zijn)

    goed = 10

    voldoende = 6

    matig= 1

    20%

    Punten x 0,2= score c

    d. praktische navolging van de investering(afhankelijk van de mate waarin de kennis en expertise actief wordt gedeeld, voorbeeldwerking en herhaalpotentieel van de activiteit)

    goed = 10

    voldoende = 6

    matig= 1

    10%

    Punten x 0,1= score d

    e. Mate van combinatie van de verschillende subsidiabele activiteiten zoals genoemd in artikel 3.1.2

    3 subsidiabele activiteiten = 10

    2 subsidiabel activiteiten= 5

    1 subsidiabele activiteit = 0

    10%

    Punten x 0,1= score e

    Totaalscore =Score a+score b+score c+score d+ score e

Artikel 3.1.12 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de technische voorziening te hebben aangeschaft en geïnstalleerd en in gebruik te hebben genomen uiterlijk drie jaar na datum van subsidieverlening.

Artikel 3.1.13 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidievaststelling

In aanvulling op artikel 1.5.2 tweede lid of artikel 1.5.3 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag tot vaststelling (dus na afloop) tevens een ingevuld factsheet Subsidieregeling Hernieuwbare energie en energiebesparing.

Toelichting: Het factsheet is te vinden op www.overijssel.nl/subsidie .

Paragraaf 3.3 Energiebesparende maatregelen (geld terug actie)

Artikel 3.3.5 Subsidiabele kosten

lid 2 komt als volgt te luiden:

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn de kosten van activiteiten die uitgevoerd zijn voordat de aanvraag voor subsidie is ontvangen, wel subsidiabel mits deze activiteiten uitgevoerd zijn tot maximaal zes maanden voorafgaand aan de subsidieaanvraag.

Artikel 3.3.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Lid 2

‘aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid ’wordt vervangen door: afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid sub c

Artikel 3.3.8 Weigeringsgrond

Lid 1 sub c komt als volgt te luiden:

  • c.

    aan de aanvrager voor het vestigingsadres al subsidie is verstrekt op basis van deze subsidieparagraaf.

Paragraaf 3.7 Duurzame voucher energieaanbod

Artikel 3.7.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag om subsidie

Lid 2

‘aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid ’wordt vervangen door: afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid sub c

Paragraaf 3.10 Uitvoering Programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023

Artikel 3.10.1 Begripsbepalingen

Aan artikel 3.10.1 wordt toegevoegd:

  • -

    energiestrategie: de regionale of lokale strategie uit te werken in het licht van de landelijke doelstelling om uiteindelijk energieneutraal te zijn in 2050 en de CO2 uitstoot met 80-95% naar beneden te brengen, en een wezenlijke bijdrage te leveren aan het Programma Nieuwe Energie Overijssel 2017-2023;

  • -

    gebiedsgerichte aanpak: de toekomstbestendige inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen in de lokale sociale context, waarbij rekening wordt gehouden met bestaande of toekomstige functies, en het meest wenselijke energiesysteem.

Artikel 3.10.3 Criteria

Sub a komt als volgt te luiden:

  • a.

    de aanvrager is een partner van het Energieprogramma, zijnde Natuur en Milieu Overijssel, VNO-NCW, MKB Nederland, het Bio-energiecluster Oost-Nederland of een Overijsselse gemeente;

sub c wordt sub d

de nieuwe sub c komt als volgt te luiden:

  • c.

    een gemeente kan alleen subsidie ontvangen voor het opstellen van een energiestrategie of gebiedsgerichte aanpak inclusief het creëren van draagvlak tijdens dat proces bij bestuurders, bedrijven, inwoners en andere belanghebbenden;

Artikel 3.10.4 komt als volgt te luiden:

Artikel 3.10.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximale subsidie van € 250.000,– per aanvraag, met uitzondering van de subsidie aan een gemeente. De subsidie aan gemeenten bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten voor een energiestrategie en 80% van de subsidiabele kosten voor een gebiedsgerichte aanpak met een maximum van € 100.000,- per aanvraag.

 

Paragraaf 4.3 wordt geheel herzien en komt als volg te luiden:

Paragraaf 4.3 Natuur en Samenleving 2.0

Artikel 4.3.1 Begripsbepalingen

In deze subparagrafen wordt verstaan onder:

  • -

    natuur: de betekenis van natuur als bedoeld in de Omgevingsvisie.

Artikel 4.3.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten die:

  • a.

    de relatie tussen kinderen en natuur versterken of de betekenis van natuur voor kinderen vergroten;

  • b.

    de kwaliteit en kwantiteit van de natuur in de bebouwde omgeving van steden en dorpen vergroten;

    Toelichting: De kwaliteit van de natuur wordt vergroot als bijvoorbeeld de gebruikswaarde, de toekomstwaarde en/of de belevingswaarde toeneemt.

  • c.

    bijdragen aan de beleving van groen bij doelgroepen die bijzondere zorg of aandacht behoeven;

    Toelichting: Doelgroepen die bijzondere zorg of aandacht behoeven zijn bijvoorbeeld jongeren met gedragsproblemen, statushouders en jongdementerenden.

Artikel 4.3.3 Criteria

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is geen natuurlijk persoon;

    • b.

      de activiteit vindt plaats in Overijssel;

    • c.

      onderdelen van de aanpak en uitgangspunten zijn toepasbaar op andere projecten op het gebied van natuur en samenleving;

    • d.

      indien sprake is van aanleg van groen dan vindt dit plaats in de openbare ruimte of op een plek die vrij toegankelijk is;

    • e.

      indien sprake is van gebruik van een locatie of een openbare ruimte, dan dient de eigenaar daarvan toestemming te hebben gegeven;

    • f.

      er is sprake van een samenwerking met minimaal twee andere Overijsselse partijen die ook een rol hebben in de uitvoering;

    • g.

      de activiteit draagt ook bij aan minimaal één van de andere provinciale doelen;

      Toelichting: De provinciale doelen zijn te vinden in de Programmabegroting die jaarlijks door Provinciale Staten wordt vastgesteld ( http://www.overijssel.nl/ ). Voorbeelden van provinciale doelen zijn waterretentie, behoud en versterken cultureel erfgoed, duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, versterking toerisme en recreatief medegebruik, klimaat adaptatie, sociale kwaliteit en versterking biodiversiteit.

    • h.

      de benodigde vergunningen zijn aangevraagd of verkregen;

    • i.

      dekking van de begroting is geregeld of zal binnen afzienbare tijd geregeld kunnen worden;

    • j.

      maximaal 25% van de begroting wordt door inzet van vrijwilligers gedekt;

    • k.

      het projectplan is, voordat een aanvraag voor subsidie is ingediend, afgestemd met een provinciale beleidsmedewerker voor Natuur en Samenleving;

    • l.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan moet voldaan worden aan de de-minimisverordening.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag als bedoeld in artikel 4.3.2 sub a aan volgende criteria:

    • a.

      de kinderen worden actief betrokken bij de planontwikkeling en -uitvoering;

    • b.

      de buurtbewoners worden actief betrokken bij planontwikkeling en –uitvoering.

  • 3.

    In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag als bedoeld in artikel 4.3.2 sub b aan de volgende criteria:

    • a.

      er is sprake van een bewonersinitiatief. Dit betekent dat het projectidee vanuit de samenleving komt óf door of inwoners van Overijssel worden betrokken bij de planontwikkeling en uitvoering;

    • b.

      minimaal één van de volgende partijen is actief betrokken bij de uitvoering: de betreffende gemeente, een lokale stichting, vereniging, bewonersgroep, een onderneming of eigenaren van de gronden;

    • c.

      wanneer het een vergroening van een bedrijventerrein betreft worden werknemers en buurtbewoners betrokken bij de planontwikkeling en -uitvoering;

    • d.

      de activiteit draagt bij aan substantiële versterking van de verscheidenheid van plant- en diersoorten.

  • 4.

    In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag als bedoeld in artikel 4.3.2. sub c aan het criterium dat een zorginstelling actief betrokken is bij de uitvoering.

Artikel 4.3.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 35.000,- per aanvraag.

Artikel 4.3.5 Subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.5 zijn uren van vrijwilligers subsidiabel tegen een maximum uurtarief van € 15,- per uur.

Artikel 4.3.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.3.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Natuur en Samenleving 2.0.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie een:

    • a.

      projectplan waarin is beschreven hoe en in welke mate wordt bijgedragen aan de criteria zoals genoemd in artikel 4.3.2 en artikel 4.3.3. In het projectplan is in ieder geval beschreven:

      • i.

        de doelgroepen waarmee wordt gewerkt of samengewerkt;

      • ii.

        de wijze waarop de samenleving wordt betrokken bij het project of hoe draagvlak is of wordt verworven;

      • iii.

        de activiteiten die worden verricht en de kosten per activiteit;

      • iv.

        de planning;

      • v.

        de beoogde resultaten;

      • vi.

        de wijze waarop het beheer en onderhoud duurzaam is geregeld;

      • vii.

        hoe opgedane kennis en ervaring wordt gedeeld of beschikbaar wordt gesteld.

    • b.

      indien sprake is van de realisatie of herinrichting van groen, een door de eigenaar van de gronden getekende verklaring waaruit blijkt dat de eigenaar van de gronden toestemming heeft gegeven.

Artikel 4.3.8 Weigeringsgronden

In afwijking van artikel 1.1.7 tweede lid weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de subsidiabele kosten € 10.000,- of minder bedragen.

Artikel 4.3.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteit te starten binnen drie maanden na subsidieverlening en de activiteiten binnen 18 maanden na subsidieverlening te hebben afgerond;

  • b.

    de opgedane kennis op verzoek te delen of beschikbaar te stellen.

Paragraaf 6.2 Innovatie agro&food in Overijssel

Artikel 6.2.1 Begripsbepalingen

Onder ‘agro&food sector’ wordt toegevoegd:

  • -

    garantie:overeenkomst tussen de Provincie en de bank betreffende de zekerheid tot aflossing van het krediet dat de aanvrager van de garantie, ten aanzien van het innovatieproject van de bank ontvangt;

‘subsidie’ komt als volgt te luiden:

  • -

    subsidie: een geldbedrag, garantie of geldlening.

Artikel 6.2.3 Criteria

Lid 2: achter ‘geldlening’ wordt toegevoegd: of garantie

Artikel 6.2.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Lid 3

Zinsdeel ‘, inclusief onderbouwing van de subsidiabele kosten aan de hand van offertes’ komt te vervallen

Lid 3 sub c

‘onderneming in financiële moeilijkheden’ wordt vervangen door: onderneming in moeilijkheden

Lid 5 wordt toegevoegd:

  • 5.

    In aanvulling op het eerste, tweede en derde lid overlegt de aanvrager, indien de adviescommissie als bedoeld in artikel 6.2.9 adviseert om een garantie te verstrekken, een door de bank geoffreerde kredietovereenkomst.

Artikel 6.2.9 Adviescommissie

Sub d komt als volgt te luiden:

  • d.

    de vraag welke vorm van subsidie: geldbedrag, garantie of geldlening geëigend is.

Artikel 6.2.11 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.2.11 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 1.4.1 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

    • a.

      de activiteiten uiterlijk op 31 december 2021 te hebben uitgevoerd;

    • b.

      uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie met de provincie Overijssel een uitvoeringsovereenkomst te sluiten ingeval van een geldlening of garantie;

    • c.

      ingeval van een garantie sluit de aanvrager uiterlijk acht weken na het verlenen van de subsidie, de door de bank geoffreerde kredietovereenkomst;

    • d.

      ingeval van een garantie betaalt de subsidieontvanger aan de Provincie Overijssel een jaarlijkse premie voor de verstrekte garantie;

    • e.

      ingeval van een door de bank ingeroepen garantie, betaalt de subsidieontvanger aan de provincie Overijssel het door de provincie aan de bank betaalde terug;

    • f.

      de subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan Gedeputeerde Staten indien de bank de garantie zal inroepen, dan wel in het geval verwacht kan worden dat de bank de garantie in zal roepen.

Artikel 6.2.12 Kenmerken van de uitvoeringsovereenkomst

Aan artikel 6.2.12 wordt lid 5 en 6 toegevoegd:

  • 5.

    Ingeval van een garantie wordt de marktconforme premie van 6,5% gehanteerd.

    Toelichting: De gehanteerde 6.5 procent is marktconform, dit betekent dat er geen sprake is van staatssteun.

  • 6.

    De hoogte van de garantie wordt verminderd naar rato van de aflossingen die worden gedaan op de kredietovereenkomst waarvoor de garantie is verstrekt.

Artikel 6.2.14 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.2.14 Indieningstermijn aanvraag tot subsidievaststelling

In afwijking van artikel 1.5.2 dan wel artikel 1.5.3 wordt een aanvraag tot vaststelling van een subsidie in geval van een geldlening of garantie ingediend uiterlijk 13 weken na de laatste aflossing van de geldlening of einde van de garantie.

 

Artikel 6.2.16 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.2.16 Vaststelling subsidie

In aanvulling op artikel 1.5.3 derde lid wordt de verleende subsidie lager vastgesteld indien de verleende subsidie hoger is dan wat nodig is om de exploitatietekorten plus een redelijke winst over de subsidieperiode te dekken.

Toelichting: In de subsidieverleningbeschikking wordt op basis van prognoses bepaald wat de redelijke winst is en welk percentage van de winst maximaal teruggevorderd wordt. Winst is volgens artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 'het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming '. Het gaat om de opbrengsten minus kosten.

Paragraaf 6.7 MKB Innovatie topsectoren (MIT) Oost

Artikel 6.7.3 Criteria

Lid 1 sub e komt als volg te luiden:

  • e.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, eerste lid van het VWEU, voldoet de subsidie als bedoeld in artikel 6.7.2 sub a aan artikel 25 van de AGVV en de subsidie als bedoeld in artikel 6.7.2 sub b aan de-minimisverordening.

Artikel 6.7.12 wordt toegevoegd:

Artikel 6.7.12 Vaststelling

In afwijking van artikel 1.5.1 wordt de subsidie die verstrekt is op grond van de AGVV of de de-minimisverordening direct vastgesteld.

Paragraaf 6.8 Leren van elkaar kringen

In de titel van paragraaf 6.8 vervalt: (ZP-ers)

In de eerste zin van de toelichting wordt achter ‘ZP-ers’ een komma geplaatst en toegevoegd: sociale innoveerders en snelle groeiers

In de tweede zin van de toelichting wordt ‘ZP-ers’ vervangen door: ondernemers

Artikel 6.8.1 Begripsbepalingen

In de tekst van het begrip leren van elkaar kring wordt ‘ZP-ers ’vervangen door: ondernemers

 

Na het begrip ‘ondernemer ’worden de volgende begrippen toegevoegd:

  • -

    snelle groeier: een bestaande Mkb-onderneming met minimaal 10 werknemers en een gemiddelde jaarlijkse groei van de werknemers van 10% of meer in de afgelopen periode van drie opeenvolgende jaren;

  • -

    sociale innoveerder: de ondernemer die professionaliseringsactiviteiten verricht die zowel op zichzelf als op de medewerkers, processen en structuren in de onderneming gericht zijn door het ontwikkelen van nieuwe managementvaardigheden, het hanteren van innovatieve organisatieprincipes of het realiseren van hoogwaardige arbeidsvormen om het concurrentievermogen en de productiviteit te verbeteren;

    Toelichting: Het gaat uitdrukkelijk niet om sociaal ondernemerschap of social media.

Artikel 6.8.2 Subsidiabele activiteiten

Achter ‘Leren van elkaar kring’ wordt toegevoegd: voor ZP-ers, snelle groeiers of sociale innoveerders

Artikel 6.8.3 Criteria

sub a: ‘ZP-er’ wordt vervangen door: ondernemer

 

er wordt een nieuw sub b toegevoegd:

  • b.

    de Leren van elkaar kring heeft betrekking op één van de volgende doelgroepen:

    • i.

      ZP-ers;

    • ii.

      snelle groeiers; of

    • iii.

      sociale innoveerders;

bestaande sub b,c, d worden vernummerd tot c,d en e

in de nieuwe sub c,d, en e wordt:

‘ZP-er’ vervangen door: ondernemer

‘ZP-ers’vervangen door: ondernemers

Artikel 6.8.5 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 5.000,- per aanvraag en per Leren van elkaar kring, met uitzondering van een aanvraag van een snelle groeier die actief is in de circulaire economie, voor die aanvrager bedraagt de subsidie maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een m van € 5.000,- per aanvraag en per Leren van elkaar kring.

 

Toelichting: Een circulaire economie is gericht op het langer in de keten houden van grondstoffen en het zoveel mogelijk voorkomen van afval en schadelijke emissies naar bodem, water en lucht. In een circulaire economie zijn minder nieuwe grondstoffen nodig. Veelal is daardoor ook minder energie nodig omdat het winnen van grondstoffen en maken van producten veel energie vraagt. Belangrijke doelen in de transitie naar een circulaire economie zijn minder milieudruk, het creëren van economische kansen en grondstoffenzekerheid.

 

Artikel 6.8.7 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.8.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het Aanvraagformulier Leren van elkaar kringen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager:

    • a.

      een getekende offerte, met een omschrijving van de vorm en inhoud van de Leren van elkaar kring voorzien van:

      • i.

        datum en naam van de professionele begeleider;

      • ii.

        de geplande data voor de uitvoering en een onderbouwing van de totale kosten;

    • b.

      een overzicht van de deelnemende ondernemers, onder vermelding van het Kvk-nummer, naam adres en woonplaats en de sector waarin de ondernemer werkzaam is, voorzien van een handtekening van de deelnemende ondernemers.

Paragraaf 6.10 Product Markt Partner Combinaties (PMPC’s) Toerisme Overijssel

Artikel 6.10.9 Volgorde van behandeling

In scoretabel wordt ‘Verhouding tussen te verlenen subsidie en begrote kosten’ vervangen door: Verhouding tussen aangevraagde subsidie en subsidiabele kosten.

Paragraaf 6.12 Retailvouchers

Artikel 6.12.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Voor ‘De aanvrager’ wordt toegevoegd: 1.

Lid 2 wordt toegevoegd:

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid sub c, is het indienen van een begroting niet verplicht.

Paragraaf 6.14 Scholingsvouchers zelfstandig professionals (ZP-ers)

Artikel 6.14.3 Criteria

Toelichting sub e komt als volgt te luiden:

Toelichting: De subsidie kan niet worden gebruikt voor omscholing en kan alleen worden gebruikt voor vakinhoudelijke verbetering van beroepskwalificaties.

 

Artikel 6.14.5 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.14.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Toelichting: Reiskosten of aanschaf van materiaal ten behoeve van de bijscholing zijn ook subsidiabele kosten, mits deze voldoen aan artikel 1.1.5 derde lid.

Artikel 6.14.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag voor subsidie

Lid 2

In de aanhef wordt ‘aanvulling’ vervangen door: afwijking

sub a komt als volgt te luiden:

  • a.

    een aanslag of aangifte inkomstenbelasting 2014, 2015 of 2016 waaruit blijkt dat de totale winst uit onderneming in 2014, 2015 of 2016 niet meer bedraagt dan € 34.500,–;

Artikel 6.14.8 Weigeringsgronden

Sub c komt als volgt te luiden:

  • c.

    de bijscholing bijdraagt aan de verbetering van algemene ondernemersvaardigheden;

    Toelichting: Algemene ondernemersvaardigheden zijn bijvoorbeeld het ontwikkelen van het ondernemerschap, balans privé/werk, verkoopontwikkeling, marktanalyse, opstellen van marketingplan en strategie en financiële begroting en exploitatie.

Paragraaf 6.16 Kiezen voor techniek in het primair en voortgezet onderwijs

Artikel 6.16.3 Criteria

Sub b komt als volgt te luiden;

  • b.

    er is sprake van een samenwerking met tenminste één regionaal bedrijf en één gemeente; en

    • -

      indien de aanvrager een basisschool is, wordt er met tenminste vierbasisscholen samengewerkt of met tenminste drie basisscholen en één school voor het voortgezet onderwijs;

    • -

      indien de aanvrager een school voor het voortgezet onderwijs is, wordt er met tenminste één school voor het voortgezet onderwijs samengewerkt of met tenminste vier basisscholen;

Paragraaf 6.20 Versterken MKB en ondernemerschap Overijssel

Artikel 6.20.3 Criteria

Sub a i komt als volgt te luiden:

  • i.

    één van de samenwerkende partijen of de penvoerder namens het samenwerkingsverband; of

Paragraaf 6.22 Kiezen, leren en werken in de techniek

Artikel 6.22.2 Subsidiabele activiteiten

Sub c: ‘.’ wordt vervangen door: ,

Sub d wordt toegevoegd:

  • d.

    activiteiten voor het opzetten, uitvoeren en in stand houden van een duurzaam ontwikkelingsprogramma voor vrouwelijke techniekstudenten die gaan werken bij een in Overijssel gevestigd technisch bedrijf.

Artikel 6.22.4 Criteria

Lid 2

‘aanvrager’ wordt vervangen door: penvoerder

Achter ‘namens’ wordt toegevoegd; de partijen in

In de toelichting wordt ‘aanvrager’ vervangen door: penvoerder

Lid 4 sub a

‘aanvrager ‘wordt vervagen door: penvoerder

Achter ‘namens’ wordt toegevoegd: de partijen in

Lid 5 wordt toegevoegd:

  • 5.

    In aanvulling op het eerste lid voldoet een aanvraag als bedoeld in artikel 6.22.2 onder sub d aan de volgende criteria:

    • a.

      de penvoerder treedt op namens de partijen in een samenwerkingsverband bestaande uit ten minste één regionale participatiemaatschappij, één kennisinstelling en één regionale high-tech MKB-onderneming;

    • b.

      de activiteiten leiden tot een duurzaam programma;

      Toelichting: Het programma wordt in stand gehouden nadat de subsidieperiode is afgelopen.

    • c.

      de activiteiten dragen bij aan een samenhangend concept van:

      • i.

        beurzen;

      • ii.

        mentorships; en

      • iii.

        persoonlijke ontwikkeltrajecten.

Artikel 6.22.5 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.22.5 Grondslag subsidie

  • 1.

    De subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 6.22.2 onder sub a en b bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000,- per aanvraag.

  • 2.

    De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 6.22.2 onder sub c bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000,- per aanvraag.

  • 3.

    De subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 6.22.2 onder sub d bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 250.000,- per aanvraag.

Artikel 6.22.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Lid 5 wordt toegevoegd:

  • 5.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.22.2 onder sub d, een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze de duurzaamheid van het programma wordt gewaarborgd.

Artikel 6.22.9 Verplichtingen subsidieontvanger

De huidige tekst wordt vernummer tot een lid 1

Lid 2 wordt toegevoegd:

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.4.4 wordt het ontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 6.22.2 onder d ten minste drie jaar na verlening van de subsidie in stand gehouden

Er wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd:

Paragraaf 6.24 Duurzame ondersteuning startende ondernemers

Algemene toelichting

Startende ondernemers brengen dynamiek, vernieuwing en nieuwe werkgelegenheid in onze regionale economie. De provincie wil, samen met regionale partners en gemeenten, de startende ondernemers in Overijssel optimaal faciliteren om overlevingskansen van starters te vergroten, groei te versterken en ondernemerschap meer en meer aan te jagen. Daarbij is het belangrijk dat de startende ondernemer gemakkelijk toegang krijgt tot beschikbare ondersteuning en informatie. Het doel van deze regeling is om gemeenten te stimuleren en te faciliteren in het organiseren van een eerstelijns ondersteuningstructuur voor de startende ondernemer.

Artikel 6.24.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    eerstelijns ondersteuningsstructuur: faciliteiten die fysiek, digitaal of telefonisch bereikbaar zijn voor startende ondernemers ten behoeve van vraagstukken van startende ondernemers;

  • b.

    ondernemersorganisatie: een rechtspersoon, opgericht door ondernemers die één of meerdere raakvlakken hebben en die zich verenigd hebben om op te komen voor hun gezamenlijke belangen;

  • c.

    startende ondernemer: ondernemer die niet langer dan drie jaar geregistreerd staat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Artikel 6.24.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het realiseren of versterken van een duurzame eerstelijns ondersteuningsstructuur voor startende ondernemers.

Artikel 6.24.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.24.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente;

    Toelichting: Overijsselse gemeenten kunnen ook gezamenlijk een aanvraag indienen. Eén gemeente treedt op als penvoerder namens de aanvragende gemeenten.

  • b.

    er is sprake van een samenwerking met ten minste een ondernemersorganisatie;

    Toelichting: Daarnaast kan bijvoorbeeld ook worden samengewerkt met een ondernemershuis of een onderwijsinstelling.

  • c.

    de eerstelijns ondersteuningsstructuur is voor een brede doelgroep startende ondernemers toegankelijk;

    Toelichting: Dit betekent dat de eerstelijns ondersteuningsstructuur niet enkel beschikbaar is voor een bepaalde groep startende ondernemers, bijvoorbeeld start ups of mensen die vanuit een uitkering starten.

  • d.

    de eerstelijns ondersteuningsstructuur wordt ten minste 3 jaar in stand gehouden;

  • e.

    de activiteiten van de eerstelijns ondersteuningsstructuur zijn voor startende ondernemers en gericht op:

    • i.

      netwerkvorming;

    • ii.

      kennisdeling;

    • iii.

      informatievoorziening; en

    • iv.

      bijeenkomsten;

  • f.

    het projectplan is, voordat een aanvraag voor subsidie wordt ingediend, afgestemd met de provinciale beleidsmedewerker MKB en ondernemerschap.

Artikel 6.24.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt:

  • a.

    voor een grote gemeente maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000,- per gemeente; of

    Toelichting: Grote gemeenten zijn: Zwolle, Enschede, Hengelo, Deventer en Almelo.

  • b.

    voor een kleine gemeente maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 17.500,- per gemeente.

Artikel 6.24.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 december 2017 vóór 17.00 uur.

Artikel 6.24.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Duurzame ondersteuning startende ondernemers.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.24.2:

    • a.

      een projectplan waarin de activiteiten zoals bedoeld in artikel 6.24.3 sub e zijn beschreven;

    • b.

      een intentieverklaring waaruit de samenwerking met een andere partij blijkt.

Artikel 6.24.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 6.24.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf.

Artikel 6.24.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteit als bedoeld in artikel 6.24.2 uiterlijk 6 maanden na de datum van subsidieverlening te hebben gestart;

  • b.

    deel te nemen aan een evaluatie van de provincie.

Er wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd:

Paragraaf 6.25 Vernieuwende arbeidsmobiliteitsconcepten

Artikel 6.25.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    arbeidsmarktregio:

    • -

      Regio Zwolle: Dalfsen, Hardenberg, Hattem, Heerde, Kampen, Meppel Oldebroek, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Westerveld, Zwartewaterland en Zwolle;

    • -

      Regio Stedendriehoek en Noordwest Veluwe: Apeldoorn, Brummen, Deventer, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Lochem, Nunspeet, Olst-Wijhe, Putten, Voorst, Zeewolde en Zutphen;

    • -

      Regio Twente: Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden;

  • -

    intersectorale arbeidsmobiliteit: verandering van sector én van werkgever, beroep of van regio op de arbeidsmarkt;

  • -

    arbeidsorganisatie: iedere organisatorische eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die economische activiteiten uitoefent;

    Toelichting: Het gaat om zowel publieke als private partijen die economische activiteiten uitoefenen, zoals bedrijven, maar ook publieke werkgevers zoals zorg- en welzijnsinstellingen.

  • -

    O&O fonds: een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds, opgericht in een bij de minister aangemelde collectieve arbeidsovereenkomst;

  • -

    Onderwijsinstelling: een door het ministerie van OC&W bekostigde instelling die onderwijs aanbiedt;

  • -

    werkgeversorganisatie: rechtspersoon waarin werkgevers zich hebben verenigd om hun belangen te behartigen;

  • -

    werknemersorganisatie: rechtspersoon waarin werknemers zich hebben verenigd om hun belangen te behartigen.

Artikel 6.25.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het ontwikkelen van nieuwe aanpakken voor intersectorale arbeidsmobiliteit of voor de doorontwikkeling van bestaande aanpakken voor intersectorale arbeidsmobiliteit.

Artikel 6.25.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.25.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een arbeidsorganisatie, een O&O-fonds, een werkgeversorganisatie of een werknemersorganisatie;

  • b.

    er is sprake van een intersectoraal samenwerkingsverband dat bestaat uit ten minste twee arbeidsorganisaties, waarvan ten minste een O&O-fonds, een werkgeversorganisatie of een werknemersorganisatie;

    Toelichting: Samenwerkingsverbanden kunnen in verschillende samenstellingen voorkomen. Een samenwerkingsverband kan bijvoorbeeld bestaan uit (a) twee werkgeversorganisaties, (b) een werkgeversorganisatie en een andere arbeidsorganisatie, (c) een werkgeversorganisatie en een werknemersorganisatie of (d) een O&O-fonds en een andere arbeidsorganisatie.

  • c.

    er is sprake van samenwerking met een onderwijsinstelling, het bedrijfsleven en de overheid;

  • d.

    de resultaten van de subsidiabele activiteit komen ten goede aan de Overijsselse arbeidsmarktregio’s;

  • e.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid VWEU, dan moet voldaan worden aan de de-minimisverordening;

  • f.

    het projectplan is, voordat deze wordt ingediend, afgestemd met de provinciale beleidsmedewerker Human Capital.

Artikel 6.25.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per aanvraag, per arbeidsmarktregio, per jaar.

Toelichting: Dit betekent dat per arbeidsmarktregio eenmaal per jaar subsidie verleend kan worden. In de artikelen 1.1.5 en 1.1.6 zijn de subsidiabele kosten opgenomen.

Artikel 6.25.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Vernieuwende arbeidsmobiliteitsconcepten;

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.25.2:

    • a.

      een projectplan waaruit blijkt:

      • i.

        of het om een nieuwe of bestaande aanpak gaat;

      • ii.

        op welke wijze wordt samengewerkt met andere partijen;

    • b.

      een samenwerkingsovereenkomst ondertekend door alle partijen.

Artikel 6.25.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 6.25.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de activiteiten betrekking hebben op slechts één arbeidsorganisatie.

Artikel 6.25.8 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsdieontvanger verplicht:

  • a.

    binnen zes maanden na subsidieverlening te zijn gestart met de subsidiabele activiteiten;

  • b.

    de resultaten van de aanpak te delen met de arbeidsmarktregio’s en de provincie.

Er wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd:

Paragraaf 6.26 Jonge bedrijfsopvolgers

Algemene toelichting

Familiebedrijven zijn voor de economische structuur van Overijssel zeer belangrijk. Door hun focus op continuïteit wordt de basis gelegd voor maatschappelijk ondernemen. Familiebedrijven zijn vaak sterk regionaal geworteld en hebben een belangrijke bijdrage in het regionale leefklimaat. Er zijn vele verklaringen voor het succes van het familiebedrijf maar de betrokkenheid van aandeelhouders bij het bedrijf is een belangrijke verklaring voor het succes.

Gedeputeerde Staten willen bedrijfsopvolging graag stimuleren en ondersteunen. Het gaat om jonge ondernemers jonger dan 41 jaar die minder dan twee jaar geleden het familiebedrijf hebben overgenomen van een familielid. Met de subsidie kunnen jonge bedrijfsopvolgers investeren in het familiebedrijf. Zo kunnen zij beter inspelen op marktontwikkelingen en wensen van de samenleving.

Artikel 6.26.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    bedrijfsopvolging: de dagelijkse bedrijfsvoering is overgenomen van een familielid in de eerste, tweede of derde graad;

    Toelichting: Eerstegraads familieleden zijn de partner, ouders, schoonouders, kinderen, schoonzoons, schoondochters. Tweedegraads familieleden zijn broers, zussen, kleinkinderen, opa's, oma's, schoonzussen, zwagers, stiefzussen, stiefbroers. Derdegraads familieleden zijn ooms, tantes, neven, nichten, overgrootouders, achterkleinkinderen.

  • -

    familiebedrijf: een bedrijf is een familiebedrijf als :

    • -

      de meerderheid van de zeggenschap, verbonden aan het eigendom, in handen is van een natuurlijk persoon of een familie;

    • -

      er ten minste twee personen uit één familie werkzaam zijn binnen het bedrijf; en

    • -

      tenminste één familielid formeel betrokken is bij het bestuur van de onderneming;

  • -

    landbouwbedrijf: onderneming actief in de landbouwsector, met name de primaire landbouwproductie, de verwerking van landbouwproducten of de afzet van landbouwproducten.

Artikel 6.26.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de volgende investeringen van een familiebedrijf:

  • a.

    vernieuwing of verbetering van het productieproces;

  • b.

    een marktimplementatie van een nieuw product of nieuwe dienst.

Artikel 6.26.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.26.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een familiebedrijf;

  • b.

    het familiebedrijf is een MKB-onderneming;

    Toelichting: De definitie van een MKB-onderneming is opgenomen in artikel 1.1.1.

  • c.

    het familiebedrijf is volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel gevestigd in Overijssel;

  • d.

    er is sprake van bedrijfsopvolging door een familielid in de eerste, tweede of derde graad die bij het indienen van de aanvraag:

    • i.

      jonger dan 41 is;

    • ii.

      mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering van het familiebedrijf;

    • iii.

      uiterlijk twee jaar voor de datum van indiening van de aanvraag tenminste 25% zeggenschap, verbonden aan het eigendom van het familiebedrijf, in handen heeft gekregen;

      Toelichting: De registratie moet overeenkomen met wat er in de schriftelijke overeenkomst of de statuten staat.

    • iv.

      ten minste 25% eigenaar van het familiebedrijf is;

  • e.

    de investering draagt bij aan de toekomstbestendigheid van het familiebedrijf;

  • f.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de de-minimisverordening;

  • g.

    het projectplan is, voordat deze wordt ingediend, afgestemd met de provinciale beleidsmedewerker van het MKB programma.

Artikel 6.26.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele investeringskosten met een maximum van € 20.000,- per aanvrager.

Artikel 6.26.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden zoals bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

Artikel 6.26.6 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.1.6 zijn kosten voor vervanging van machines en apparatuur voor machines en apparatuur met een gelijksoortige functie niet subsidiabel.

Artikel 6.26.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Jonge bedrijfsopvolgers;

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.28.2:

    • a.

      een projectplan waarin ten minste is opgenomen:

      • i.

        een beschrijving van de investering;

      • ii.

        een investeringsbegroting;

      • iii.

        op welke wijze de investering wordt gefinancierd;

      • iv.

        op welke wijze de investering bijdraagt aan de toekomstbestendigheid van het familiebedrijf;

    • b.

      een schriftelijke overeenkomst of statuten waaruit de zeggenschap van de bedrijfsopvolger en de ingangsdatum van deze zeggenschap blijkt.

Artikel 6.26.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 6.26.9 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.26.2 ter advies voorleggen aan de adviescommissie MKB en ondernemerschap, die advies geeft over de mate waarin de investering bijdraagt aan de toekomstbestendigheid van het familiebedrijf en in hoeverre de investering een vernieuwing of verbetering van het productieproces of marktimplementatie van een nieuw product of dienst betreft.

Artikel 6.26.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de te verstrekken subsidie lager is dan € 10.000,-;

  • b.

    het familiebedrijf een landbouwbedrijf betreft;

  • c.

    de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op grond van deze subsidieparagraaf.

Artikel 6.26.11 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

    • a.

      binnen 12 maanden na subsidieverlening te zijn gestart met activiteiten zoals bedoeld in artikel 6.26.2;

    • b.

      deel te nemen aan een evaluatie van de provincie.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid is de bedrijfsopvolger verplicht:

    • a.

      de onderneming minimaal vijf jaar voort te zetten of, indien het om aandelen in een BV of NV gaat, minimaal vijf jaar eigenaar van de aandelen te blijven, en

    • b.

      de onderneming minimaal vijf jaar te blijven drijven.

Paragraaf 8.2 Kwaliteit openbaar bestuur

Artikel 8.2.3 Criteria

Sub a komt als volgt te luiden:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente, Overijssels waterschap, een semi-overheid of een stichting of vereniging met een vestiging in Overijssel;

Artikel 8.2.5 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Voor ‘De aanvrager’ wordt toegevoegd: 1.

Lid 2 wordt toegevoegd:

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid sub c, is het indienen van een begroting niet verplicht.

Paragraaf 9.1 Uitvoering ontwikkelopgave EHS/Natura 2000

 

De titel van paragraaf 9.1 komt als volgt te luiden:

Paragraaf 9.1 Uitvoering Ontwikkelopgave Natura 2000

 

In de eerste alinea van de algemene toelichting wordt ‘de EHS’ vervangen door: het Natuurnetwerk Nederland (NNN)

In de tweede alinea van de toelichting wordt ‘ontwikkelopgave EHS/Natura 2000’ vervangen door: Ontwikkelopgave Natura 2000

 

‘ontwikkelopgave’ wordt vervangen door: Ontwikkelopgave

 

Laatste zin van de tweede alinea vervalt

Artikel 9.1.1 Begripsbepalingen

  • -

    beheerplan

    ’artikel 19a van de Natuurbeschermingswet 1998’ wordt vervangen door: artikel 2.3 lid 1 van de Wet Natuurbescherming

  • -

    EHS maatregelen wordt vervangen door NNN Maatregelen en komt als volg te luiden:

    • -

      NNN maatregelen: de maatregelen die voortvloeien uit de afronding van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de EHS), zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 3 juli 2013 (PS/2013/413) in het kader van de Ontwikkelopgave N2000, en gewijzigd door Provinciale Staten op 8 oktober 2014 (PS/2014/702);

  • -

    ‘gebruik en beheer’ komt als volgt te luiden:

    • -

      gebruik en beheerfase na afronding van de realisatie waarbij de resultaten worden gebruikt en waar nodig overgedragen naar exploitanten of beheerders, publieke of private partijen. Onder beheer valt ook het aanvullend beheer zoals opgenomen in de beheerplannen en de PAS gebiedsanalyses;

  • -

    instandhoudingsdoelstelling

    ’artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998’ wordt vervangen door: artikel 2.1 lid 4 van de Wet Natuurbescherming

  • -

    ontwikkelopgave

    ‘de EHS’ wordt vervangen door: het NNN

  • -

    PAS (Programma Aanpak Stikstof)

    ‘artikel 19kg van de Natuurbeschermingswet 1998’ wordt vervangen door: artikel 2.1 van het Besluit Natuurbescherming

  • -

    PAS-gebiedsanalyse

    ‘het PAS’wordt vervangen door: de PAS

Artikel 9.1.2 Subsidiabele activiteiten

Sub c

Voor ‘programma’ wordt toegevoegd: het

Sub d komt als volg te luiden:

  • d.

    het realiseren van een gebiedsplan of –offerte danwel het realiseren van interne maatregelen (fase 3), waarbij voor particuliere grondeigenaren, als bedoeld in artikel 9.1.3 lid 1 sub a (ii) geldt dat een subsidieaanvraag niet eerder mogelijk is dan nadat zijn of haar percelen zijn opengesteld op de Ambitiekaart die onderdeel is van het Natuurbeheerplan Overijssel;

    Toelichting: De Ambitiekaart is te vinden op http://gisopenbaar.overijssel.nl/viewer/app/atlasvanoverijssel_basis/v1 (kaartlaag: Landelijk Gebied / Natuurbeheerplan / Ambitiekaart).

Artikel 9.1.3 Criteria

Lid 1 sub b

‘het PAS’ wordt vervangen door: de PAS

Lid 3 komt als volgt te luiden:

  • 3.

    In aanvulling op het eerste lid moet de aanvraag voor de subsidie, als bedoeld in artikel 9.1.2 sub b tot en met e voldoen aan het criterium dat de programmaleider van de Ontwikkelopgave Natura 2000 een positief advies heeft gegeven over de aanvraag.

Artikel 9.1.5 Subsidiabele kosten

Lid 2 komt als volgt te luiden:

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.1.5 eerste lid geldt voor de loonkosten als maximum de tarieven zoals opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven, op basis van de tarieven uit de tabel ‘integrale loonkosten’, kosten-plus tarief. Voor het afleiden van het maximale tarief per functie sluit de subsidieaanvrager hierbij per functie aan op een passende of vergelijkbare functieschaal van het functiegebouw van de Rijksoverheid;

    Toelichting: Het Functiegebouw van de Rijksoverheid is te vinden op https://www.functiegebouwrijksoverheid.nl/functiegebouw-html

Lid 3 komt als volgt te luiden:

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.1.5 derde lid zijn kosten van derden subsidiabel tot maximaal 135% van de maximale tarieven per functie zoals genoemd in het tweede lid.

Na lid 3 wordt een nieuw lid 4 toegevoegd:

  • 4.

    In het geval de gesubsidieerde activiteiten zich uitstrekken over meerdere jaren, kan de subsidieaanvrager ervoor kiezen om een indexering van de loonkosten toe te passen op basis van de HCIP-index van het CBS, of door het jaarlijks opnieuw berekenen van de loonkosten.

De huidige leden 4,5, en 6 worden vernummerd tot 5,6,7

lid 5 komt als volgt te luiden:

  • 5.

    In afwijking van artikel 1.1.6 sub a zijn de volgende kosten wel subsidiabel:

    • a.

      leges;

    • b.

      kosten voor het inhuren van een subsidieadviesbureau of een andere subsidiebemiddelaar afkomstig uit de publieke of particuliere sector.

Lid 6

‘financiele’ wordt vervangen door: financiële

lid 7

‘achter ‘het eerste lid’ wordt toegevoegd: en tweede lid

Artikel 9.1.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Lid 2 komt als volgt te luiden:

  • 2.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 9.1.2 sub b tot en met e gebruik van het aanvraagformulier Ontwikkelopgave N2000.

Lid 3 wordt toegevoegd:

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid over legt de aanvrager:

    • a.

      bij de aanvraag een plan van aanpak waarin de te subsidiëren activiteiten zijn beschreven;

    • b.

      indien de aanvraag betrekking heeft op subsidie als bedoeld in artikel 9.1.2 sub c, overlegt de aanvrager tevens het Programma van eisen dat het programmabureau Ontwikkelopgave Natura2000 heeft opgesteld of heeft laten opstellen.

Artikel 9.1.10 Verplichtingen subsidieontvanger

Lid 1 sub a

Afgesproken wordt vervangen door: ‘in de verleningsbeschikking opgenomen’

‘Natura 2000- maatregelen’ wordt vervangen door: NNN -dan wel Natura 2000-maatregelen

Sub b

‘EHS/ Natura 2000- maatregelen’ wordt vervangen door NNN- dan wel Natura 2000-maatregelen

Lid 2

‘Natura 2000- maatregelen’ wordt vervangen door: NNN- dan wel Natura 2000-maatregelen

Artikel 9.1.11 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot vaststelling

In de eerste en tweede zin wordt ‘inkomsten’ vervangen door: voordelen

 

Er wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd:

Paragraaf 10.3 Samen voor elkaar - lokaal geleerd, provinciaal gedeeld

Algemene toelichting

Gedeputeerde Staten hechten veel waarde aan maatschappelijke initiatieven in Overijssel, omdat deze de sociale verbanden versterken, maatschappelijke deelname vergroten en de eigen burgerkracht bevorderen. Gedeputeerde Staten ondersteunen maatschappelijke initiatieven die een collectief belang dienen, die niet gericht zijn op persoonlijke belangen en die geen winstoogmerk hebben. Voorbeelden van maatschappelijke initiatieven zijn nieuwe ontmoetingsplekken, het gezamenlijk inrichten en onderhouden van openbare ruimte of het organiseren van lokale voorzieningen of diensten. De Alliantie Sociale Kwaliteit (ASK) Overijssel heeft een online kennisstation beschikbaar gesteld op www.askoverijssel.nl . Aanvragers kunnen hier terecht voor advies over hun initiatief.

Artikel 10.3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    zelforganiserend vermogen: initiatiefnemers weten zich als groep te organiseren om voor een gedeeld idee een plan te bedenken en uit te voeren. De initiatiefnemers zijn zelf verantwoordelijk voor de organisatie, het in gang zetten van het initiatief en de verbinding met de samenleving en andere betrokken partijen;

  • -

    maatschappelijk initiatief: een initiatief dat de sociale samenhang en betrokkenheid bij de gemeenschap versterkt. Het initiatief dient een collectief belang, geen persoonlijke belang en heeft geen winstoogmerk. Het initiatief bestaat uit een proces en eventueel een eindproduct.

Artikel 10.3.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor een maatschappelijk initiatief dat bijdraagt aan het zelforganiserend vermogen van inwoners van Overijssel.

Artikel 10.3.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.3.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is:

    • i.

      een penvoerder die optreedt namens tenminste twee rechtspersonen die volgens het register van de Kamer van Koophandel gevestigd zijn in Overijssel; of

    • ii.

      een penvoerder die optreedt namens een groep van tenminste drie natuurlijke personen die op verschillende adressen woonachtig zijn in Overijssel;

  • b.

    de activiteit vindt plaats in de provincie Overijssel en het resultaat komt ten goede aan de inwoners van Overijssel;

  • c.

    er is draagvlak voor het initiatief;

    Toelichting: In het aanvraagformulier wordt ingegaan op hoe het initiatief inspeelt op een bestaande behoefte in de gemeenschap en voor wie het initiatief bedoeld is.

  • d.

    activiteit is vernieuwend voor de aanvrager;

    Toelichting: Het initiatief kenmerkt zich door een vernieuwende aanpak of werkwijze en onderscheidt zich daardoor van bestaand aanbod.

  • e.

    de activiteit is een maatschappelijk initiatief dat betrekking heeft op:

    • i.

      gezond bewegen;

      Toelichting: Gezond bewegen betekent een beweegvriendelijk Overijssel, waarbij inwoners worden aangespoord om te bewegen en dat het bewegen bijdraagt bij aan de gezondheid. Enkele voorbeelden zijn talentontwikkeling en breedtesport, inzicht in de preventieve werking van bewegen op gezondheid en beleef- en beweegtuinen.

    • ii.

      zelfstandig leven; of

      Toelichting: Zelfstandig leven verwijst naar de (economische) zelfredzaamheid van inwoners en dat ze kunnen deelnemen aan de samenleving. Denk hierbij aan langer zelfstandig wonen, omgaan met nieuwe media en het kunnen lezen en schrijven.

    • iii.

      noaberschap;

      Toelichting: Noaberschap is te zien aan de inzet van vrijwilligers, lokale initiatieven voor de eigen leefomgeving of nieuwe samenwerkingsverbanden op het gebied van leefbaarheid waarbij het zelforganiserend vermogen van inwoners van Overijssel een impuls krijgt.

Artikel 10.3.4 Grondslag subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 3.000,- per aanvrager.

Toelichting: De te verstrekken subsidie mag op grond van artikel 1.1.7 tweede lid niet lager zijn dan € 1.000,-

Artikel 10.3.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.5 en 1.1.6 zijn alle kosten die doelmatig en rechtstreeks toerekenbaar zijn aan de subsidiabele activiteit subsidiabel.

Artikel 10.3.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend:

  • a.

    vanaf 24 juli 2017 en ontvangen moet zijn uiterlijk 1 september 2017 vóór 17.00 uur;

  • b.

    vanaf 15 oktober 2017 en ontvangen moet zijn uiterlijk 15 november 2017 vóór 17.00 uur.

Artikel 10.3.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het digitale aanvraagformulier Overijssel: Samen voor elkaar.

Artikel 10.3.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 10.3.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien;

  • a.

    de subsidiabele activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd behoort tot de reguliere activiteiten van een organisatie gevestigd in Overijssel;

    Toelichting: Een groep van natuurlijke personen kan geen aanvraag indienen voor activiteiten die behoren tot de reguliere activiteiten van een organisatie die in Overijssel gevestigd is.

  • b.

    voor de subsidiabele activiteit al subsidie is verleend op grond van deze paragraaf;

  • c.

    de subsidiabele activiteit betrekking heeft op een individu;

  • d.

    sprake is van een aanvraag die betrekking heeft op een week-jaar-streek-vrij- beestenmarkt, straat-buurt-wijk-dorpsfeest, uitsluitend een demonstratie of workshop of uitsluitend een concert of voorstelling.

Artikel 10.3.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteit als bedoeld in artikel 10.3.2 uiterlijk drie maanden na de datum van verlening van de subsidie te starten en binnen twaalf maanden te hebben afgerond;

  • b.

    leerervaringen binnen twaalf maanden na de datum van verlening van de subsidie te delen op een platform dat beschikbaar is gesteld via www.overijssel.nl/thema's/sociale-kwaliteit/.

    Toelichting: om bij te dragen aan kennisdeling in de Provincie deelt de aanvrager de eigen leerervaringen van het proces rondom het maatschappelijke initiatief.

Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie in het Provinciaal blad.

De wijzigingen van Paragraaf 6.7 MKB Innovatie topsectoren (MIT) Oost, met terugwerkende kracht tot 6 april 2017.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd

Naar boven